maandag 30 juni 2014

Leidse commons

Een beetje klungelig zijn ze wel. Om nu te zeggen dat ze vanwege hun aaibaarheid populair zijn; ook dat niet. Sterker, ze zijn niet eens echt helemaal ongevaarlijk. Ze kunnen nogal nieuwsgierig reageren op alles wat glinstert. Hun onderzoekend gepik heeft al ogen gekost. Minstens één, van een oude boer die ik ken in het dorp waar we woonden.

Kippen.

Kippen in hokken. In iedere stad zijn er wel wijken waar mensen kippen houden. Niet als gezelschapsdier, maar vooral als produktiedier. "Iedere ochtend verse eieren van onze kippen" is een gevleugelde uitspraak. Persoonlijk vind ik dat net zoiets als moestuinen: doembeelden van eindeloos andijvie, boontjes of rabarber moeten eten omdat "de oogst mee viel" (en de extra vriezer ook bomvol zit).

Ik ben dus echt wel van de supermarktgeneratie. Wat wij nodig hebben, kopen we, in de hoeveelheid die nodig is; niet meer, niet minder. Toch heb ik sinds mijn middelbareschooltijd een wens. Onze leraar Engels indertijd leerde ons niet alleen grammatica en spelling, maar minstens evenveel over het land en zijn cultuur. Eén van de beelden die me altijd is bijgebleven, is die van de commons (in Nederland de meent): de gemeenschappelijke weide, door iedereen te gebruiken (en 'dus' ontmoetingsplaats).

Dat soort beelden is me altijd bijgebleven en heeft me ook altijd aangetrokken: gedeeld bezit. Niet als vervanging van particulier bezit, maar als beklemtoning van collectiviteit en als aanvulling op particulier bezit.

In Leiden hebben we een aantal verwilderde groepen kippen rondlopen, en een kolonie ganzen. Het zijn vogels geworden, zoals de meeuwen, merels en spreeuwen die de stad ook bewonen. Ze maken de stad levendig met hun aanwezigheid. Maar belangrijker: hun aanwezigheid heeft gevolgen. Als de ganzen oversteken, ligt het verkeer even stil want de dames en heren nemen de tijd. De kippen langs de spoorbaan Leiden-Utrecht werden gevoerd.

Maar ze passen niet in het beleid.

De laatste 'wilde kippen' moeten weg. Eerlijk gezegd, vind ik dat een enorm gemiste kans. Uiteraard zullen de technocraten een reden hebben. Die zal ongetwijfeld verband houden met of verkeersveiligheid of volksgezondheid. Maar ze kijken al snel naar het puntje van hun neus en zien niet verder.

Waarom heeft Leiden niet talloze kipjeskolonies? Een toeristische attractie van jewelste: in het wild lopende dieren als kippen (en varkens, waar ik eerder voor pleitte). Natuurlijk, er zal geregeld een slachtoffer vallen. En ja, er zullen er in de pan verdwijnen, de eieren geraapt en tot omelet geslagen. Maar da's ook juist de bedoeling. Die dieren zijn collectief bezit.

Je zult zien dat ze aanleiding zijn tot gesprek en, vooral, een héél andere sfeer in de stad. Dát is waarom het gaat: stadsgevoel, saamhorigheid, inclusie.

Als we toch bezig zijn. In het verlengde van die kippen (en andere dieren) ben ik ook nog steeds verbaast dat in Leiden nog steeds geen produktiebomen worden geplant. Wat moeten we met bomen die alleen blad en bloesem brengen? Waarom geen appel-, peren- en pruimenbomen in de straten? Waarom geen bramen-, aalbessen- en frambozenstruiken in de perken? Zo vreemd is dat niet, want de tamme kastanje en de beukenootjesbeuk staan er wel (zij het te weinig).

