maandag 25 februari 2013

Pareto's 80-20 (en technologische mislukking)


Raar is dat. Dat we sommige dingen maar niet (willen?) leren. Het is de fout die keer op keer wordt gemaakt. Je zou zeggen dat die intelligentste primaat die we menen te zijn, leert van fouten en die zoveel mogelijk zal proberen te vermijden.
De fouten waarop ik doel, wíllen we wellicht helemaal niet vermijden. Mogelijk is de situatie eerder dat we niet willen hóren, niet willen wéten dat het niet is zoals we hopen en denken dat het is. Da's een verduveld lastige. Zeker ook omdat degene die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor die fouten, de aanstuurders, vaker op plekken zijn te vinden waar een fout erkennen gelijk staat aan gezichtsverlies of statusachteruitgang dan niet. Je vindt ze zowat overal. Het is een soort collectieve aangelegenheid.
Computers. Dat is het sleutelwoord.
De fouten die we maken en die we blíjven maken, hebben alles te maken met computers. We zijn in een staat beland waarin we geloven dat computers vooral vooruitgang brengen. Vooruitgang die we ook nog eens definiëren in termen van geld: als een computer iets doet, is het goedkoper. Af en toe komt ook de kwaliteit - van leven of werk - om de hoek. Als dát echter de enige of belangrijkste drijfveer is, kun je er vergif op innemen dat de ontwikkeling níet wordt ingezet.
Daar schuilt dus het addertje in het gras: inzet van computers ís helemaal niet per sé voordeliger.
Ja, zeg. Dat wisten we toch allang? Jazeker. En tóch blijven we geloven. Want dat is de analogie, die met een geloof, met een levenshouding. Ook daar worden bepaalde fundamentele aannames zelden tot nooit ter discussie gesteld. Da's ook de essentie van geloven: empirisch bewijs ontbreekt vaak. Of, nog mooier, empirisch bewijs van het tegendeel wordt ontkend.
Dat kennen we. Alternatieve geneeswijzen en -middelen. Hoe vaak ook wordt aangetoond dat ze níet werken; er blijven mensen in geloven en ze gebruiken. En, terzijde, soms ook genezende effecten rapporteren, waarvan dan weer niet duidelijk is of dat komt door een sterk geloof in of door een werking van. Kortom. Geloof.
Probeer maar eens iemand van zijn geloof af te brengen. God bestaat (niet)?! Hoe toon je dat aan? Dat eist hogere filosofie zoals Descartes die inzette om een godsbewijs te geven. Inderdaad, in de marge daarvan komt zijn 'ik denk, dus ik besta' voorbij. Het bestaan van Allah of enig ander opperwezen is evenmin empirisch aantoonbaar. In het beste geval dienen oude documenten als bewijs.
Voor gelovigen is dat alles echter onbelangrijk. Aantoonbaar of niet: zíj geloven er in. Zoals er ook mensen zijn die in een parallel universum geloven, in elfen, in een geestenrijk, in kracht van cijfers. Dat alles mag wetenschappelijk onhoudbaar zijn; het is irrelevant voor gelovigen.
Onze houding ten opzicht van technologie, zeker ten opzichte van computers heeft sterke overeenkomsten met zo'n geloofshouding. Ondanks de ook kritische geluiden over de mogelijke ontwikkelingsrichtingen en -effecten blijven we computeriseren. Sterker, er zijn er die geloven dat dat moet gaan uitmonden in een singulariteit. Grof geschetst: de computer(systemen) zijn dan slimmer dan de mens en dus is de mens vanaf dan dienend aan de machine. Dat debat is volop gaande. Net als de theologische discussies raken die echter niet aan de daadwerkelijke ontwikkeling. Die gaat onverstoorbaar voort. Ik durf er iets onder te verwedden dat dat voortgaat zelfs als de negatiefste scenario's werkelijkheid worden. Die zullen worden ontkend.
Precies zoiets doen we met z'n allen als het gaat om de inzet van computers. Vooral in bedrijfsomgevingen is dat veel te vaak te zien. Daar worden geregeld 'ICTsystemen geimplementeerd'. Meestal tegen enorm hoge kosten. Meestal veel later opgeleverd dan voorspeld. Meestal veel onderhoud en aanpassing nodig hebbend. Meestal net niet passend (en dus 'passen we de werkprocessen aan').
We blíjven desondanks geloven dat computers een soort Haarlemmerolie, een wondermiddeltje zijn. Zeker, ze kunnen onwerkelijk snel rekenen en ordenen. Als het op te lossen probleem in essentie een organisatieprobleem is, dan gaat dit dus niet werken. Ja, ja, ook dát weten we allemaal al. En, ja, ja, we blijven het wondermiddel inzetten.
We zouden kapitalen kunnen besparen - en dan heb ik het over kapitálen - door ook eens kritisch stil te staan bij de inzet van technologische oplossingen, met name voor processen. Ik heb de afgelopen jaren voorbeelden voorbij zien komen van CRMsystemen - om klanten mee te documenteren -, van CMSen - om content mee te beheren -, van administratiesystemen, waarvan je je afvraagt of iemand daarover nadacht. Veel van die systemen zijn 'maatwerk'. Daardoor wordt de klant afhankelijk gemaakt van een leverancier. Dom, dom, dom. Neem dán minstens open source, maar eigenlijk: stel je eens de vraag waaróm het zo ingewikkeld moet. Want veel 'oplossingen' zijn nodeloos ingewikkeld en vergroten de afhankelijkheid van de 'oplossing'. Lagere ambitieniveaus zouden weleens bedrijfsmatig veel gezonder kunnen zijn. Zeker ook voor overheden.
Dat is wat technologie doet: als je er eenmaal aan begint, trekt het je steeds verder naar binnen. Er is altijd wel een probleem op te lossen of een uitdaging aan te gaan. Onweerstaanbaar, als een mot door een vlam. Dát is wat ook computers vaak doen. De gelovigen in de singulariteit zouden wat betreft weleens gelijk kunnen gaan krijgen. En tot die tijd blijven we miljoenen besteden aan marginale vooruitgang.

