woensdag 6 maart 2013

Mensenmensen


Soms kun je dus heel chagrijnig worden. Vandaag bijvoorbeeld. Als je ontdekt dat de blogpost die je gisteren maakte en publiceerde op wonderbaarlijke wijze is verdwenen.

De kans is echter groter dat-i nooit is gepubliceerd. Mijn Wordpress-iPad-app zéi namelijk wel van wel, maar die geloof ik niet meer.

Daarvan word je chagrijnig. Niet alleen een uur werk weg, maar jullie wordt nu ook mijn briljante inval onthouden. Da's dan ook wel het enige voordeel aan de situatie: omdat dat oncontroleerbaar is, kan ik ongeloochenstraft die gedachte briljant noemen.

Hij was ook best aardig, hoor. Ik ga proberen de lijn te reconstrueren. Hieronder dus een versie van wat ik de 22ste schreef en de 23ste uit m'n herinnering opdook.

Daar gaan we.

Wat me verbaast, is dat je veel mensen hoort praten over het werk dat ze het liefst zouden willen doen in termen van 'werken met mensen', 'serieus genomen worden', 'vrijheid hebben'. Als je, zoals ik de afgelopen maanden, veel mensen spreekt die geen werk hebben, dan ontdek je nog iets: velen van ons vinden zichzelf sociale wezens, mensenmensen, en zouden het liefst 'iets willen doen met mensen, samen'.

Dat zou je aan het denken kunnen zetten. Hoe zit dat dan? Is dat een gevolg van het niet hebben van werk? Of is het zo dat we, als we werken, op een enorme manier een facade ophouden? Is het zo dat we eigenlijk te weinig met elkaar communiceren over wat ons werkelijk raakt?

Nu ben ik nogal van het persoonlijke. Dat is, denk ik, voor mensen betekenisvolle communicatie. De op <em>social media</em> snel groeiende 'zakelijke communicatie' is dat niet. En de mensen die brullen 'maar ik ben helemaal niet geïnteresseerd in andermans gevoel of mening'; die zijn, veel meer dan zij beseffen, geïndoctrineerd. De idee dat de wereld draait om feiten en zakendoen, is er zo vaak ingespoten dat je het haast zou gaan geloven. Totdat je tegen de muur aanloopt.

Mensenmensen zijn er zat. Maar ze durven niet uit de kast te komen. Bang voor de dwang. Dwang van ondernemers die zulke gesprekken en informatie zien als ondermijnend, maar die niet zien dat het juist die informatie is die voor groepsbinding zorgt. Theoretisch gezien heb je inderdaad verschillende rollen en functies. Maar in de praktijk ben en blijf je één persoon, één geheel. Als je grote problemen hebt met ziekte, met thuis, met de poltieke ontwikkeling, met je financiën, dan laat je die niet thuis als je de deur achter je dichttrekt om naar je werk te gaan. Die neem je mee.

Mensenmensen. Ik hoorde dat zoveel de afgelopen maanden als men zichzelf moest karakteriseren. Wat ook frappant was: veel van die mensenmensen meldden ook dat (ex-)collega's datzelfde gevoel hebben. Maar er niet voor durven uitkomen.

Dat zou de strekking van de blogpost moeten zijn geworden: we hebben ons werk ontmenselijkt. Heel sluipend en heel subtiel zijn we minder gaan samenwerken, zijn collega's concurrenten - het belachelijk eufemisme concullega is ronduit leugenachtig -, doen meningen er niet meer toe - maar 'feiten', en voelen velen zich opgejaagd, onprettig en ontheemd.

Onzin?

Vast en zeker gaat dit niet op voor iedereen. Maar ga maar eens in gesprek met een aantal willekeurige mensen in je omgeving. Probeer in dat gesprek maar eens uit hoe zij zich voelen. Breng terloops eens aan de orde waar jij mee zit of worstelt. Ikzelf ben al jaren enorm verbaasd over de reacties: we zéggen het elkaar bijna niet meer hoe we ons voelen. Blijkbaar is het noodzakelijk positief gestemd, succesvol en levendig te zijn. Ook als je je dat absoluut niet bent.

