maandag 30 september 2013

Zeilende bla'ren

Eens per jaar, in de herfst, gebeurt het. Minstens één keer. Dat je over één van de leidse grachten fietst - jazeker kan dat. Hier heten de straten langs de gracht óók zo - en dat je wordt overspoeld met tevredenheid.

Afgelopen week was een topweek; een oudewijvenzomerweek: zonnig en nog lekker warm. Wie daarvan niet heeft genoten, is of reddeloos verloren of leidt aan een serieuze depressie.

In Leiden hebben we grachten te over, mooie en lelijke. Lelijk zijn alle grachten - straten en pleinen - waar geen bomen staan. De Leidse Breestraat is vanwege die ontbrekende bomen oerlijk. Het Leidse Stationsplein?! Idem. Een chronisch tekort aan bomen.

Maar er zijn ook wonderbaarlijk mooie. Waar alle gidsen het Rapenburg tot "de mooiste gracht van Nederland" bombarderen, zijn er toch echt mooiere plekken. Maar wel met minder statige en prestigieuze bebouwing. Wellicht dat dat een rol speelt.

Als je ooit dat Rapenburg bezoekt; één van die mooiere plekken is een zijgrachtje, de Vliet. Misschien honderd meter lang - en met één lelijk pand, een school - maar met twee mooie bruggetjes, waarvan één de toegang was voor de Geuzen.

Steek je de singel over dan kom je op de Jan van Goyenkade.

Photo 30-09-13 19 10 50

Dát is voor mij de waarschijnlijk mooiste gracht van Leiden, in het bijzonder als je richting binnenstad loopt. Halverwege ligt een hoge houten voetgangersbrug met een steile trap en fietsgoot. Als je ooit de verfilming van Een Vlucht Regenwulpen hebt gezien, dan ken je deze brug. De brug van de kus.

Ik heb de luxe de Jan van Goyenkade vaak te moeten fietsen, naar de binnenstad. Dat betekent dat je de gracht onder verschillende weerscondities ziet: in de regen, de wind, de sneeuw, de mist. Vooral 's avonds, als het gelige licht van de straatlantaarns een rol speelt, is de gracht mysterieus mooi bij sneeuw of in de mist.

Van de week was dat weertype niet beschikbaar. Het was stralend nazomerweer.

De bomen - vandáár dat die noodzakelijk zijn voor een móóie gracht - tooiden zich al in herfstkleuren: rood, geel en bruin, gerimpeld en droog. Met een zuchtje wind dwarrelen ze naar beneden om daar een altijd mooi beeld te vormen. Hoe bladeren ook vallen: een dek van gevallen bladeren is net een dek van sneeuw. Een verzachting van de harde realiteit die eronder is verstopt geraakt.

Die bladeren dwarrelen, ook de gracht in.

Dat is het moment waar je even de fiets voor stil zet. Als de bladeren net in water zijn gevallen en nog niet doordrenkt met water, dan lijkt het alsof er honderden zeilscheepjes op het water drijven. Zeilscheepjes die bewegen op de zuchtjes wind en die soms worden verlicht door zonnestralen die tussen de langzaam kalende boomtakken heen piepen.

Het zijn korte perioden dat de gracht zich zo toont. Na een paar dagen zijn de dode bladeren doorweekt. Het zeilen der bla'ren komt dan tot een eind.

Weemoed?! Nee, de schoonheid van de herfst.

zondag 29 september 2013

Kunst weerloos?! De toeschouwer is een hork!

Het leven is een aaneenschakeling van hollen en stilstaan. Da's, uiteraard, een overdrijving in dat gezegde. Een kern van waarheid zit er wel in. Op een of andere manier ervaren we geregeld allerlei concentraties. Leuke dingen die allemaal op datzelfde ene moment plaatsvinden. De ellende die wordt verdiept door nog méér ellende, vaak allemaal van het kleine soort. De onmogelijkheid ergens bij te zijn omdat je juist díe dag elders moet zijn.

Het is hollen of stilstaan.

In Leiden gebeurt niet veel. Soms gebeurt er in Leiden idioot veel. In één weekeinde. Dat heeft iets weg van binge eating (of drinking): eten totdat je niet meer kán. Ongeremd veel eten. Dat is inderdaad ziekelijk en een serieuze aandoening.

Twee weken geleden presteerde Leiden dat. Een weekeinde met zoveel aanbod aan leuke activiteiten dat het eigenlijk niet in één weekeinde paste. Ik heb het niet eens gered tot aan dat ongeremde; door de hoeveelheid sloeg ik dicht en deed niets.

Dit weekeinde ging gedoseerder. Leiden had z'n jaarlijkse Kunstroute: twee dagen lang zijn ateliers, galeries, kunstenaarsverzamelgebouwen, kortom de hele beeldende kunsten-santenkraam, open voor publiek.

Dat is echt leuk. Van kunst weet ik geen klap. Althans, ik kan er geen moeilijke verhalen over ophangen. Ik weet wel wat ik wel en wat niet mooi vind. Dat is genoeg. Plus dat je op plaatsen komt waar je anders niet (zo snel) komt.

Met een kennis ben ik een zonovergoten zondagmiddag begonnen aan de route. Vol goede moed. Prachtig weer en dus veel mensen op de been. Haagweg4, waar we begonnen, is een kunstcentrum dat in z'n eentje al een middag rondkijken vereist. Daar was het dus druk. En druk was het eigenlijk overal.

In de Meelfabriek - industrieel erfgoed dat binnenkort wordt omgevormd tot wonen, werken en ontspannen - kijken, stond ook op het lijstje.

20130929-172809.jpg

Niet alleen de panden - de eerste keer dat beton op deze manier werd gebruikt - zijn bijzonder, ook de kunst die De Lakenhal, samen met Haagweg4 er onderbracht.

Inderdaad: het vogelnest is kunst. Dat ding is ruim manshoog en de kunstenaar heeft er ook een poos in geleefd.

20130929-172747.jpg

In scherp contrast met die vervallende industriële omgeving was er ook het een en ander te vinden. Deze slak bijvoorbeeld. Als je dichtbij ging staan, hoorde je 'm ook nog voortbewegen.

20130929-172825.jpg

Het idiootste was de gewaarwording dat sommige uitingen stomweg genegeerd worden.

De route door de fabriek wordt aangegeven met een witte lijn. Op tal van plaatsen is die lijn onderbroken met verklarende teksten. Over de jacht op duiven, het vergassen van muizen, de zak meel als kerstgratificatie, de bibliothecaresse. Al die teksten zijn in een voor mijn doen onwaarschijnlijk evenwichtig handschrift op de vloeren gegoten. Echt: letters even groot, allemaal even cursief en sierlijk, geen bibbering te zien.

Bij de ingang staat een grote tekst: de instructie voor het personeel. Om 'de daarvoor bestemde ingang te gebruiken', 'vijf minuten vantevoren aanwezig te zijn': dat soort van reglementsartikelen. Regel voor regel, in cadans. Dit, dus:


20130929-172716.jpg

En dan komt er een of andere hork langs.

Die loopt plompverloren over de tekst. Of-t-i, of z'n vrouw achter hem aan, 'm ooit zag? Ik weet 't niet. Maar dat was wel het moment waarop je je realiseert dat alle kunst weerloos is, maar vooral dat de bron van ellende de respectloze hork is.

zaterdag 28 september 2013

De bushalte

In Leiden fiets je veel. Dat is zonder twijfel het handigste en doelmatigste vervoermiddel in de stad.

Een auto? Die moet je maar meteen vergeten als alternatief. Tenzij je je prettig voelt in langzaam voortkruipend verkeer, wachten voor spoorwegovergangen, wegen die eindigen in eenrichting de verkeerde kant op en meer van dat soort van ellende. Parkeren is het enige wat wel meevalt; mits je niet eist voor de déur te kunnen parkeren in de stad.

OV dan? Een groot woord. Want in Leiden rijdt niets anders dan bussen. Als megalomaan denkt, kún je beweren dat je van de ene kant van de stad naar de andere kunt met de trein. De meeste mensen zullen dat niet doen. Die nemen de bus. Alhoewel die eigen banen hebben op een aantal knelpunten is het nog steeds vergelijkbaar met die auto: traag.

Maar we hebben het. Inclusief de last, de lusten en de infrastructuur.

Die infrastructuur was me wat ontgaan. Een hele poos geleden zijn de bushaltes gemoderniseerd. Of juister: de reisinformatiesystemen. De aloude tijdschema's zijn verdwenen (de stadsplattegrond gelukkig (nog?) niet). Aan de haltepaal zijn nu displays geschroefd.

Het display laat je zien hoe lang het nog duurt voordat je bus arriveert, en ook de eventuele daarop volgende. 's Avonds kun je het display tijdelijk laten verlichten. Een rood knipperend lampje geeft aan dat de display leeft, contact heeft.

Een levend display; zo had ik er tot vorige week nog niet naar gekeken.

Maar als-t-i leeft, dan kan-i ook communiceren via zijn eigen levenslijn. Toch? Met andere displays in de stad.

Dat lijkt me dus enorm gaaf en vooral goed tegen die beruchte bushalteverveling: displays waarmee je al wachtend iets kunt dóen. Zo vreemd is dat niet. Er zijn al voetgangersstoplichten waarop je korte spelletjes kunt spelen. Het hoeft allemaal niet supercool te zijn. Als je er alleen al naar kunt gaan staan staren, ben je al een stuk opgeschoten.

Waarom dus geen cameraatje in de display en een systeem dat willekeurige beelden van verschillende haltes toont? Waarom, moeilijker cq duurder, geen mogelijkheid te kiezen wat je ziet: de eindhalte bij voorbeeld? Of het beeld van een andere camera's (want waarom zou je alleen haltes onderling verbinden?). Je zou er zelfs een audiokanaal aan kunnen toevoegen. En die eenvoudige spelletjes ook.

Een paar jaar geleden liep ik tegen een project aan dat steden op zo'n manier wil ontsluiten - Eumedianet -, maar dan met grote videoschermen in de openbare ruimte. Omdat de lokatie Zuid Limburg is, zijn ook Duitse en Belgische buursteden in de plannen opgenomen. Je zou in Heerlen - waar ik ben wezen kijken - kunnen zien wat er in Aken gebeurt, en vice versa. O, en alles moet contextgevoelig zijn; afhankelijk van wie er staan te kijken. Dát is een enorme uitdaging. Dat is ambitieus. Maar wellicht kan Leiden bescheidener beginnen?

Zo'n rood knipperend oogje. Dat leven. Wat zou je daar allemaal mee kunnen doen?

vrijdag 27 september 2013

Symbool als povocatie... Link!

Via Twitter werd ik vandaag geattendeerd op een artikel in NRC.nl. Daarbij hoort deze foto:
nrc

Het gaat om het speldje dat vier kamerleden droegen. Dat ding heet de Prinsenvlag en heeft een geschiedenis. Dat stukje snappen de dragers van de speldjes wellicht niet.

Doordat zij een symbool dragen, maken zij zich helemaal afhankelijk van interpretatie.

Op school leer(de?) je dat de Prinsenvlag de vlag was van de opstandelingen tegen de Spaanse overheerser. De geschiedenis maakt helden van hen. Die periode was vrij kort. Na de Spanjaarden overheersten de Fransen de lage landen. Na hún vertrek ontstaat onze nationale driekleur definitief: rood-wit-blauw. Oranje-Blanje-Bleu verdwijnt in de geschiedenis.

Een gemiddelde Nederlander zal zich niet storen aan die betekenis. Het is een periode die lang achter ons ligt. De nuances zijn verdwenen. Wat rest, is het beeld van een land dat zich ontworstelt aan een vreemde overheerser, een andere mogendheid.

Dat beeld is later gebruikt door figuren en partijen die een soort van alleenrecht opeisten op, laten we zeggen, de maatschappelijke hygiëne in Nederland. De bekendste is de politieke partij NSB, die, gelijk de PVV, maatschappelijke onvrede een stem gaaf. Als symbool gebruikte zij de Prinsenvlag, de vlag waaronder een zootje ongeregeld, de geuzen, de strijd tegen de Spaanse overheerser begon. Sindsdien wordt de Prinsenvlag vooral gezien, én gebruikt, als symbool van extreemrechts.

Openlijk steun betuigen aan mensen, partijen en idealen die massamoord en genocide tot gevolg hebben gehad, is niet zonder risico. Wat is er dan mooier dan een symbool te gebruiken dat ook appelleert aan een gedeelde waardering: de strijd van de geuzen?

Het probleem zit 'm in het symbool.

Op het moment dat een symbool meerdere betekenissen heeft, kan de drager ervan wel een specifieke betekenis op het oog hebben. Maar als de waarnemer een andere betekenis zíet, is dát de boodschap. De betekenis van een symbool wordt bepaald door de ontvanger, niet de drager.

