zondag 30 juni 2013

Hoezo 'nieuw'?!

In eerste instantie legde ik de opmerking bijna weer terzijde. Maar omdat juist die achteloze soms tot nadenken (zouden moeten) stemmen, gilde dat inwendig virtuele stemmetje dat dát niet de bedoeling is. En dus...

Iemand die over het algemeen verstandige dingen zegt, beweerde dat een tekst van een columnist niet zo interessant was omdat
zijn argument is ook niet fout, het is verschrikkelijk voorspelbaar en uitgekauwd. (...) Het is een argument dat iedere eerstejaars maakt. Gaap.

Kijk, en dáár ben ik het dus hartgrondig níet mee eens. Als je dit blog 'doorbladert', zul je hopelijk zien dat ik probeer over te brengen dat het loont het alledaagse van een andere kant te bekijken. Dat levert je nieuwe beelden en inzichten op. Gegarandeerd.

Jóu!

De stelling moet verdedigbaar zijn, dat het haast onmogelijk is geworden iets te bedenken, beargumenteren wat elders nog niet is gedacht, wat uniek is. Degene die met de eer van een Waarlijk Unieke Gedachte aan de haal gaat, is degene die het verwoordt. Da's best vreemd, toch? Dat is niet degene die de gedachte het eerst dénkt, maar de eerste die 'm deelt. Voor mij is dit een reden om bijvoorbeeld ieders gedachten serieus te nemen; ook de bespiegelingen van de glazenwasser over de samenleving.

Maar goed: uniek.

Het citaat ademt 'waardevrijheid' uit. Dat zal de spreekster níet met me eens zijn, maar ik zeg het tóch. Het argument wordt losgekoppeld van z'n context en beoordeeld aan de hand van een soort meetlat van uniciteit. En omdát veel anderen het gebruiken, is het lager gewaardeerd. Dat is echter, zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen, in the eye of the beholder. Het is maar net wie ernaar kijkt.

Ik hoop echt dat je af en toe met een andere blik naar de wereld om je heen kijkt. Dat lukt lang niet genoeg. Het is lastig. Je vergeet het, en bekende patronen zijn snel en makkelijk. Maar toch... af en toe?! Zelfs mij lukt het, af en toe.

Als je - bijvoorbeeld als samenleving - wilt vernieuwden, dan is die open geest onontbeerlijk.in dat licht bezien, ben ik ook niet zo enorm onder de indruk van wat er zoal wordt 'geïnnoveerd'. Veel van die innovatoren blijken bij doorluisteren juist déze kwaliteit, openheid, te missen. In tegenstelling tot wat je zou verwachten bedoelen veel van die lui met 'wat goed is voor de mensen' 'wat ík vind dat goed is voor de mensen'. Innovatie is dan bevoogdend.

Dat werpt nieuw licht op de zaak. Het betekent - en ik denk dat ook te zien - veel trial and error, vallen en opstaan. Proberen. Niet omdat dat een goede ontwikkelstrategie is - dat deel ik volledig - maar vooral omdat je niet snapt wat je beoogde gebruikers wíllen. Dat de indrukwekkendste innovaties en de belangwekkendste theorieën levenswerken waren, dát vergeten we nog weleens. Haastige tijden maken dat we minder tijd nemen om goed te luisteren. Wat rest, is dan inderdaad de Aanpak van het Schot Breedspreidends Hagel: veel projecten starten en bij geen direct succes meteen weer stoppen.

Agile. Het eufemisme voor 'eigenlijk heb ik geen benul van de richting'?! En dús ook de beste aanpak?!

zaterdag 29 juni 2013

Een woekerend onkruid

Er is iets wat organisatoren goed zouden moeten bewaken: het hárt en de géést van hun evenement. Daar loert een veelkoppig monster op. De koppen hebben eigen namen: Sponsor, Reclame, Marketing, Sales, Branding, PR, Promotie. Aan het lijf zie je dat er vast nog meer koppen gaan komen. Het monster Commercie heeft de mentaliteit van het beroemde Rupsje-Nooit-Genoeg en de vorm van een zwam, onzichtbaar woekerend met af en toe een zichtbare paddestoel.

Volgens jou is het niet zo erg?

Goed dan. Drie voorbeelden, twee uit Leiden en één wereldwijde. We beginnen in Leiden.

Het beroemdste aan Leiden is, denk ik, Drie Oktober. Als je het in quizzen tot vraag schopt, als je gerecht van de dag, hutspot, in kookboeken wordt gekoppeld aan díe dag, en als tienduizenden naar je stad reizen om er bij te zijn; dan héb je iets met nationale allure. Leiden zelf ziet het nóg groter en wil de traditie Leidens Ontzet op de Unesco Werelderfgoedlijst zien.

Het is een raar feest, dat Leidens Ontzet. Je moet er echt iets mee hebben, want anders is het niks. Een Taptoe 2 Oktober 's avonds die geen taptoe is, maar een optocht van sportverenigingen - en waarbij de ene helft van Leiden uren staat te kijken of ze hun eigen kind of bekenden, de andere helft, voorbij zien komen. Een kermis en warenmarkt die al járen hetzelfde zijn en waar je ook al járen hetzelfde doet: 'een rondje kermis lopen'. En snacken, bier drinken, suikerspin 'eten', druiven, banaan met slagroom, churros, saté of oliebol; de combinatie is, net als wat je die dag tegenkomt, multiculinair willekeurig. En op 3 Oktober dan de Grote Optocht; ook ieder jaar min of meer hetzelfde. Belgische figuranten en schoolkinderen, fanfare's, praalwagens, de onvermijdelijke 'gaten' en de reclamewagens. Onbedorven echt zijn nog de koraalzang, haring en wittebrood en het reveille, maar die laatste is op 3 oktober om 07.00.

Dat is Leidens Ontzet, als je je er niet in laat opgaan.

Want de essentie is eigenlijk dat Leiden die anderhalve dag gewoon 'de straat opgaat'. We zijn zélf het feest. Alles eromheen is alleen maar een excuus. Twee Oktober 's avonds is De Gezelligste Avond Van Het Jaar: zowat alle café's hebben bandjes spelen en het bier vloeit rijkelijk. Op 3 Oktober is die muziek iets minder dominant. De grap is dat de horeca-ondernemers doorhebben dat muziek de omzet verhoogt. En dus spelen óók op Koninginnedag de bandjes, net als op Drie Oktober.

Maar dan die reclame. Vooral tijdens de Grote Optocht valt die uit de toon. Wat moeten in godesnaam al die luxe-auto's met een bloemstuk op de motorkap in de optocht? Geen idee wat die uitbeelden, anders dan een rijdende commercial break. En op zo'n break zit ik nu net níet te wachten.

Photo 29-06-13 12 09 17

Maar het kan erger, hoor. In de zomer heeft Leiden een zelfbedachte traditie, de Lakenfeesten. Daarin de eveneens zelfbedachte Peurbakkentocht. De eerste was grandioos; de schuitjes waarmee ooit op paling werd gevist in de grachten, het peuren, waren werkelijk een varend carnaval. En nu? Nu is het een stoet bootjes met reclameborden. De lol is er af. Ook de voetgangersbruggen worden gedegradeerd tot reclamebord. En de naam peurbakkentocht wordt tegenwoordig ook al voorafgegaan door een bedrijfsnaam.

97e1d4b3-d17e-4ad6-935a-ba4c65ab6007

Toppunt is ongetwijfeld de sport, met daarin voetbal als koning. Een koning die wordt geheerst door de commercie. Waar spandoeken moeten wijken om het zicht op reclameborden niet te belemmeren. Waar drank Y niet in het stadion te koop mag zijn omdat X het alleenrecht heeft. Voorwaar, bij het voetbal bracht de commercie de middeleeuwen terug, tot en met de spelershandel die trekjes heeft van de koehandel lijfeigenschap.

De vraag is waar de grens ligt. Als het oorspronkelijk doel zo ver raakt ondergesneeuwt door andere belangen, afgekocht door gratis ijsmutsen, vlaggetjes of toeters; wat blijft er dan aan geloofwaardigheid over? Steeds minder toch?

Dat hoor je dan ook op de walkant geïrriteerd mompelen tijdens de peurbakkentocht: "Het is allemaal reclame".

vrijdag 28 juni 2013

Dit is Leiden

Photo 27-06-13 09 49 26

Leiden inderdaad. Eén van de gevaarlijker kruispunten in de stad. Zoals iedere stad heeft ook Leiden van die black spots. Maar er is iets bijzonders te zien op de foto. Althans, iets wat ik als bijzonder ervaar.

Netjes geformuleerd zou ik moeten schrijven: de oplossing is niet gekozen met het gedrag van weggebruikers in gedachte. Mijn primaire reactie toen ik 't zag: da's toch wel de stompzinnigste plek om die borden te plaatsen!

Het gaat om het bord met de blauwe P en zijn onderbord.

Het zal vast weer zo'n geval zijn van "de regels schrijven voor". Dat het stompzinnig is uit het oogpunt en in het belang van de automobilist én de fietsers, telt helemaal níet. Terwijl de intentie van al die borden toch echt is het weggegedrag in goede, veilige banen te leiden.

Stel je komt met de auto van rechts en wilt rechtsaf slaan. Dan word je geacht heel goed rechts én links te kijken want er kunnen fietsers aankomen. Ofwel, ín de bocht ben je hopelijk geconcentreerd bezig met de andere weggebruikers.

En dan zet de gemeente Leiden juist dáár een bord neer dat a. een stuk van je zicht op het fietspad wegneemt en b. een heel epistel bevat over de tijdvakken waarin het parkeerschijfregime geldt. Dát zou je hebben gelezen, als je er in de drukte de tijd voor nam.

Waarom staat dat bord daar en waarom zo? Het maakt de situatie alleen maar gevaarlijker. En het geeft aan dat degene die die plaats koos, geen flauw benul heeft van menselijk gedrag. Of dacht-i echt dat iemand die een auto de bocht door stuurt, óók in staat is in minder dan een seconde meerdere woorden informatie tot zich te nemen?

Hoe dom kun je zijn....

Waarom staat dat bord niet op de plaats waar het relevant wordt? Iets voorbij de kruising, vlak na de bruine kliko's, beginnen de parkeerplaatsen. Waarom staat dat bord niet daar? Met voor mijn part ook een brede blauwe baan over het wegdek om aan te geven: vanaf hier heeft u een parkeerschijf nodig.

Echt, gemeente Leiden, hier is maar één kwalificatie mogelijk: dom.

donderdag 27 juni 2013

Dat doet mijn kind niet, nee.

Dat om 03.00 uur de telefoon gaat. "U hoeft zich geen zorgen te maken, maar u spreekt met de EHBO van het ziekenhuis. Uw zoon is hier binnengebracht en behandeld. Hij heeft een hoofdwond, maar kan naar huis. Kunt u hem komen halen?". Blijkt de stommeling met teveel drank op van z'n fiets gedonderd en een stevig bloedende wond te hebben. Daar aangekomen zit-i grapjes te maken met en tegen de verpleegsters - je bént een jaar of twintig of je bent 't niet - maar we krijgen wel het advies hem die nacht af en toe wakker te maken: "hij ís waarschijnlijk even buiten westen geweest'.

Natuurlijk maak je je eerst zorgen. Daarna ben je opgelucht. En de dag erna hoop je dat-i een stevige hoofdpijn heeft, bij wijze van straf. Dan sta je toch even raar te kijken als-i meteen de dag erna "even gaat voetballen". Alsof er niets aan de hand is.

Kinderen. Denk niet dat je ze ooit zult kennen.

Laat ik vooral niet veel meer vertellen over de belevenissen met deze zoons. Daar zitten voor ons verrassende bij, en zeker niet allemaal hoopgevende.

Aan al die ervaringen moest ik denken toen ik door Leiden fietste en een paar studenten bezig zag hun geluidsinstallatie op straat op te stellen. Over de brug kwam een oudere man met een hondje aanwandelen, die het geheel bekeek met zo'n blik van "tja, studenten. Die dóen maar". En da's ook wel zo. Niet omdat het studenten zijn - misschien dééls ook wel - maar vooral omdat het jonge mensen zijn met andere normen, waarden en dagindeling. Die nog niet veel rekening houden met anderen.