Eén grote charade, dus.

Gaat dat veranderen? Ik verwacht van niet. Werk is zó belangrijk voor mensen. Werk, zo is er ingehamerd, is iets dat werkgévers hebben. Dat maakt een impliciete afhankelijkheid. Pas als we weer met elkaar praten en delen, kan dat veranderen: die werksfeer.

Maar ja, wat vraag ik nu? Mij lukte het ook niet. Als ik het aan de orde stelde, was dat sfeerverpestend of tijdverspillend. Mensen verspillen echter geen tijd. Economen en werkgevers proberen al jouw tijd voor hún belang en hún salaris in te zetten. Jij verspilt nooit tijd.

dinsdag 5 maart 2013

Míjn mening? Niet mee eens...


Vijf woorden. Maar wel woorden die onze manier van denken karakteriseren. Denk ik.

Het zijn twee thema's die het overpeinzen waard zijn. Niet dat je er weken, dagen of uren mee aan de slag moet. Maar een paar minuutjes wel. Jezelf eens afvragen waarom die gewone dingen eigenlijk zo gewoon zijn.

Waarom is het bijvoorbeeld zo vanzelfsprekend voor velen om te denken dat je het niet ergens mee oneens mag zijn zónder een alternatief te hebben?

Dat kom je vaak tegen in discussies. De situatie dat iemands positie wordt aangevallen en de verdediging is: 'Maar wat heb jij dan aan alternatief?'. In de politiek hoor je dat geregeld. Ik vind dat nog steeds een rare en impertinente vraag.

Iets níet willen, kan voortkomen uit een keuze uit gelimiteerde mogelijkheden. Het is droog of niet; als ik niet wil dat het droog is, zal het me een zorg zijn of het regent, hagelt of sneeuwt. Als de grond maar nat wordt. Als voorbeeld.

Wat ik maar wil beweren, is dat iets niet willen net zo legitiem is als iets wél willen. Zeker in discussies is het nog maar de vraag of je altijd die negatieve keuze moet kunnen verantwoorden. Sommige keuzes zijn moeilijk te verantwoorden. Het hebben van argumenten mag echter niet doorslaggevend zijn als het tegen de wens van de tegenstrever in gaat. Dan mag je moreel en logisch gezien de overwinnaar zijn; dat geeft nog geen recht de ander jouw wil op te leggen.

Het ontkennen van de negatieve optie is uitsluitend in het voordeel van degene die beter uit zijn woorden kan komen of de wetten van de logica beheerst (danwel misbruikt). Door mensen te vaak het gevoel te geven dat hún keuzes niet worden gevolgd, leidt tot frustratie. Teveel aan frustratie leidt op den duur tot een uitbarsting. Ofwel: een Pyrrhus-overwinning.

Vergis je niet in opgekropte onmacht (om je eigen leven richting te geven doordat anderen je belemmeren).

Die kun je ook krijgen als je maar blijft uitgaan van feiten. dat lijkt zo heerlijk neutraal: 'zo ís het nu eenmaal'. Naast dat er niets 'nu eenmaal zo' is maar 'zo wordt geïnterpreteerd', ligt hier nog iets op de loer. Je baseren op 'feiten' haalt je stuurkracht onderuit.

De beste voorbeelden daarvan zijn al die uitvindingen die zijn gedaan door mensen die zich even niet zo heel veel aantrokken van de feiten en nieuwe wegen insloegen. Of de ontdekkingsreiziger die toch echt wilde weten wat er achter die horizon is. Die veelgeroemde <em>disruptive innovation</em> leeft in die biotoop.