De tweedekamerleden voegen zich in een categorie die wordt bevolkt door scholieren die in de jaren '70 met Mao's Rode Boekje, het Rode Driehoekje - óók een speldje - of het Gebroken Geweertje 'de autoriteiten' provoceerden; de voetbal'fan' voor wie 'Joden' een geuzen(!)naam is; de Marokkaanse jongens die sissend aandacht trekken - "ik doe niets anders dan sissen". Zo zijn er nog talloze. De meeste delen we in in de categorie 'Ik heb je wel door, hoor'. Dat je denkt te provoceren, maar de ander niet geprovoceerd ís.

De truc hebben we allemaal op de lagere school gebruikt: iets doen en dan verwijzen naar een andere betekenis. "Zo bedoelde ik het helemaal niet, meester" Dat is zo'n beetje het niveau waar de kamerleden zijn aangeland met hun speldjes.

Ze hebben zich enorm kwetsbaar gemaakt. De truc werkt alleen dan goed als de verklaringen min of meer in evenwicht zijn in gebruik.

Dat geldt dus niet meer voor deze symbolen. Zoals je niet wegkomt met de redenering dat een hakenkruis óók een runeteken is, zo kom je niet weg met een andere betekenis voor de Prinsenvlag dan als symbool voor sterk nationalistische denkbeelden, zoals voor het laatst geuit door NSB, Stormfront en Volksunie. Dát is de dominante betekenis en dát is daarom wat de kamerleden uitdroegen: hun liefde voor die betekenis.

Het effect? Dat de kijker dénkt: "NSBer", "fascist" of zelfs "nazi".

donderdag 26 september 2013

De ontmenselijkte mens

Als er iets is wat mij zorgen baart, is het de manier waarop we met elkaar omgaan. Op z'n Hollands-helderst: dat gaat beroerd. Onze innovatiedrang heeft daarin een belangrijke rol. Wellicht komen we er ooit achter dat we stomweg zelfdestructief zijn, als mensheid.

Innovatie - hier téchnische innovaties, geen sociale - heeft wel wat bijzonderheden. Zo is mobiliteit een van de belangrijkste velden als het om vernieuwing gaat. Voortbewegen hebben we altijd al 'verbeterd'. Met een wiel, een fiets, een stoomauto, een benzine-auto: de eerste toepassingen vergemakkelijkten en versnelden onze voortbeweging.

Parallel aan die ontwikkeling loopt ook de ontmenselijking.

Het bekendste voorbeeld is de auto. Was de eerste nog gebaseerd op de bekende paard en wagen - weet je nog? Innovatie is vaak het bestaande automatiseren - de modernste denken. Dat denken wordt aan jou verkocht als 'denken in jouw belang'. Want da's toch veel veiliger? Een auto met stuurbekrachtiging, met ABS, met airbags, met 'Gordel Om!'waarschuwingen, met navigatie, met alcoholslot: stapsgewijs neemt de auto het heft in handen.

Da's allemaal bekend, toch?! Maar heb je weleens op straat gekeken?

De effecten zijn de zaken die me zorgen baren. Of het terecht is die één op één toe te schrijven aan deze vernieuwingen, weet ik niet helemaal zeker. Wat ik wel weet, is dat ik de indruk heb dat dat zo ís.

Mijn indruk is dat onze intolerantie op straat voor een groot deel is bepaald door de mate van innovatie. Mijn theorie gaat in de richting: de automobilist is steeds verder verwijderd geraakt van het leven buiten de auto, buiten zijn instrumentenpaneel. Binnen de auto beschikt hij, in zijn eigen cocon, over zoveel veiligheidssystemen dat-i zich wel haast onfeilbaar móet gaan wanen. Zelfs deukjes worden voorkomen door parkeersystemen en achteruitrij-afstandmetertjes.

Op straat is de auto aanwezig, niet de automobilist. De vergelijking met voortbewegende huiskamers is wellicht zo gek nog niet. De aandacht voor de leefbaarheid ín het apparaat is groot. Hifi-muziek, telefoon, versiering, tv... Hoe ziet jouw huiskamer er uit? En daarbuiten, bijna onhoorbaar, is de boze buitenwereld.

De ontmenselijkte mens is de mens die niet meer vertrouwt op eigen kennis en intuïtie, maar op techniek.

Maar dat zijn dan toch alleen maar automobilisten voor wie dat opgaat?

Nou, nee dus. Want het systeem 'verkeer' bestaat uit meer elementen; de grootste groepen zijn de voetgangers en de wielrijders, het langzame verkeer. Samen met de automobilisten, en anderen, vormen zij een verkeerssysteem. En dát betekent dat die elementen op elkaar effect hebben. Zie daar het effect van innovatie: het gedrag van automobilisten roept een reactie op bij andere weggebruikers.

Het nadrukkelijk snel rijden, het met veel poeha voortbewegen, het venijnig geluid maken om de aanwezigheid te benadrukken, het nadrukkelijk gebruik maken van de uitstraling van macht en kracht van de auto; dat alles wordt gezien, dat alles wordt ervaren, dat alles roept een reactie op. Waarom zou de fietser zich inferieur achten? Waarom zou de voetganger zijn plaats niet opeisen? En dus begint een wedloop-achtige situatie waarin regels steeds meer worden genegeerd.

Nu kun je blijven volhouden dat dat allemaal individuele beslissingen zijn. Je kunt die ook interpreteren als reacties op de omgeving, inclusief andermans gedrag. Dan is dat individuele toch echt een stuk minder individueel; zeker in drukke - lees: complexe - omgevingen.

De vraag die je dient te gaan stellen, denk ik, is of we met die gevolgen niet omgevingen scheppen die helemaal niet meer geschikt zijn voor mensen. Dat klinkt dramatisch. Maar als je nu door je wimpers naar stadsleven kijkt; wat zie jij dan?

woensdag 25 september 2013

Vaderliefde

Het benieuwdst ben ik eigenlijk naar de titel van deze blogpost. Soms begint het verhaal dáár. Soms moet-i aan het eind de lading zien te dekken. Dit is er zo eentje.

Leiden heeft weer een studentenbelangenbehartigingsorganisatie (jeuj, wát een lang woord): de LSBo. Ik was bij hun lanceringsevenement. Met een heuse hoogleraar en een echte wethouder. Alhoewel niet eens langdurig was er ook een dagvoorzitter ingeschakeld. Serieuzer kan haast niet.

Zo'n organisatie start uiteraard met zo'n officieel moment. Die zijn zelden de moeite waard: de plichtmatige dankwoordjes, het symbolisch geboortegeschenk. Zo'n bijeenkomst is ook niet bedoeld om vooral zwaar serieus te zijn. Het is feest. Er wordt gestart en de beste combinatie is die van kwinkslagen gelardeerd met wat serieus advies.

Dat gebeurde hier ook.

Meestal valt er niet veel nieuws te horen. per slot van rekening is het een feestelijke gebeurtenis. De kwinkslag is net iets belangrijker dan kennisvermeerdering (alhoewel die twee elkaar niet uitsluiten, zoals de professor met zíjn kwinkslagen aantoonde).

In die context is het opvallend wat er werd gezegd. Voor een buitenstaander als ik een wat vreemde gewaarwording. Ik zat erbij, keek ernaar en dacht aan het eind: "Is dit eigen initiatief? Of is het een geregisseerde ontwikkeling? En door wie dan?".

Het gehoor van enkele tientallen studenten, jonge mensen, werd toegesproken door oudere heren. Oudere heren die, afgaand op de amicale aanspreektitel en -toon, elkaar goed kennen.

De hooggeleerde heer deed de veruit grootste duit in de pot. Te vaak kwam de suggestie voorbij dat hij een belangrijke rol heeft gespeeld in de realisatie van dit initiatief. Te groot was het aantal onderwerpen waarvan hij vond dat ze 'moesten worden geadresseerd'. Te veel leken die onderwerpen terug te voeren op politíeke voorkeuren.

Alsof de belangenbehartiging niet zonder heel veel vaderlijk advies aan de studenten zélf kan worden overgelaten.

Nu kún je, zoals gebeurde, daar een grap over maken en vaststellen dat er voldoende werk ligt voor de komende twintig, nee drieëntwintig of zelfs vijfentwintig jaar.

Maar bij mij knaagt nu dus echt het idee: hoe serieus is dit initiatief eigenlijk genomen?

dinsdag 24 september 2013

Innovatie zoek je op de verkeerde plaats

Alvorens ik begin en jij verder leest: éen minuut en vijftien seconden onderstaand filmfragment kijken. Mét geluid aan.

http://www.youtube.com/watch?v=8Fd_T4l2qaQ&start=1860&end=1935

Als je, zonder in de YouTube-titel te spieken, wist wie dit maakte en wanneer, ben je vast een cinefiel. Veruit de meeste mensen - ik ook - kennen het niet.

Je keek en hoorde naar een stukje uit The Man With The Movie Camera van Vertov. Uit 1929. Maar dat-i oud is, had je vast al vastgesteld op basis van de beelden.

Nu ben ik dol op filmpjes en foto's van het dagelijks leven; zeker als het beelden zijn uit tijden waarvan niet veel beeld bestaat. Onderaan deze blogpost staat de film(link) in zijn geheel. Kost je een uurtje om 'm in z'n geheel te kijken. Maar ik vind de beelden de moeite waard: de zwervers, de arbeiders, de voertuigen, het straatleven, de andere snelheid van leven.

Dat is wat Vertov probeerde. Het (stads)leven vast te leggen. En dat zonder script, regisseur of acteurs. Het leven zélf registreerde hij.

Wat me zo frappeerde, zijn de parallellen met bijvoorbeeld de film Koyaanisqatsi of de delen van de uitgangspunten van Dogma. Aspecten van beide vind je terug. De aandacht voor het dagelijks leven, het ontbreken van acteurs, de herhaling - in dit fragment ook in de muziek -, het bééld laten vertellen. Je vindt in 1929 duidelijke voorlopers van een stroming en film die zeventig jaar later faam maakten als innovatief.

Nu ga ik niet wéér beweren dat wat wij soms als innovatie zien, helemaal niet zo nieuw is. Maar wel dat je voor innovatie vaak op de verkeerde plaats zoekt.

Met dank aan museum De Lakenhal in Leiden waar nu de tentoonstelling Utopia is te zien, waar deze film, en veel meer, onderdeel van uit maakt. Want daar rondlopend en kijkend, bekroop me de gedachte hoe het in díe tijd moet zijn geweest. De tijd dat de kunstenaar zijn werk maakte.

Naar Vertov kun je kijken met een vertederd-melancholische blik - "wat een tijd was dat" - maar ook met verbazing over het lef van de man. Afgezien van zijn boodschap - hij zag in het opkomend socialisme en communisme zijn utopie verwezenlijkt - is het wel een film geworden waarin gezocht wordt naar een nieuwe beeldtaal. Tal van toenmalige conventies zijn gechonden. En beelden gemaakt die wij tegenwoordig als normaal (perspectief) zijn gaan zien.

Let wel, hè: 1929.

Als je zometeen de hele film - hopelijk - kijkt, moet je je eens proberen te verplaatsen in het leven wat je krijgt voorgeschoteld. En dan moet je je voorstellen dat je een film als deze maakt. Dan snap je wat innovatie is en wat ik bedoel met 'het komt uit onverwachte hoek'.

Innovatie is niet dat trendwatchers je vertellen wat er staat te gebeuren. Dat weten ze niet eens. Wat je wel kunt, is de ontwikkelingen in de gaten houden en advies geven over in te zetten middelen. Yep, de innovatieverkenner.

Vertovs film is voor mij een deel van het 'bewijs' dat je daarvoor open moet staan voor ontwikkelingen op tal van terreinen. En dan dus niet eens zozeer de technologische, of de technische mogelijkheden, maar vooral de uitbrekende toepassingen van mogelijkheden. Dat gaat niet gebeuren als je niet álles ter discussie durft te stellen: je eigen positie, je eigen nut, je eigen processen, je eigen doelen, je eigen visie. De kunstenaar Vertov kon dat wel omdat hij er geen direct belang bij had, geen direct gevolg van ondervond.

Om een nieuwe gezondheidszorg of overheid te definiëren, kun je geen arts of ambtenaar gebruiken.


De beloofde link. Dit is, op You Tube de hele film:
http://www.youtube.com/watch?v=8Fd_T4l2qaQ

maandag 23 september 2013

Uitbesteden?!

Weet je. Zo af en toe - vaker toe dan af overigens - kan ik verbaasd kijken naar ons uitbesteedgedrag. Het lijkt wel alsof we collectief aan een chronisch gebrek aan zelfvertrouwen leiden.

Dat je een loodgieter of andere vakman belt om een technisch complexe klus in of aan je huis te laten uitvoeren; soit, da's duidelijk. Als individu heb je nu eenmaal beperkingen. Dan ben je wel genoodzaakt iemand in te schakelen. Of je probeert het zelf en schakelt daarná iemand in om de nog grotere puinhoop te herstellen. DHZ heet dat, is me ooit verteld: doe het zelf.