Verder fietsend dacht ik aan de ouders van die jongens. Die zullen vast het beeld hebben van hun zoons als studerende studenten. En "ja, allicht" af en toe een studentenfeest. Waarbij "vast ook af en toe" veel wordt gedronken. Maar of die ouders zich hun eigen kind ook kunnen voorstellen als een overlastgever of iemand met een kwade dronk over zich?!

Zouden ouders zo eerlijk zijn dat ze die mogelijkheid ook onder ogen durven zien? Of 'blijft je kind je kind en steun je dat door dik en dun'? Terwijl je niet weet wat ze doen als jij er niet bij bent.

Ik ben voorbeelden tegen gekomen van ouders waarvan ik echt dacht: doe je ógen open!. Een vader - nee, nee, niet ik - die hardnekkig ontkent dat "zijn zoon dat soort van dingen doet", moet echt worden geholpen de realiteit onder ogen zien als die realiteit is: dronkenschap, belediging en geweld. Kijk, als je jezelf ervan hebt overtuigd dat jóuw zoon nooit teveel drinkt, dan kan de werkelijkheid ontnuchterend zijn.

Het schijnt dat wij, ouders, onze kinderen graag al die dingen laten doen die ons nooit zijn gelukt. Als dat waar is, dan moet het een hele ervaring zijn te ontdekken dat je kind net een mens is, een zelfstandig individu. Met een eigen leven waarin dus ook eigen geheimen en ongedeelde ervaringen zijn te vinden.

Misschien moet je je als ouder dan eens afvragen: waarom zou dat zijn? Dat je kind een eigen leven, afgeschermd van dat van jou, heeft, wíl hebben. En als je denkt directief te kunnen zijn; da's dus eindig.

Hopelijk snapt een deel van de ouders nu ook waarom zij ook eigenlijk helemaal níets hebben te zoeken in de social media kringen van hun kinderen. Dat is een ongewenste inbreuk. Blijf op Facebook wég als 'vriend', 'like' niet, 'favorite' niet. Je bént geen 'vriend'. Je bent ouder en hoe graag je dat misschien ook wilt; da's onverenigbaar.

woensdag 26 juni 2013

Reglementen des doods

Een verkeerde opvatting of een verkeerd gebruik van regels slaat dood. Regels op zich zíjn helemaal het probleem niet. Het probleem is het gebruikmaken er van.

Je zult niet verrast zijn te lezen dat ik niet zo van de regels ben. Maar de misvatting is dat ik niet van de regels ben. Raar? Mag je over een paar zaken gaan nadenken.

Als eerste en veruit belangrijkste dus dat verschil tussen het bestaan van regels en het gebruiken ervan. We snappen allemaal de uitspraak dat we het recht hebben onze mening te uiten, maar dat we er soms verstandig aan doen dat recht níet te gebruiken. Mijn blogpost van gisteren - de 'open brief' - is ook daarop gebaseerd. Stel je doel centraal en maak je middelen, de regels, daaraan dienstbaar.

De andere waarop je zou kunnen kauwen, is dat regels mensvijandig zijn. Ik geef toe: die is wat erg bars geformuleerd.

Mensen leven. En mensen leven het liefst in een levende omgeving. Maar wat is dat in vredesnaam? In elk geval weer zo'n moeilijk precies aan te duiden begrip. Een levende omgeving.

Da's wel belangrijk. Want regels zijn juist gebaseerd op de veronderstelling dat iets eenduidig is te definiëren. Zo niet, dan krijg je discussie, twist, rechtszaken en andere ellende. Een levende omgeving kun je, moet je niet reglementeren.

Photo 14-04-13 13 54 07

Bovenstaande foto is Leiden. Ik maakte 'm omdat ik er zo mooi het afpellen van de geschiedenis in zie. Er zijn die willen dit soort van borden liefst vervangen door digitale. Die zijn veel netter. En ik zou ze liefst helemaal kwijtspelen en wildplakken toestaan. Niet omdat ik zo'n voorstander ben van Leve de Plaklol, maar wel omdat ik deze gereglementeerde en de bedachte digitale oplossing volslagen sfeerloos vind. Nog afgezien van het doodslaan van creativiteit - hoe trek je de aandacht als mensen jouw affiche moeten zóeken in plaats van naar de Wettelijk Voorgeschreven Plakplaats te gaan? - haalt het ook sfeer uit het straatbeeld. Da's dus zo'n niet te reglementeren beleving: ik vind kraakheldere straten doods. Alsof je weer op bezoek bent bij die oudtante waar het zó schoon was dat je dacht dat er niemand ooit iets deed. Alsof je in een museum zat.

Precies hetzelfde maak je in Leiden mee: een stad om in te wonen of een stad als mueseum. Wat me bijvoorbeeld altijd aan Leiden heeft verbaasd, is het totale gebrek aan bomen. Die hebben we natuurlijk wel. Maar in een discussie over beleving lijken ze een marginale rol te spelen. Terwijl het zo voor de hand liggend is. De grote Leidse winkelstraten hebben geen bomen, zijn geen lanen; maar worden wel vergeleken met lanen als de Ramblas. Daar staan bómen, Bomen met een kapitale B.. En bomen brengen natuurlijke vormen in, leven. Bomen, groen in het algemeen, maakt ook dat de mens als gebruiker van de ruimte centraal staat en niet de gebouwde omgeving. Als in een museum.


dinsdag 25 juni 2013

Open brief aan de wethouder Werkgelegenheid

Geachte heer, mevrouw,

U heeft de oplossing zelf in handen. Waarvoor? Laat ik proberen dat uit te leggen.

Naar alle waarschijnlijkheid droomt u 's nachts dat uw gemeente bruist van energie. Voor uw geestesoog ontrolt zich het beeld van een nijver volkje. Enthousiaste ondernemers haasten zich door de straten. Met een tevreden glimlach. De hele stád straalt dat optimisme uit.

De ochtend is dan wat minder. Leiden is in last. Nederland luidt de noodklok. De economische motor hapert, stottert, stagneert. De energie vloeit weg uit uw gemeente.

Wat te doen?

Een belangrijk deel van de oplossing ligt in uw gemeente voor het oprapen. Menskracht die te gebruiken is en die feitelijk al is bekostigd waardoor ze min of meer gratis is.

In Leiden is pas een actieplan gepresenteerd om jongeren aan het werk te krijgen of (bij) te scholen. Dat is allemaal niet bijzonder. Ook niet zo heel bijzonder, maar wél belangrijk om vast te stellen, is dat Leiden en zijn partners een dynamische aanpak kiezen. De jonge werkloze en zijn mogelijkheden zijn leidend. Oplossingen moeten daarbij aansluiten, ook onorthodoxe. Maakt u zich, als bestuurder, geen zorgen dat dat 'u vraagt, wij draaien' wordt in Leiden; de inspanning zal van twee kanten moeten komen.

U beschikt over deskundigheid in uw gemeente, die níet wordt benut. Energie die weglekt en ervaring die verstoft raakt. Waarom die niet aangesproken in het belang van uw lokale economie en van de betrokkenen?

Het eist wel wat lef. Maar 'wie niet waagt, die niet wint' is niet voor niets een wijsheid.

Uw gemeente herbergt een aantal 55plussers, die in de systemen van het UWV zijn terecht gekomen. Mensen waarvan duidelijk is dat het voor hen uitermate moeilijk is weer een plaats te vinden in loondienst. Mensen ook die wel werk- én levenservaring meebrengen. Mensen die niet zo snel meer in paniek raken of onder de indruk. Mensen die kunnen relativeren.
En u weet net zo goed als ik dat dat niet hetzelfde is als 'Ja, maar...'-denken of 'niet met de tijd meegaand'. Ook u weet dat dat een leeftijd-ónafhankelijke mindset is. Of heeft u nooit gehoord van de vroegoude jongere, de antipode van Koos Koets?

Al die energie komt uw richting op. Ná de periode onder de hoede van het UWV zal een fors aantal via IOW of WWB uw verantwoordelijkheid worden. U gaat er een kostenpost bij krijgen de komende jaren.

Een kostenpost?!

Ik zeg: draai het om. U heeft ineens de beschikking over een impulskracht. Als u slim bent en slim opereert, kunt u een stevige zwengel geven aan uw lokale economie.

Waarom geeft u al die oudere werklozen - laten we het beestje bij z'n naam noemen - niet de ruimte om zich maximaal in te zetten? In te zetten voor uw samenleving.

Natuurlijk, het is niet politiek-correct te accepteren dat mensen niet meer in loondienst zullen werken. Maar het ontkennen, is niet alleen het ontkennen van de werkelijkheid; het is ook het doodslaan van energie omdat men wordt verplicht energie te steken in zinloos tijdverdrijf: het met alle geweld vinden van een betaalde baan.

Als u het lef en de visie heeft: waarom zo'n groep niet ontslaan van die verplichting en via individuele gesprekken nagaan waar ze aan de slag kunnen. Niet dwingend, maar hen faciliterend. Voor de een zal dat vrijwilligerswerk zijn en voor de ander het begeleiden van beginnende ondernemers. De een zal ondersteunend kunnen zijn in het onderwijs en de ander een poging willen doen tóch ZZPer te worden. Er zullen ook dure externe adviseurs vervangen kunnen worden.
Maar laat ze dat dan dóen. Zonder de dreiging een uitkering te verliezen of belemmeringen in het aantal uren.

U bent niet voor niets wethouder. Waarom niet met het UWV onderhandelt over het al eerder kunnen inzetten van die groepen? Waarom niet een poging gewaagd het UWV te bewegen te investeren in úw toekomstige medewerkers? Waarom niet de minister overtuigen van een flexibele oplossing voor oudere werkzoekenden die ook nog eens maatschappelijk rendement oplevert? De báten komen uw kant op.

Met vriendelijke groet,
Jan van der Sluis

PS
meneer Jan-Jaap de Haan, wethouder in Leiden,
míj kunt u bellen om dit eens verder uit te werken. En ik ken nog wel mensen in Leiden die geïnteresseerd zijn.

maandag 24 juni 2013

De opmars van de groene mannetjes

Hij stond op een brandendhete zomerdag midden op de snelweg: een man met een vlag. Te zwaaien naar voorbijrijdend verkeer. Van een afstand was hij al te zieken het eerste wat je dan denkt: "Díe is gek. Zo met die hitte daar met een vlag staan zwaaien'.

Bij passeren bleek het een pop te zijn.

Hij stond volkomen apathisch en geautomatiseerd met een vlag te zwaaien in de hoop dat wij, automobilisten, zouden doorhebben dat er wegwerkzaamheden aan kwamen en we dus voorzichtiger moesten rijden. Of iemand zich er íets van aantrok, kan ik me niet meer herinneren. Maar wel dat we die vakantie dergelijke zwaaipoppen vaker tegenkwamen.

20130624-192803.jpg

Je moet toch iets om de aandacht op je boodschap te vestigen. In het nabije verleden dachten we nog dat verkeersregels en -borden informatief genoeg zouden zijn om het verkeer ordentelijk te laten verlopen.

Nu zijn regels één en zelfcorrectie twee én drie. Ofwel: je kunt wel dénken dat iets is geregeld, maar als je niet controleert op naleving verwatert de discipline snel. Dat begint, als altijd, met een kleine barst, een klein vergrijp, een onbenullige overtreding. Van die dingen waarvan we denken: "Waar máák je je druk om?". Nou, om het begin van de aftakeling.

In de jaren zestig lopen grote delen van de samenleving te hoop tegen de naar hun oordeel veel te beklemmende regels. Politieagenten die met U moeten worden aangesproken; die op hun woord worden geloofd. Militairen eisen het recht op lang(er) haar, want gevechtskracht schuilt niet in de haarlengte. Op zich kón het ook soepeler. En nóg soepeler. En daarna nóg...

De beweging die ontstaat, is gebaseerd op de idee dat zelfcontrole en -correctie mogelijk is. De geschiedenis geeft aan dat dat systematisch wordt overschat. Zonder vorm van controle(dreiging) gaan wij onszelf alleen dan corrigeren als we zelf vinden dat het nodig is. En waarom zou je wachten voor een rood stoplicht als er toch niemand aankomt? Waarom zou je op een eenrichting-fietspad niet gewoon twee richtingen kunnen fietsen? Waarom zou je 120 rijden, als je auto ook 150 kan? Waarom zou je geen auto mogen parkeren op een leeg plekje stoep?