Zeker 'sociale feiten' moet je geregeld ter discussie durven stellen. Zeker daar moet je mensen hebben die de grens opzoeken en overgaan. Maar ook vanwege iets anders moet je je niet teveel baseren op sociale feiten.

Wie dat doet, blijft op de gebaande wegen. Op een bepaalde manier ontkent die aanpak ook de autonome keuze van mensen. Het zijn immers niet de feiten die die bepalen, maar de overwegingen van de mens. Dat klinkt wellicht vaag. Het komt er op neer dat we ook beslissingen moeten kunnen nemen die helemaal niet verstandig lijken, of blijken, te zijn. Niet alles wat mensen doen, moet op een rationaliteitsschaal worden afgemeten.

Wat mij betreft, is dat een belangrijke factor in de maatschappelijke ontwikkeling. Die gaat niet rechtlijnig vooruit of omhoog. Die meandert. Mensen moeten hun eigen leven en samenleving gestalte kunnen geven. Op basis van hoe zij wíllen dat die er uit ziet. Dat betekent dispuut, waarin je zult moeten erkennen dat niet alles beredeneerbaar of bewijsbaar is.

We hebben echter een manier van werken ontwikkeld die is gebaseerd op vooruitgang, groei, feiten en het bestaan van een waarheid. Wellicht hebben we wel ons reddingsysteem uitgeschakeld; de stappen die je zet op basis van meningen. Dan gaan er dingen fout. Maar da's goed, want het is maar helemaal de vraag of we kunnen blijven groeien, groeien en groeien.

Mijn pleidooi - al járen - is voor een (her)waardering van veel van wat we momenteel als negatief zien: ondoelmatig gedrag, vergeten, meningen, verveling en vooroordelen.

Zouden die allemaal niet ook een positief effect kunnen hebben?


maandag 4 maart 2013

Nee, díe lichaamstaal spreek ik niet


Ieder mens heeft zo zijn beperkingen. Het best is die zo snel als mogelijk te kennen. Dat voorkomt dat je in situaties verzeild raakt waar je aanspraak moet maken op iets wat je niet kunt.

Heel lang geleden was ik in het Evoluon. Dat moet lang geleden zijn geweest, want de permanente technologietentoonstelling was er nog. Zo'n soort van luxe versie van het natuurkundepracticum, met proefjes, bewijzen en filmpjes van verschijnselen die wij of alleen uit de theorie kenden of als lullig dingetje waarvoor de amanuensis - bestaat die soort nog? - werd opgetrommeld.

Zo kon je ruimtedeeltjes zichtbaar maken door ze 'in' een vloeistof te vangen. Wat je ziet, is een spoor. Onze natuurkundeleraar kon dat heel beeldend maken: de aarde die continue werd gebombardeerd door ontelbare deeltjes. Welnu, in het Evoluon maakten die proeven meer indruk.

Zo was er ook een gezichtsherkenningstest. Die verliep bij mij nogal rampzalig. De - mijn - conclusie was dat ik me maar niet moest opwerpen als getuige van een misdaad.
Je kreeg, meen ik, een soort van tasjesroof te zien en moest dan vragen beantwoorden als wat voor kleur het tasje had, of de dader een bril had en welke kleding i aanhad. Geen idee.

Mocht je mij kennen en tegen het lijf lopen; neem geen risico en groet   me, want de kans is nogal reëel dat ik je straal voorbij loop. Meteen maar even op straat leggen: da's geen onwil of hooghartigheid. Het is een onhandigheid om gezichten en namen snel te kunnen koppelen. Een poosje later weet ik vast wél wie je bent. Maar ja, dan is Het Moment alweer voorbij.