zondag 24 februari 2013

Hoe oud moet je eigenlijk zijn?


Persoonlijk ben ik meestal in zo'n twee-vijf minuten ermee klaar: een kledingwinkel beoordelen op kleding. Je loopt er in een rustig tempo doorheen en laat je blik dwalen. En soms blijft-i dan hangen op een bijzondere kleur, een mooie stof of iets anders opvallends. Grijs, bruin - aardekleuren heten ze - ik vind ze niks en kijk er dan ook overheen. De kans is groot dat ik als gevolg van die manier van opereren ook treffers mis. Maar ja, als niet-fanatiek winkelaar accepteer ik m'n verlies.
Die techniek hanteer ik al jaren. Eigenlijk nooit voor mezelf, want dan gaat het nog veel sneller. Dit is de standaardaanpak als ik met m'n vrouw in een damesmodezaak verzeild raak. Dat gebeurt uiteraard 'heel toevallig' en 'omdat ze hier nu uitverkoop hebben'. Daar tuin je dan dus in. Willens en wetens.
Veel mannen houden de schijn op dat het o zo verschrikkelijk is: met je vrouw winkelen. Het is maar net hoe je daar naar kijkt. Je kunt natuurlijk ook je eigen tijdverdrijf ervan maken. Het enige wat ik vervelend vind, is dat ik van lang staan en slenteren een venijnig pijntje in de onderrug krijg. Maar dat krijg ik ook als ik langs de lijn een rugbywedstrijd kijk. En het verschaft wel een alibi: of om ergens koffie te drinken - maar daarin ligt de werkloosheid financieel dwars - of om 'nu toch wel zo'n beetje naar huis te gaan, want m'n rug begint pijn te doen'. Maar meestal gaat het allemaal soepeltjes en geven we elkaar tijd en ruimte.
Damesmodezaken zijn ook interessante biotopen. Daar kun je echt wel een poosje rondkijken.
Naar de meegesleepte mannen bijvoorbeeld. Van het nonchalante type dat gered is door de uitvinding van de smartphone. Of het gedienstig type dat achter de vrouw aanhobbelt. De bijna-zelfstandige man die een eigen route kiest en zelf aan komt draven met suggesties. En, uiteraard, de klassiek-onverschillige die meteen op zoek is naar de bank en leestafel om zich daar voor langere periode te verschansen.
bizarre-borden-7
Terwijl die mannen daar hun dingetje doen, zijn de dames bezig systematisch de kledingrekken door te snuffelen. Zeker als ze 'aan het winkelen' zijn, is dat een precisieklus. In tegenstelling tot de manier waarop ik zo'n kledingzaak doorraas, lijkt het alsof zij alle kleding stuk voor stuk bekijken en beoordelen. Op schoonheid, modieusheid, kwaliteit, prijs en, o ja, heb ik het nodig? Eerlijk gezegd, verdenk ik ze ervan die laatste vraag eigenlijk nooit te stellen; stomweg omdat ze bij Prijs? al zijn bezweken of afgehaakt.
Nu wordt het pas echt leuk. Dan heb je een paar kledingstukken gevonden. Die moeten gepast. Want staat het je wel?
Da's echt bijzonder. Als er iets is wat we niet zelf kunnen, is onszelf zien of horen door de ogen of oren van een ander. Zoals jij jezelf hoort praten, is heel anders dan de klanken die een ander van jou ontvangt. En da's nog maar het fysisch deel. De vraag of de intentie die je in je hoofd hebt óók is overgebracht, is er ook nog. Kortom, zelfbeeld is iets anders dan het beeld dat anderen van jou hebben.
images
Dat is precies de reden waarom ik me dus meestal wel vermaak.
Dan staat er voor de spiegel een dame van een jaar of vijftig. Met een uitermate jeugdig gesneden en fleurig ensembletje aan. Spiedend in de spiegel - waarnaar? - en twijfelend. En in de nek gehijgd door een verkoopster. Geeft die echt eerlijk advies? Of verkopen ze hier op provisiebasis? Welnu, als niemand het zegt: mevrouw, dat buikje, dat hebben kinderloze jonge vrouwen niet en dan staat dit goed. Maar u bent ouder en hebt een buikje. Ik zou het niet doen, als ik u was.
Maar ja, dat zég je niet. Dat denk je alleen maar. Lafaard.
negatief_zelfbeeld
Dus draaien er voor die spiegels vrouwen rond hun as met kleding waarvan je denkt: past dat nog bij je leeftijd? Staat je dat echt nog? Het is uiteraard een kwestie van smaak. En die verschillen. Ook per sociale klasse. Met je kleding geef je ook vlagsignalen af over je positie.
Zo rond je drieëntwintigste schijnt bij iedereen dat zelfbeeld te stoppen met ontwikkelen. Vandaar dat vreemde idee van jezelf dat je nooit ouder wordt. En dat je soms in de spiegel een vreemde ziet. Of in elk geval iemand die al een stuk ouder is dan jij bent.
Da's best een lastig fenomeen als je kleding gaat kopen. Want wie kleed je dan? Vandaar, denk ik al wachtend, die vrouwen die er uit willen zien als meisje.
lg_image_29_8896