Niet dat ik van de controle ben, maar ik geloof geen bal van zelfcontrole. Dan zouden we bijvoorbeeld ook geen overgewichtige mensen hebben. Want dan beheersen we onszelf en eten niet teveel of verkeerd. Dan zouden we ook niet allemaal het idee hebben 'dat die anderen niet in het verkeer thuis horen". De werkelijkheid is toch een andere.

Een mooie vind ik het bericht dat Staatsbosbeheer een nieuwe aanpak overweegt voor zijn natuurgebieden: geen regels. De argumentatie, in mijn woorden: we hebben de afgelopen jaren vastgesteld dat mensen zich aan de regels houden en over het algemeen op de paden blijven.
Kijk. Dat is er zo een. Natuurlijk houden we ons aan regels, maar da's geen enkele reden om aan te nemen dat dat zo blijft. Als ik mag gokken? Over een jaar of vijf is de situatie dat we overal rondlopen en de natuurliefhebbers niet terug in het hok cq de paden zijn te krijgen.

Overigens is het níet zo dat we geen regels en aanwijzingen meer nodig achten. Wat aan de hand is, is dat we die eenmaal aangeven en er dan van uit gaan dat het volgens die regels verloopt. Grandioos hoeveel borden je dan soms nodig acht om aan te geven wat wel en niet mag.

Met een openbare ruimte die we collectief gebruiken, is het volgens sommigen wél van belang dat we ons aan de regels houden. In woonwijken leidt dat geregeld tot een spanning tussen spelende kinderen en haastige automobilisten (vaak óók uit de wijk!). Het zal me verbazen als jij dat nooit hebt meegemaakt. De gemeente maakt er een 30km-zone van. Legt verkeersdrempels aan. Plaatst paaltjes aan de stoepranden. Borden die waarschuwen voor spelende kinderen.

20130624-192817.jpg

Niet dat het echt helpt. Want ook de bewoner gaat steeds meer over tot het geven van aanwijzingen. Dan bedoel ik niet de zelfgekwaste NP-vakken. Nee, de groene mannetjes die aanzetten tot langzaam rijden: SLOW!. Díe. Van die poppetjes die langs de kant van de weg staan. Onbeweeglijk. Maar die inmiddels oprukken. Niet alleen in aantal, maar ook qua plaatsing.

De opmars van de groene mannetjes gaat inmiddels verder. In bochten om automobilisten weg te houden van de fietsstrook bijvoorbeeld. Binnen twintig meter drie stuks. Je zou er haast over gaan dromen 's nachts: van groene mannetjes die met tientallen het verkeer regelen in je straat en dan ruzieën over wie gelijk heeft.

Chuckie revamped!

20130624-193313.jpg

zondag 23 juni 2013

Het verraad van taal

Dit kun je helemaal verkeerd doen. Dan ontaardt het in achterdocht, sikkeneuren en samenzweringstheorieën. Maar met mate - zoals álles met mate zou moeten - is het een vaardigheid die best wel handig is. En ook wel leuk om te doen. Ik heb het over je taalgebruik en wat dat verraadt, kán verraden.

Wat bedóelt de auteur eigenlijk te zeggen, is een goede start. Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat teksten ook letterlijk genomen moeten worden. Da's best wel lastig. En verwarrend. Zeker ook in een wereld waarin we, laat ik zeggen, creatief met taal moeten omgaan.

Wat mij betreft geen taalpolitie, maar wel gevoeligheid voor taal in de gaten houden. Da's een kwestie van goed luisteren en goed lezen. Bij mij gebeurt het dan vanzelf, dat je ineens een zin leest en denkt 'wacht eens...'. Hieronder drie voorbeeldjes waar het mij overkwam. Die van Wouter Bos is wellicht de riskantste close reading. Een mooie, vind ik, is die waarin statistiek wordt gebruikt. Dan zou je standaardreactie moeten zijn: langzaam lezen en liefst twéé keer lezen. Dit is zo'n artikel:

20130623-132154.jpg

Dat we iets moeten doen aan de graaicultuur, daar zijn de meesten - die weinig hebben - wel van doordrongen. Ook ik vind dat niet iedereen per sé precies hetzelfde moet verdienen - alhoewel dat wél je motivatie aangeeft - maar er moet een zekere bandbreedte zijn. Met uitzondering van persoonlijk risico lopende ondernemers zijn al die 'ondernemers' in loondienst dus wel gewoon ook in loondienst. Een bandbreedte vaststellen lijkt mij dan noodzakelijk.

Precies daarover gaat dit. Want wat ís die bandbreedte? De meeste mensen denken dan aan het verschil tussen hoogste en laagste inkomen. Toch?
En precies dat blijft onduidelijk. De 'loonkloof' hangt aan één kant gewoon in de lucht. De topman, de best betaalde in een bedrijf, is aanwijsbaar. Goed, dan heb je al die extra's en voordeeltjes nog steeds niet in beeld. Maar goed. De lol zit aan de overkant van de kloof. Want dat is feitelijk de minst betaalde werknemer. Dát zou de loonkloof moeten zijn. Maar het wordt de best betaalde een stuk prettiger gemaakt door iets anders te kiezen. In het artikel heten zij: 'doorsneewerknemer' en 'gemiddelde werknemer'.

Dat betekent dat de overkant van de loonkloof helemaal nóóit in beeld komt. Het gemiddelde ligt toch ergens in het midden? Nou, ríchting het midden. Dat klopt. Maar er is een groot verschil mogelijk tussen modus en mediaan. Is die 'doorsneewerknemer' degene waarvan er het meest zijn in het bedrijf? Of wordt gedoeld op het totale salaris gedeeld door het aantal werknemers?

Één ding is zeker: de hier gepresenteerde cijfers voor de loonkloof weerspiegelen níet de loonkloof tussen hoogste en laagste inkomen in die bedrijven. Dit is in hoge mate geflatteerd.

Het leuke is dat woorden en zinnen veel verraden.

In diezelfde krant staat een interview met Wouter Bos over die bestuursvoorzitter wordt van het geplaagde VUmc. Interessant vond ik zijn woordkeuze over de longchirurgie daar (de namen heb ik weg gelaten):
het gaat er nu om dat de heren (...) gewoon hun werk kunnen doen (...)

Er staat 'kunnen'. Zó gebruikt is 'kunnen' dienstbaar, faciliterend. Daarmee is een duidelijke positie ingenomen.

Minder subtiel ligt het in Leiden. Daar is de iedere vijf jaar terugkerende stoelendans voorbij welke omroep zich de 'publieke lokale omroep' kan noemen. Dat is ondermeer een zaak van representatieve vertegenwoordiging en van gemeentelijk advies. In Leiden e.o. is dat Unity FM/TV gebleven. Sleutelstad deed ook mee in die wedstrijd, maar werd het niet.

Het is verhelderend voor de posities van media - of journalisten - te zien hoe dat nieuws wordt gebracht. Zo zijn de pro-Sleutelstad media en medestanders consequent in het brengen van dit nieuws als dat "Unity FM/TV de helft van zijn zendergebied kwijtraakt'. Het feit dat Unity FM/TV Wat klopt, want in de duin- en bollenstreek bleek een andere omroep representatiever voor dat gebied en kozen de gemeenten daarvoor. Niet geheel onlogisch.
Wat opvalt, is dat het nieuws dat Unity FM/TV voor de komende vijf jaar weer de zendvergunning heeft, ondergeschikt is gemaakt. Een buitenstaander als ik leest dat als kinderachtige kinnesinne. Alsof het teveel moeite kost het verlies te accepteren. En vooral: dat het neutraal journalistiek werk scheiden van eigen mening en belang toch nog moeilijk is.

Dit alles is juist géén pleidooi om alle woorden op een goudschaaltje te wegen. Het zeggen en schrijven wat je voelt, is juist verhelderend. De lezer moet dan wel bedacht zijn op de tussen de regels verborgen boodschappen. Maar dat achter taal ongelooflijk veel verscholen gaat, is wel duidelijk.

zaterdag 22 juni 2013

Leiden in Twitter

Je moet er goede ogen voor hebben. Als bijziende zie ik details stúkken beter zonder bril dan met. Nou, dat heb ik goed kunnen gebruiken.

Big data is nogal 'een dingetje'. We leggen vanalles vast. Daarin moeten we zelf toch verborgen zitten dan?! En, nog mooier, daarin moeten ook dingen te zien zijn die we zelf nog niet eens bedachten. Data mining heette dat een jaar of tien, vijftien geleden; het zoeken naar verbanden in grote databestanden.

Dat is link.

Zonder idee, zonder theorie data crunchen, data vermalen is precies hetzelfde als wat onwetende oermensen deden met natuurverschijnselen: er werd een verklaring bij gezocht. Nu zijn wij uiteraard véél geciviliseerder, véél slimmer en véél verstandiger en dús doen we dat niet. Toch?

Nou, mooi wel. Vooral hier in de wereld van de big data loert dat gevaar. Databestanden kun je draaien, wentelen en je kunt er berekeningen op loslaten totdat je systeem ineens piept: Significant Verband Gevonden! En dan blijkt dat kinderen inderdaad door ooievaars worden gebracht, want er is een significant verband vastgesteld tussen hun komst en de piek aan geboorten. Dat het geen causáál verband is... Tja, dát had die theorie moeten aanreiken.

Met de nodige voorzichtigheid zijn big data wel degelijk enorm interessant. Want ze kunnen ook theoretische noties genereren. Want zo werkt dat; je ziet iets, snapt het niet en probeert het te verklaren. Dat de oermens hogere machten de natuur lieten beheersen, had alles van doen met de toen beschikbare kennis. Ze begónnen pas. Net zoals wij nog steeds bar weinig snappen van zowel wat 'leven' nu feitelijk is, als van dat startpunt van alles, de oerknal. Dat er 'gewoon iets is begonnen op basis van toeval' - mijn idee erover - gaat er meestal niet in, want 'alles heeft een reden, een begin'.

Een mooi voorbeeld hoe dat werkt, gaf CNN me in handen in de vorm van dit artikel:

20130622-180133.jpg

Gelet op de in het artikel genoemde aantallen is dit wel big data. Maar het leukst vind ik dus de laatste zin. Als je in de resultaten ziet dat Engeland vooral iOS is - Apple-spul gebruikt dus - en Spanje android, en als je weet dat ze ongeveer dezelfde inkomensniveaus, dan is de vraag aan de orde waarmee je het verschil dan verklaard. Op basis van díe veronderstellingen kun je dan weer verder zoeken. Zijn de Spanjaarden anti-autoritair? En kiezen ze daarom voor open source? En heb je Nederland gezien? De randstad rood en de rest groen.

Uiteraard heb ik gedaan wat iedereen doet die een speeltje in handen heeft: effe proberen. En waar op? Op de plek waar ik woon. Je hebt er wél goede ogen voor nodig. In, slecht leesbare, letters staan de wijken in de kaart. Zelfs als bijziende was het een opgave.

Dit is Leiden:

20130622-175324.jpg

Echt enorm verrast ben ik niet. Zowel iOS als Androïd. En als je het zou kunnen zien, ook Blackberry en 'anders'. Redelijk wat 'anders' overigens.

Wat me wél frappeerde, is dat de concentraties niet willekeurig zijn. Als ik het goed zie, zijn het bijvoorbeeld de beide stations, het stadscentrum en de snelwegen. Dat vind ik toch best opvallend. Zeker de stations en het centrum kunnen nogal druk zijn. Maar toch

tweeten we dan vooral als we onderweg zijn?!

vrijdag 21 juni 2013

Een Stadslab: wat is dat eigenlijk?

De naam is nog steeds ijzersterk. Toen ik die - ik denk ruim drie jaar geleden - voor het eerst hoorde, was de allereerst reactie: "Dáár wil ik bij horen". Als je die reactie losmaakt, zit je wel goed. Met de naam.

Stadslab.

Het bekt nog steeds lekker. En het associeert nog steeds sterk met experimenten met de stad. Voor iedereen die dol is op experimenteren of vooruit wil met een stad, een plek om te zijn. Het is dan ook niet opzienbarend dat zoiets mensen aanspreekt. Over zijn of haar omgeving heeft iedereen wel ideeën. Niet dat die allemaal parallel of synchroon lopen. Ik heb dat wel meer betoogd: belangen en interesses conflicteren vaker wél dan niet. Dat hoeft geen ramp te zijn - práten en geven-en-nemen werken echt - maar overschat eenheid suggereren niet.

Stadslab is een vreemde organisatie.