Da's best wel lastig.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/thuiscursus-lichaamstaal-psychonomie.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/thuiscursus-lichaamstaal-psychonomie.jpg" alt="thuiscursus-lichaamstaal-psychonomie" width="250" height="167" class="alignnone size-full wp-image-3485" /></a>

Wat voor mij ook zo'n geheimtaal is, is lichaamstaal. Ik heb geen idee hoe dat jullie vergaat, maar als ik televisieprogramma's zie met politiemensen die de meest complexe zaken oplossen op basis van aanwijzingen uit de lichaamstaal, ben ik zwaar onder de indruk. Over elkaar gevouwen armen duiden op geslotenheid?! Onderuit gezakt zitten op desinteresse?! Jeuj, ik associeer ze eerder met pijnlijke ledematen of een slecht aangeleerde zithouding.

Niet dat ik niet geloof dat er zoiets is als lichaamstaal. Maar ik spreek 'm niet best, denk ik. Of het is zo dat heel veel mensen 'm niet beheersen en maar doen alsof.

In elk geval kan ik niets met van die opmerkingen als 'de dame keek de heer aan met een veelbetekenende blik'. Wat? Wat? wat? Hoezo? Veel van wát betekenend? Zég het gewoon...
En dan hebben we het nog niet eens over de heel subtiele aanwijzingen die je kunt geven. Als kijker mis je dan soms de clou van het verhaal, omdat je de subtiele aanwijzing niet opmerkte.

Ik doe er wat badinerend over. Dat mensen op meerdere niveaus communiceren staat als een paal boven water. En dat goede communicatie vereist dat al die lagen eenzelfde golflengte hebben, ook. Lachend iemand vertellen dat een goede vriend is overleden, komt vreemd over (en is juist daarom goede grondstof voor werkelijke komieken). Maar om nu te denken dat we die lagen ook echt als een taal kunnen (leren) beheersen, vind ik wat ver gaan. Zo ongeveer het gebrekkig steenkolen-Engels, het braadworsten-Duits of het wijnglazen-Frans, dat lijkt me maximaal haalbaar.

Van de week waren de beelden van de Google bril (<a href="http://www.google.com/glass/start/">Google Glass</a>) nogal in de aandacht. Nu heb je dat altijd wel. Dat mensen graag willen kunnen zeggen dat zij 'de eerste' waren die iets signaleerden. In dit geval móeten dat wel techneuten zijn geweest, want esthetisch is die Google bril een wanstaltig iets.

Het bijzondere zit 'm erin dat in de poot van de bril een complete reken- en projectie-eenheid zit verwerkt; zeg: een computer met beamer. Omdat die computer draadloos is verbonden met die enorme informatiebron die het Internet heet, heb je dus toegang tot 'alles'. En dat werkt door ergens naar te kijken, dat beeld te (laten) herkennen en achtergrondinformatie aan de binnenkant van de brilleglazen te projecteren.

Ken je die actiefilms waarin piloten informatie zien op het cockpitscherm? Dat dus. je loopt rond en ziet meer dan het oog zónder bril zou zien.

Dat is handig. Een oud gebouw?! Hoe oud? Wat is de geschiedenis ervan? Een etalage? Maar wat kosten die schoenen? En wat kosten ze bij de buren? Of, degene met wie je staat te praten: wie is dat precies? Wat deed of doet hij?

Het is er allemaal nog niet. Die bril is niet echt een hebbeding om je mee te vertonen. Waar ik ook nog wel benieuwd naar ben, is naar mogelijk onvoorziene effecten. De 3D-bril bleek tot zeeziekte, misselijkheid en desoriëntatie te kunnen leiden als gevolg van de onnatuurlijke beweging (je zíet in drie dimensies van alles wat je lichaam níet registreert, omdat het eenvoudigweg niet echt is).

Het is zwaar onethisch, maar ik ben wel erg benieuwd hoe zo'n systeem kan uitpakken. Een mogelijk scenario is namelijk dat het onze afhankelijkheid enorm vergroot. Als het nu al zo is, dat aanwijsbaar minder parate topografische kennis beschikbaar is dan is het niet zo wereldschokkend te voorspellen dat dit die afhankelijkheid nog veel meer gaat vergroten.