Waar ik echter bar weinig van begrijp, is dat ook organisaties er last van hebben. Of eigenlijk: helemaal níets lijken te kunnen. Da's raar.

Heb jij je ooit gerealiseerd hoeveel cursussen, trainingen, conferenties, workshops, bezinningsweekeinden, bijspijkersessies over gemeenten worden uitgestort? Bizar veel.

Als we er van uitgaan dat die aanbieders er genoeg aan verdienen, móet de conclusie wel zijn dat het gemeenten schromelijk schort aan kennis. Waarom zou je anders al die uren kennisvergaring nodig hebben? Toch niet voor de lol?!

Of zou het anders zijn?

Als je voor zo'n club hebt gewerkt, worden je wel wat zaken duidelijker. De belangrijkste is dat hun klanten zichzelf veel te onkundig inschatten; en de aanbieder veel te hoog (en anders wordt het ze wel ingefluisterd als een nog ongezien probleem).

Het is allemaal zo logisch. Je krijgt te horen dat er wéér iets verandert, raakt enigszins in paniek (want de invoeringstermijn is uiteraard te kort) en meent hulp nodig te hebben. Dát, immers, is de natuurlijke reactie in geval van paniek: hulp!

En die is er dan. In sommige gevallen wordt zelfs voorshands afgestemd: hele trainingen en ondersteuningsinstrumenten die worden gemaakt nog vóórdat een wijziging ingaat. Daś - gelukkig - geen gewoonte. Gebruikelijker is dat vernieuwing wordt begeleid door een heel aanbod aan trainingen en zo. Denk nu niet: gemeenten. Het geldt veel breder. Cursussen 'gebruik van de iPad'... alsof we - ook ouderen - niet zelf op ontdekkingstocht zouden moeten (kunnen) gaan. Nee, net zoals we ons voor alles en meer verzekeren, beginnen we niet meer onbevangen.

Er wordt daardoor niet alleen ongelooflijk veel geld weggegooid, door bedrijven en overheden. Daar zou je nog van kunnen beredeneren dat er dan in elk geval geld wordt rondgepompt in de economie.

Maar er wordt iets destructievers in gang gezet.

Dat niet meer vertrouwen op eigen kennis en kunde leidt er ook toe dat overheden en bedrijven minder creatief worden, minder probleemoplossend en meer routinematig. Als voor iedere anomalie in het proces menskracht van buiten moet komen, is dat óók een teken van sterke routines.

Het wordt weleens beweerd dat al dat 'verzorgen' zwakkere mensen voortbrengt. Mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen, die geen oplossingen of eigen initiatief voortbrengen. Mensen die afwachten, als lambs to the slaughter.

Omdat organisaties worden gevormd door en uit mensen, lijkt het me niet heel erg vergezocht te denken dat óók organisaties zo passief-afwachtend zijn geworden. En dát is ernstig.

Een zelfredzame burger (ver)eist een zelfredzame overheid.

zondag 22 september 2013

Raar, zeg, dat je dik bent

Je hebt van die gedachten die je vaker bekruipen. Omdat ik iedere dag blog, zal dat ook hier vast wel voorkomen: dubbels. Dat moet je dan maar opvatten als teken dat het mij meer dan eens bezig hield.

Vandaag zat ik wat te bladeren in de VPROgids, op het toilet. Want, geen idee hoe het bij jullie gaat, de gids gebruiken we haast nooit meer. Als hij na een week bij het oud papier belandt, ligt-i vaak nog open op zondag of maandag. Soms is-t-i helemaal niet open geweest. En toch staan er (soms) leuke dingen in. Van die achtergrondjes bij tvprogramma's. Vaak ook tvprogramma's die echt niet overal zijn te zien. Of met extra abonnementen. Arte, BBC3 en 4: leuk te weten wat daar te zien is en jij niet zult zien.

Maar goed. Ik bladeren. En toch weer wat geleerd van de VPRO. Ik wist niet dat er een literaire stroming is opgekomen die de redactie obilit noemt: boeken waarin vreten en dus ook de dikkerd hoofdonderwerp zijn. Ik ben in elk geval om. Big Brother - de omschrijving, OK - fascineert me. De Middlesteins overigens ook. Nu nog vooral zorgen de titels níet te vergeten.

Het artikel ga ik twee keer citeren. De eerste is dit, zonder commentaar omdat-i o zo duidelijk is:
De dieetindustrie is de enige winstgevende bedrijfstak ter wereld met een mislukkingspercentage van 98 procent.
Werkelijk, we zijn gék. Zo zag ik gisteravond Jack Wouters praten in een kunstprogramma. Een jojo, die man. Dik, magerder, weer dik (en dan naakt in de voorstelling. Een hóóp vlees, hoor).

Het tweede is dit en gaat over de schrijfster zelf:
die om de dag vijftien kilometer hardloopt, dagelijks reeksen loodzware crunches afwerkt en slechts één maaltijd per dag eet.

Daar op het toilet schoot me de gedachte weer te binnen: hoeveel tijd kost je dat allemaal? Het zit me vaker dwars als ik weer 's gezondheidsadviezen zie. Ze kloppen als een bus. Dat is het probleem niet. Veel bewegen ís gezond. Uitgebalanceerd eten ís gezond. Rust nemen door meditatie of vakantie ís gezond.

Maar als je werk hebt waarvan je doodmoe thuis komt: hoe doe je dat dan? Je bent al afgepeigerd.

Ik snap maar niet waarom we dat als samenleving blijkbaar niet wíllen snappen dat gezondheid inderdaad is gekoppeld aan sociaal-economische status, dat arm(er) vaak ook slecht(er) betekent, maar dat minstens zo belangrijk de beschikbare tijd is. En nee, dat is geen 100%-kwestie van prioriteiten of kiezen.

Het is allemaal zo mooi als je je werktijden zélf kunt bepalen, als je níet afhankelijk bent van anderen voor vrije tijd. Maar wat als je dat níet kunt?!

zaterdag 21 september 2013

Homophily

Voor zover ik me kan herinneren, kende ik het woord niet: homophily. Ik zag het staan in een Wired-artikel: Your Casual Acquaintances on Twitter Are Better Than Your Close Friends on Facebook.

Dat artikel is de aanbeveling een nieuw boek te lezen: Smarter Than You Think: How Technology is Changing Our Minds for the Better, geschreven door Clive Thompson. Of dat boek echt de moeite waard is, weet ik zo 1-2-3 nog niet. Zoals zoveel boeken uit, in en over deze sector, de digitale voorhoede zullen we maar zeggen, lijkt ook dit me weer casuïstiek. Ongetwijfeld zal het prima leesbaar zijn. Ongetwijfeld zullen de aangehaalde voorbeelden (aan)sprekend zijn. Maar of er iets wordt bereikt in de vorm van theorievorming of -toetsing; op voorhand betwijfel ik dat. Da's dus een te vroeg oordeel op basis van een flaptekst en ik kan er dus werkelijk heel erg naast blijken te zitten.

Hij wordt er weer bijgesleept: Granovetter, de man van de weak ties. Je weet (vast) wel; die van de ontdekking dat mensen via oppervlakkige kennis betere tips kregen voor (beter-betaalde ook nog) banen. Beter dan via hechte contacten. De verklaring: die mensen lijken enorm veel op jou, jouw interesses, voorkeuren en wellicht ook baanambities. Zie daar: homophily, de voorkeur om te gaan met gelijkgestemden.

Ik denk dat dat klopt.

Maar ik denk ook dat soms (geregeld?) een vertekend beeld wordt gehanteerd. Zo lijkt Thompson te stellen

In a pre-social-network world, there’s almost zero chance that Emily would have been in regular contact with the wife of a friend from years ago. One’s social circles rarely include that sort of distant connection.

Daarin zit een essentiële fout. Niet alleen is in dit geval het contact niet regelmatig, maar eerder lurkend. Ook is het maar de vraag of zonder social media zo'n contact niet mogelijk was geweest. Dat is namelijk precies de essentie van Granovetters ontdekking: de toevallige kennis is de beste bron. De beschrijving hier is een bestáánde relatie die anders zou verwateren (en nu nog steeds).

Wat gebeurt, is dat appels met peren worden vergeleken. De offline strong tie - familie of hartsvriend?-in bijvoorbeeld - lijkt aangevuld met intensieve digitale strong ties. Het is té snel, té eenvoudig te denken dat 'digitaal' zwakker is dan 'fysieke ontmoeting'. De aangehaalde 'Facebookvrienden', die sterker met je verwant zouden zijn dan Twitterrelaties. Zo werken mensen niet.

De relatie die Granovetter aantrof wordt bepaald door waardering, niet door enig medium. Het gaat, kortom, om de kwaliteit van het contact in combinatie met frequentie. Het medium speelt daarin geen rol. Wel hoe open de gesprekken kunnen worden, welke onderwerpen aan de orde komen, hoe vertrouwd men zich voelt.

Kun je dus niets met die theorie? Natuurlijk wel. Maar met, zoals heel terecht ook Thompson doet, een zelfkritische houding. Met social media heb je wellicht de hele wereld binnen je bereik. Maar dat was nooit anders, wel moeilijker om te doen. Denken dat het aanspreken van wildvreemden hetzelfde is als het 'cultiveren' van weak ties is toch echt verkeerd. Ook weak ties eisen iets van wederzijdsheid in de relatie.

Overigens was juist dít het mooie en krachtige aan de eerste vormen van Twitter: de duik in netwerken van anderen, in de netwerken van netwerken van netwerken, in de gesprekken waardoor je plots interessante onbekenden tot je vage kennissenkring kon rekenen. Dát is Granovetters weak tie.

Eerlijk gezegd begin ik steeds tot de overtuiging te komen dat juist dát aspect van social media aan het verdwijnen is.

vrijdag 20 september 2013

Mueseumvrouwen

Leiden is een rare stad.

Het bekendst is wellicht de gebouwde omgeving: we hebben hier de hoogste monumentdichtheid die je je kunt voorstellen. Het Florence van Nederland is wat overdreven, maar toch... Het barst hier van de oude gebouwen, pittoreske doorkijkjes en veel, heel veel water. Dat kan allemaal overigens ook in je nadeel werken als je wilt vernieuwen. Links- of rechtsom: altijd ligt er wel een monument in de weg.

Het idiote aan Leiden zit 'm er in dat de stad niet echt aan de weg timmert om 'de stad' bekend te maken, anders dan als museumstad. Sinds enkele jaren is dat héél langzaam wat aan het veranderen. Maar Leiden lijkt zich wel te schamen, zich vooral niet te willen neerzetten stad die zich met een gerust hart kan meten met andere grote steden. Als je maar weet waar je moet zoeken. Levende muziek? Het barst er van, zoals je ziet.

Nu blijken we ook nog eens een disruptive museum te herbergen: De Lakenhal.

Da's niet niks. In de wereld van innovatie is de status 'ontregelend' top. Het geeft aan dat je in staat bent een fundamentele verandering in gang te zetten. De Lakenhal kan dat blijkbaar.

Daar ben ik het helemaal mee eens.

Photo 20-09-13 15 46 48

De Lakenhal doet iets bijzonders. Als ik het zou mogen samenvatten, is het museum van mening dat een museum niet moet worden beperkt door z'n fysieke omgeving. De Lakenhal lijkt zich te ontwikkelen naar het eerste netwerkmuseum van Nederland. Het eerste museum dat zich op meerdere plaatsen tegelijk manifesteert en ook nog in onderling verband. Let wel: da's dus wel iets heel anders dan museumstukken uitlenen of lesbrieven maken voor scholieren. Dat is ook belangrijk, maar De Lakenhal gaat een grote stap verder.

In De Lakenhal kun je bijvoorbeeld binnenkort een pracht tentoonstelling zien over Utopia. Natuurlijk; het begint met kunst. Maar het stopt niet bij kunst. De tentoonstelling is opgezet langs twee lijnen in de avant gardekunst: de expressionisten en de constructivisten. Wat zo bijzonder is, is dat die worden opgevat als sociale bewegingen, als bewegingen gericht op een nieuwe samenleving.

Photo 20-09-13 15 06 56

Dat is nogal afwijkend. De Lakenhal werpt z'n oude, oubollige jas definitief af. Niet langer bepalen museale tradities mede de inhoud, maar bepaalt de inhoud de inhoud. De tentoonstelling laat je dus ook film zien, architectuur, mode, huishoudelijke voorwerpen, kinderspeelgoed, typografie, dans. Want in al die vormen is het utopisch denken van beide stromingen terug te vinden. De Lakenhal stelt zich, volkomen terecht, op het standpunt dat alleen beeldende kunst een té beperkt beeld geeft.