woensdag 6 februari 2013

De redding van de bieb: rust


Waarom ga ik eigenlijk nooit meer naar een bibliotheek (terwijl ik er wel al jaren lid van blijf)?

De afgelopen paar weken heb ik zo ongeveer drie boektitels getipt gekregen; van vrij recente tot titels die een jaar geleden verschenen. Je zit met iemand te praten en die wijst je daar dan op: "Moet je echt eens lezen. Goed boek.". Wat doe je dan?

Een manier is een boekhandel binnen lopen, het boek zoeken en er wat in bladeren. Dat gaat vooral goed als wordt gezocht naar gangbare titels. Minder gangbare wordt al lastig. Die zijn niet standaard op voorraad uit angst voor winkeldochters. Laat staan als je op zoek gaat naar vakliteratuur, zo ongeveer alles buiten de top 25's. Gelukkig woon ik in een universiteitsstad en dus hebben we keuze genoeg. Hebben?! Hadden, want de boehandels hebben het zwaar.

Een andere optie is het bedoelde boek lenen. Bij iemand die het heeft. Ik weet niet hoe jou dat vergaat, maar boeken uitlenen kost mij enorm veel moeite. Zo heb ik er anderhalf jaar geleden eentje uitgeleend aan een collega en wacht ik nog steeds op de terugkeer. Op de een of andere manier heb ik daarom ook het voorgevoel dat anderen ook liever niet uitlenen.

Maar uitlenen. Dat is het domein van de bibliotheek toch?

Toen schoot me ineens de vaststelling te binnen dat ik eigenlijk steeds minder bij de bibliotheek kom. We zijn er wel lid van. Maar boeken lenen? Zelden. Ja, zo vlak voor de vakantie één of twee van die ANWB-, Kosmos- of Dominicus-reisgidsen (die je dan uiteindelijk nooit goed hebt doorgelezen).

En ik wist ook onmiddellijk waarom de bibliotheek niet direct op mijn netvlies verscheen: ze hebben me te vaak 'nee' verkocht.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-172305.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-172305.jpg" alt="20130201-172305.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

Niet dat ze in een bibliotheek niet veel boeken hebben. Ze hebben er zat, rijen kasten vol. Maar net niet wat ik zoek. Nu snap ik best dat een bibliotheek niet álles in huis kan hebben. Dat lukte in <a href="http://nl.wikipedia.org/wiki/Bibliotheek_van_Alexandrië">Alexandrië</a> al niet in de tijd dat er véél minder boeken (rollen papyrus) waren. Maar daarmee valt voor mij de interessante kant van een bibliotheek weg.

Daar verwacht ik de boeken te kunnen vinden die ofwel nét uit zijn en de boeken die niet zo makkelijk meer te vinden zijn in de boekwinkel. En juist díe titels bleek de bibliotheek niet te hebben. Nogmaals, dat is een keuze en zeker geen onbegrijpelijke.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174955.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174955.jpg" alt="20130201-174955.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

Jammer genoeg gaat dat, denk ik, wel betekenen dat de bibliotheek het loodje gaat leggen. Tuurlijk, bibliotheken proberen ook andere activiteiten te ontwikkelen. Dat gaat in de ene gemeente super en in de volgende slecht. Dat alle bibliotheken zoeken naar een nieuwe identiteit is wel duidelijk.

Maar nu zit ik dus wel met de vraag waarom bibliotheken 'boeken' zo, ogenschijnlijk, stiefmoederlijk behandelen. Er zijn cursussen en lezingen te volgen. Er staan computers om 'te internetten'. Er is muziek te lenen. En dvd's.