Ze laat zich graag voorstaan om haar open karakter, maar heeft wel een bestuur en balloteert ideeën. Dat lijkt een obligate opmerking en kritiek die je op alle organisaties kunt uiten. Klopt. Maar er is meer.
Als je (de zeggenschap over) de omgeving aan de bewoners wilt geven, moet je dat ook dóen. Dat heeft een naam: place making. De essentie daarvan is niet eens buurtbehéér, maar de idee dat bewoners het best weten wat goed is voor hen en hun buurt. Daar zit een onvermijdelijke spanning tussen dé stad en de buurten. Waar de buurten haast organisch zouden moeten (kunnen) zijn, vereist de schaal en functie van de stad sturing. Stadslab heeft stedelijke ambities en staat dan ook verder van dé burgers af dan ze wellicht wil. Dat de leden afkomstig zijn uit de stad, betekent nog niet dat het draagvlak stadsbreed is.

Moet je zoiets als Stadslab dus niet waarderen?
Maar natuurlijk wel. Zonder was er heel zeker één platform minder geweest voor mensen om elkaar te ontmoeten. Was er minder energie vrijgemaakt in de stad.

Anderzijds moet je ook realistisch kijken. Twee jaar geleden, verleden jaar en dit jaar was ik bij de jaarlijkse zomerreceptie van Stadslab: Stadszomernachtdroom - wéér zo'n prima naam!. Drie keer op rij en heel langzaam lijkt de kaars uit te gaan. Lijkt. In mijn ogen.

Meer en meer overheerst vorm boven inhoud. Of is het zo dat de aanvoer van nieuwe inhoud minder is? Met die vorm zit het namelijk wel snor. Dat er een grote voorliefde is voor goede, effectieve en vooral ook mooie vormgeving, straalt van alles af.

Drie jaar geleden was er een overzicht van projecten en wat ermee gebeurde, in een immens transformatorhuis. Dit jaar in een echt theater, met een show. Wat weg was, was het overzicht van nieuwe projecten en standen van zaken. Wat kwam, is een overzicht van meningen van Stadslab over dé stad. Onze geluksindex, onze eerste indruk als stad op de toerist. Dé oplossing voor het meeuwenprobleem - zie erg leuke filmpje.

http://www.youtube.com/watch?v=-p4NLejDTwM&feature=youtube_gdata_player

Het tekenendst is wellicht de brochure Tussenstand juni 2013.
Het eerste wat je ziet als je die openslaat, is 'Waar sprak Stadslab?". Ja, hallo zeg. Daarmee plaatst Stadslab als organisátie zich voorop. Het is echt een mooi vouwblad geworden - serieus - maar er staan vooral al jaren lopende initiatieven in. En tot mijn enorme verrassing The Community Lover's Guide, waarvan de Leidse start op 18 maart 2013 was. Toen echt nog zónder Stadslab, maar in het kader van GroenIdeeCafé.

Een stad van ons allemaal: dat moet het zijn. Da's lastig. Ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen. Keuzes maken, is dan altijd jezelf kwetsbaar maken. Goed doe je het nooit. Maar open en eerlijk kiezen, is al een belangrijke stap. Je bewust zijn van de o zo menselijke neiging gelijkgestemden te prefereren.

Ik blijf voorlopig nog fan van Stadslab.

Het enige wat ik écht hoop, is dat Stadslab open is voor alle Leidenaars en alle ideeën. Zonder dat het de bedoeling is of was en zonder dat het wordt opgemerkt, is het Stadslab inmiddels toch een vehikel geworden voor een inner circle. Dan moet je je toch afvragen hoe groot je draagvlak écht is. Hoe je al die hopelijk bestaande nieuwe projecten onder de aandacht van heel Leiden brengt. Je niet verweren met 'dat is heilloos, want niet iedereen is geïnteresseerd in de stad'. Oppassen dat de naam de lading niet meer dekt.

Toch?!

woensdag 19 juni 2013

Het Antikythera Machine

Hoe tijd en rekenen niet zo eenvoudig zijn, bedacht ik me toen ik over het aanloopje van dit blog dacht. Dat gaat over gisteren. Toen was ik bij lezingen van twee professoren. Of was het twee lezingen van een professor? Twee van twee klopt zeker niet, want dat zou op vier uitkomen en het waren er twee van een half uur. Althans, mits de hooggeleerde heren zich aan de tijd hadden gehouden. En dat deden ze niet.

Rekenen en tijd, laat staan aan tijd rekenen, is een ingewikkelde zaak. En toch is het precies dat wat centraal stond gisteren. Beide verhalen gingen over de Antikythera Machine, de eerste bekende analoge rekencomputer in de menselijke geschiedenis.

Dit is 'm:

http://www.youtube.com/watch?v=bAqqA3fMwI8

Als je die video hebt bekeken, zit je nu stil naar het scherm te kijken. In de tijd dat het gros van de volkeren nog werkte met systemen waarin uren seizoensafhankelijk waren en waarin de periode van zonsopgang tot zonsondergang maatgevend was - waardoor zomeruren langer waren dan winteruren - is dit apparaat ontworpen en gebouwd.

Een vernuftig apparaat omdat het geheel mechanisch kon aangeven welke tijdstippen bij welke gebeurtenissen hoorden. In zijn kern draaiden daarom asjes, tandwielen, wormwielen, palletjes en val-openingen rond. Op zo'n manier dat 'de onregelmaat van de hemellichamen was gevangen in regelmaat', zoals één van de onderzoekers ooit zei. De ontwerpers begrepen hoe de maan en aarde bewegen, wat de cyclus van de zon is, waarom de maan niet altijd in gelijke stappen langs de hemel gaat of wat de tijd is die de planeten nodig hebben om een hele cyclus door te maken. En dat alles werd ondergebracht in die houten doos. Een houten reiskist met bronzen binnenwerk en bronzen gebruiksaanwijzing.

Het apparaat is een raadsel. Zo is er maar één. In 1901 gevonden door sponsduikers. De reden dat er maar één bekend is - ondanks het gegeven dat er tussen 250 vóór en 500 ná Christus veel over dit soort van apparaten is geschreven - schijn je te moeten zoeken in dat brons. Dat was zo kostbaar dat kapotte bronzen voorwerpen werden versmolten tot nieuwe. Zoals één van de twee gisteren zei: "Nog een geluk dat er een schip is vergaan met deze aan boord".

Het is alleen geen compleet apparaat. Sterker, het zijn brokstukken en inmiddels is ook duidelijk dat een deel volledig ontbreekt. Dat werd dus speuren. Net een jongensboek. Met röntgen-apparaten en dergelijke. En een apparaat dat het Griekse museum niet verliet in verband met z'n unieke karakter.

Ondanks veel vermeldingen in de periode 200 vóór tot 500 ná Christus is dit het enige exemplaar; beter, verzameling brokstukken. "Een geluk voor ons dat dit schip is vergaan", zo sprak ooit een wetenschapper. De reden dat we verder geen exemplaren kennen, schijnt te moeten worden gezocht in het brons. Dat was ook toen zó kostbaar dat omsmelten van kapot bronswerk aan de orde van dag was. En dus...?! Wie weet.

Wat mij het meest bijbleef, is niet eens het vakmanschap van de handwerkslieden. Nee, wat me bijbleef, is de enorme kennis - uiteraard - en het gegeven dat men een draagbaar rekeninstrument maakte. De allereerste laptop. Dat betekent dat men ook het miniaturiseren onder de knie had.

En wat ook interessant is, is het antwoord op de vraag wie dit apparaat ontwierp en bouwde. Dat is naar alle waarschijnlijkheid een team geweest van wetenschappers en handwerkslieden. De machine is niet aan één persoon toe te rekenen.

Uiteindelijk luisterde je dan naar het verhaal van de bouw van een indrukwekkend nauwkeurige astronomische rekenmachine, die ook nog eens draagbaar was. Een computer, inderdaad. Maar dan gemaakt in ongeveer 100 vóór Christus.

Ik ben stil.

dinsdag 18 juni 2013

Delen en bescheidenheid zijn dodelijk

Soms twijfel je.

Geven is beter dan halen. Als je mensen iets geeft, zullen zij je - op den duur - iets teruggeven. De inmiddels veelgenoemde gunfactor speelt daarin een grote rol. Als je iemand ongevraagd iets aanbiedt, voelt diegene zich haast verplicht tegenover jou. Over de gunfactor is al veel geschreven, maar hét werk over de kunst van het geven is wel The Gift van Mauss. Ennuh, oorspronkelijk uit 1925, hè!

Wederkerigheid is eigenlijk de notie waarom het gaat. Het idee dat als jij iets voor mij doet dat ik dan iets voor jou ga doen. Het oer-Internet is daarop gebaseerd. Het zat tot in de vezels. Peering bijvoorbeeld is in feite betaling met gesloten portemonnee omdat we ieder evenveel inleggen. Een vraag stellen in een nieuwsgroep betekende de plicht er ook eentje te beantwoorden. Alleen maar 'halen' was not done.

Da's een heel prettige omgeving, een waarin mensen elkaar als min of meer gelijken behandelen. Tegelijk heeft het ook iets naïef-romantisch. Alsof mensen altijd zo aardig tegen elkaar zijn en geen verborgen agenda kunnen hebben.

De geschiedenis wijst dat ook wel uit. Denk ik.

Het Internet, met name het web, werd een omgeving waarover het beeld werd gecultiveerd dat je dáár alles gratis kunt vinden. Wederkerigheid in die relatie verdween goeddeels. Het systeem werd eisender - Internet=gratis. Dat dat beeld in essentie niet klopt - er is altijd voor betaald, zij het niet per sé direct in geld maar bijvoorbeeld in diensten - is steeds minder belangrijk geworden. Ondernemers ontdekten dat je wel degelijk kunt verdienen aan dat Internet.

Daarvoor bestaat geen formule. Wat die ondernemers 'ontdekten', is dat het hebben van een enorme hoeveelheid gebruikers interessant is. Die vind je door een gratis dienst aan te bieden - die wel degelijk góed moet zijn - waarna je kunt proberen te verdienen aan reclame, aan plus-verianten van je gratis versie, aan verkoop van de kennis óver je klanten. Free, van Anderson, is nog steeds een prachtboek over dat zogenaamde gratis.

Als aanjager werkt het prima: de combinatie van 'gratis' en 'wederkerigheid'. Wat vaak ontbreekt, is dat eigenlijk nog geen idee is hoe daarna verder te gaan.

Dat hóeft geen probleem te zijn. Het wórdt het in de meeste gevallen wel. Het is een sympathiek klinkende benadering: geven, voordat je iets (terug) vraagt. Maar het lukt veel meer ondernemingen níet dan wél de continuïteit er in te houden.

Toch is het, denk ik, belangrijk dat mensen zich op deze wijze manifesteren. Hoe je het wendt of keert, een stad vol met dergelijke startups bruist. Dát is iets waard: de sfeer, de mentaliteit die wordt uitgestraald.

Wat me wel verontrust, is dat iemand van de week tegen me zei dat die mentaliteit sterk leunt op collectiviteitsdenken. En dat het hem was opgevallen dat veel van de medewerkers die de laan uitgaan, zichzelf betitelen als 'sociaal en bescheiden'.

Mag je eens over nadenken: is er een ontwikkeling in gang gezet waarin de egocentrischen binnenboord blijven en de socialen naar andere circuits gaan. Het fascinerende is dat tegelijkertijd ook een beweging gaande is wég van de grote institutionele investeerders - lees: banken - naar maatschappijgedreven systemen als crowdfunding en virtuele betaalsystemen.

De vraag die dan rijst, is of we niet langzamerhand twee parallelle economieën zien ontstaan?

maandag 17 juni 2013

Geen creatieve klasse?!

'Ze' maken zich er enorme zorgen over. Over de toekomst van Nederland. En dan ook nog 's in het bijzonder de económische toekomst. 'We' moeten daar iets aan doen. 'We' installeren denkteams, brainstormbijeenkomsten, topteams en maken geld vrij. Allemaal initiatief, denken 'ze', om de economie te stimuleren. Zonder groei gaan we het niet redden. Want dat is 'hun' adagium: groei, groei, groei. Tot je over de rand de afgrond in kukelt.

Maar waarover maken 'ze' zich eigenlijk druk?