Denk dan niet alleen aan plaatsbepaling. Denk eens aan een bril die voor jou de vertaling maakt van de lichaamstaal van degene met wie je in een vergadering zit. Een wereldomvattende souffleur. Dat roept echter ook weer die ene vraag op: maar wie heeft dan de regie? Wie (be)stuurt?

Overigens. Een mooie toepassing is die waarin de bril voor mensen met een stoornis in het autistisch spectrum de aanvulling verzorgt op hun gebrekkige sociale vaardigheid. Maar die moet nog wel even worden gemaakt. Nu maar hopen dat die niet teveel het gedrag manipuleert. Want dan komen ineens heel andere visioenen op.

zondag 3 maart 2013

Fabriek van slaapliedjes


Vooraf moet ik bekennen dat ik nogal een <em>fan</em> ben van vreemde verhalen en verhaalstijlen. Dat zijn er nogal wat, hoor. Van Franz Kafka en Italo Calvino tot Roald Dahl. Van boeken tot films en toneelvoorstellingen. En waarschijnlijk zit het ook wel in mijn muziekvoorkeuren verborgen. Ik omschrijf het zelf maar als 'de aantrekkingskracht van het ongerijmde'.

Ik ben dus dol op het ietwat vreemde. <em>Science fiction</em> met brullende raketten en wandelingen op Mars; nee, die een stuk minder. Veel mooier zijn de verhalen die je ruimte geven voor fantasie. Meestal zijn dat verhalen die nét aan buiten de werkelijkheid staan; die je zo in de dagelijkse realiteit zou kunnen tegenkomen. Níet en toch volledig ondenkbaar zijn.

Nou, dan is een persoon als ik hier dus van onder de indruk. Wat zou ik dit graag op veel meer plekken zien, ook in Nederland.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/balcony.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/balcony.jpg?w=211" alt="Balcony" width="211" height="300" class="alignnone size-medium wp-image-3498" /></a>

Dit is de <a href="http://www.studioweave.com/projects/the-lullaby-factory/#.USzMzBiSYR0">Lullaby Factory</a>. Het is een project van <a href="http://www.studioweave.com/">Studio Weave</a>; een bezoekje aan hun website meer dan waard.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/img_0507.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/img_0507.jpg?w=199" alt="IMG_0507" width="199" height="300" class="alignnone size-medium wp-image-3499" /></a>

Wat je ziet, is een stuk <em>unheimisch</em> gebied tussen oud- en nieuwbouw. Zo'n plek die je liever vermijdt. Daar komen nu deze pijpen, toeters en andere vreemde vormen tevoorschijn. Daar kun je nu wegdromen op geluiden die uit de toeters komen. Vreemde, fantasievormende geluiden en muziekjes.
Op de <em>website</em> vind je ook nog eens het verhaal van de Lullaby Factory. Want denk nu niet dat dit 'gewoon is gemaakt'. Het is een heel concept. Echt. Zeker even die <em>website</em> bekijken. Of ziek worden.

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/img_0671-445x296.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/img_0671-445x296.jpg?w=300" alt="IMG_0671-445x296" width="300" height="199" class="alignnone size-medium wp-image-3500" /></a>

Het is een kinderziekenhuis waar dit is gerealiseerd. Maar de fantasie van kinderen is niet exclusief voor kinderen. De uitdaging die in deze speelsheid schuilgaat, is universeel. Volwassenen hebben geleerd die te 'beheersen', lees: onderdrukken.

Wat zou het mooi zijn als op de onverwachtste plekken in een stad of landschap contrapties als deze zouden zijn te vinden. Niet van die toeristische wandelroutes, maar een mysterieus spoor. Wat zou de stad dan mooi en uitnodigend zijn. Ik weet 't. Ik weet 't. Da's niet serieus genoeg. Een routebegeleiding op een <em>smartphone</em> wel.