Maar het mooiste is dat De Lakenhal zich in dezelfde periode ook buiten het museum manifesteert. Een lezingencyclus, artikelen in tijdschriften, een dansvoorstelling - uit de periode 1920-1940 - en een voorstelling van de film Aelita in de Leidse Schouwburg (met levende muziek). Allemaal als satellietprogramma van Utopia.
Denk nu niet dat dat alleen dán gebeurt of gekoppeld aan deze tentoonstelling. In de Leidse Meelfabriek vind je De Lakenhal ook terug. In de digitale wereld ook, volgend jaar. Met heel andere projecten.

Kijk. Dát is dus waar Leiden waanzinnig trots op zou moeten zijn. Op een museum dat actief naar buiten treedt, dat wil verbinden. En die trots moeten we dan niet vóór ons houden. Die moet wereldkundig worden gemaakt. Door de stad zélf!

Weet je wat mij daarnaast zo opviel? De Lakenhal is een 'vrouwenmuseum'. Het waren vrouwen die vandaag de (internationale) pers een voorproefje gaven van de tentoonstelling. Eerlijk gezegd, denk ik dat dat een belangrijke sleutel is: wij mannen zijn te 'competitief' om dergelijke samenwerkingen tot stand te brengen. Het zal vast niet helemaal kloppen. Maar ik weet zéker dat ik dicht bij een kern van waarheid zit.

De Lakenhal bewijst het: een 'vrouwelijke aanpak' leidt tot de realisatie van mooie, nieuwe concepten.

Photo 20-09-13 14 59 10

donderdag 19 september 2013

Dit zijn dak- en thuislozen

Af en toe moet je niet proberen te (be)schrijven. Dan moet je het beeld laten spreken. Met als bijkomend voordeel voor de schrijver dat-i minder hoeft te denken over het verwoorden.

Voor mij zijn zwartwit foto's vaak nog steeds de mooiste. En de moeilijkst te maken. Niet dat kleur niet mooi is. Maar zwartwit heeft ongelooflijke zeggingskracht.

Jaren geleden zag ik een serie foto's van straatbewoners. Zoals zo vaak denk je dan achteraf: had ik nu maar ergens vastgelegd wie die foto's maakte. Zo af en toe Google ik dus weer 's. Maar hem heb ik nog niet terug gevonden.

Wel ontdek je dan nieuwe werelden. Die van de mollenmensen, ook bekend als tunnelmensen, of van dak- en thuislozen. En ook nieuwe fotografen, althans voor mij nieuw.

Daar moet je niet veel woorden aan vuil maken. Het beste is als je zelf gaat neuzen. In de verzameling portretten die Lee Jeffries maakte.

Kijk je dan naar esthetisch mooi werk? Naar expressionisme? Naar verhalende gezichten en ingegroefde ervaringen? Naar de lichamelijke gevolgen van 'zelfredzaamheid'? Naar resultaten van onze zorgzaamheid? Of van die 'participatiesamenleving'?

20130919-185351.jpg

woensdag 18 september 2013

Afhankelijken ontwikkelingsfonds

Laat ik maar meteen toegeven dat de naam verschrikkelijk is: Afhankelijken Ontwikkelingsfonds. Mocht je, nadat je deze blogpost las, een betere hebben... zet hem in de Reacties.

Wéér een fonds? Jan, die een structuurwijziging voorstelt, terwijl-i altijd beweert daarvan geen heil te verwachten? Die vindt dat we met z'n allen een cultuurverandering, een paradigmawisseling, een denkraam-omslag (zouden moeten) doormaken?

Ja. Want soms moet ook ik toch echt bij de oude wereld, het oude denken aansluiten. Nu dus.

Alles begint bij de idee dat iedereen zijn bijdrage moet leveren aan de samenleving. Dat heet sinds gisteren een participatiesamenleving: door onszelf op te sluiten in kantoren en bedrijven participeren we. Tuurlijk.

Degenen die die gedachte aanhangen, wil ik iets voorhouden. Een volgens mij geheel logisch gevolg van hun idee dat iedereen moet bijdragen door middel van werk.

Nederland heeft een groeiend aantal uitkeringsafhankelijken. De ene keer komt het uit die werklozen te noemen; een andere keer bijstandstrekkers. Dat zijn héél verschillende categorieën, maar soit.... ze krijgen een uitkering, werken niet en móeten dat dus wel. Dat is de basisredenering toch? Dat je voor een uitkering iets moet doen, voor 'de maatschappij'.

Welnu, op het moment dat dat zo is, is de uitkeringsinstantie feitelijk werkgever, lijkt me zo. Dan is er sprake van een dienstbetrekking. De basis daarvoor bestaat uit drie elementen (en daar bovenop een ongelooflijke janboel aan jurisprudentie):
1. Er is sprake van het verrichten van persoonlijke arbeid (door de werknemer).
2. Het betalen van arbeidsloon (door de werkgever).
3. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding (tussen de werknemer en werkgever).

Los van de vraag of je wilt, erkent of goed- of afkeurt; stel dat het klopt: een uitkeringsgerechtigde is door de arbeidsplicht een nieuw soort werknemer geworden. Dan heeft de werkgever ook verantwoordelijkheden.

Uitkeringen zijn in Nederland niet dodelijk laag, maar evenmin riant. Je kunt er van leven, zij het dat een langere uitkeringsafhankelijkheid vaak ook een 'nét aan' leven betekent. Bezuinigen, beknibbelen, knijpen: werkwoorden die de situatie goed beschrijven. Overigens, 'huis verkopen', 'huisuizetting' en 'schuldopbouw' zijn ook populaire, veel voorkomende termen in die wereld.

Daar waar schraalhans keukenmeester is, is geen financiële ruimte. Daar komt die uitkeringswerkgever om de hoek.

Van - zeker díe - werkgever verwacht ik dan eigenlijk ook een opleidingsbudget voor z'n werknemers. Zeker voor deze financieel zeer knijp zittende groepen zou dat een heel realistische optie zijn:

een ondersteunend fonds, waar men kosten kan declareren voor het zoeken naar werk

De OVreiskosten naar een netwerkgesprek, de kosten voor het bijwonen van een symposium of congres, de kosten voor het volgen van een cursus, de kosten om te 'netwerken': kosten om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, om werk te vinden. want veel van die kosten zijn voor een krappe beurs stomweg 'luxe' en dus een belemmering op weg naar werk. Terwijl een gemiddelde Nederlandse werknemer, en zelfstandige, daarvoor middelen ter beschikking heeft vanuit bedrijfsvoering.

Waarom zou die voorziening - goed: inclusief uitvoeringsregels - er niet moeten zijn voor uitkeringsafhankelijken? Júist voor hen!

Als we willen dat iedereen, die dat kán, participeert, dan is het ook vanzelfsprekend daarvoor condities te scheppen. Dit is er een. Er is niet eens een waanzinnig bedrag voor nodig. Maar het haalt wél de fixatie op 'hoe haal ik de eind van de maand' weg en opent de weg naar nieuwe wegen zoeken.

Een vreemd idee? Ik denk van niet, omdat het tracht benoemde blokkades op te heffen. Maar het zóu kunnen dat je vindt dat het ieders eigen stomme schuld is, dat afgunst en wraak jouw mening bepalen.

dinsdag 17 september 2013

Wéér een lelijke verhulling

Het Nederlands is weer een lelijk woord rijker. Niet echt per vandaag, want het woord is al vaker gebruikt. Maar nu heeft het woord het volle daglicht gekregen. De koning las het op tijdens de voorlezing van de Troonrede.

Participatiesamenleving.

Jekkes. Wát een lelijk woord. Het is ook een gekunsteld, een bedacht woord. Die zijn meestal bedoeld om iets te verhullen. De generaties ambtenaren die zo werken, maakten eerst onbegrijpelijke brieven en nota's om daarna over te stappen op jargon als 'ombuigen'. Dat bleek al ras niets anders dan bezuinigen. Maar dát zeggen we niet. Nog steeds wordt om de hete brij heen gedraaid.

Nu hebben we er dus weer zo'n woord bij. Deze regering, die beweert no nonsense en recht voor z'n raap te zijn, hanteert een term die zo vaag als de pest is. Bij mij gaan alarmbellen rinkelen als zoiets wordt binnen gedragen.

Een samenleving wordt meestal gedefinieerd als een groep mensen die gezamenlijke normen en waarden delen. Je mag er ook nog een geografische begrenzing aan toevoegen, want een samenleving impliceert ook contact tussen mensen.

Hadden we in vroeger tijden nog te maken met meerdere samenlevingen; heden ten dage is dat een stuk minder. Waar ooit steden nog geïsoleerd in een vrij leeg landschap lagen, kon je spreken van stedelijke samenlevingen en agrarische. Dan is de stad de samenleving. Met het naar elkaar toegroeien en samensmelten van steden en van stad en platteland wordt de samenleving groter. Onze samenleving is nu, min of meer, geheel Nederland; en groeiend.

De facto maakt iedereen die binnen die landsgrenzen leeft deel uit van onze samenleving. Niet alleen de autochtone bewoners, maar ook alle immigranten. Niet alleen de mensen die tot de grote massa horen, maar ook de afwijkenden. Niet alleen de gezonden, ook de zieken. Dát is een samenleving: de complete verzameling van aanwezigen.

Een participatiesamenleving is juist daarom verhullend. Door je aanwezigheid maak je deel uit van de samenleving. Door je activiteit bepaal jij mede de vorm en inhoud van de samenleving. Participatie? Dat bestaat in tientallen vormen.

Participatiesamenleving lijkt iets anders te duiden. Niet een samenleving als sociaal verschijnsel, maar als economisch verschijnsel. Participatie niet zozeer gezien als maatschappelijke deelname alswel als economische bijdrage. Dat lijkt participatie te zijn: een bijdrage leveren aan 'de samenleving'. Maar dan wel loonvormend. Deelname aan de participatiesamenleving moet, denk ik, worden gelezen als deelname onder de voorwaarden die de overheid stelt.

Eerlijk gezegd, denk ik dat dat een heilloze weg is. Het is de weg van meer, meer, meer; van harder werken; van meer investeren; van succes afmeten aan omzet; van een hiërarchische harkjesdenkwijze.

Die tijd is nog niet voorbij. Wél kan en moet de vraag worden gesteld hoe lang die nog opgeld doet. Is er niet al een transitie gaande naar een nieuw model? Is er niet een nieuw paradigma ontstaan dat veel meer is gebaseerd op netwerken en collectiviteitsbelangen?

Dat zou een samenleving zijn waarin participatie een vanzelfsprekendheid is. Dat lijkt in overeenstemming. Maar participatie dáár is participatie vanuit eigen kracht, vaardigheden en interesses. Da's nogal een verschil met een participatie gebaseerd op werkgeversbelangen, schatkistbelang en bedrijfsbehoefte.

Tuurlijk, tuurlijk. Nuances te over. Met betrekking tot het begrip samenleving, met betrekking tot de (verborgen geachte) bedoeling van de regering.

Maar laat mij maar eens zien waar die participatie zijn essentiële sociale invulling krijgt. Hoe we iedereen binnenboord houden.

maandag 16 september 2013

Neerbuigend of niet neerbuigend, dat is de vraag.

Over het bestaan van parallelle werelden kun je in dit blog geregeld iets vinden. Over werelden van mensen die elkaar op straat kunnen zien en aanraken, maar die volkomen langs elkaar lopen. Over contrasterende leefwerelden die tegelijk bestaan. Over 's mensen neiging zichzelf als maat der dingen te zien; en feitelijk ook niet anders kúnnen dan daar te beginnen. Met alle gevolgen van dien.

In mijn loonvormende leven was dat voor sommigen een adagium: 'innovatie moet een probleem oplossen'. Wíens probleem bleef in het ongewisse. Vaak was dat het probleem van de meer-machtige; niet dat van de minst- machtige. Max Weber wees ons er al op: dat bureaucratieën bij vernieuwing de tendens laten zien eerst zichzelf te versterken. Waarmee en passant ook zeer principiële vraagtekens zijn geplaatst bij kreten als empowerment en 'vraagsturing'.

De naar mijn overtuiging verkeerde reactie op het bestaan van verschillen is het afdekken van die verschillen. Da's iets wezenlijk anders dan het streven naar vermindering van verschillen. Ik heb het over de beruchte 'politiek-correct'e mening en het 'sociaal wenselijk' antwoord.

Die vegen meningen onder het tapijt. Die onderdrukken. Die creëren illusies.

Onderdrukken, wegdenken van het maakt niet uit wat, is gevaarlijk. Het onderdrukte is immers niet wég, maar uit beeld geduwd, verkleind.

Een gezonde samenleving heeft overdrukventielen: systemen die onvrede een gezicht en een stem geven... zónder het geheel te laten uiteenspatten. Dáárom is politiek correct zo eng. Daarom is een cordon sanitaire zo eng. Daarom is segregatie zo eng. Het voert de druk op zónder ventielfunctie.

Een mooi voorbeeld van iemand die zich volledig onverwacht en onvoorbereid - denk ik - geconfronteerd zag met zo'n andere werkelijkheid, is Monique Burger van De Nieuwe Boekhandel in Amsterdam. Een boekhandel (beginnen) in Bos en Lommer, in een crisis; je moet maar durven.