Het klinkt allemaal zo logisch. Als je economische groei nastreeft, heb je innovatie nodig. Ontwikkeling. Dan heb je creativiteit nodig, die, op zijn beurt, ruimte nodig heeft. Die ruimte bestaat vooral uit geld en middelen. Dus is er een regeling nodig. Voila. De Oplossing.

Zo werkt dat dus niet.

Het is verbazingwekkend dat we nog steeds aan de slag zijn met regelingen. Inmiddels had toch wel eens duidelijk mogen zijn dat die niet werken. Een voor de hand liggende verklaring - en de plausibelste van allemaal - is dat het bestaan van die regelingen het bestáánsrecht is van een aantal organisaties en het lévensonderhoud vormt voor een aantal individuen. Da's ook niet verwonderlijk: wij mensen werken nu eenmaal graag in circuits, in en met bekende netwerken. Dus zie je vaak dezelfde namen opduiken in subsidietoekenningen en op conferenties. Als je daar maar vroeg genoeg inschuift, wordt je haast vanzelfsprekend op den duur de expert. Jíj bent immers de voorloper.

Dat de gekozen oplossingen vooral het bestaande faciliteren, mag geen nieuws zijn. Dat dit één van die publieke geheimen is, evenmin. Dat verklaart waarom keer op keer toch die weg wordt gekozen. Die heeft niets met de inhoud, maar alles met plooiing te maken. Deze aanpak komt de status quo goed uit, maar of daarmee de werkelijke vraag, de werkelijke behoefte is gedekt?!

Zoiets als creativiteit. Dat is inderdaad een heel belangrijke drijfveer. Alleen met verbeelding kunnen we problemen oplossen. Dan moet je wel verbeelding in al zijn vormen accepteren.

En daar wringt iets.

De indruk wordt gewekt dat we een gebrek aan innovatiekracht hebben. Dat we meer technici nodig hebben. Dat innovatie niet alleen een factor van economisch belang is, maar vooral een technologische.

Onzin. En getuigend van een bekrompen visie.

Je hoeft er niet van te houden om het te zien gebeuren. Het bárst van de creatieve uitingen. Niet dat ik kunsthistoricus ben; maar hoeveel componisten liepen er in de periode voor de twintigste eeuw rond? Ik durf te verwedden dat zelfs als de rondreizende minstrelen en troubadours worden meegeteld er toen niet zoveel muziek werd gemaakt als nu. En , nee, niet omdat we nu met meer zijn dan zij.

Persoonlijk vind ik het nog steeds een fenomeen om te zien hoeveel mensen vinden dat zij muziek kunnen en moeten maken. Maar vooral het verschil tussen klassiek en populair. De klassieken schrijven de muziek uit, waarna 'het stuk' wordt gespeeld door anderen. Populairen maken het zelf en spelen het zelf. Nog mooier, het is helemaal geen aanbeveling als je muziek van anderen speelt. Dan verdwijn je zo'n beetje in de bak Feestmuziek en Coverbands.

Eind van dat liedje is dat het werkelijk bárst van de mensen die muziek maken om iets uit te beelden. Het leidt ook tot intrigerende fenomemen als ongeduld - ze denken ook meteen wereldberoemd te kunnen worden - en selectie - wat mooi is, bepaalt de toehoorder. Het interessantst van allemaal is echter dat het ook aantoont wat hen beweegt.

Eigenlijk zou ik de vraag zo willen stellen: is het niet eerder zo dat de bestaande creativiteit een heel andere richting wil kiezen dan de economisch-technologische? Dat het gros van de mensen mogelijkerwijs veel liever scheppend kunstenaar - muzikant, schilder, filmer - wil zijn?

zondag 16 juni 2013

Hij is niet meer

Het is vast doordat Cultura24 het hele weekeinde Pinkpop 2013 uitzendt, dat ik me dit herinnerde. Eerlijk gezegd, heb ik geen idee wat de herinnering precies wakker maakte. Hij was er ineens?Tijdens het kijken naar Lianne La Havas - had ik nóóit gehoord - schoot de gedachte langs 'hoe heette dat programma ook alweer dat gesprekken in muziek omzette?'.

Dat was dus de Listening Machine en ik zal je een beschrijving van de zoektocht besparen.

Twee dingen over die Listening Machine.
Het eerste is de vaststelling dat het project is van een publieke omroep en een externe partner. Daarop kun je alleen maar jaloers worden, vermoed ik, als Nederlandse publieke omroep. Het is niet niks in de ogen van 'nuchtere' - lees krenterig-zuinige - Nederlanders: een project om emotie in muziek om te zetten. Ik zie het al voor me: "En? Waarvoor dient het?".

Zullen we die toevoegen aan het lijsten verboden zinnen, zoals "Ja, maar..."? Nooit meer als eerste vragen naar nut of functie. Pas als, laten we zeggen, dertiende vraag mag dat.

20130616-200408.jpg

Het tweede is het project zelf. Het is, jammer genoeg, gestopt. Maar dat neemt niet weg dat de website van The Listening Machine nog steeds de moeite waard is. En zeker die van de koepel waaronder hij werd ontwikkeld The Space.

Wat ik mooi vind, is een opmerking die in het kader van de ontwikkeling van The Listening Machine is gemaakt: dat ook de softwarebouwer een creatieve is. Dat wordt nog weleens vergeten. Dan krijg je zo'n situatie dat iemand iets bedenkt en dat 'een bouwer de opdracht krijgt dat te maken'. Zo, dus. Plof, op het bord. Doe mij dit maar.

Zo gaat dat dus niet. Ik kan helemaal niet code schrijven. Maar wat ik na al die jaren wél weet, is dat het geen 'bouwen' als in 'bouwen met constructieblokjes' is. Dat soort bestaat wel. Maar dat zijn vaker applicatie-inrichters. Die worden, begrijp ik, ook veel te duur betaald. Degene over wie we het hier hebben, zijn de mensen die beginnen met niets. Althans, niets anders dan een idee. Die mensen kun je niet zien als zuiver uitvoerend wat een ander bedenkt. Ze werken en denken mee.

Niet voor niets staat zijn naam er dus bij: Daniël Jones.

En nu zit ik me dus af te vragen hoe vaak ik zulke credits eigenlijk zie. Niet naar een bedrijf, maar naar een persoon. Weinig. Waarom eigenlijk?

zaterdag 15 juni 2013

Wanneer komt de splijtende schokgolf?

Innovatie is een nogal lastig begrip. Zeker voor diegenen die behoefte hebben aan vastigheid, is het een moeilijke. Innovatie laat zich namelijk niet voorspellen noch sturen. Dat wat we wel kunnen voorspellen en sturen, mag haast het etiket innovatie niet dragen. Niet voor niets wordt innovatie in die gevallen heel erg letterlijk genomen: 'alles wat verandert'. En dus is ook de nieuwe verpakking van de tandpasta, de nieuwe omschrijving van de bedrijfsvisie, de nieuwe naam van de bestaande frisdrank: innovatie.

Zullen we daar maar eens mee ophouden?

Innovatie is onderwerp van veel studie en van veel boeken. Inmiddels weten we het in grote lijnen allemaal wel zo'n beetje. Hoe de diffusie van innovaties verloopt. En je nu dus mensen hebt die zichzelf om hen moverende redenen bestempelen als voorlopers, early adopters, terwijl dat een analytische categorie is. Er wordt lustig op los geraaskald op symposia, in workshops, vooral ook tijdens exclusieve invitational conferences: over rol, functie en business model van innovatie, over valorisatie en opschaling. Da's goed. Vooral voor degenen die er aan verdienen.

Maar innovatie is helemaal geen onderwerp om op die (praktische) manier te behandelen. Innovatie is studie waard, zeker. Maar dan als sociaal fenomeen. Zoals we inmiddels snappen hoe het er in de samenleving aan toe gíng. Zoals we met alle kennis menen een multiculturele samenleving te moeten nastreven, maar niet weten hoe daar te komen. Omdat 'sociaal', ons bindmiddel, net zo ongrijpbaar en vervormbaar is als silliputty. Een mooie term daarvoor, met meer aspecten dan dit, is het concept liquid van Zygmund Bauman. Zijn schets, tussen twee haakjes, is absoluut niet vrolijkstemmend.

In Forbes stond een artikel over innovatie. Het aardige daaraan is dat het ging over het debat of we ons, als samenleving, op een stabiel plateau bevinden waarop weinig innovatie mogelijk en te verwachten is. Of dat we pas aan het begin staan van een enorme omwenteling. Het artikel één citaat wat mij uit het hart is gegrepen:
”…innovation, almost by definition, involves ideas that no one has yet had, which means that forecasts of future technological change can be, and often are, wildly wrong. A safe prediction, I think, is that human innovation and creativity will continue; it is part of our very nature. Another prediction, just as safe, is that people will nevertheless continue to forecast the end of innovation.”

Voor mij is dát inderdaad de kern: dat we mogelijkerwijs op weg zijn naar ontwikkelingen die we nu met geen mogelijkheid kunnen voorzien. Maar het kan dus ook zo zijn dat we daarheen níet op weg zijn. De toekomst is ongewis. Dat neemt allemaal niet weg dat het best wel zo kan zijn dat de heilige graal, de ontregelende vernieuwing, de disruptive innovation al in een schijngestalte is begonnen.

Waarom?

Denk bijvoorbeeld maar eens aan de privacydiscussie. Nadat in de jaren negentig het bestaan van Echelon al werd onthuld, komt er deze weken Prism bij. Een variatie op hetzelfde thema: we leggen vast en alles wat wordt vastgelegd, is te monitoren. Dat zijn publieke geheimen. Dat AH van de bonuskaarthouders weet wat zij in welke volgorde kopen, dat Google weet wat wij zoeken en vragen, dat de vervoerders weten hoe en hoe laat we reizen; we zijn gekend. En met social media is zelfs een der vluchtigste contacten, het informele gesprek, geformaliseerd, vastgelegd. En kan dús worden gevolgd.

Dat lijkt mij dus een ontregelende ontwikkeling van de allerhoogste orde: het verdwijnen van anonimiteit. Dát zou, lijkt me, een discussie vereisen die daar vanuit gaat. Wat doe je in en met een samenleving die geen anonimiteit meer kent? Wat zijn de effecten daarvan? Probeer je wanhopig terug te gaan naar een situatie van weleer?

Of proberen we een nieuwe modus vivendi te vinden?

vrijdag 14 juni 2013

De helft van de wereld doet niet mee

Het hele bericht is niet eens echt groot. Kijk maar:

Networking company Cisco estimates that Internet traffic will grow three-fold between 2012 and 2017 to reach an annual run rate of 1.4 zettabytes, more than a trillion gigabytes per year. The firm expects traffic to reach nearly 121 exabytes per month by 2017 — equal to 30 billion DVDs, 28 trillion MP3′s or 750 quadrillion text messages — and an increase from 44 exabytes per month in 2012. Roughly 3.6 billion people worldwide are expected to access the Internet by 2017, or around 48% of the world’s projected population. In 2012, 2.3 billion people worldwide used the Internet, accounting for nearly 32% of the world’s 7.2 billion people. Cisco also estimates that the average fixed broadband speed will more than double from 11.3Mbps in 2012 to 39Mbps in 2017. Unsurprisingly, non-PC Internet traffic is expected to reach 49% in 2017, up from 26% in 2012.

Het is dit zinnetje waar ik van dacht "Hè?!": Roughly 3.6 billion people worldwide are expected to access the Internet by 2017, or around 48% of the world’s projected population.

We zitten nu op 32% van de wereldbevolking, die gebruik maakt van het Internet. Volgens de vooruitzichten gaat dat in 2017 blijkbaar net niet de helft zijn.

Dat is verdomd weinig!

Als ik me probeer voor te stellen hoe dat is, dan vind ik dat uitermate verontrustend. Hier in de omgeving - de industriële,kapitalistische, 'ontwikkelde' - eerste wereld is het idee dat we steeds meer via het Internet zijn gaan doen en gaan doen. Wie nog denkt dat het Internet geen centrale rol speelt in de toekomstige samenleving wordt voor wereldvreemd aangezien. Zo snel kan het gaan; nog in 1990 was de gedachte het allemaal niet zo'n vaart zou lopen met het Internet.

Het is moeilijk te ontkennen dat het Internet en de mogelijkheden die op basis van die technologie zijn ontwikkeld, die bepalende rol is gaan spelen. Maar het zijn cijfers als deze die ons af en toe even tot stoppen en nadenken moeten dwingen.