Leiden ziet het wel zitten, verwacht ik, gelet op de interesse voor stadsnatuur en stadsmoestuinen. En, néé, het is niet de bedoeling als antwoord te krijgen dat de stad daarvoor een Singelpark ontwikkelt. Dat is een wandel- en kijkpark, en belangrijker, dat is denken in zones waarbinnen zoiets geregeld moet worden. Nee, lieve stadsbestuurders, dit moet stadsbreed. Stop nu eindelijk eens met dat zone-denken. Met dat 'sport daar. Wonen hier. Kopen daar. Werken hier. Parkeren móet daar. '.

Dat is geen levende stad. Dat is niet een (organisch) geheel met overlevingskansen. Maar u durft het vast niet.

zaterdag 28 juni 2014

Minerva's heimwee

Er trok een optocht door de stad. Een vreemde optocht. In zeker opzicht had-i wat weg van de optocht die Boudewijn de Groot ooit bezong in Het Land van Maas en Waal. Voor een neutrale toeschouwer dan.

Het was niet bepaald een optocht van zotten en gekken, zoals die ooit door Bosch zijn geschilderd en door De Groot als beeld gebruikt. De vergelijking drong zich vooral op aan de toeschouwer die zich afvroeg: wat zíe ik hier in vredesnaam?

Door de straten trok een gezelschap van gevarieerde leeftijd. Behoorlijk oude mannen en vrouwen, jonge mannen en vrouwen; en niemand die iets anders deed dan lopen. Als entr'acts een aantal karakteristieke rijtuigen, karossen en bierwagens, en voorop de paar man studentenweerbaarheid.

Dit was, naar hun eigen idee, de fine fleur van de samenleving: het Leids studentencorps dat zijn tweehonderd jarig bestaan vierde. Een memorabele leeftijd.

Je kunt je druk maken over de vraag hoe het mógelijk is dat de stad zo kan worden ontregeld door een jubileum. Er is ook een leegstaand schoolgebouw inclusief omliggende velden voor de gelegenheid omgebouwd tot feestterrein en -gebouw. Als je enkele duizenden mensen verwacht, is dat niet zó vreemd. Dat de effecten ingrijpend kunnen zijn, bewijst een naburig villadorp waar men uiteindelijk niet toestond een feestvierende meute op het strand toe te laten.

Het corps heeft een ambivalente verhouding met de stad. De burgemeester prees de verstandhouding met de stad, zoals die de laatste jaren bestaat. Dat is een hele verandering ten opzichte van de generaties daarvoor toen de stad als een wildreservaat leek te worden beschouwd. De verhalen in de stad zijn er legio. Over gloeiendhete muntjes die vanaf het balkon naar de (arme) kinderen op straat werden gegooid, over de vechtpartijen (veldslagen) vlak voor Drie Oktober, over de 'heeren' en hun houding.

Da's weg. Het is herinnering en historie. Een reliek.

Voor sommigen leek dat moeilijk als je de optocht zag. Was het weemoed? Was het verdriet over een verdwenen tijdperk?

In elk geval kon je je enorm verbazen over degenen die toch weer terug grepen op brallend gedrag. Of het nu de groep verklede corpsleden was die de orde 'op ludieke orde'trachtte te verstoren. Door sit in's - ooit een hippie-aanpak - en door zich vooral als mannetjesapen te manifesteren zo gauw er vrouwen of een rijtuig met vrouwen in beeld kwam. Natuurlijk doe je dat met een pils in de hand.

Het publiek liet het geheel vrij gelaten aan zich voorbij gaan. Wie tussen het publiek stond, kwam er vrij snel achter dat die het meer zagen als een tijdelijk obstakel op hun weg. De optocht werd dan ook continu doorkruist door wandelaars, fietsers, scooters en kinderwagens. Met Drie Oktober moet je dát nou net niet proberen; dat lukt je niet.