Maar ja, in de wereld is dat inmiddels allemaal - bijna allemaal - ook op andere manieren te vinden. En sneller. Muziek en films zijn legaal te downloaden. Lezingen en cursussen zijn online te volgen. Menselijk contact is wat moeilijker.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174945.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174945.jpg" alt="20130201-174945.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

Naar mijn mening zit daar het probleem van 'de bibliotheek'. In de haast het hele online gebeuren bij te houden, is de vraag uit het oog verloren: waarom eigenlijk? Waarom zou een bibliotheek dat proberen? Wat is de kern van een bibliotheek, naast de collectie boeken? Is dat koste wat het kost achter de wensen van de gebruikers aanrennen? en dus Internet-toegang gaan bieden? En cursussen? Is het de taak van de bibliotheek kennis te vergroten, zoals een volksuniversiteit, een buurthuis of een reguliere onderwijsinstelling al doen?

Wat mij betreft, prima. Maar daarmee laten bibliotheken wel een enorm kans liggen. Denk ik. Zo'n <a href="http://nl.wikipedia.org/wiki/Blue_Ocean_Strategy">rode en blauwe oceaan</a>-gevalletje. De rode oceaan staat voor het bloed van het slagveld van meerdere partijen, terwijl de blauwe oceaan er nog ongerept bij ligt. En dus een stuk makkelijker te veroveren. Waarom de strijd aangaan in een arena die niet de jouwe is? Waar anderen sterker zijn?

Een bibliotheek ís geen kennisinstituut. Ook niet als er veel boeken liggen. Dat leidt niet automatisch tot alwetende medewerkers. En een bibliotheek is evenmin een zoekmachine. Ja, wél in de eigen systemen en ook nog wel in gestructureerde databanken. Maar het is godsonmogelijk op te boksen tegen de kracht van iets zo groot als het Internet. Daarin kan de bibliotheek hoogstens de functie vervullen van
verkeersregelaar op een overvolle strandparkeerplaats.

Maar wat al die anderen níet kunnen, is rust bieden. Informatie tot je nemen, vereist altijd een vorm van concentratie. In de meeste gevallen zal dat rust zijn en juist dat is iets wat zeldzaam wordt. Behalve wellicht in de bibliotheek.

Een blauwe oceaan zal ik het maar niet noemen. Maar een blauwe vlek in een verder rode oceaan lijkt het me wel. Of anders toch wel een blauwe vijver. Er zijn kortom natuurlijk nog veel grotere winsten te behalen. De vraag is alleen of een bibliotheek dat gevecht moet beginnen en hoe groot de kans is er levend uit tevoorschijn te komen.

Zo'n rustpunt is ook niet per sé een stiltepunt. Het belangrijkste is dat de bibliotheek zich daar niet profileert op het uitlenen van boeken (en daardoor verheffen van het volk), niet profileert op kennis- of informatiemakelaar, maar profileert als rustgever, onthaaster, als vluchtpunt wellicht.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174937.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174937.jpg" alt="20130201-174937.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

Bibliotheken zouden zich dan nog meer moeten richten op het láng vasthouden van hun gasten, op <em>hospitality</em> en op <em><a href="http://www.hostmanship.nl/">hostmanship</a></em>. Een bibliotheek wordt dan een plek waar je je een paar uur kunt terugtrekken uit de hectiek van alledag.
 
Dat boek dat ik zoek; dat wordt op mijn <em>tablet</em> geladen. De muziek komt <em>streaming</em> tot me. Film? Idem. Alle boeken, muziek en films ter wereld zijn op die manier beschikbaar. Maar waar vind ik de rust om, met name, een boek te lezen? Een plek afgeschermd van onrust.

In de bibliotheek, denk ik dan maar. Die dan grotendeels bestaat uit leeskamers en -zalen. Ennuh... muziekkamers misschien? Cursusruimtes? Werkplekken? Rondom een café-restaurant waar een 'eenvoudige doch voedzame maaltijd' is te krijgen.

Maar goed. Eerst maar eens kijken of dat concept van 'rust' werkt. Want, tja, dit soort van ideeën ontstaat nooit op één plaats. Bibliotheken hebben al leesclubs. De eerste comfortabele leesplekken in bibliotheken zijn er ook.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174924.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130201-174924.jpg" alt="20130201-174924.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

dinsdag 5 februari 2013

Geen idee waarover dit lied gaat


Laat ik het maar toegeven: van een heleboel muziek heb ik geen idéé waarover de zanger of zangeres zingt. Niet dat me dat stoort, want het is het totaal dat me wel of niet aanspreekt. Ik heb zelf altijd het idee gehad dat ik emotie in de muziek mooier vind dan de juiste uitvoering. Ongetwijfeld dat dat ook verklaart waarom ik meer heb met live opnames dan met studio opnames. Waarschijnlijk verwacht ik van die eerste meer emotie.

Toch is het vreemd.

Zo'n tekstschrijver doet toch moeite om een tekst te maken met een boodschap. En of dat nu een heel complexe wereldbeschouwing is of gewoon een rijmelarijtje, dat maakt geen bal uit. Er is iemand aan het werken geweest om een liedtekst te maken.