In een blogpost voor Boekblad beschrijft ze hoe plots een ander publiek - en in grote getale - de winkel binnenkomt om het Droomboek op te halen. Maar vooral beschrijft ze de confrontatie met zichzelf. De confrontatie van twee werelden: rauw, hard en eerlijk.

Het klopt: de verbetenheid die ze zag, de voordringerij. Voor jezelf opkomen, is een kwestie van overléven. Het klopt: de uitsluiting van groepen door pin-betalingen en het verdwijnen van de 'kleine aankoop'. Dat ís wat gebeurd. Dat - en hoe - dat selecteert, wordt de lezer voorgeschoteld. Weer zo'n inconvenient truth.



20130916-120418.jpg

Maar de halve wereld lijkt over haar heen te vallen omdat ze 'neerkijkt op het volk'.

Niet alleen las ik dat niet, maar ik vraag me ook weer 's af wie er nu eigenlijk 'neerkijkt op het volk'. Voor mij zijn degenen die haar dat verwijten, degenen die neerkijken.

Het heeft iets neerbuigends; jezelf ongevraagd opwerpen als beschermer van zwakkeren. Menen dat een ander neerkijkt, impliceert dat de spreker daarover kán en mág oordelen en zíjn waardeoordeel heeft toegevoegd. Dat zíjn oordeel juist is, dat zíjn werkelijkheid juist is, dat zíjn beeld klopt. Door zo te handelen wordt die andere mening júist gemarginaliseerd. En het oordeel bevestigd in zijn negatieve connotatie.

Oordeel zelf maar. Lees zelf... maar wel nauwkeurig, weeg de woorden en oordeel vooral nooit te snel.
Monique Burger: 'Droomboek' maakt armoede zichtbaar

Bij tijd en wijle zijn we allemaal moraalridder. Niets mis mee, want dat is des mensens. Maar wees in vredesnaam blij met mensen die oprecht en open durven vaststellen wat ze zien en voelen. In plaats van het te verbannen naar het Grote Verzwijgen.

zondag 15 september 2013

De oudere is marginaal

Eigenlijk zouden ze goed zichtbaar en hoorbaar moeten tieren, godver-en, schreeuwen, slaan en vloeken. Al die mensen die afhankelijk zijn.

Afhankelijkheid, niet zélfbepalend zijn, is iets wat veruit de meeste mensen niet bepaald prettig vinden. Vrijheid en zelfbeschikking zijn veel waard. Niet voor niets zijn de maatschappelijk hoogst gewaardeerde banen meteen ook banen waarin dát aspect belangrijk is. Niet voor niets vinden de meeste mensen opsluiting een straf. En dé manier om werknemers over de kling te jagen, is hen het gevoel te geven een onbenullig instrument te zijn.

Niet eens subtiel wordt dat uitkeringsgerechtigden aangepraat. In ruil - Rúil?! WW is een verzékering - voor je uitkering word je geacht alles wat maar werk kan worden genoemd, te accepteren. Dat moet je eens proberen met een CAO-beschermde functie. En de zelfstandige piekert er ook niet over. Maar sommige mensen zijn blijkbaar uitschot.

Zo'n groep zijn ook de bejaarden. Die term mogen we nooit laten verslonzen. Hij omschrijft de kern: mensen die be-jaard zijn, die vele jaren hebben. Ze zijn oud. En de hoogbejaarden zijn erg oud. Laten we zeggen, boven de 90.

In onze ijver die groep wijs te maken dat ze vooral zelfstandig moeten (willen) leven, gaven we ze technologische hulpmiddelen als vervanging voor intermenselijk contact. Aan de litanie van ellende-verhalen die dat oplevert, ga ik er nu toevoegen. Vooral in een poging weer eens duidelijk te maken dat technologie snoeiharde grenzen heeft.

Bijna iedere oudere Nederlander die nog zelfstandig woont, krijgt op enig moment een alarmsysteem. Dat op zich is al een veeg teken. "Moeder kan best nog alleen wonen. Maar áls ze valt dan heeft ze een alarmknopje" Volgens mij is het dús al twijfelachtig hoe zelfstandig je nog kunt wonen, want ik ken geen enkele jongere of volwassene met zo'n alarmknop. Inderdaad, die kunnen zichzelf nog overeind helpen na een val.

En dús is iedereen met een alarmknop om de nek helemaal níet zelfredzaam. Die vertrouwen op dat surrogaat.

In ons blind vertrouwen in techniek verwaarlozen we die oude mensen. In het afgelopen jaar heb ik drie keer meegemaakt hoe dat mis ging. Drie hoogbejaarde, alleenwonende dames die vertrouwden op een systeem.

De eerste viel en heeft meer dan acht uur op de grond gelegen voordat ze werd gevonden. Toevallig. Door een kleinkind. De alarmknop had ze even naast zich gelegd. Buiten bereik vanaf de grond.
De tweede kreeg een nieuwe versie van het alarmsysteem. De monteur merkte terloops op dat "de oude het al een hele tijd niet meer deed". Je betaalt dus rond de €15 per maand voor iets wat niet werkt. Je betaalt voor vertrouwen in hulp die nooit zou zijn gekomen.
De derde maakte dat dan ook echt mee. Gevallen, mét alarm om de nek, bleek niemand te komen. Ook hier kwam toevallig iemand langs. Bij contrôle bleek het systeem uitgevallen. Dat kon, terzijde, pas dágen later worden nagekeken want "de monteur is er in het weekeinde niet".

Kijk. Dát is dus techniek. Die kan kapot gaan.

Ik stel voor dat iedereen die een app ontwikkelt, die een dienst aanbiedt waarin een technisch aspect zit, verplicht wordt een nooddienst te hebben voor hen die afhankelijk zijn van de dienst. Dat is dus veel verdergaand dan periodieke contrôle, áls dat al gebeurt. Voor onszelf hebben we het wél goed geregeld: de Wegenwacht kómt voor je kapotte auto. Je vertrouwt op het liftalarm. De machinist in je trein wordt op levendigheid (en rijgedrag) gecontroleerd door geluidsignalen van z'n ATB.

Maar waar zijn de afstandstesten of systemen nog werken? Waar de contactmomenten, geïnitieerd vanuit de centrale om even te horen hoe het is? Waar is het 'ATB-piepje' ter côntrole van de drager?

zaterdag 14 september 2013

Au. Dat doet pijn.

Niet om 't een of ander, maar soms lijkt het wel of we met z'n allen stomweg langs elkaar heen leven. Empathie, het je in (de situatie van) de ander verplaatsen, is echt niet iets wat we allemaal kunnen. Dat hoeft ook helemaal geen probleem te zijn, mits je even stil staat bij wat je acties tot effect hebben. Compassie heet dat.

Het mogelijk gladste ijs is dat van de grap.

On principe moet je over alles grappen kunnen maken. Daarop bestaat wel een uitzondering: de begrapte moet zich kunnen verweren. Anders wordt het bespotten. Nee, sterker: het wordt pesten. Da's een glijdende schaal, ik weet 't. En je glijdt er zó van af.

Een goede manier om het verkeerd te doen, is lollig te zijn over een ander vanuit jouw perspectief. Je kent ze vast als 'de slimmerik' die rollend van de lach iets lolligs weet te vertellen 'wat die stommerd niet begrijpt'. Even incorrect maar duidelijk: het voor lul zetten van een zwakbegaafde.

Bij kinderen ligt dat anders dan bij volwassenen. Waar volwassenen er onmiddellijk vileine opzet in zien, kunnen kinderen zich hardvochtig uiten in het kader van hun verkenning en kadrering van de wereld. Het 'wij' en 'zij' ontstaat niet zonder slag, stoot of pijn. Maar bij volwassenen hoort dat duidelijk te zijn. Volwassenen kennen de scheidslijn. Meestal.

Soms is het leuk om er overheen te stappen. Maar wel in de juiste richting. Zo kan het grappig zijn om de koning met een haags volksaccent en logica te laten praten (alhoewel het haags niet bepaald overtuigend haags ís). De groteskheid maakt het absurde duidelijk en meteen ook de grap. Té dicht bij de werkelijkheid zou afbreuk doen aan het lolligheidsniveau. Met wat slechte wil worden persiflages dan regelrechte oplichting.

Hoe je, denk ik, het fout kunt doen, staat hieronder.
20130914-191147.jpg

Ik weet niet hoe het met jullie krantenbezorgers zit. Maar sinds een paar jaar is dat geen scholierenbijbaantje meer. Hier in Leiden worden de krantenwijken gelopen door volwassen mannen... en een enkele scholier. Overigens domineert hier ook nog eens een bepaalde bevolkingsgroep. Of dat gepaard gaat met 'glazenwasserswijk-praktijken'? Ik weet 't niet, maar 't zou me niet verbazen.

Kijk. Da's dus het probleem. Deze tekstschrijver, dit advertentiebureau en deze kranten raken mensen die léven van dit werk op een onaangename manier; door net te doen alsof het primair mensen zijn die bezig zijn met 'conditie bijhouden', met iets recreatiefs.

Het is godverdomme wérk, zwaar werk.

vrijdag 13 september 2013

Sluipzelfmoordenaar

Klakkeloos nadoen, is gevaarlijk. Dat leren we al vroeg als je ouders je voorhouden: "als je vriendje in de sloot springt, spring jij zeker ook er achteraan?". Een vergelijking die in veel varianten bestaat. Van vriendjes en vriendinnetjes die van grote hoogte naar beneden springen tot en met het opeten van regenwormen.

Dat alles heeft nooit voorkomen dat volgzaam gedrag toch echt wel onbesproken kan blijven. Het Godwinnetje Befehl ist Befehl dreigt het kritiekloos toepassen van regels te vergoelijken. Zó erg is dat toch niet?! Terwijl het enige echte verschil is dat het minder in het oog springend is.

Het grootste gevaar schuilt in de geleidelijkheid waarmee regels veranderen.

Hoe dat kan gaan, was pas geleden op televisie te zien. Factcheckers heet het programma en de vraag die werd opgeroepen was of 'we te dik worden'. Eerlijk gezegd vond ik het antwoord niet eens het interessantst; wél de weg die 'we' bewandelden.

Langzaam maar zeker zijn we meer gaan eten; zijn representaties van onszelf veranderd; en, vooral, zijn kookinstructies, recepten, aangepast. Vooral die laatste was voor mij een openbaring, omdat de verklaring niet een groter aantal eters was maar echt meer eten per persoon.

Meestal ben ik het wel eens met de televisierecensies van Jean-Pierre Geelen in de De Volkskrant, maar nu dus niet:
20130913-133139.jpg

Natuurlijk. Je kunt heel badinerend doen over de toon van het programma of over de wetenswaardigheden. Maar ik denk dat je iets miste als je schrijft:
Maar wie de jus van hun programma afschepte, hield toch maar bitter weinig over om op te kauwen.

Dan heb je niet opgemerkt dat we slúipenderwijs (zelf)moordenaars zijn geworden.

Stapje voor stapje, voetje voor voetje, teen voor teen naar de rand van de afgrond en geen vader of moeder die je waarschuwt te bekennen.

donderdag 12 september 2013

Treiteraars in je hoofd

Hoe zou jij het vinden als zich vreemde mensen in je huis bevinden en zich bemoeien met jouw huishouden? Vast niet prettig. Waar halen ze het recht vandaan? Wie denken ze wel dat ze zijn? Dit is jóuw huis. Jouw domein. Jouw veilige haven.

Vandaag heb ik een oudere vrouw ontmoet die last heeft van vreemde mensen in huis. Ze treiteren haar door precies die dingen te doen waaraan zij een hekel heeft: spullen aanraken die net schoon zijn, of haar uit te foeteren. Het zijn vier personen: twee mannen en twee vrouwen. Hóe ze in huis zijn terecht gekomen, weet ze niet. Ze waren er een paar maanden geleden ineens.

Niemand ziet of hoort ze. De vier mensen wonen in haar hoofd. En dat weet ze.

Als je met haar praat, snap je een heel klein beetje hoe wanhoop ontstaat. Want je wéét dat die mensen er niet zijn en dat hun stemmen dus elders vandaan komen. Maar je hóórt ze wel. Sterker, soms zíe je ook. Die stemmen houden je ook uit je slaap. Voorkomen dat je rustig thuis kunt zitten. Je eigen huis uit vluchten om rust te vinden.

Langzaam word je gesloopt.

In je omgeving leeft onwetendheid. Je oogt niet warrig. Je bént ook niet in de war. Je bent gewoon helder met een goed geheugen. En met stemmen. Niemand lijkt je te kunnen helpen. Je naasten maken zich uiteraard wel enorme zorgen. Zij komen echter niet veel verder dan het advies de stemmen te negeren. Net te doen alsof ze er niet zijn. Want je hebt zelf toch ook wel in de gaten dat ze niet echt zijn? Dat er niemand je huis binnen kan komen als alles op slot zit? Dat niemand, ook gebelde politiemensen niet, iets zíet.