Het opvallendst was in mijn ogen iets anders. De oudste corpsleden liepen stuk voor stuk met flessen sterke drank in de hand of in de zak van het colbert. We hebben het dan over oude mannen en vrouwen uit de jaren 1930-1950! Die straalden daarmee nog helemaal de arrogantie van de corpsbal uit.

In dat opzicht was het daarmee het surrealistisch beeld van Boudewijn de Groot: wat wás dit?

vrijdag 27 juni 2014

Wij, de consumenten, verspillen niet?!

Toegegeven, het is fascinerend een 3D-'printer' aan het werk te zien. Bij mij roept het nog steeds beelden op uit science fictionverhalen waarin men alles 'uit de muur' kon trekken. Maar dit gebeurt voor je neus.

De HEMA gaat nu aan de slag met 3D-printers in de winkel. Je gaat in een cabine staan en er wordt een 'foto' van je gemaakt, een scan met coördinaten en kleurinstructies. Na een paar dagen kun je je 3D-'print' afhalen.

Ik vermoed dat 3D-'printers' een hoge vlucht kunnen nemen. Voor industriële toepassingen zijn ze nog véél te langzaam. Dat geldt ook voor de medische. Snelheid is echter het minste probleem. Je kunt er gif op innemen dat die snelheid steeds verder omhoog zal gaan. Hetzelfde geldt voor de grootte van de apparaten en de (geluids- en stof)hinder; die worden steeds kleiner.

Over een onbepaalde tijd zullen we het doodgewoon vinden dat er 3D wordt geprint.

De vraag is echter wel hoe en wat en met welk gevolg; met name als het consumenten-print gaat.

De actie van de HEMA becommentarieerd door de zoveelste deskundige die aangaf dat de omslag die 3D printen tot gevolg heeft voor een groot deel zal bestaan uit gemak en het vermijden van overproduktie. Gebroken oortjes van serviesgoed worden niet gelijmd, maar het hele kopje wordt geprint. En het servies is weer compleet. Zeker voor huishoudelijke onderdelen die uit één materiaal bestaan, biedt dat kansen. Gebroken sleutels, van 'die ene antieke kast' of de fiets? Printen!

Een stapje verder liggen ook kansen. Een cadeau kopen op het web? Betalen en de software-instructies voor je printer ontvangen om het zelf te laten maken. Of eigen ontwerpen maken (en proberen te verkopen. Dat vereist alleen maar de code door te sturen). Je kunt er zát bij fantaseren aan mogelijkheden.

Maar ik betwijfel of het zo zal gaan.

Eerder verwacht ik een hoop extra onzin. Het experiment van de HEMA is leuk, maar onnodig. Het is een ervaring in de categorie vakantiesouvenirs. Die kocht je als herinnering en staan daarna meestal jaren stofnest te zijn voordat ze roemloos bij het vuilnis eindigen. Hoe leuk ook; de HEMAbeeldjes gaan ook die weg op.

Een veel serieuzer te bespreken effect is of het werkelijk zo zal zijn dat we minder afval en overproductie zullen gaan krijgen. Ik denk dat de kans groter is dat we méér gaan verkwisten.

Het is een voorspelling die ook werd geuit bij de computer, inclusief de mobiele versies, en (thuis)printer: we zouden papierloos worden en van scherm lezen en schrijven. Daarvan is bar weinig gerealiseerd.

De redenen zijn terug te voeren tot menselijke behoeften zoals instant-bevrediging. We zijn niet zo geduldig dat we willen wachten als het op een andere manier sneller kan, én we zijn de papieren leefwijze nog lang niet afgeleerd! Het zal nog generaties kosten voordat die (wellicht) veranderd. Tot dat moment is de neiging iets af te drukken groot en gebeurt dat ook nog massaal. Ironisch: méér dan ooit, want het stuk dat je vergat mee te nemen, druk je toch nóg een keer af...

Het zijn dergelijke menselijke gewoonten en eigenschappen die mij doen twijfelen aan een snelle opmars van 3Dprinters in huis en vooral aan het doelmatigheidseffect. De kans is groot dat daar de plank volledig wordt misgeslagen.