Een tekst maken is één. Een tekst duidelijk uitspreken of zingen, is nog iets heel anders. Van bijvoorbeeld een Nederlandstalige zanger als Frank Boeijen heb ik nooit een tekst verstaan. Wel zinnen uit het refrein en zo. En in de jaren tachtig vond ik het ook wel goede muziek. Maar waarover het ging..... al sloeg je me dood.

http://www.youtube.com/watch?v=c2yQLXTuctA&amp;feature=youtube_gdata_player

Dan heb je het nog niet eens over de mystieke teksten die sommigen menen te moeten schrijven. Van die intellectualistische teksten, lekker moeilijk klinkend, geen idee waarover het gaat maar het klinkt mooi. In de jaren zeventig had je er veel van. En ook heel mooie muziek: The Doors maakten het. Maar ook zoiets als White Rabbit van Jeffersons Airplane. Of de teksten van King Crimson. Op die jongens tekst exegese loslaten, is reusachtig vermakelijk.

In Nederland heb je ze ook. Maar er is een heel groot verschil tussen de teksten die werden geschreven voor mensen als Boudewijn de Groot en Hans de Booij(s eerste lp) en de teksten die iemand als Spinvis eruit perst. Die eerste zijn gemaakt door mensen die eerder poëten moeten worden genoemd dan liedjesschrijvers. Gelukkig zijn die er nu nog steeds. De teksten van Roosbeef zijn vernieuwend. Nu ben ik daarin absoluut niet maatgevend - wie wél?! - want mij ontgaat het ook al jaren wat zo taalvernieuwend is aan De Jeugd van Tegenwoordig.

http://www.youtube.com/watch?v=60Fy_NZwH9g&amp;feature=youtube_gdata_player

Wat wel jammer is, is dus dat zoveel teksten verschrompelen in onverstaanbaarheid. Voor mij is Frank Boeijen daar een nederlands dieptepunt van. Toen ik van de week weer eens Shirley Bassey The Man With The Golden Gun hoorde zingen, schoot me dat verschil ineens te binnen: háár liedtekst is van begin tot eind wél te verstaan!

Zou dat liggen aan techniek? Dat speelt vast een rol. Maar dan zou er ook 'vooruitgang' moeten zijn. En die hoor ik niet. Dus wat ik denk, is dat het alles te maken heeft met de positie van de zang in het totale bandspectrum. Ofwel: zang is één van de instrumenten geworden en verdwijnt daardoor in het totaal. Dat zou veel verklaren.

Die Shirley Bassey zingt een lied en het orkest begeleidt haar. Dat orkest staat ten dienste van de zangeres en die heeft de taak de liedtekst te vertolken. Da's toch ietsje anders dan een band waarin  het nummer centraal staat en de tekstvertolker niet zó voorop staat. Sterker, in een band kan heel goed 'de beste gitarist van de wereld' of 'de strakste drummer van de Noordoostpolder' spelen. Dat zegt iets over die verhoudingen, want die andere bandleden willen uiteraard ook muzikale ruimte.

Voor mij werkt de verklaring aardig. Zo'n lied als <a href="http://www.youtube.com/watch?v=tFyvu6hIMs0&amp;feature=youtube_gdata_player">Tram 7</a> van Jurk!; niet echt een spectaculair lied, maar wél een krachtige tekst over 'een moment' en een verstaanbare. Als je die teksten verstaat, heb je soms ineens echt mooie gedichten (10.000 Maniacs/Nathalie Merchant bijvoorbeeld).

Wat ik hieraan heb? Weinig tot niets. Ik blijf gewoon luisteren. En dus heel veel muziekteksten niet snappen. Want de tijd van weleer om met de hoes van een lp, waarop vaak de teksten waren te vinden, de muziek te ontrafelen... die ligt achter me.

Ik ben blij dat ik ouder word, maar niet dat mijn gehoor steeds beroerder zal worden. Ik voorzie dat ik me binnenkort ook druk ga maken over 'muziek die tegenwoordig zo dof klinkt'.

maandag 4 februari 2013

De wijsheid en de overmoed


Wijsheid is de vaardigheid afstand van jezelf te nemen en de kennis van een ander tot je te nemen. Wijsheid is jezelf niet té serieus nemen. Wijsheid is ervaring wel, maar ook níet, gebruiken. Wijsheid is niet noodzakelijkerwijs op de voorgrond of in het licht te vinden. Wijsheid is jezelf kennen en erkennen; je beperkingen en je kracht.

Wijsheid is niet te vinden in het aanmeten van een lange grijze baard. Evenmin zal een hippe bril bijdragen noch een model dat je gezicht intellectueler laat lijken. Ook zal een warrige haarbos niets toevoegen noch een lijzige stem. Excentriciteit in enig vorm draagt niet bij.

Wijsheid, in z'n pure vorm, is zelfkennis.

Als er iets is waarover ik me in m'n leven steeds meer ben gaan verbazen, dan ben ik dat zelf. Daarover heb ik eerder al geschreven omdat dat tot heel interessante inzichten en vragen leidt. Ook bij jou, lezer.