Maar die stemmen, die zijn wel degelijk echt. En bedreigend.

Daar zit je dus. Met een probleem dat echt voelt als jóuw probleem. Als iets waar alleen jij iets kunt doen. Als iets waar je omgeving geen snars van begrijpt. Als iets waar je wanhopig van kan worden. Kán worden?! Wórdt!

Niks uitzonderlijk, dit verhaal. Dit type klacht komt veel voor. De wanen. De stemmen. Het lijden in stilte. Met de dood als oplossing. Want vergis je niet in het gekmakende van de situatie.

Je wist dat dementie/Alzheimer gepaard kan gaan met deze psychoses?

woensdag 11 september 2013

Gemeente-psychiatrie :waanzin

Ik heb er een hard hoofd in; of gemeenten wel zijn opgewassen tegen de naar hen gedecentraliseerde taken. Als je zo eens terugkijkt, dan zijn gemeenteambtenaren een onbekende variant van Superman: ze kunnen alles, en op korte termijn. Zowel de bepaling van huursubsidie (ooit) als de vaststelling van hondenbelasting(tarieven). Zowel de regels voor acceptabele bouw als de kwinkslagen bij een huwelijksvoltrekking. Zowel ideeën over de aanpak van hangjeugd als de doorgang van het openbaar vervoer. Werkelijk Superman.

Maar ja, het blijken toch maar gewoon mensen.

De ambtenaar bestaat uiteraard niet. Het zijn allemaal afzonderlijke werknemers, met een bijzondere werkgever: een overheid. Op zich is dat niet zo heel erg bijzonder dus. Je kunt onder ambtenaren dan ook goede en slechte aantreffen: de bevlogen vakman én de slonzige ongeïnteresseerde. Da's nu eenmaal zoals wij mensen zijn, allemaal verschillend met verschillende interesses en ambities.

Van de week zat ik met een goede kennis te praten over mijn idee om iets te doen met het kenniskapitaal dat iedere gemeente heeft in de vorm van niet-loonvormenden. Nu is zijn positie in de ambtelijke hiërarchie hoog. Voor mij dus een ideale gesprekspartner om ideeën aan te spiegelen: we kunnen elkaar vertrouwen en open spreken, en híj weet veel van de uitvoeringspraktijk sociale zekerheid.

Mijn conclusie?! Ik heb nog wat te doen. Het idee is goed. De analyse klopt. Maar de politieke gemeentelijke praktijk zal dwarsliggen. De engelstaligen noemen dat toch een reality check?

Uit ons gesprek bleek dat zo'n check ook hoognodig met ambtenaren moet worden gedaan. Of misschien nog eerder met de beleidmakers die 'de lijnen uitzetten'. Feitelijk zijn dát degenen die geen benul hebben van hun werk.

Eén van de grootste dreigingen die op de gemeenten afkomt, is wellicht die van de psychiatrisch patiënt. De praktijk van de politie ís er al een waarin psychiatrische problematieken een belangrijk rol speelt. Niet in de vorm van Hollywoodachtige seriemoordenaars, maar wel in de vorm van overlastgevende schizofrenen en dergelijke. Niets spectaculairs, maar je zult maar naast iemand wonen die permanent lasg heeft van wanen en daardoor overlast geeft.

Nóg hebben we een infrastructuur die mensen die in psychische nood verkeren redelijk opvangen. Maar doe brokkelt snel, heel snel af. Ook hier rukt de inflattoire term 'zelfredzaamheid' op. 'De buurt' moet in staat zijn de eigen problemen op te lossen. De betrokkene moet zelf een kring van helpenden om zich heen organiseren. Dat mensen die dergelijke problemen ondervinden nu juist degenen zijn die het minst sterk in de sociale structuur staan, is blijkbaar een ongewenst feit. Toch is dat wel zo. En dus onderschat men het probleem; op een enorme manier.

Omgaan met psychiatrische patiënten eist nogal wat. Je hebt te maken met mensen die zich niet voorspelbaar gedragen. Geduld, empathie en vakkennis zijn het minimum wat je nodig hebt. Nogmaals, het gaat óók om mensen als jij en ik, die een depressieve periode doormaakte. Maar ook om mensen met andersoortige aandoeningen.

En dan hoor je een anekdote als deze, uit de praktijk van een grote stedelijke sociale dienst:
Een medewerker van mij komt binnen met de mededeling: "Ik heb het gehad met die man. Vier keer een gesprek gehad. Hij doet 't niet, snapt 't niet, wil niet. Ik weet 't niet meer. Volgens mij is-i gek." Het lukt niet zo'n klant binnen de kaders te (bege)leiden.

Dat tekent het verschil. De professionele hulpverlener is voorbereid op zulk gedrag. Heeft tijd, geduld en vakkennis. Weet wat kan gebeuren. En wat niet. Daar is genoegzaam bekend dat je vormvrij moet kunnen werken. Liefst maatwerk leveren, op maat van de betrokkene.

Maar mededogen en vormvrij werken passen niet in een regelgeleide cultuur. Dat wordt dus nog wat met gemeenteambtenaren die met abnormaal gedrag worden geconfronteerd. Die gaan heel bijzondere situaties tegemoet.

dinsdag 10 september 2013

Tijd is het probleem niet

Wat heb ik me daar vaak over verbaasd: over mensen, vaak 'managers', die aan de slag gingen met tijd- en stroomschema's. In veruit het grootst aantal gevallen was de aanleiding platvloers opdrijven. Eerlijk gezegd heb ik de meesten van hen amateurs gevonden op dit vlak. Zoals ze ook vaak aan de slag gaan met 'nieuwe organigrammen' en denken daarmee iets te veranderen. De ergste zijn degenen die de wijsheid in pacht hebben die stelt dat cultuur de structuur volgt en je dús cultuurverandering krijgt door de structuur te wijzigen.

Over tijd is heel veel gedacht en geschreven; ook over arbeidstijd. De samenleving die we momenteel hebben, is sterk gericht op doelmatigheid en snelheid. Daar is op zich niets mis mee, mits je je realiseert dat ook daaraan grenzen zijn.

TIME had een mooi artikel daarover: The Mistake Busy People Make. Als je het leest, is de belangrijkste boodschap er een die heel veel mensen bekend zal voorkomen.

Planningen, schema's en agenda's zijn één. Je legt de tijd vast die je nodig hebt om een activiteit uit te voeren. '... de tijd vast...' is essentieel. Want om de activiteit daadwerkelijk uit te voeren, heb je meer nodig dan tijd. Daarin spelen ook aspecten een rol met namen als (na)Denken, Mijmeren, Omschakelen. In het artikel wordt dat bandbreedte genoemd. En dat gedraagt zich níet zoals tijd.

Dat weet iedereen: dat je wel heel scherp kunt plannen, maar dat er ook 'tijd wordt vermorst'. Vermorst?! Niet dus, dat is noodzakelijke tijd. Maar jammer genoeg zijn er amateurs die dat niet weten en denken dat je tijdblokken stijf tegen elkaar aan kunt plannen.

But bandwidth cannot be dissected like time can. Picture yourself at dinner with a friend whose marriage is on the rocks and wants some advice. Now imagine her request comes at a time when you have a big-project deadline looming. You value her friendship so you make time for dinner, but once you’re there, you find your mind wandering back to that project. You hear the advice you’re giving and feel it’s muddied. You try to console her, but it feels a bit off-key: after all you’ve only heard 70% of what she’s said. The problem of course is that while you’ve made time for her, you didn’t make bandwidth for her.

This is the big mistake: we focus on managing time and end up mismanaging bandwidth. Here is another example. An important strategy memo requires two hours to write. As a good time manager, you find the time for it — a one-hour block between two meetings and two half-hour blocks later. But by the time you’re really focused and have got the previous meeting off your mind, your first hour is nearly over. And the other half hours might as well not have been there. Your two hours got you maybe 30 minutes of quality work.

Maar mogelijkerwijs zijn er mensen die dit alles niet wíllen begrijpen omdat het niet past in hun doelmatigheidsdenken. Dat er zoiets als doelmatige ondoelmatigheid bestaat, wordt genegeerd.



maandag 9 september 2013

Ze is weg!

Vanzelfsprekend. Mooi woord. Ik moest vandaag een paar keer denken aan 'vanzelfsprekend'.

M'n maatje is weg. M'n levensmaatje. Degene die al tweeënveertig jaar in m'n leven is. Degene met wie ik de meeste gezamenlijke herinneringen heb. Degene die een deel uitmaakt van míj.

Die is nu een weekje weg.

Veel mensen hebben het geluk iemand te ontmoeten met wie ze een speciale band voelen. Als dat wederzijds is en de band in de loop van de niet vervaagt, dan blijf je bij elkaar. Net zwanen. Niet dat zo'n relatie altijd pais en vree is. Meevallers en tegenslagen heeft iedereen. Plus dat er wat situaties bestaan om de relatie te testen. Kinderen zijn de beste, maar onomkeerbare.

In de loop van de tijd raak je op elkaar ingespeeld. Het wordt een team, één geheel. Dan komt vanzelfsprekendheid om de hoek kijken. Da's iets wezenlijk anders dan sleur.

Vanzelfsprekend is dat je elkaar aanvult. Van het leegruimen van een vaatwasser en het verdelen van huishoudelijke klusjes tot en met vakantiebestemmingen en levensvisie. De eenvoudige dingen gaan vaak zonder woorden. Maar het is een heel verkeerde interpretatie te denken dat er geen gesprek is, dat sleur domineert.

Hoe ouder ik word, hoe meer ik overtuigd raak dat mensen die vanzelfsprekendheid met sleur, met slaafsheid associëren eigenlijk nooit een echte relatie hebben gehad. Een echte relatie betekent concessies doen; een kleine of grote opoffering. Wederzijds, en dan voel je de vanzelfsprekendheid komen. Je rékent op elkaar.

Het is goed dat ik me dat geregeld realiseer. Als ze een week weg is, is het ineens duidelijk waar je maatje in je leven staat. Geen schreeuwend verdriet, maar eerder een bezinning. Net zoals ik me glashelder een lenteavond een paar jaar geleden herinner: met z'n tweeën op de fiets, zij op de bagagedrager. Precies hetzelfde gevoel als tweeënveertig jaar geleden.

Vanzelfsprekend?!

zondag 8 september 2013

De Gekaapte Brieven

Laat ik beginnen met de suggestie er vooral zélf eens te gaan kijken; de website Gekaapte Brieven. Hij is er al een jaartje. Een artikel in de De Volkskrant herinnerde me er aan.

Steeds vaker worden archieven digitaal ontsloten. Dat is heel mooi. Maar zoals ik een paar weken geleden een Leids historicus zei: "Ik kan die handschriften niet ontcijferen" (waarop hij beweerde dat dat écht niet zo moeilijk is). Daardoor sta ik naar oude handschriften te kijken als zijnde kunstige kunst. De kalligrafie. De kleuren. De afbeeldingen. Maar de inhoud?!

Gekaapte Brieven is om twee redenen de moeite waard. De belangrijkste: de brieven zijn 'vertaald'. Niet in modern Nederlands, maar in leesbare karakters. De andere reden is dat de brieven niet allemaal officiële documenten zijn. Het zijn huis-, tuin- en keukenbrieven. De communicatie zoals wij die nu via telefoon en computers laten lopen, maar dan de post-Middeleeuwse: de brief, per schip in dit geval. Schepen die slachtoffer werden van Engelse piraten, waardoor we anno 2013 de brieven nog kunnen inzien. En een beeld krijgen van het dagelijks leven.

Dat is wat de brieven ook niet-deskundigen als ik onthullen: het leven van gewone mensen, hun denken en hun zorgen. Als je er een beetje grasduint, wordt niet alleen de geschiedenis levend(er). Ook parallellen met vandaag de dag springen in het oog.

Internet maakt kopen op afstand mogelijk, grote afstand (wij zijn bijvoorbeeld bezig een smartphone direct uit China te kopen). Voor velen roept dat vragen met betrekking tot betrouwbaarheid op. Je betaalt, maar kríjg je ook je bestelling? Vertrouwen, dus. De Trusted Third Party (PayPal in ons geval) is dan handig en werkt goed.

In de zeventiende eeuw was dat anders, zoals onderstaande brief laat zien. De essentie is nog steeds hetzelfde: "ik stuurde je iets, maar jij reageert niet. Wat is er mis?". Onzekerheid. Maar dan in de zeventiende/achttiende eeuw. 'Gelijk oversteken' past ons toch meer dan we wellicht denken. Is de conclusie gerechtvaardigd dat goedgelovigen en kwaadwillenden van alle tijden zijn? En dat dús zoiets als het Internet, met al z'n technische mogelijkheden, dat niet gaat uitbannen?