Hoe vaak en waarvoor zal in een huishouden een 3Dprinter nodig zijn? Dus niet recreatief, maar om bijvoorbeeld onderdelen te vervangen? En als die geprint worden: hoe lang duurt dat en met hoeveel moeite? Mijn inschatting is dat het in veruit de meeste gevallen nog steeds de moeite loont bij een winkel langs te gaan en meteen een artikel mee te kunnen nemen (voor de winkelier zal de overweging dus anders uitpakken; die kan er wél voordeel uit halen).

Nee, van die vermindering van verspilling geloof ik nog heel weinig, de mensen een beetje inschattend. Dan zie ik eerder ouderparen die voor de zoveelste keer voor hun schoolgaande kind een voor de zoveelste keer 'verdwenen' voordeursleutel, lineaal of winterwant printen.

donderdag 26 juni 2014

Montessori, Dalton, Jenaplan...... iPad?!

Daar was-i weer even: de iPadschool. Hoe meer ik erover denk, hoe vreemder ik het vind.

We leven in een tijd waarin hulpmiddelen veranderen. Dat biedt nieuwe mogelijkheden (en laat andere verdwijnen). Het lei is vervangen door potlood en papier. Het potlood legde het loodje tegen de inktpen. Die op zijn beurt is verdrongen door de balpen (de iconische Bic). Die werden allemaal vervangen door schrijfapparaten als typemachines en computers.

Het interessante is dat ieder nieuw schrijfgerei iets tóevoegde zonder het bestaande ingrijpend te veranderen. In alle gevallen moest nog steeds worden gedacht en gekend: er moest worden geleerd. Met de toetsenborden veranderde wel iets, zij het op de lange termijn: het handschrift.

Dat op zich is een interessante ontwikkeling. Handschrift is niet alleen schriftelijke communicatie. Het is ook de ontwikkeling van fijne motoriek. En fijne motoriek is niet iets als schoonschrijven of kalligrafie. Met schoonschrijven hangen ook hand-hoofdcoördinatie samen, nauwkeurigheid en concentratie. Da's geen exclusieve relatie, maar wel een belangrijke.

Het bijzondere aan de discussie rond de iPadschool is dat daarin een apparáát wordt centraal gesteld. Alsof er ooit een potloodschool zou (moeten) zijn geweest.

Wat ik mis, is een visie; onderwijskundig, pedagogisch en leertheoretisch. Eerlijk gezegd, hoor ik nergens echt veel meer dan 'dat de iPad een nieuw paradigma is' en 'een grote omwenteling'. Dat is zo. En dat is niet voldoende voor het onderwijs. Voor het onderwijs is de verbetering van het leerproces relevant.

Dat in het huidig onderwijs nieuwe mogelijkheden om kennis op te doen en op te zoeken, moeten worden toegevoegd, lijkt me evident. Zoals je ooit leerde dat een tekst een inleiding, romp en conclusie heeft - en veel meer - zo leerde je ooit ook hoe een bibliotheek werkt. Daaraan is nu het Internet toegevoegd.

Ja. Maar met de iPad kun je veel speelser leren. Nog afgezien van de vraag of het werkelijk kwálijk is dingen te móeten doen tegen je eigen voorkeuren in - de instant bevrediging! - is daarmee niets anders gezegd dan dat de vórm anders zou kunnen. Natuurlijk: ook de boeken evolueerden van simpel naar kleurig. Ze leerden je allemaal nog steeds basale aardrijkskundige kennis aan, wiskunde en natuurkunde, rekenen en taal. Ook zonder GPSfunctie is het handig te weten wat oost en west zijn, en waar Emmen ligt.

Zoals met veel voorspellingen van ontregelende veranderingen: ze blijven (voorlopig) wensdromen.