Hij lijkt weer eens o zo logisch, de opvolging telegraaf, telefonie, radio, televisie en Internet. Het aparte is dat in die laatste twee afzonderlijke ontwikkelingen samenvloeien. Telegraaf en telefonie zijn nadrukkelijk communicatiemiddelen. Radio en televisie zijn hoofdzakelijk zendend. De Citizens Band en 27MCband zijn met enige flexibiliteit nog op te vatten als een oervorm van internetachtige communicatie: gedemocratiseerd en open.

De aanwezigheid van een telefonienetwerk is een belangrijke randvoorwaarde geweest voor de ontwikkeling van het Internet. Wat dat betreft, geldt de wet van de Stimulerende Achterstand. In een aantal 'ontwikkelingslanden' wordt de stap van het gedrade netwerk overgeslagen en vervangen door het draadloze.

Het beeld dat ontstaat - dat ik had - is van een aardkloot die toch al stevig is ontsloten met een stelsel van communicatiesatellieten en landlijnen. Natuurlijk niet alles even goed bereikbaar en zeker niet onkwetsbaar (een zonnestorm in de hoogste energieklasse kan dramatisch effecten hebben in onze elektronisch geregelde wereld), maar toch.

En dan blijkt de helft van alle mensen het Internet niet te gebruiken!

Hoezo democratiserend? Hoezo egalitair? Hoezo nivellerend? Hoezo kansenscheppend? Hoezo emancipatoir? Hoezo 'empowerend'?

Natuurlijk. Het is een globaal cijfer. En we weten dat we niets gelijk verdelen. Dat betekent dat sommige gebieden en sommige mensgroepen er slechter vanaf komen dan wij hier. En we denken echt dat dat altijd 'ver van huis' gebeurt. Dat hópen we. Of het zo is, gaat de toekomst leren. De economie is echter zo'n ruwe zee dat het niet mogelijk is daar een vaste koers op uit te zetten. Waar wij gaan eindigen, kan nog een verrassing zijn.

Als deze cijfers kloppen, dan is het wel zaak - denk ik - om de realiteit onder ogen te zien: dat we niet volle snelheid vooruit moeten, maar ook aandacht móeten hebben voor de 'achterblijvers'. En voor de gevolgen van achterblijvers. Je rekenschap geven van de gevolgen van je handelen voor anderen, is voor mij nog steeds een kenmerk van beschaving.





donderdag 13 juni 2013

Je hele jéugd is examen

In de loop van de dag verschenen ze steeds meer in het straatbeeld. De vlaggen met een tas aan de vlaggenstok gebonden. De variatie is hier in Leiden nog groot ook. Het 'met vlag en wimpel slagen' leidt hier ter stede zeker niet per sé tot een nationale driekleur als vlag. Zeker ook de 'Leidse vlag' - en zelfs een Feyenoordvlag - doet het goed. Die variatie geldt overigens ook de manier van vlaggen.

images

Zo'n examendag maakt ook duidelijk dat het vlaggen in Nederland zeker geen massa-gewoonte is. Vlaggenstok en -houder zijn niet altijd beschikbaar. Maar niet getreurd; dan hang je de vlag gewoon over de raamdorpel. Met als nadeel dat zo'n vlag dan niet vrolijk en feestelijk wappert, maar wat lulligjes tegen de gevel aankleeft.

En als je de vlag te zwaar maakt... dan kukelt het hele zaakje naar beneden om eerloos te eindigen in de tuin. Ook dát beeld was vandaag te zien. In de Herenstraat.

Die vlaggen doen me denken aan dat gevoel van bevrijding als je bent geslaagd. Klaar. Van school. Weg. Nieuwe kansen en een verse start. En aan de snelheid waarmee in de maanden daarna je nieuwe opleiding of werk weer tot sleur lijkt gebombardeerd. Euforie, hoe jammer ook, duurt nooit echt lang. Voor een volgende flash zul je weer aan de bak moeten.

Examens zijn feitelijk rare situaties. We denken wel dat daarmee wordt bepaald welk kennisniveau de 'kandidaten' hebben. Daar kun je wel vraagtekens bij plaatsen.

images3

Examens meten vooral de onderlinge verschillen tussen de kandidaten, op één moment. Heb je die dag toevallig stekende hoofdpijn, dan is er een gerede kans dat je het slechter doet. Is de lesstof te moeilijk gebleken voor iedereen, dan wordt het beoordelingsschema bijgesteld. Daardoor is de zes van dit jaar niet ongewogen vergelijkbaar met de zes van vorig jaar of andere jaren.

Dat is wat me zo frappeert aan (een deel van) de reacties op 'de gestolen examens'. Vooral de techsavvy, de tech-idealisten reageren daar uitermate eenzijdig op. Zo'n diefstal is toch ook gewoon vanzelfsprekend als we zo ouderwets met papier werken? Nee, de oplossing is een technische. Online bijvoorbeeld. Waarbij de opdrachten pas seconden van tevoren worden vrijgegeven. En de uitslagen sneller beschikbaar komen.

images2

De vraag die we ons zouden móeten stellen, lijkt me echter eerder die naar het bestaansrecht van dit soort van centrale examens. Maar die stellen zij niet. De kansen die nieuwe technieken ons bieden, zouden als het even kan gepaard moeten gaan met heel principiële, fundamentele vragen en heroriëntatie. Een heel basale ontwerpvraag: 'hoe wil je het hebben?'.

Niet dat dat per definitie tot iets nieuws móet leiden. In dit geval is het wellicht aardig er weer eens bij stil te staan.

Mijn idee bij een examen is altijd geweest dat een examen is bedoeld om de kennis van iemand te bepalen. Inmiddels weten we dat je dat bij voorkeur niet op één moment bepaalt, maar gedurende langere tijd. Op de lagere school wordt de hele leerlingloopbaan een dossier met vorderingen bijgehouden. Op de middelbare school worden alle jaren proefwerken in diverse vormen afgenomen. Dat geldt ook voor het beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Die loopbanen zeggen véél meer over de kandidaten. Wat is daarin het niveau? Wat is de voortgang? Hoe beoordeel je dat?

Als je weet dat jonge mensen zich volop ontwikkelen. Als je weet dat dat geen lineair proces is, maar een van toppen en dalen. Als je weet dat veel meetpunten een nauwkeuriger beeld opleveren dan minder. Waarom wordt dan niet de hele ontwikkeling van een leerling gebruikt om te bepalen of iemand wel of niet een diploma waard is?

En, daarbij...

waarom gaan we niet over tot examens voor de leraren in plaats van de leerlingen? Als we nu eens heel geregeld vaststellen of degenen die voor ons bepalen of leerlingen een bepaald kennisniveau hebben bereikt, dat ook kúnnen doen?

Zo vreemd is die omkering niet. Hij past beter bij onze kennis over het leerproces en hij maakt fraude een stuk ingewikkelder. Een individuele leraar kan uitschieten - net als nu. Maar een olievlek als gevolg van vijfentwintig gestolen examens is een stuk moeilijker. Daarenboven staat de leraar weer centraal als beoordelaar. Zoals ooit de meester-gezel een jarenlange opleidingsrelatie hadden.

Kijk. Dat soort van (gedachten)experimenten maakt gebruik van de nieuwe technologie. Da's anders dan centrale examens digitaliseren.

woensdag 12 juni 2013

Wíe beschermend?!

Beschermen. Een intrigerend begrip, waarmee je veel kanten op kunt.

Zo is het altijd íets wat je moet of wilt beschermen. Niet voor niets is de volkswijsheid dat bezit vooral tot zorgen leidt. Heb je een mooie auto; moet je je druk maken om krasjes in de lak of, erger, een diefstal van de totale wagen. Of, ook een angstwekkende gedacht, een autobrand. Heb je een mooi huis; dat zal niet worden gestolen, maar er kan wel worden íngebroken. Of het gaat kapot door verrotting. Brand, ook een bedreiging. Fysieke eigendommen zijn wat dit betreft vooral een brand van zorgen: ze kunnen worden gestolen of onherstelbaar kapot.

En dus verzekeren we ons.

Hetgeen ook steeds grotere onzin wordt. Verzekeren is - dacht ik zomaar - het afdekken van een onvoorzien risico. Die zin is dus te kort. Daar hoort ook in te worden opgenomen 'bij geaccepteerd dagelijks gebruik'. Want verzekeraars zijn aan de slag gegaan met 'onvoorzien'. Het een na het andere risico wordt inmiddels uitgesloten, waardoor heg nog helemaal de vraag is wat dat verzekeren eigenlijk nog voorstelt. Vooral de zorgverzekeraars zijn er goed in.

Bij de meeste verzekeraars is het taalgebruik zó ondoorzichtig dat het nog maar de vraag is welk deel van de verzekerden wéét wat is gedekt. Waterschade. Wat is dat? Niet heel eenvoudig: schade door water. En waarom natuurrampen uitsluiten? Juist díe horen heel erg duidelijk tot de categorie onvoorzien.

In de zorg heb je dat ook. Daar zijn de uitsluitingen inmiddels zo ver dat de wél gedekte kosten min of meer bestaan uit een lijst zeer zeldzame aandoeningen. Da's een overtrokken voorstelling van zaken, maar wel de beweging weergevend: steeds meer wordt benoemd als 'geaccepteerd in het dagelijks leven'.

Beschermen kun je ook nooit helemaal. Mensen zijn nu eenmaal kwetsbare wezens, die kapot kunnen. In ons oorspronkelijk biotoop kon je worden aangevallen door een ander dier. Of een stuk rots of een zware tak op je schedelpan krijgen. Einde oefening. Veel meer was er niet. Alle gevaren als gevolg van onze 'vooruitgang' waren er niet: betonblokken, auto's, massavernietigingswapens en meer van die dingetjes. Ziekten passen overigens ook in dat beeld. We leven langer, maar of we nu méér ziektes kennen of meer ziektes kunnen benoemen... Wat wel zo is, is dat er werkelijk nieuwe ziektes zijn. Stralingsziektes zijn niet besmettelijk, maar wel nieuw. Nieuw én besmettelijk zijn de gemuteerde virusstammen.

images

Inenten wil nog weleens helpen. En preventie - gezond eten! - ofwel beschermen. Bacteriën zijn enge beestjes. Dóód moeten ze; levend gekookt of gebakken opdat hun ziekmakende werking stopt. Steriliseren, pasteuriseren, koken en bakken: dé dooddoeners. De ellende is wel dat dat niet altijd kán. Je hele lichaam zit vol met die figuren. Sterker, we leven in een mooie symbiose met ze. Zij in onze ingewanden en op onze huid - miljarden - in ruil voor hulp bij het beschermen. Teveel je handen wassen - laat staan met desinfecterende zeep - is ronduit slecht.

h-pylori-big

Als niets meer helpt, hebben mensen niets om in weg te kruipen. Geen schelp, geen schild, zelfs geen stekels. We kunnen wel wegkruipen. In een hol, een huis. We hebben hulpmiddelen nodig. Duikpakken, ruimtepakken, exoskeletten, thermopakken, harnassen, gaspakken, clean roompakken, stralingspakken, voor zowat iedere omgeving hebben we wel bescherming.

In dat hele spectrum aan beschermers nemen voor mij de latex handschoenen een bijzondere plek in. Die kun je twee kanten op gebruiken, merkte ik.

latex+handschoenen+m+100+stk

Die strakzittende handschoenen associeer ik nog het meest met steriele ruimtes. In elk geval met een omgeving waar hygiëne een groot goed is. Van die plekken waar de medewerkers met onnavolgbaar mooie bijna ballet bewegingen uitvoert om vooral zonder besmetting ín het omhulsel te kruipen. Zo'n chirurg die met de elleboog een deur openstoot om te voorkomen dat-i z'n steriele handen vuilmaakt. In het belang van de openliggende patiënt worden beestjes uitgesloten van meedoen.

Maar dan sta je op de markt.

Te kijken naar de mevrouw van de viskraam. Die heeft ook handschoenen aan. Latex. Vast om te zorgen dat de vis schoon blijft. Maar nee, nadat jouw vis is ingepakt, wordt geld uitgewisseld. Zonder dat de handschoentjes uitgaan. De volgende koper van 'vers gefrituurde kibbeling' krijgt er gratis extra leven bij.

Mij laat het voortaan wel even nadenken als ik van die zorgvuldige aanpakken zie. Van die chocoladeverkopers met handschoentjes. Vleesverkopers en -inpakkers met handschoentjes. Die leken me ter bescherming van míj. Handschoentjes om te voorkomen dat de koper besmet voedsel kreeg.