Gekaapte Brief 1


Zoekend naar de oudste brief, stuitte ik daarna op deze.

Gekaapte brief 2

Om de snelheid in het lezen te houden, lees ik ze diagonaal en 'slordig'. Da's nog best lastig, want zoals je zag ontbreekt er nogal wat aan interpunctie. Ik moet toch 's uitzoeken wanneer de leestekens hun intrede deden.

Niet de precieze tekst is van belang, maar de verhaallijn. Otto Hinlopen schrijft eind 1672 aan zijn broer: over de belastingdruk(!), over de naderende oorlog. Hij heeft het over de "desolate aanblik" van de omgeving van Hoorn, "net als bij Delft en Leiden".

Ik moest het van heel diep opgraven: 1672 was het Rampjaar. Herkenbaar? Dit citaat uit Wikipedia?

Het rampjaar duurde ongeveer 17 maanden volgens Margaretha Turnor. Banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. Kunsthandelaren en -schilders gingen failliet aan de gevolgen van een heftige crisis. Volgens een beroemd Nederlands gezegde was het volk destijds redeloos, het land reddeloos en de regering radeloos.

zaterdag 7 september 2013

Overheid, stop met innoveren en ga exploiteren

Omdat ik het een prachtig idee vind, heb ik verleden week een app geïnstalleerd op mijn iPhone. De naam is Human. Overigens, een Nederlands produkt. Na een dag heb ik 'm er weer afgehaald. Maar niet omdat-i slecht is.

Human is een app die het waard is breed te worden gebruikt. Ik vind het zó mooi: Human houdt bij hoeveel de telefoon, jij, per dag beweegt. De reden? We moeten minstens dertig minuten per dag bewegen. Maar doen we dat? Human kan het voor je volgen. De app registreert alle bewegingen. En tot mijn stomme verbazing weet-i vanaf moment nul ook al vrij goed wat welke beweging is. Fietsen is sneller dan lopen en langzamer dan autorijden. Natuurlijk, je moet de eerste tijd nog wel correcties toepassen. Maar toch: knap.

Wat Human - uiteraard, zou'k zeggen - níet kan, is vaststellen wat je doet als je de telefoon niet bij je hebt. dat ik donderdag een half uur zwom, weet-i niet want mijn iPhone is niet waterdicht. Twintig minuten crosstrainen brengt je geen meter vooruit, volgens Human. En daarin heeft-i nog gelijk ook.

Maar ik verwijderde 'm toch. Want de app heeft één - door de makers erkende - tekortkoming: de accu wordt leeg geslúrpt. Binnen een dag was de accu leeg. Ik heb dus maar besloten even te wachten op een oplossing voor dit probleem.

O. Die ene gebruiksdag heb ik wel van Human een pluim gekregen omdat ik minimaal dertig minuten bewoog.

Naar aanleiding van mijn ervaring met Human schoot me een voorstel te binnen wat ik de afgelopen jaren een paar keer aan ambtenaren heb voorgesteld. Het gaat over innovatie (what else?): de innovatie-verkenner.

Waarom ondersteunt de overheid eigenlijk de ontwikkeling van innovaties en stimuleert zij innovatiekracht? De ervaring leert dat dat mondjesmaat zoden aan de dijk zet. De stevigste vernieuwingen komen 'als vanzelf' tot stand, niet door subsidie.

Waarom richt de overheid zich niet op de kwetsbare periode van een innovatie? Die van de exploitatie?

Waarom zouden we geen situatie kunnen hebben waarin de overheid de markt af stroopt op zoek naar toepassingen die 'in het algemeen belang' zijn? Zoals gas. Zoals water. Electriciteit. Wegen. En bijvoorbeeld Human.

Waarom zou de overheid zich niet afwenden van het stimuleren van innovaties met subsidies, en richten op het herkennen en in stand houden van maatschappelijke toepassingen? Waarom niet de exploitatie ondersteunen? Of, een stap verder, waarom de ontwikkelaar niet alle eer geven en uitkopen om zijn idee daarna gratis aan te kunnen bieden?

Lijkt me, tussen twee haakjes, een leuke baan: het continue zoeken naar toepassingen waarvan je denkt dat die iets toevoegen aan de kwaliteit van het leven.

Ik zou Human er onmiddellijk voor in aanmerking laten komen.

vrijdag 6 september 2013

De tovenaar van Oz bestaat

Het was Erik Huizer die een tweet stuurde over een artikel in The Guardian waarvan de eerste regel luidt:
Government and industry have betrayed the internet, and us.

Overheid en industrie, machtsblokken, eenheden. Het is té makkelijk te stellen dat die niet bestaan; dat er meerdere lagen overheid bestaan en meerdere industrieën, zoals ook 'de (gemiddelde) mens' niet bestaat. En die werken echt niet allemaal in hetzelfde belang. Sterker, ze kunnen elkaar ook tégenwerken. Eén strakke regie is er niet. Of?!

Voordat ik verder ga: het artikel gaat daarna zo verder (inderdaad goed om bij stil te staan):

By subverting the internet at every level to make it a vast, multi-layered and robust surveillance platform, the NSA has undermined a fundamental social contract. The companies that build and manage our internet infrastructure, the companies that create and sell us our hardware and software, or the companies that host our data: we can no longer trust them to be ethical internet stewards.

This is not the internet the world needs, or the internet its creators envisioned. We need to take it back.

Zoals bij zoveel (complexe) zaken is ook dit geen kwestie van of-of, maar van en-en. Nee, er is geen sprake van coherente entiteiten als 'overheid', 'industrie' of 'mensen'. Toch is het goed je iets te realiseren.

Hoe breed is eigenlijk de basis voor beleidsvoorbereiding en vooral beslissing?

Die is smal, heel smal. Alhoewel bij voorbeeld de term 'overheid' breedte suggereert, is de realiteit anders. In veel gevallen bestaat 'de overheid' uit een handjevol personen. En ja, dat gaat ook op voor 'de industrie', 'de wetenschap' en 'de adviesorganisatie'. De feitelijke basis voor ons collectief handelen is véél smaller dan we denken.

Het invloedrijke planbureau waar ik ooit werkte, doet aanbevelingen en onderzoek. Daarvoor worden ook externe opdrachten uitgezet en adviezen ingewonnen. Maar het is één, of soms enkele, wetenschapper die daaruit het rapport destilleert, die de grote lijn aangeeft en benoemt. In het traject van managementbespreking en ambtelijk overleg is aanpassing mogelijk, maar gebeurt dat vaker marginaal dan fundamenteel. In dat laatste geval zal eerder 'de onderste bureaula' worden gezocht (en grijpt dus weer een enkel persoon en niet een instituut in).

Verscholen in en achter anonieme instituten is het veilig bezig zijn. Als het beeld bestaat dat 'de organisatie' doet en beslist, hebben we precies zoiets als 'het algemeen belang is van iedereen en dús van niemand'. Alhoewel wel degelijk individuen het werk doen en beslissen, zijn ze niet aanspreekbaar daarop.

Raar eigenlijk.

'De organisatie' bestaat niet. Maar binnen dat onbestaande verschuilen zich wel enkelingen. Enkelingen, die sámen 'de organisatie' vormen. Dat is echter geen reden om niet aanspreekbaar op hun werk te zijn. Dat zouden we ons goed moeten realiseren:

dat we geneigd zijn te kijken naar organisaties als naar The Wizard Of Oz. Die indrukwekkende tovenaar blijkt de façade van één gewoon mens.

Het is flinterdun ijs waarop we staan.

donderdag 5 september 2013

De verloren strijd van innovatieprojecten

In de categorie ervaringsfeiten zijn er ook die niet leuk zijn om te weten. Bijvoorbeeld: grondige, principiële, disruptive innovatie komt nooit van binnenuit. De mensen met de leukste baan die je je kunt voorstellen én de grootste frustraties, zijn de mensen met een 'innovatie-functie'. Werkelijk, die zijn een partij bi-polair; worstelend tussen twee werelden en twee emoties. Aan de ene kant juichend en optimistisch over kansen en mogelijkheden en aan de andere kant een wereld te winnen die niet begrijpt waarover ze het hebben. Een pijnlijke spagaat.

In iedere organisatie zijn ze te vinden; de mensen met ideeën, de mensen die verder kijken dan hun neus lang is en de mensen die zich voeden met nieuwe informatie en kennis. Meestal worden ze meewarig gedoogd. In de vergadering krijgen ze beleefd (even) het woord, waarna de manager weer snel terug stapt naar hém bekend terrein van targets en benchmarks. Die is al blij als hij kan afsluiten met: 'Zet het even op papier, voorzien van een business case'.

Nieuw afmeten aan oud.

Je kúnt er niets anders van maken. Dat bewijst de praktijk ook wel. In de meeste bedrijven zijn de 'innovaties' die 'door het MT komen', de initiatieven die binnen de bestaande concepten passend geld in het laatje brengen. Ook mijn laatste werkgever had er een handje van dat 'innovaties' te noemen. Op den duur, binnen de kortste keren zelfs, stokt alles. Medewerkers voelen zich niet gewaardeerd en alleen door nieuwe mensen aan te trekken wordt tijdelijk leven in de brouwerij gebracht.

Afgezien van die laatste heb ik lang gewerkt in organisaties die leefden van innovatie, ideeën, vernieuwing; en niet van marktkansen en winst. Zij zagen ontwikkeling en vernieuwing als hun primaire taak. Dáár om heen was de organisatie gebouwd. Dat is een wezenlijk verschil.

Uitermate cynisch kun je worden van de ervaring met projecten van binnen uit. Als uiteindelijk puntje bij paaltje komt, wordt beoordeeld op de dan dominante criteria, de interne.
Ik heb OL2000 ten onder zien gaan - een andere omschrijving is er niet voor - aan het getouwtrek en gemarchandeer. Toen de beschermheren wegvielen, verdween het project/programma in het vergeethuis ICTU. De enorme hoeveelheden subsidie die zijn gebruikt, hebben niet veel meer opgeleverd dan een summiere mentaliteitsverandering.
En nu gaat Ambtenaar20 er aan. Blijkbaar kan het programma geen goede business case produceren en evenmin een adoptie-departement vinden. En dus 'gaat de stekker er uit'.

En terecht.

Da's provocerend bedoeld. Want zowel OL2000 als Ambtenaar20 zijn zeker geen zínloze activiteiten geweest. Maar ze waren al kansloos bij de start. Vooral eigenlijk omdat ze zo afhánkelijk waren van partijen die ze juiste zouden willen veranderen: overheden. Met gouden koorden van subsidies en gedetacheerde ambtenaren zaten ze vast. En op enig moment vroeger of later krijg je dan te maken met De Confrontatie.

Dat is niets anders dan het moment waarop beslissers maskers laten vallen en duidelijk maken dat ze je hebben gedoogd in de hoop dat je in hún belang effect zou hebben, geld zou opbrengen. Nu dat uitblijft, is het tijd te stoppen. De dekmantel valt weg. Niet visie, maar berekening blijkt de drijfveer. En aan die berekening heb je meegewerkt door subsidie en subsidievoorwaarden te accepteren en beoordelingscriteria te accepteren.

Het lijkt een wrange conclusie: innovatie en subsidie hebben een haat-liefde verhouding. Toch valt dat alleszins mee. Kortlopende (start)subsidies zijn nog steeds goud waard. Het probleem zit 'm in de langdurigheid.

Daardoor ontstaat afhankelijkheid en eindigt de vrijheid die nodig is.

woensdag 4 september 2013

De a-sexuele aanraking

Soms denk je op latere leeftijd "Had ik maar...". Da's geen geintje. Da's iets wat je gaat overkomen. Dat je je ineens realiseert dat je met je gedachten ver weg in het verleden bent. Dat je terugkijkend op gebeuretenissen in je leven nu denkt "Dat deed is fout". Of goed, uiteraard.

De zelfbekentenissen zijn het leerzaamst en louterendst. Dan bevind je je in de krochten van jezelf. Op de plek waar je de 'heb ik spijt van'ervaringen in leven worden gehouden, in alle soorten en maten. Iedere dag komen er weer bij. Gelukkig is er een automatisch opruimsysteem meegeleverd: je vergeetachtigheid. Toch blijven sommige herinneringen taaie rakkers en andere komen ineens in beeld, de toenmalige situatie onbarmhartig helder voorstellend. Ik heb ze ook, hoor.

Over die gaan we het nu niet hebben.

Wel over het verschijnsel dat je eigenlijk pas op latere leeftijd spijt kunt hebben. Niet dat je op jong leeftijd geen fouten maakt. Maar pas na verloop van tijd kun je, terugkijkend, beslissingen in perspectief zien. Daarvoor heb je dan wel afstand nodig, tijd.