Jammer.

zaterdag 2 maart 2013

Samenwerkende professionaliteit


Van de week was ik bij een voorlichtingsbijeenkomst over nieuw sociaal beleid bij ons in de gemeente. Het werd een standaard-avond: een zaaltje met belanghebbenden, daarvoor een wethouder met voorlichters. Op een scherm de onvermijdelijke Powerpointpresentatie (bij ons zijn ze - gelukkig - nog niet zo hip dat ze je zeeziek maken met Prezi). Vooraf koekjes en koffie en na afloop fris en licht alcoholisch plus nootjes en zoutjes. Standaard, kortom.

De wethouder beloofde twintig minuten te gebruiken om het vierjarig beleidsplan neer te zetten. Dat eist presentatievaardigheden. Laat ik volstaan met de nuchtere vaststelling dat ze bijna veertig minuten gebruikte. Standaard, kortom.

Wat ondermeer opvalt tijdens zo'n avond is de stereotype, haast saai-voorspelbare aanpak. Alhoewel direct belanghebbende organisaties loftuitingen uitten als "sprankelend" en "inspirerend", moet ik bekennen dat ik verbaasd was over de ideeën.

Je mist in de plannen stomweg het lokale karakter. Als je zo'n wethouder hoort, dan zou dat verhaal net zo goed in een buurgemeente of in een gemeente honderden kilometers verderop kunnen worden gelokaliseerd. Maar wat er nu specifiek is voor ónze gemeente? Ik heb nog geen duidelijk beeld. De beleidslijnen, de -kaders, de -clusters, ja zelfs de -ordening zijn zo algemeen dat het meer weg heeft van een invuloefening.

Voordat de kritiek komt, dat onze gemeente wel degelijk zelf beleid ontwikkelt; de kritiek geldt de manier waarop dat dan wordt bekendgemaakt aan de bevolking. Zo'n gemeente moet toch een aansprekend, éigen verhaal hebben? Een échte visie? Eentje waar de bevolking van zegt: 'ja, dat snappen we'. Dat ís er niet. Dat miste ik. Dat maakt dat ook de komende vier jaar de aansluiting bij de bevolking waarschijnlijk minimaal is.

Het wrange? Dat ambtenaren die je spreekt, stuk voor stuk denken het beste te doen voor hun burgers. Maar de gekozen woorden en de gekozen opstelling maken óók duidelijk dat diezelfde ambtenaren dat niet vanzelfsprekend mét burgers doen. Ook niet in deze tijden en met deze mogelijkheden. Het is en blijft zénden.

Wat eveneens opvalt, is de rappe opmars van de ontdekking van de integrale aanpak. Sinds een paar jaar word je dood gegooid met beleid dat 'is gericht op maatwerk', 'op de burger en diens situatie', 'op ketenafstemming en -samenwerking', op 'integrale aanpak zonder zuilen, kolommen of schotten'. Mooi, denk je dan: eindelijk wordt erkend dat de burger centraal moet staan en de overheid dienstverlenend volgt.

Toch?

Of is het ook zo dat het ook wel makkelijk is als je met meerdere partijen een zorgomgeving moet vormen? Zou het ook zo kunnen zijn dat al die afhankelijkheden ook een prima startpunt zijn voor zwartepieten? Dat het niet lukken van een geïntegreerde aanpak zometeen gaat leiden tot enorme disputen over de vraag wie nu wat en waarom fout deed?

Het is mogelijk wat cynisch gedacht, maar mij valt op dat veel van die ketengedachten ontstaan in situaties en op momenten dat het vinden van oplossingen moeilijk is: de ketens in de sociale zekerheid (die voor uitkeringsgerechtigden bar weinig opleverden), de reïntegratie (idem), maatschappelijke zorg/WMO, veiligheid.