Een belangrijke les die ik leerde, is dat er dingen zijn die je móet meemaken om goed te kunnen waarderen, beoordelen. Dat zijn de traumatische levensgebeurtenissen. Een overlijden, een baan kwijtraken, een verhuizing, een (eerste) kind krijgen: dat zijn gebeurtenissen met een groot effect. Gebeurtenissen ook die je wijzer maken.
Wat ze je namelijk leren, is dat je heel anders reageert op die gebeurtenissen dan je vóóraf dacht. Een eerste kind krijgen. Vraag maar eens na hoeveel invloed dat heeft gehad. Ook voor de vaders, in hun kijk op de wereld. Die verandert op slag. En mocht je denken dat verhuizen vooral een paar dagen gekloot en gesjouw met dozen en meubels is. Doe het vooral eens en probeer aandachtig na te gaan of je niet misschien toch ook een gevoel hebt ontworteld te zijn. En of je dát vantevoren zo had voorzien.

Tot in elk geval míjn verrassing is wijsheid in een gemiddeld leven dus wél gekoppeld aan leeftijd. Leeftijd in de zin van levenservaring. En de wijsheid zit 'm in het gebruiken daarvan. Zonder omhaal van woorden: jongeren kúnnen sommige dingen niet in hun volle omvang bevatten. Grosso modo, hè; er zijn ook jongeren met heel veel levenservaring en wijsheid en er zijn ook ouderen zónder.

Als je jong bent, denk je dat je anders bent dan je ouders en de andere ouderen. Je denkt ook dat je het allemaal anders en vooral véél beter gaat doen. Dat dacht ik ook. Dat dachten al mijn generatiegenoten ook. Maar mijn ouders dachten het ook en waarschijnlijk denk of dacht jij dat ook. We zijn, in dit opzicht, niet zo ongelooflijk uniek (evenmin in het bedenken van smoesjes en uitvluchten in je jeugd. Die bedachten de ouders ook zelf al eens).

Nu ontstaat er wel een beetje een probleem. Hoe jonger hoe meer je nog  'moet' ervaren en hoe minder je je de werkelijke invloed ervan kan indenken.

Momenteel lijkt er frictie te ontstaan over de leefsituatie van ouderen. Die zijn rijk en hebben een prima leventje. Wat de mensen die dat denken, dan stoort, is dat die verdomde ouderen zich verzetten tegen die schets.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/01/20130131-144411.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/01/20130131-144411.jpg" alt="20130131-144411.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

Laat ik er iets tegenover zetten. Het is zuiver persoonlijk, maar ik weet uit gesprekken dat het te verbreden is. Die gesprekken mag je zelf eens (proberen te) voeren. Heel leerzaam!

Tussen mijn vijftiende en twintigste zo ongeveer had ik het beeld van gepensioneerden als mannen die, zoals mijn vader en ooms, sigaren en pijp rokend in kamers waar de zonnestralen door de rook danst (heftige) discussie voeren. Of van mensen die zélf hun tijd indelen: een boek lezend, een baantje trekkend in zee of een wandeling makend. Frappant is dat de moeders niet zo'n spectaculair rustiger leven kregen. Die bleven toch wel actief in het huishouden. Zo zie je maar weer hoe diep rolpatronen in de ziel zijn geëtst.
Van dat beeld klopt weinig. Dat is gebaseerd op de veronderstelling dat je, zoals het op dat moment ís, gezond bent. Maar lezen vereist voor iedere ouder wordende mens alleen al meer licht; schemerlampjes maken lezen erg lastig. Dat je lichamelijke ongemakken krijgt, snappen we. Maar ook dat daarmee je eigenwaarde een waanzinnige knauw krijgt? Je moet gehólpen worden, door hulpmiddelen of door mensen. Dát is wat telt: knakkende eigenwaarde. Of een die ík me toen zeker ook niet realiseerde: je leefwereld wordt steeds kleiner. Niet (alleen) door verminderend mobiliteit, maar veel erger doordat de mensen uit jouw sociale netwerk uitsterven. Dat staat er niet voor niets zo cru. Veel hoogbejaarden leven in een onzichtbare isoleercel, alleen.

En dan hoor en lees je jongeren raaskallen over ouderen, alles en iedereen boven de vijftig op één hoop gooiend. Overigens doen onwijze ouderen dat ook over jongeren door hun eigen jeugdervaring tot uitgangspunt te nemen. Alsof de wereld in een generatie niet veranderde.

Neem de 'rijkdom van ouderen'. Het is niet de vraag óf dat zo is, maar hoe dat zo is gekomen. Een vrij waarschijnlijk scenario voor de generaties 55+ is dit.
De financiële moraal is voor hen die van zuinigheid. Niet lenen maar sparen en dan pas iets kopen. Dit zijn de eerste generaties die huizen gaan kópen. Maar dit zijn ook de generaties die een ingewortelde afkeer hebben van kopen op krediet. Het zijn ook de generaties van zuinigheid. Die van 'doe maar gewoon' (en daarmee inderdaad minder ondernemend, ja). Dit zijn de mensen die opgroeiden met een beeld in het achterhoofd dat zij 'voor de kinderen later' iets opzij moesten leggen. Of die een reserve opbouwden voor slechtere tijden 'want je weet het nooit'.
Dit zijn de mensen die, kortom, spaarden door geld niet uit te geven.