Geen idee of het bij jou klopt; maar veel mensen die ik ken, zijn in de loop van hun leven heel ander werk gaan doen dan ze als kind wilden of zelfs waarvoor ze een opleiding volgden. Niet alle jongetjes zijn brandweerman of piloot geworden en niet alle meisjes verpleegster of lerares. Om maar wat beelden uit de jaren vijftig-zestig te noemen. Veel mensen rollen door hun loopbaan (mooi woord).

Als ik nu terugkijk op míjn ervaringen dan denk ik niet dat het allemaal niets was. Maar wel dat ik, wat ik nú mijn hart volgend zou noemen, eerder psyichatrie of sociale psychologie zou zijn gaan studeren dan sociologie (wat ik deed). Dan zou ik veel eerder zijn gaan schrijven (bloggen) in de veronderstelling dat oefening kunst baart, ervaring dus.

Of dat bloggen iets is, bepaal jij. Ik beleef er lol aan en blijf doorgaan. Jij bepaalt of je het leest en anderen aanraadt.

Sociale psychologie is me toch wel altijd blijven achtervolgen. Niet voor niets ben ik afgestudeerd in de kleinste groepen die sociologen kennen: primaire groepen en socialisatie. Dat ligt verdraaid dicht tegen sociale psychologie aan.

Nog steeds blader ik door websites die die kant van de mens tot onderwerp hebben. Nog steeds ben ik geïntrigeerd door onderzoeken naar psychopathie en leiderschap. Nog steeds vind ik het leuk te ontdekken hoe lichaamstaal werkt (daar snap ik zelf nog steeds bar weinig van). Hoe vijandigheid werkt. En wat aanraking doet.

Zo las ik vandaag een ouder artikel over aanraken. Eigenlijk vooral ook omdat de digitale wereld juist dát element ontbeert. Dan sta je toch weer even te kijken van de rol die een eenvoudige handaanraking heeft. En, nee, niet de sensuele, maar de haast achteloze.

Die nonchalante aanraking die je verbindt, die je vertrouwen geeft. Die in intermenselijk verkeer een grote rol speelt. En die in de digitale wereld niet bestaat. De aanraking die cultuurgebonden is; op de ene lokatie brutaal en op de andere prettig wordt gevonden. Als je er over nadenkt, dan is die terloopse beweging - net als de onopvallende kleine teen - zó belangrijk.

Wat gaat er gebeuren als we elkaar niet meer aanraken?

dinsdag 3 september 2013

Het leven bestaat niet

Het was de zitting van de klachtencommissie die 't 'm deed. Jammer genoeg mag ik niets over de inhoud vertellen. Maar de geagegreerde waarneming wel. Die is onherleidbaar.

Het gaat over realiteit. Waar we tegenaan liepen, was iemand die een eigen interpretatie gaf aan begrippen en verhoudingen. Da's gewoon een waan, zul je zeggen. Zoals een schizofreen in z'n psychoses leeft totdat medicijnen dat stoppen. Zulke mensen zijn 'gewoon raar' omdat je ze niet kunt volgen.

Om iemand te kunnen volgen, zul je 'm moeten begrijpen. Een dooddoener. Hoe vaak die dooddoener - met andere woorden: 'n algemeen bekend gegeven - tot verwarring leidt, weten we allemaal. Subtiliteit uit je taal halen, is de kans op ellende vergroten. E-mail, flame wars, tweets: steeds korter, sneller en confronterender. Als je die wereld goed begrijpt, realiseer je je dat en waak je voor lange tenen.

Het zijn dus niet 'alleen maar rare mensen' die afwijken. We leven allemaal in onze eigen definitie.

Vandaag ging dat even mis omdat de werelden geen kontakt maakten. Gelijke begrippen werden van een andere, soms tegengestelde, inhoud voorzien. Dat zou je ook kunnen terugbrengen tot een machtsvraag: wie bepaalt hier de orde?

Veel leuker is het eens stil te staan bij dat beeld van eigen werelden.

Grote delen van onze werelden zijn immers constructen, door onszelf bedacht-gemaakte systemen. Maar als je iets construeert, kun je het ook deconstrueren!

En als dat zo is, is de vraag aan de orde hoe onwankelbaar 'werkelijkheid' is. Die is 'gewoon' aanpasbaar. Dat opent de mogelijkheid van gedachtenexcercities over de mogelijkheden.

Waarom dénken we problemen niet weg?

Een variant op het Ethisch Reveille van Lubbers en Balkenende of de oproep tot uitgeven van Rutte. Hoe je het wendt of keert; die ideeën hébben een kern van waarheid. Het zíjn constructen en beïnvloedbaar. Maar niet 'op commando'.

Da's jammer.

Er is een fysieke wereld en een in je hoofd. Ofwel: als je om je heen kijkt, zie je geen crisis, geen spanning, want die zijn niet zichtbaar. En als je die denkbeelden kunt beïnvloeden?! Bijvoorbeeld door níet mee te gaan in de schets van je baas hoe slecht het gaat en jij dus harder moet werken. Dat is een projectie van een eigen interpretatie -slecht gaan- op de fysieke wereld -jij moet harder werken. In de fysieke wereld hebben we te maken met gevolgen van dénkbeelden.

Je moet je eens voorstellen wat we allemaal zouden kunnen oplossen door en masse een andere positie te kiezen, 'gewoon' van denkbeeld veranderen.

Wat zou er veranderen als we allemaal gaan doen waar we zélf energie uit putten, bevredigend vinden? Wat als we niet meer 'voor een salaris, voor geld' werken, maar voor waardering?

Zal onze energie in een soort stabiele balans komen waarin al het werk dat móet worden gedaan, wordt gedaan? Zal het dan geen nut meer hebben om van alles en nog wat te hébben, omdat dat wat je nodig hebt al beschikbaar is? Zal autarkie en kleinschaligheid de norm worden?

Of zullen de 'wolven', de 'haviken' en 'bloedzuigers' hun kans zien en de samenleving nog meer oorlog bezorgen en leegzuigen?

maandag 2 september 2013

Een trein in de straat

De truc is werkelijk heel eenvoudig, maar voor veel mensen blijkbaar een stap te ver. Verwonderen en vernieuwen. Of, modern jargon, out of the box denken.

Toch denk ik dat je de momenten waarop je het doet herkent.

Hier in Leiden rijden treinen. Die zijn allemaal de stad uit verbannen, op drie plekken na. Waar de treinenloop over het algemeen ongelijkvloers en dus ongestoord doorgang kan vinden, is dat op drie plekken in Leiden anders. Daar kruist de spoorbaan gelijkvloers een weg (de kruisingen met de waterwegen laten we maar even voor wat ze zijn).

Zo'n kruising heeft dat vervreemdend effect, als je er voor open staat. Vooral met de fiets, wachtend, is dat een gewaarwording. Je staat ineens op drie meter van een dubbeldekstrein of intercity-locomotief die rustig oversteekt. Dat is anders dan wachten voor een rood stoplicht en auto's en vrachtauto's zien passeren. Dit ding wat nu passeert, is véél groter. Zo'n kolos past ook niet in de verhouding van de weg.

Photo 02-09-13 16 11 19

Prima moment voor een idee. Een ontregeling werkt dan prima. Iets vreemds hoeft echt niet per sé een landend ruimteschip van Mars te zijn. Het kan ook zoiets zijn als een trein in een gewone straat.

En de truc is stomweg: perspectiefwisseling.

Die trein zie je meestal of van ver, of van een perron op ooghoogte. De onderste meter ervaar je zelden. Totdat-i dichtbij is.

Perspectiefwisseling is één van de beste manieren om iets te beoordelen, of om ideeën op te doen. Doordat je het plots ánders ziet, zie je ook aspecten die je eerder voor gewoon hield en over het hoofd zag.

Oefening baart kunst. Gewoon jezelf iedere keer weer afvragen of het wel zo logisch en vanzelfsprekend is als de ander doet voorkomen. Virtueel omdraaien, bekloppen en betasten dus.

Hulp nodig? Maak eens een foto van je huiskamer. Spiegel 'm en kijk nog 's. De kans is erg groot dat je eerste indruk die van een vreemde kamer is. Of kijk eens rond via een spiegel. Dat heeft hetzelfde vervreemdend effect: je kent het wel en toch ook weer niet. Of ik je moet aanraden te gaan lopen op die manier - dus in de spiegel kijkend - vraag ik me af. Bij mij werd dat een zootje. Maar ik heb ook niet de coördinatie of navigatie van een postduif. Integendeel.

Omdraaien kun je op zoveel manieren. Onderwerp en lijdend voorwerp in een zin, of een betoog, kun je ook omdraaien. Of de redenering doortrekken naar het absurde, het uiterste. Wat gebeurt er dan? Blijft de bewering dan nog steeds overeind? Of zijn er (toch) onuitgesproken veronderstellingen in het spel? Of grenzen?

Out of the boxdenken is helemaal niet zo moeilijk. Veel moeilijker is het die manier van benaderen serieus te nemen. Je moet wel mee kunnen en willen gaan in de andere richting.

Dát is wat veel mensen niet kunnen.

zondag 1 september 2013

Innovatie-ellende

Het is een gevaarlijk woord; innovatie. Nu zijn heel veel woorden gevaarlijk. Maar de gevaarlijkste categorie is wellicht die van de multi-interpretabelen: de woorden met meerdere betekenissen.

De simpele - en leukste om mee te spelen - zijn degene waar de klemtoon zijn betekenis bepaalt. Vergaand. Vérgaand of vergáánd? De context bepaalt je keuze (en dus kan het soms vals-leuk zijn je lezer die informatie pas laat te geven). Email. Zonder context is de kans groot dat je hier elektronische post in ziet en niet de glaslaag. Terwijl het woord toch echt maar één betekenis heeft. Jóuw context bepaalde de inhoud van het losstaande woord. En emailleren... wie komt dat woord nog vaak tegen?

Innovatie is ook zo'n woord.

Proef het woord eens. Ruik er eens aan. Kijk eens goed. Luister naar z'n klank. Wat roept innovatie dan voor gevoel op? Welke woorden bevinden zich in de woordenwolk die je kunt maken? Opgewekte? Magische? Hoopvolle? Positieve? Of juist hun tegenpolen? Roept innovatie een aangenaam, vertrouwenwekkend gevoel op?

Innovatie is vernieuwing. Vernieuwing is vooruitgang. Iedereen die daarvan is overtuigd, bevindt zich in een stroom die eeuwen geleden begon als het Vooruitgangsgeloof.

Het is De Ellende Van Onze Tijd; de idee dat op de schouders van het verleden doorgaan vóóruit gaan betekent.

Er is geen enkele reden aan te nemen dat vooruitgang positief is, noch dat zij negatief is.

We zijn zoals de overdrachtelijke tovenaarsleerling 'maar wat aan het doen'. 'We' is in dit geval 'de mensheid' en dat 'zijn maar wat aan het doen' refereert aan het ontbreken van een plan. Er bestaat geen (goddelijk of anders) plan en er is geen doel. Afzonderlijke elementen ontwikkelen zich, met eigen doelen, en de optelsom van toevalligheden bepaalt de koers.

Da's helemaal niet defaitistisch. Het betekent vooral dat we achter ons een lijn (menen te) zien, maar dat de toekomst terra incognita is omdat we niet weten hoe de elementen op elkaar reageren.

Dat is dus innovatie: bewegen in een onbekende omgeving, vol gevaren en mogelijkheden. Die beweging is vooruit. Maar pas als de omgeving in kaart is gebracht, is duidelijk wat dat je aan vooruitgang bracht. Vooruitgáng kan best terugkeer op je schreden inhouden en opnieuw beginnen.

Mooi. We zijn er. Want da's precies wat me zo fascineert aan innovatie: de idee dat innovatie goed is. Da's absoluut geen noodzakelijkheid. Sterker, vanaf het moment dat 'de mens' zich ging bemoeien met de aarde, is het exponentieel slechter gegaan. Met de aarde. Niet alleen omdat we denken beter te kunnen - hetgeen impliciet is gebaseerd op de idee dat er wél een plan bestaat - maar vooral omdat we zijn gaan denken dat vooruitgang en vooruitgaan gelijk zijn.

Dat we ruim een eeuw nodig hebben gehad om de desastreuze grenzen van industrialisatie te ontmoeten, is tekenend. Ongebreideld kopen van al die spullen, consumentisme, is daarvoor nodig. Parasiteren op grondstoffen, is daarvoor nodig. Het stimuleren van afgunst, is daarvoor nodig. Als je alleen de nadelige effecten van die 'vernieuwing' er uit licht, krijg je een zwartgallig, apocalyptisch beeld.

Het zou best kunnen dat we het Eind Van Een Tijdperk meemaken, gelet op het tegelijk optreden van verschillende veranderingen. In dat geval zou ik iedereen die innovatie associeert met vooruitgang wantrouwen. Dat zijn eerder oude patroondenkers dan gidsen in onbekend terrein.

Hoe je die herkent? Eenvoudig toch? Da's degene die je wijst op voor- én nadelen, die kansen én gevaren ziet. Zijn er niet veel.