Nu ben ik groot voorstander van integratie. Maar dan wel ook écht. Dan moeten betrokkenen hun autonomie durven en willen opgeven. Dan moeten identiteiten kunnen wegvallen en professionaliteit samengevoegd. Dát is integratie. Dát is het belang van de klant, de burger, de patiënt: samengevoegde professionaliteit.

En dat is dus echt anders dan samenwerkende organisaties. Sterker, ik denk dat ik gisteravond tussen de regels door hoorde hoe organisaties allang bezig zijn met het éigen hachie. Niet het jouwe of het mijne.

vrijdag 1 maart 2013

Het eind van Het Nieuwe Werken


Ze hebben het allemaal natuurlijk allang voorspeld: dat <a href="http://het-nieuwe-werken.startpagina.nl/">Nieuwe Werken</a> kón niet lukken. Dat idee dat mensen lokatie- en tijd-onafhankelijk productiever zouden zijn dan gewoon iedere werkdag op vastgestelde tijden op kantoor verschijnen. En nu bewijst een internetbegrip als Yahoo dat dat inderdaad ook niet kan. De nieuwe topman, sorry -vrouw, van het bedrijf verordonneerde dat medewerkers zich ook op geregelde tijden op kantoor laten zien.

<a href="http://allthingsd.com/20130225/survey-says-despite-yahoo-ban-most-tech-companies-support-work-from-home-for-employees/">AllThingsD </a>(Wall Street Journal) stuitte op dit interne memo van Yahoo-topvrouw Marissa Meyer en bracht het van de week naar buiten:

<a href="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/photo-28-02-13-18-07-50.jpg"><img src="http://medunkt2011.files.wordpress.com/2013/02/photo-28-02-13-18-07-50.jpg?w=300" alt="Photo 28-02-13 18 07 50" width="300" height="287" class="alignnone size-medium wp-image-3513" /></a>

Het verhaal laat zich raden. Yahoo - een bedrijf onder druk - probeert vereende krachten te verzamelen en op die manier (weer) een positie in de kopgroep van het veld te verwerven. Dan heb je dus weer sprankelende ideeën nodig. Die krijg je niet als mensen elkaar te weinig zien. Die werkwijze past goed bij solistisch werk, maar niet bij groepswerk. Logisch, toch?

In het kielzog van Yahoo zag je de afgelopen week meer directeuren, voorzitters van raden van bestuur én hun medewerkers ineens <a href="http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2680/Economie/article/detail/3400832/2013/02/27/Nine-to-five-en-dan-de-kroeg-in-dat-is-zo-slecht-nog-niet.dhtml">'uit de kast'</a> komen over Het Nieuwe Werken. Opvallend genoeg bleken de medewerkers vooral problemen te hebben met het gevoel buiten de organisatie en vooral buiten de bedrijfspolitiek te staan. Zorgen, dus, over de kansen op promotie en zorgen over dat beroemd-beruchte 'witte voetje bij de baas'.

En dus is het aftakeling van Het Nieuwe Werken ingezet.

Níet. Vind ik.

Want het is behoorlijk inflattoir dat begrip Het Nieuwe Werken. Inmiddels lijkt het zo dat alle thuiswerk-activiteit onder Het Nieuwe Werken wordt geschaard. Ook wordt het concept ge- en misbruikt om flexibeler kantoorgebruik te rechtvaardigen. Dat dat, heel toevallig, ook leidt tot flexibeler, lees: kwantitatief beperktere, kantoorinrichting, is mooi meegenomen in deze tijden van economisch zwaar weer.

Het Nieuwe Werken is echter iets heel anders.

Niet dat ik pretendeer dé of een definitie te hebben van Het Nieuwe Werken, wil ik wel een poging wagen de geest ervan te benoemen. Die zou wat mij betreft moeten zijn dat niet het wérken centraal staat, maar de atmosfeer, de cultuur, de omgeving. Het Nieuwe Werken is werken in een veilige omgeving. Die omgeving voelt als thuis, net zo veilig en net zo flexibel. Dát is Het Nieuwe Werken: je thuisvoelen.