Mijn iPad maakte ook mij duidelijk dat er iets was veranderd. In eerste instantie de mens-machine-interactie. Die was plots diréct, niet meer via een 'invoerapparaat'. Binnen de kortste keren maakte-i ook duidelijk wat 'mobiel' in zou gaan houden. De computer én de laptop vergaarden steeds meer stof doordat we ze minder en minder gebruikten. En de noodzakelijke sensoren om te bepalen in welke positie het apparaat was, boden ook nieuwe opties. Bijna alle andere effecten waren daar van afgeleid: een ultra-mobiele computer.

Dat 'mobiel' veranderingen tot gevolg heeft gehad, klopt. Een groot deel daarvan lijkt voor rekening van de (content)leveranciers te zijn gekomen. In essentie oude wijn in nieuwe zakken, maar dan niet cynisch bedoeld. Van werkelijk 'ontregelende omwenteling' is nog nergens sprake: de bestaande machtsbalansen zijn intact gebleven.

Vooralsnog kan zoiets als een iPadschool niet anders zien dan als een school met moderne hulpmiddelen. Zoals mijn oude lagere school met krijtborden niet vergelijkbaar is met de krijtstofloze basisschool met smartboard van onze zoons. Maar de kern, kennisoverdracht, en het curriculum bleven vergelijkbaar.

Als het meer is; waar blijft de omschrijving daarvan dan? Een visie op leren die aantoont, zónder het woord iPad, dat mobiele apparaten andere leereffecten bewerkstelligen. Dat mobiele apparaten andere mogelijkheden bieden, weten we al.

woensdag 25 juni 2014

Wat is dat met dat voetbal?

Na bijna anderhalf jaar dagelijks bloggen heb ik de riemen wat losser gelaten. Zo af en toe mag er best een dagje niet worden geblogd. De belangrijkste reden was dat ik me in allerlei bochten moest wringen om tijd te vinden. Dat had weer alles te maken met de verhuizing naar een verpleeghuis van m'n moeder. Op zo'n moment sta je dan stil bij de vraag wat er zo dwingend is, anders dan de jezelf opgelegd discipline.

De afgelopen weken heb ik gemerkt dat er een andere reden is om wat minder te bloggen. Tot een ruime week geleden ging het eigenlijk min of meer in het dagelijks ritme door. Totdat het wereldkampioenschap voetbal begon.

Dat vind ik vreemd van mezelf.

Voetballen kan me al jaren niet echt meer bekoren. In m'n jeugd was ik, zoals zoveel jochies toen en nu, hartstochtelijk fan, van Ajax. Dan zaten we met z'n allen aan de buis gekluisterd om op witruisende zwartwit beelden Nederlandse clubs te 'zien' spelen in verre landen. Of Ard en Keessie om het hardst te zien schaatsen, in de sneeuw, wind tegen en met een onflatteuze en zeker niet aërodynamische wollen muts op.

Maar met de komst van het Grote Geld en het (slechte) theaterspel verdween de bekoring ook. De verhalen over doorgestoken kaartwedstrijden (match fixing) en de exorbitante salarissen, waren de druppel. Ik zag af en toe wat.

Nu speelt Nederland weer. Dat zijn wedstrijden waarvan ik nog steeds de illusie koester dat die eerlijker en beter zijn, ondanks de aanwezigheid van een despoot als Blatter bij de FIFA. Niet dat landenteams beter zijn dan clubteams; nationaliteit versus kapitaal als criterium. In beide gevallen is het niet zo dat de trainer de vrije hand in kiezen van spelers heeft. Er zijn, letterlijk en figuurlijk, grenzen.

De eerste wedstrijden zag ik op een klein teeveetje. Alsof de tijd werd terug gedraaid: slecht beeld, wel kleur, waardoor we de bank een meter of twee dichterbij het scherm moesten sjouwen. Letters kon je dan nóg niet goed lezen. Nederland won met 1-5 (met het nodige geluk, denk ik nog steeds).