Nu denk ik: "Verrek, die dingen zijn om hún handen te beschermen".

dinsdag 11 juni 2013

De designmoeite waard: http://abduzeedo.com/

20130611-193504.jpg




Ooit gezien? Deze website. Ik niet.

Maar da's geen reden er eens rond te neuzen. Je moet wel van dat ietwat vage 'design ' houden. Waar dat begint en ophoudt? Ik zou het niet precies weten. Maar net als muziek die mij wel of niet bevalt: het zal me ook een zorg zijn, als het me aanspreekt is dat waarom het gaat.

En de heren en dames hebben er zelf wél een antwoord op. Zie maar:


20130611-193516.jpg



Eventjes de plek vasthouden: http://abduzeedo.com/.

maandag 10 juni 2013

digitale dienstenverlening is geen digitale dienstverlening

Sommige ontwikkelingen kosten tijd. Evolutie is niet iets wat in één nacht is gebeurt; en evenmin in zeven dagen. Wij moderne mensen kunnen er anders ook wel wat van. Al onze grote (infrastructurele) werken lopen uit de hand, zowel kostentechnisch als in tijd. De meest gehanteerde en gehoorde verklaring daarvoor is dat we niet in staat zijn het geheel in al zijn consequenties te overzien. Mij lijkt dat plausibel. De oplossing is er dan ook - als je denkt dat dit de hoofdoorzaak is: in overzichtelijke stappen werken en iedere stap de kennis opgedaan in de voorgaande meenemen. Van mij mag je het heel modieus agile of lean noemen, maar het gaat om het behapbare en leerbare in de aanpak.

Nadeel van de werkwijze is dat je dit eigenlijk alleen kunt doen op basis van vertrouwen. Omdat het traject permanent bijgestuurd moet worden, is het noodzakelijk dat partijen geen verborgen agenda hebben die neerkomt op het vooral voor zichzelf verzorgen van voldoende werk. Want - alhoewel het einddoel min of meer duidelijk is - de koers kan aardig zwalkend zijn vanwege veranderde omstandigheden. Je moet zélfs het doel en het bestaan van het project ter discussie kunnen stellen.

Vandaag ben ik weer 's geconfronteerd met een zelfstandige mammoettanker: digitale dienstverlening.

Al vanaf 1995/1996 wordt gedacht en gewerkt aan een digitale dienstverlening. We zijn nu zeventien jaar verder en er is bedroevend weinig gerealiseerd. Er zijn wat uitgemolken voorbeelden - de Belastingdienst en zijn voorinvulling, SVB en zijn uitkeringenadministratie, links en rechts wat gemeenten - maar daarmee zijn we er wel. De voorbeelden van mislukkingen - met UWV en Werk.nl als kop van jut - zijn echter een veelvoud. Mislukking klinkt zwaar aangezet, maar is toch de juiste term vanuit de gebruiker gezien. Informatie die niet is te vinden of onduidelijk is; het is een ramp in overheidsland.

Vandaag is het zoveelste kritische boekje verschenen over de digitale overheidsdienstverlening: De burger kan het niet alleen. Gelezen heb ik het nog niet - ik kreeg het om 18.00 uur bij vertrek in handen - maar ik was wel bij de overhandiging en de daarbij horende paneldiscussie. Die was verhelderend. En onthutsend.

De overheid gaat het niet redden zo.

Natuurlijk ging de discussie over toegankelijke teksten, over beschikbaarheid van informatie - niet iedereen ziet een verschil met data -, over kwetsbare groepen, over slecht ontwerp, over de invloed van wet- en regelgeving. En over meer. Het ging, kortom, zoals de ondertitel aanduidt: over digitale dienstverlening die past bij digitale vaardigheden van burgers.

Interessant werd het toen Denemarken als voorbeeld ten tonele kwam. Waarom dat niet Estland was, zal ongetwijfeld praktische redenen hebben want Estland is hét voorbeeld op dit vlak. Toch leerde de Deense spreker Nederland iets: goed digitaal aanbieden van overheidsdiensten vereist ook aanpassen van wet- en regelgeving. Die mag en kan niet langer beknellend zijn. Een publieksvriendelijke tekst kun je heel goed verbinden met de wettelijk geldende tekst. Dat je daarvoor speciaal opgeleide tekstschrijvers nodig hebt, lijkt mij nog steeds onzin. Zoals overal: als je het niet in eenvoudige woorden kúnt uitleggen, klopt er iets niet. Dat lijkt me een mooi nieuw juridisch paradigma.

Dat verklaart de titel van deze blogpost nog niet.

Dat gebeurde impliciet. Het best valt dat te illustreren aan de hand van de veelgehoorde opmerking dat 'de gebruiker betrokken moet worden'. Hier gebeurde dat ook. Vaak. In variaties op: 'als de dienst wordt ontwikkeld of aangepast, moeten we de gebruiker, zijn wensen en perspectief daarin leidend maken'.

Grappig. Toch?!

Eigenlijk niet. Want de hele aanpak is gericht op het de bestaande digitale diensten die beter kunnen. Nooit - zelden - kom je mensen tegen die de in mijn ogen júiste vraag stellen: welke dienstverlening verlangen de klanten? Dat is geen semantische haarkloverij: het geeft de essentie aan: niet de kwaliteit van digitaal, maar de kwaliteit van de dienstverlening - in zijn volle omvang - staat centraal.

Dat is precies wat ik miste.

Persoonlijk heb ik er ook een hard hoofd in of het 'de overheid' gaat lukken. Zo'n principiële discussie vereist een totaal andere aanpak en cultuur. Eentje waarin 'verhalen en ervaringen' centraal staan. Eentje die dienend is en niet leidend-regievoerend. Dat zie ik 'de overheid' niet doen en zeker niet met de belangen die ermee zijn gemoeid.

De hoop is (weer) gevestigd op de buitenwereld. Zoek maar eens naar - het door mij eerder al 's genoemde - hostmanship. En vooral naar de term service design en de mensen die daarmee bezig zijn.

Dat, overheid, is de toekomst en de uitweg.

zondag 9 juni 2013

Hóge cultuur?! Ach, kóm zeg!

Leiden, de stad waar ik woon, is een provinciestad. Echt. Zo'n klassieke, die je nog weleens in oude romans tegenkwam. Van die gemeenschappen met dorpse karakteristieken maar grootstedelijke ambities. Vooral de Russische schrijvers aan het begin van vorige eeuw konden die sferen prima beschrijven. Voor Rusland. Met een beetje goede wil kon je de beelden ook, ietsje aangepast, ook hier projecteren.

Leiden is zo'n stadje. Met 120.000 inwoners te groot voor een dorp en te klein voor een metropool. Met een prachtige eeuwenoude binnenstad; die ook als een loden last de ontwikkelingen daar afremt. Een stad met ambities die groter lijken te zijn dan de ruimte die beschikbaar is. Een stad die - daardoor? - slecht is in kiezen en - daardoor? - voor zijn imago op het verleden moet steunen. Een stad die denkt te moeten bouwen op 'cultuur' - de oude gebouwen - en 'wetenschap' - de universiteit.

Een stad die zichzelf bedondert.

Leiden lijkt de tijd van de notabelen nooit te ontgroeien. Dat is ook wel een karakteristiek van provinciesteden: dat een clique van gelijkgestemden de stad feitelijk bestuurt. Niet door (vooral) toonaangevend te zijn in het stadsbestuur, maar door sleutelposities te hebben in de uitvoering, de realisatie. Bepalend voor een (stads)cultuur is de laag van (top-)ambtenaren en ondernemers. De door hen gedeelde belangen en interesses bepalen in veel hogere mate de slagingskansen van projecten dan de dikte en doorwrochtheid van beleidsnota's of de wens van de inwoners.

Tot de bekende cultuurkenmerken van zo'n klasse horen kunst en wetenschap. Daarmee wordt een afstand geschapen tot de anderen. Voor kunst en wetenschap is een verfijnde smaak en ontwikkelde intelligentie nodig. Denkt men. Het is een hógere cultuur: die van de maatschappelijke voorhoede, van de ontwikkelde mens. Dat Leiden wél een singelpark dreigt te gaan krijgen, maar niet in staat is een veel kleinschaliger Huis van de Sport te realiseren, zegt wel degelijk iets.

Of zo'n hogere cultuur ook werkelijk hoger ís, dienen we sinds enkele decennia te betwijfelen. Was het ooit zo dat strikte mores werden overgedragen - waarin maatschappelijke verantwoordelijkheid sen veel grotere rol had, dan velen nu denken, inmiddels lijkt te verloedering de hogere cultuur te zijn binnengedrongen.

Leiden heeft zijn cultuurweken. Sinds dit jaar heten die, grootstedelijk, Signatures Cultuurweken Leiden. Tien signature pieces - Nederlands, toonbeelden - van Leidse cultuur. Niet dat het Leidse cultuur ís. Het zijn cultuuruitingen ín Leiden en, soms, door inwoners van de stad of ex-inwoners. Dat geneuzel toch vooral ook een culturéél Leiden te willen hebben, doet geen afbreuk aan de kwaliteit van die niet-Leidse cultuur. Signatures is voor liefhebbers van cultuur een verplicht nummer.

20130609-134615.jpg

In het kader van bombast heet de afsluitende bijeenkomst De Leidse Olympus, twee uur poëzie en muziek aan de voet van de oorsprong van Leiden, de Burcht. Dat soort van pittoreske decors is in Leiden in overvloed te vinden. Ze zijn niet geschikt voor grootschaligheid. Maar voor de intimiteit van poëzie wel. Poëzie, immers, is een hogere cultuuruiting. Toch? De vertelling in extreem ingedikte en ritmische vorm is vaker niet dan wel zondermeer te begrijpen. Leiden koos, gelukkig, voor toegankelijk.

En dan valt Leiden toch door de mand. Want dan mag dit wel hogere cultuur zijn, waarvoor dus een bepaalde mentaliteit nodig is; het is onthutsend te ervaren dat op vrij luide toon door de optredens en voorlezingen wordt gepraat. Niks beleefd en geïnteresseerd luisteren. Niks aandacht voor de kunsten. Nee, achter op het pleintje staan de mensen-die-ertoe-doen er toe te doen. Inclusief de eerder optredende cabaretier, dichters en schrijvers. Meer aandacht voor elkaar en kennissen dan voor het podium. Ik ben benieuwd wat de reactie zou zijn als er toevallig passerende café-gangers luidruchtig commentaar hadden gegeven. Dat was 'omdat ze er niets van begrijpen'?!

Kijk, Leiden, daarom is het hier zo vaak 'net niet'.

zaterdag 8 juni 2013

Verplichte mantelzorg: contradictio terminus

Kwaad kan ik worden over het aan de haren erbij fantaseren van 'beleid', 'visie' of 'ideologie, bij platte bezuinigingen. Politici ontpoppen zich steeds vaker als lafaards. In plaats van een standpunt in te nemen als "Ik ben van mening dat het zus of zo moet", verschuilen ze zich achter lafbekkerig "het kan niet anders. Het moet zo". Dat is precies dezelfde categorie als de beambte die stelt dat 'hij alleen maar regels uitvoert' of de leidinggevende die slecht nieuws brengt als 'is van hogerhand besloten'.

In de (thuis)zorg zijn ze daar ook aan het zieken. Mantelzorg is ervoor verkracht. Mantelzorg was ooit de term waarmee de informele hulp werd aangeduid die familie, vrienden en buren elkaar verlenen. Vrijwillig. En voor de zoveelste keer laat de PvdA zijn ware aard en gezicht zien: staatssecretaris Van Rijn is in staat met droge ogen de inzet van mantelzorgers noodzakelijk te vinden omdat we teveel op de overheid steunen. Wat een belachelijke onzin.

We betalen belasting. Die belasting is bedoeld om collectieve voorzieningen uit te betalen. Het was wat onvoordelig als alle steden in Nederland afzonderlijk hun verdediging regelden. Een staand leger was handiger. Het was toch echt teveel gedoe om wegen aan te leggen van A naar C, als B daarin dwars lag. Dat landelijk regelen was toch echt handiger. Dat geldt voor de zorg ook: in de zorg worden geen nutteloze of zinloze diensten aangeboden, maar al die zorg waarvan we als beschaafd land vinden dat die voor iedereen beschikbaar moet zijn.