Dat is essentieel. Uitzonderingen daargelaten heb je het nú dus over mensen die zichzelf iets ontzegden en daarvoor worden bestraft: 'je hebt dat geld toch? Geef daarvan wat af'. Hoeveel moeite kost het je om je voor te stellen dat de conclusie hiervan is: het was veel beter geweest als ik al mijn geld had opgemaakt aan dingen die ík leuk vind, aan dingen die ik me toen ontzegde. Snap je dat dat een verbrassend, hedonistisch effect heeft?

Ook wij hebben zo'n potje voor noodgevallen. Gespaard door zuinig te zijn, door geregeld niet te doen wat wel kón, door sober te zijn, want kinderen kosten geld en noodgevallen zijn nooit te voorspellen. Dat noodgeval is nu gekomen: ik werk niet meer. Dus op het moment dat de WW stopt, zijn wij aangewezen op die reserve. Een jaar geleden hebben we toen uitgerekend dat we daarmee op WWniveau kunnen rondkomen tot (net niet) aan het pensioen. Daarvoor is dat potje ook. De kinderen hebben pech. Dat is wel het - ook weer zoiets: rekening houden met het sómberste - slechtste scenario. Wie weet, loop ik nog tegen de baan van mijn leven aan. Niets op voorhand uitsluiten, want hoop doet leven.

Wijsheid is jezelf kennen. Wijsheid is jezelf opofferen als dat moet. Het betekent echter niet je te laten krenken door mensen waarvan je kunt wéten dat zij zich over enkele jaren precies hetzelfde gaan realiseren.

Want zo fundamenteel anders dan voorgaande en komende generaties ben je niet, hoor. Dat dénk je maar. In je jeugdige onschuld.

Wat is dat toch met kranten en nieuws?


Van de week was-t-i er weer 's: de discussie over de positie en rol van journalisten in het nieuwslandschap. Eigenlijk is dat al winst, omdat de meeste gesprekken de afgelopen jaren gingen over 'de krant'.

De krant is niets. Dat is een stapeltje papier, niet eens met een nietje erdoorheen. Nog erger is dat die krant helemaal niet hoogwaardig is. Als het regent, krijg je een zielig pakketje door de brievenbus gepropt. Als je geluk hebt en een dus een goede krantenbezorger. Een krant is ook binnen de kortste keren kapot. Zo'n natte krant helemaal, maar een droge scheurt ook lekker snel. Wat ook lekker gaat, is jezelf verdonkeren met kranteninkt. Dat is wel minder geworden dan het ooit was - héél erg - maar nog steeds kun je heel snel een lichte broek of een licht overhemd van zwarte strepen voorzien. Ik wel in elk geval.

Dat dat medium het loodje legt, is nooit zo moeilijk voorspellen geweest. Alle alternatieven waren beter, schoner, steviger; van televisie en radio tot en met de glanzende tijdschriften. Wat daarin geen rol speelt, is de inhoud. Dit gaat uitsluitend en alleen om het medium. In een trage wereld is dat schrijven, drukken en verspreiden van nieuws snel genoeg in vergelijking met de maanden tot jaren die nieuws in de vroege middeleeuwen nodig had om te verspreiden. In een snelle wereld word je echter voorbijgesneld door andere media waarmee het nieuws zich verspreid. In de krant lezen wat je ook op de radio al hoorde? Wat al op televisie was te zien en te horen? Wat je op het internet kon lezen en zien? Nee, dan is de krant te langzaam en de kwaliteit van het gebruikte papier stomweg te slecht om nog waardevol te zijn.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130203-190800.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130203-190800.jpg" alt="20130203-190800.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

Interessanter wordt het als je in die ontwikkeling gaat kijken naar de inhoud. Dat ligt een stuk ingewikkelder.

Nieuws is eigenlijk alles waarover een verhaal is te vertellen; hetzij omdat het nog nooit eerder voorkwam, hetzij omdat het te vertellen verhaal nog niet eerder zo werd verteld. En dan zijn er tal van variaties uiteraard; "nog nooit eerder" is immers ook te begrijpen als "de anderen wisten dat nog niet". Autoongelukken als zodanig zijn geen nieuws meer, maar de afzonderlijke ongelukken weer wél zij het dat het flinterdunne verhalen oplevert. Die zullen eerder het niveau hebben van een basisschoolleerling die in zijn of haar opstel schrijft "en toen en toen en toen".