Sindsdien blijk ik toch geregeld wedstrijden te zien (niet die na middernacht beginnen). Nederland kijken, snap ik nog. Maar de rest?!

De beelden zijn net zo als anders.
Buitelende spelers, om kaarten bedelende spelers, geblesseerde en binnen 5 seconden wonderbaarlijk genezen spelers, bíjtende speler, schoppende en trekkende spelers, ontroostbare spelers.
Publiek dat zo zot is uitgedost in de hoop op tv te komen? Publiek dat zot is uitgedost en niet in de gaten heeft dat ze op tv zijn. Publiek dat zit te social media'en en niet kijkt naar de wedstrijd. Publiek dat in slaap viel tijdens de wedstrijd. Publiek dat kilo's (water) afvalt in de brandende zon. Publiek dat opvallend vaak vrouw is.

De commentaren, voor- en nabeschouwingen zijn nog steeds onvervangbaar. Formuleringen die zo krom als een hoepel zijn. Formuleringen die getuigen van voetbalintelligentie. Commentaar dat zó in de wekelijkse horoscoop kan, zo nauwkeurig.

En tóch kijk ik. Of is het toch kéék ik. Deze blogpost wordt getikt in de tuin met ondergaande zon en op de achtergrond de wedstrijd Nigeria-Argentinië (2-3 nu).

Ik denk dat ik het toch een beetje weet. De eerste wedstrijden waren onbevangen. Inmiddels is de 'het doet ertoe'fase aangebroken en daarmee het grote rekenen. Eerste in de poule worden is niet meer het enige doel. De consequentie daarvan óók: tegen welk land speel je dan in de volgende ronde?

Het berekende is weer aanwezig en daarmee is, voor mij, blijkbaar de lol er af. Rekenende voetballers: voor mij nog steeds een tegenspraak, vooral omdat het tot minder attractief vermaak leidt en dus zou moeten leiden tot minder inkomsten casu quo salaris.

Maar dát gebeurt niet. Winnen is hoofdzaak. En eerlijk gezegd ben ik er ook wel blij mee voor het Nederlands elftal. Maar trotser en tevredener was ik met het mooie spel van jaren her. Zelfs als we geen kampioen werden.

Zondag zal het vast stil zijn in dit land.

zondag 22 juni 2014

Meepraten?!

Het is één van die situaties die heerlijk eenvoudig tot misverstanden leiden: dat toegankelijkheid van het debat voldoende voorwaarde is om mee te doen. Er is echter een andere, noodzakelijke voorwaarde nodig.

Internet heeft de publieke debatruimte enorm vergroot. De toegang tot die ruimte is laagdrempeliger dan ooit: de enige benodigdheden zijn een computer of een smartphone en een internetverbinding.
(...)
Een stuk democratischer dan de klassieke media: radio, televisie, kranten en tijdschriften, waar de poort nog altijd bewaakt wordt door een selecte groep.


Een citaat uit een artikel van Jennie Barbier in de De Volkskrant, over die eerste zin.

Dat roept twee vragen op. Is téchnische toegankelijkheid voldoende? En, zijn er geen poortwachters? Beide vragen zul je met 'nee' moeten beantwoorden.

Waar overheen wordt gestapt, is dat aanwezigheid nog lang niet voldoende is. Om een bijdrage aan een debat te leveren, zijn veel meer factoren van belang.

Zo zal je je mening moeten kunnen formuleren. Dat is een stokoude. Niet iedereen is in staat zijn mening zó te verwoorden dat één van de (oude) media die oppakken. Dat is inderdaad de kracht van social media; er is geen filter op jouw inbreng. Dat betekent echter nog niet dat je ook in staat bent de juiste tone of voice, het juiste groepsgevoel te verwoorden. Nog steeds gaat het allergrootste deel ten onder in het geroezemoes.