Thuis is vooral een kwestie van geborgenheid. Dat is een kernbegrip in het Nieuwe Denken, zoals ik dat maar ven noem. Onder verschillende namen en in verschillende gedaanten en variaties zie je het terug: in de idee van een <em>tribe</em>, in de nieuwe organisatievormen, in verdienmodellen op basis van 'geven, en later innen', in begrippen als gunfactor.

Dat is wat veel ondernemers die 'aan Het Nieuwe Werken beginnen' niet snappen. Het Nieuwe Werken is geen kunstje met laptops, mobiele telefoons of thuiswerkplekken. Het Nieuwe Werken is ontastbaar.

Het Nieuwe Werken is niet ontstaan binnen grote, bestaande bedrijven. De eerste aanzetten komen heel ergens anders vandaan; uit de wereld van de kleine, beginnende bedrijven. De ondernemers die, niet per sé zelf gekózen, samenhokten en later huisvesting vonden in omgevingen als Seats2Meet. Dát is het begin: mensen die hun eigen ding deden, maar ook aanspraak zochten. Die gelijkgestemden klonterden in nieuwe vormen van bedrijfsvoering.

Voor mij is er ook reden aan te nemen dat grote bedrijven niet aan Het Nieuwe Werken kúnnen doen anders dan de cosmetische versie. Kom maar op. Eén van de problemen waar grote bedrijven mee worstelen, is nu juist die samenhangende cultuur, is nu juist (het ontbreken van) geborgenheid. Hoe identificeer je je met een werkgever die slechts een losvaste relatie met jou heeft? Vergis je niet: dát is wel een verschil met (ooit) bijvoorbeeld PTT. Dat bedrijf had een levenslange relatie met personeel en personeel vond zichzelf lid van de postfamilie.

In een groot bedrijf één samenhangende cultuur bewerkstelligen eist nogal wat. Een gemiddeld bedrijf gaat niet doen wat bijvoorbeeld Apple doet: hoe je het wendt of keert een stevig gesloten (angst)cultuur scheppen. Het Nieuwe Werken maakt iets anders noodzakelijk: een huiselijke sfeer bijna. Dat betekent dat werk en privé minder strikt zijn gescheiden. Dat is niet hetzelfde als de geslepen directeur die slinks meer arbeidsuren te krijgen door te stellen "dat we hier geen negen tot vijf-mentaliteit hebben". De kans is groot dat dat gewoon ouderwetse uitbuiting is. In Het Nieuwe Werken is er oprechte interesse.

Gaat Het Nieuwe Werken het redden? Da's dus een heel lastige.

In de meeste bedrijven is het inmiddels al zo gedevalueerd tot synoniem voor slechtere arbeidsomstandigheden en klassiek thuiswerken dat de kansen op cultuuraanpassing gering zijn. Die kansen zijn er wel bij de startende ondernemers: de eenpersoons tot max. vijfpersoons bedrijven om de schaalgrootte te bepalen. Maar veel essentiëler is de opstelling van íedereen in die onderneming. Het Nieuwe Werken lukt alleen als iedereen ook het idee heeft volwaardig deel te nemen. Ik geloof er niets van dat de huidige generatie leidinggevende daartoe in staat is. Ook van de nieuwe ondernemers zal een deel door de mand vallen als het bedrijf groeit: dan ontpopt zich de klassieke directieve directeur.

Maar zolang we onze startende ondernemers koesteren - zeker de idealistische - is er hoop op verandering. Die tegenkracht is alleen maar positief.

In afwachting van die ontwikkelingen moeten we maar accepteren dat Het Nieuwe Werken devalueert en dat met name overheden nog steeds denken dat 'programma's' en 'plannen van (huisvestings)eisen' zoden aan de dijk zetten. Dat doen ze níet!