De discussie die nog steeds plaatsvindt, gaat over - bijvoorbeeld - de vraag wat eigenlijk de basis is voor het nieuws. Wie dat analyseert, zoals <a href="http://www.journalism.org/">Pew</a> in 2010 deed, stelt vast dat <a href="http://www.journalism.org/sites/journalism.org/files/Baltimore%20Study_Jan2010_0.pdf">veel informatie oorspronkelijk afkomstig is uit klassiekere media</a>. Het beeld wat zich daaruit opdringt, is dat zonder die basis de hele piramide ineenstort. Vraag één is echter hoe terecht het beeld van die piramide is.

Wat gebeurt, is dat sterk hiërarchisch  wordt geredeneerd vanuit die basis. Nieuws, zo lijkt het dan, is één homogeen geheel dat via een beperkt aantal kanalen wordt gegenereerd. Maar nieuws is een sociaal fenomeen en zeer zeker niet in omvang te bepalen. Wat voor de een wel nieuws is, is dat voor de eerstvolgende niet. En de manier waarop naar een nieuwsfeit wordt gekeken, verschilt met het gehanteerde achterliggende wereldbeeld. In die dynamiek kunnen daarom meerdere nieuwsmedia opereren. Maar in die dynamiek kunnen dus ook geheel nieuwe kanalen ontstaan.

Burgerjournalistiek is er zo een. Wat je ervan mag denken; het ís er en het wordt gebruikt. Hoe eenvoudiger het onderwerp hoe makkelijker te doen. Een ongeluk beschrijven is net makkelijker dan een opstootje. Een omkoopschandaal is echt van een andere orde; dat vereist kennis en inspanning. Natuurlijk is daarmee niet gezegd dat burgerjournalistiek per definitie slechter is dan professionele. Net zomin als dat het andersom niet geldt. Het verschil zit 'm in goede en slechte journalisten; en in de instroom van heel veel mensen die ook wel een kans willen wagen goede journalist te zijn. Omdat dat kán, gebeurt het ook: "journalist is iedereen en kan iedereen zijn".

Is dat dan helemaal nietszeggend geworden, dat journalistieke vak? Dat lijkt me niet. Maar het is wel nogal aan het veranderen. Nu het niet meer dé toegang is tot het publicerende medium, de krant bijvoorbeeld, is het meer dan ooit een concurrentiestrijd geworden. Een concurrentiestrijd met iedereen met een goed stel hersens. Een goed schrijvend of presenterend wetenschapper is heden ten dage ook geaccepteerd als journalist. De buurman die alles weet van de stad, is vast en zeker in staat mooie verhalen te vertellen over die stad.

Het onderscheidende zit 'm niet meer in de beroepsopleiding. Het zit 'm eerder in twee zaken: het kunnen vertellen van verhalen en het vinden van verhalen. Vooral die laatste is een interessante. Journalisten zijn meer dan ooit de agenda-bepalers. Dat wat zij doen, is vaak het startpunt voor veere gesprekken. In de kantoren, de huiskamers, de cafés, op <em>social media</em>, in samengestelde media (curatie bijvoorbeeld). Maar de vinder en benoemen van het nieuwtje is de journalist. Dat is wezenlijk anders dan de oude vorm, die eerder andersom werkte.

Eerlijk gezegd, zie ik het allemaal wel hoopvol tegemoet. Goed, het is een waanzinnige tijd waarin onduidelijk is wie wat is en waarom hoeveel krijgt. Laten we er vanuit gaan dat dat een gegeven is, maar dat er een nieuwe orde zal ontstaan. Hoe zou dit er uit kunnen zien?

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130203-190811.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/20130203-190811.jpg" alt="20130203-190811.jpg" class="alignnone size-full" /></a>

Ik denk dat daarin dat eenvoudige nieuws, de 'feiten', grotendeels door onszelf wordt gemaakt. De mensen op straat hebben allemaal <em>smartphones</em> en een voldoende grote groep de behoefte anderen te vertellen wat ze zien.
Wat we nog niet zien, is het werk voor mensen die daar tijd en energie in steken. Dat zijn dus de journalisten. Waarom die aan één kanaal zouden moeten zijn gebonden, is een vraag uit een voorbije tijd. De journalist zal eerder een ongebonden geest zijn, die zijn stukken aanbiedt aan 'een markt'.

Of dat zo gaat worden? Geen idee. Mijn koffiedik is net zoveel waard als die van een ander. Maar als ik bijvoorbeeld een initiatief zie als <a href="http://www.360magazine.nl/">360 Magazine</a>, dan denk ik dat zíj in de goede richting zoeken. Door de keuze voor, naar hun mening, goede stukken, leggen ze nadruk op wat journalistiek werk is: goede, dieper gravende stukken en daarmee de publieke agenda (mede)bepalend.

Mij zal het nog benieuwen wat er uiteindelijk over een paar jaar ligt. Maar wat mij wél opvalt, is de moeite die sommige journalisten hebben om uit hun comfort zone te worden gehaald. Of het zo is dat burgerjournalisten "lui" zijn?! Dan zijn veel 'professionele journalisten' dat ook. En net als al die andere beroepsgroepen die zich beroepen op hun professionaliteit, is alleen al die kreet het teken dat we inmiddels in een achterhoedegevecht zijn terecht gekomen.