Je hebt helemaal niet veel woorden nodig. Natúúrlijk kijken we naar de overheid. Daarvoor betalen we belasting. Meneer Van Rijn c.s. zijn bezig hun verantwoordelijkheid te ontlopen en zich te verschuilen.

Laf. Smerig laf. Want degenen die met de gevolgen van dat gedrag worden opgezadeld zijn niet zíj, maar mensen die geen talloze opties hébben.

Ménsen. Mensen die nu al jaren gestrest zijn door die besluiteloosheid. Of dachten de dames en heren dat dat zwaard boven het hoofd van Damocles níet stressvol was? Wat denk je dan van zieke en oude mensen die die onzekerheid ervaren als een rit richting de afgrond in een gammele bus zonder remmen?

Dát kan me echt ergeren. Of het nu wel of niet beredeneerd kan worden; het getalm en gedraai gaat ten koste van ménsen. Op dit moment vermalen en vermorzelen de politieke molens de kiezers. Zij het wel specifieke groepen. Binnenkort heeft meneer Van Rijn geen zorgen meer: dan is zijn electoraat verdwenen. En hij ook. Terminus.

vrijdag 7 juni 2013

En de eerste drie regels zíjn...

Vandaag is zo'n dag dat de blogpost een makkie is. Ik kan me er vanaf maken door je te wijzen op een artikel in Slate, want alles wat hieronder gaat komen, is daar uit gehaald.

Het is typisch zo'n onderwerp waarvan ik vond dat het goed is als het geregeld terugkeert in de aandacht: de vluchtige manier van lezen, van informatieverwerken. Ik zou eens moeten zien te turven hoe vaak ik dat verwijt voorbij zie komen op Twitter: dat iemand niet goed las. Ik heb er zelf ook last van, hoor. Soms laat je je helemaal meeslepen in die ongrijpbare drang ook eens ergens de eerste mee te zijn of de spitsvondigste van het stel. Maar als je dat wilt worden, moet je het juist níet nastreven.

Een nieuwtje is maar een deel van het verhaal. Veel belangrijker is wie degene ís die het brengt. Want de (status van de) brenger van het nieuws, bepáált meteen (of) het nieuws (is). Dan kun jij nog alle gelijk van de wereld hebben, als een BN-er precies dezelfde boodschap later brengt, is dát waarschijnlijk het bericht dat wordt gezien als het eerste. Lullig. Maar waar. En niets nieuws onder de zon, want zo werkt de werkelijke wereld ook. Inhoud is veel minder belangrijk dan we denken (wat dus echt anders is dan: inhoud doet er niet toe).

In Slate, dus, las ik vandaag een artikel met de titel You Won’t Finish This Article; Why people online don’t read to the end. Het antwoord op de why-vraag komt niet echt uit de verf, maar het artikel is desalniettemin lezenswaardig en informatief.

M'n advies is nú de vorige hyperlink te gebruiken en het originele artikel te lezen. Ik pik er twee citaten uit voor de overblijvers.

I’m going to keep this brief, because you’re not going to stick around for long. I’ve already lost a bunch of you. For every 161 people who landed on this page, about 61 of you—38 percent—are already gone. You “bounced” in Web traffic jargon, meaning you spent no time “engaging” with this page at all.

So now there are 100 of you left. Nice round number. But not for long! We’re at the point in the page where you have to scroll to see more. Of the 100 of you who didn’t bounce, five are never going to scroll. Bye!

OK, fine, good riddance. So we’re 95 now. A friendly, intimate crowd, just the people who want to be here. Thanks for reading, folks! I was beginning to worry about your attention span, even your intellig … wait a second, where are you guys going? You’re tweeting a link to this article already? You haven’t even read it yet! What if I go on to advocate something truly awful, like a constitutional amendment requiring that we all type two spaces after a period?

Wait, hold on, now you guys are leaving too? You’re going off to comment? Come on! There’s nothing to say yet. I haven’t even gotten to the nut graph.

Het is en blijft un peu onthutsend: vijftig procent van de lezers haalt de helft van een artikel niet. Ernstiger is dat een grote groep eigenlijk niet verder komt dan de eerste regels, het eerste schermbeeld. Heel terecht stelt Farhad Manjoo dan ook de vraag wat die mensen eigenlijk wél lazen en opnamen.

En wat ze (dan dus ) doorgaven via social media.

There’s a very weak relationship between scroll depth and sharing. Both at Slate and across the Web, articles that get a lot of tweets don’t necessarily get read very deeply. Articles that get read deeply aren’t necessarily generating a lot of tweets.
(...)
Schwartz tells me that on a typical Slate page, only 25 percent of readers make it past the 1,600th pixel of the page, and we’re way beyond that now. Sure, like every other writer on the Web, I want my articles to be widely read, which means I want you to Like and Tweet and email this piece to everyone you know. But if you had any inkling of doing that, you’d have done it already. You’d probably have done it just after reading the headline and seeing the picture at the top. Nothing I say at this point matters at all.

donderdag 6 juni 2013

Ellende en misère horen erbij

Je hebt weleens van die dagen of (korte) periodes: dat het leven je tegenstaat of -zit. Lekker wrokkig naar je werk op maandagochtend. De hond van de buren die juist die ene mooie zomeravond de héle avond ligt te janken en piepen in de tuin omdat zíj er binnen last van hebben. Over het weer gaan we het maar helemaal niet eens hébben: beroerd, echt Nederlands. De krant, het nieuws sla je steeds vaker over; alsof er nooit meer iets leuks gebeurt.

Zulke dagen, dus. Vaak nog verscherpt doordat je de indruk hebt dat anderen nóóit miserabel zijn. Dat laten ze in elk geval niet merken. Social media zijn er sterk in: het vertekenen van emoties. Eigenlijk natuurlijk klinkklare onzin, want social media dóen niets. Dat doen we zelf. We maken zelf een imago, een publiek beeld. En blijkbaar passen negatieve emoties daar niet in.

Onzin. En niet zo'n beetje ook.

Jij bent een rijk gedetailleerd karakter, met emotionele toppen en dalen. Dat heeft iederéén. De extremen zijn niet voor niets ziektebeeld. De bi-polairen die wel enórme wisselingen meemaken en de emotielozen. Maar het gros van ons bengelt er tussen: wisselende emoties. Dat je dat in social media-omgevingen slecht terugziet, vind ik nog steeds bijzonder. Blijkbaar willen we mooi, sprankelend, vrolijk en positief over komen.

Alles leuk en aardig, maar da's dan dus een nepbeeld.

In Scientific American vond ik een artikel dat hier op in gaat: sombere emoties hebben een functie. Effetjes: dat betekent dus niet dat die emotionele staat een prettige is of nagestreefd moet worden, maar wél dat het een signaal is.

In recent years I have noticed an increase in the number of people who also feel guilty or ashamed about what they perceive to be negativity. Such reactions undoubtedly stem from our culture's overriding bias toward positive thinking. Although positive emotions are worth cultivating, problems arise when people start believing they must be upbeat all the time.

In fact, anger and sadness are an important part of life, and new research shows that experiencing and accepting such emotions are vital to our mental health. Attempting to suppress thoughts can backfire and even diminish our sense of contentment.

Een goede manier om met emoties om te gaan, is ze te herkennen en vooral érkennen. Ze zijn er. Accepteer ze. Druk ze niet weg. Ontken ze niet. Maar ja, da's wat ik er van weet. Als je het artikel leest, moet je vooral ook even door de reacties bladeren. Daar vind je dan de discussie wel of niet accepteren terug.

Kennen we onszelf nu echt zo slecht? Of vertellen we via social media, vertellen we altíjd, maar een deel van het verhaal? Dat deel waarvan we denken dat anderen daar positief op zullen reageren. Dan rest de vraag waar we dan blijven met die 'andere' emoties.

woensdag 5 juni 2013

Zijn leesclubs een signaal?

Soms is het gewoon leuk om wat te mijmeren en al combinerend te fantaseren over de toekomst. Dat zóu je guru-achtig trendwatching kunnen noemen, ware het niet dat ik dat nogal marketing-achtig rechtlijnig denken vind. Levenslopen zíjn niet zo rechtlijnig. Evenmin voorspelbaar, of wist jij vijf jaar geleden al waar je nu bent? Ik geloof er geen barst van. Leven is net zoiets als een pad zoeken door een dichtbegroeid bos of iets dergelijks: slingerend, stijgend, dalend. Als je nét denkt: 'Ik ben er bijna', moet je toch nog om lopen. Térgend is dat, zeker als je al moe bent.

Maar goed. Niet zo rechtlijnig dus en daardoor ook bar moeilijk voorspelbaar. Wat je wél kunt doen - en veel trendwatchers doen dát dan ook feitelijk - is aangeven waar je denkt, hóópt dat het naartoe zal gaan. Maar wannéér je daar dan aankomt... . Het is meer zo'n vage aanwijzing als dat 'de bestemming richting het zuidwesten ligt'. Lekker globaal. Maar of het zuid, west, zuidzuidwest of westzuidwest is... .

Bandbreedte, vrijheidsgraden, slagen om de arm, voorbehouden: alles speelt een rol. Toch is het leuk om te doen. Sterker, het heeft ook zin. Een goed ondernemer kan het. Die voelt wat 'de markt', zijn klanten willen. Niet op basis van cijfers en trend-analyses, maar uit kijken en luisteren. Het ís ook niet allemaal te berekenen en beredeneren.

Om een groep mensen in beweging te krijgen, heb je een katalysator nodig. Degene die de eerste beweging maakt. Degene die smaakbepalend is. Degene die het vuur kan starten. Achteraf kun je die aanwijzen en snap je ook waarom het juist díe is geweest. Vóóraf is een ander verhaal. Ik vind het nog steeds een komisch fenomeen: mensen die het nastreven early adopter te zijn. Blijkbaar levert het iets op te kunnen zeggen dat jij als een van de eersten herkende dat dít een hit zou worden. De slimste weg, lijkt mij, is dan dat van alles te zeggen, want dan is je trefkans 100% (en je overtuigingskracht 0).

'Wat als ...'denken is wel een krachtige methode om vat te houden op de ontwikkelingen om je heen. Scenario-denken is voor alle bedrijven net zo belangrijk als voor individuen. Niet als handenbinders of voorspelling, maar wel als overzicht van mogelijke opties, voorzover die al voorstelbaar zíjn. Dat is een karakteristiek van échte innovatie: de onvoorstelbaarheid (van het effect). Maar op basis van lopende ontwikkelingen en signalen kun je best scenario's bedenken.

Zo viel mij pas iets op. Wellicht is het me altijd ontgaan, maar eerder lijkt me dat het de laatste paar jaren een groei doormaakt. Leesclubs.

De prototypische leesclub, voor mij, is die van wat oudere dames die gezamenlijk een gelezen boek bespreken. Het is een activiteit die een kwijnend bestaan leidt. Lezen, dat gebeurt steeds minder. Lange zinnen en teksten - zoals deze - zijn not done. Toch?

Niet dus. De leesclub is alive and kicking.

Voor mij is dat zo'n signaaltje om even bij stil te staan. In Amsterdam organiseert een literair tijdschrift, Das Magazin (hoe komt dat ineens zo populair?), een leesclub-manifestatie. Op meerdere plekken in de stad komen leesclubs bij elkaar en bespreken, met de schrijver, zijn of haar boek. Uit de dagbladverslagen valt op te maken dat het een groot succes was. Maar ook: dat er veel jónge mensen waren, dat men - blijkbaar tot verbazing van sommige auteurs - de boeken ook werkelijk had gelézen, dat de gesprekken ertoe deden en dat het uitverkocht was. Kortom, literatuur (bespreken) leeft weer.

537711_493163370720666_311797391_n

Zoiets zet bij mij meteen het denken in werking. Het doet me enorm denken aan een periode in de vorige eeuw. Ook dan heeft Europa net te maken (gehad) met economische ellende en geo-politieke onrust. Het is ook de periode waarin kunstenaarskringen floreren. Kunst bot uit. Het Fin de Siecle markeert dat scharnierpunt, gevolgd door Roaring Twenties en de beruchte Grote Depressie. Om tal van redenen kun je die niet ongestraft overzetten naar het heden.

En toch zit ik dan te denken bij zo'n bericht: "Zou er een herwaardering van 'kunst(beleving)' aankomen?".