Tijdigheid speelt ook een rol. Ik hoop nooit alle mensen te eten te moeten geven die de zin "dat zei of schreef ik al járen geleden" hebben gebruikt. Het gaat niet alleen om de inhoud, maar zeker óók om het moment. Je kunt 'voor de troepen uit lopen', heet dat zalvend.

De belangrijkste factor is er echter een die - onaangenaam - níet in het beeld van een open, sociaal en democratisch systeem past.

Oók in de wereld van de social media maakt het uit wíe je bent.

Ik heb het al 'ns beschreven. Ook - met name?! - in gesprekken via social media gebeurt het vaak dat mensen zich niet verwaardigen je te antwoorden. Dan mag je de BN'ers overslaan. Degenen met enorme aantallen relaties kun je als twijfelgeval zien, maar ook zij zijn wel degelijk poortwachter. Het gaat er om dat niet iedereen in een gesprek betrokken wordt. Daarvan kun je denken: 'maar als het er teveel zijn, dan is dat toch logisch?!'.

Oh? En wie bepaalt dan wie er wel en wie niet mee mág doen? Exact.

Daarenboven: stel een mening neemt serieuze vormen aan. Ook dan is er geen enkele garantie op effect. Daarvoor heb je ook nog eens de beslissers nodig.

Hoe je het wendt of keert; social media hebben geen effect op het groepsproces rond gesprekken. Wat ze wél deden, is nieuwe beïnvloeders een kans (platform) geven. Dat is de (bekende) beweging die zich laat herkennen; het ontstaan van groepen die zichzelf dezelfde status toekennen ('peers') en feitelijk daarmee anderen buiten sluiten. Omdat het 'ook maar gewoon ménsen zijn' gedraagt men zich ook zoals in de ademende wereld: het zoekplaatje Old Boys Network.

Het is eigenlijk allemaal basale kennis van sociale groepen en hun dynamiek. Maar de belangrijkste is wellicht wel dat de digitale wereld geen onmenselijke is. Dat degene die de computer bedient een mens is. En dat die in de basis niet ineens fundamenteel ánders is.

zaterdag 21 juni 2014

Een haast bijbelse plaag van zieken

Ik vulde de snoeppot op het stadhuis en haalde gebakjes voor de hele afdeling.


Dát was het moment dat ik dacht: "jij zit niet goed". Een burgemeester die ontslag nam omdat een integriteitsonderzoek serieuze aantijgingen bevatte, verdedigt zich niet met snoep dat ze uit eigen zak betaald. Dat is de categorie "Ik ben aardig, want ik hield eens de deur open voor een ander". Sterker, het is typerend gedrag voor managers met een persoonlijkheidsstoornis als narcisme, zeker als het past in een heel betoog dat 'dit alles mij overkomt en mij niets is te verwijten'.

Het is in alle gevallen een triest verhaal als iemand wordt 'ontmaskerd'. Voor de patiënt kan het nog een positieve wending teweeg brengen. Jammer genoeg is de weg daarnaartoe geplaveid met slachtoffers. Of er nu wel of niet sprake is van regeloverschrijdend gedrag, de wijze van opereren maakt slachtoffers.

Dát baart mij zorgen.

Ik heb ze gezien. De 'managers' waarvan ik nu denk dat zij stomweg ook in de categorie horen van psychisch gestoorden. Degenen die last kregen van een gevoel van onfeilbaar beoordelingsvermogen, degenen die absoluut niet met medewerkers konden omgaan, degenen die selectief informeerden; ze bestáán. En in veel te grote hoeveelheden.

Het is een open deur, maar wel een waarop nog heel vaak moet worden gewezen. We hebben een cultuur laten ontstaan waarin gedefinieerde leidinggevende capaciteiten netjes overeenkomen met psychopathische. Dat klinkt verschrikkelijk. Het hoeft het niet te zijn, want die psychopathische trekjes hébben ook voordelen.

Wat echter ontbreekt, is het organiseren van de tegenkracht. Daadkrachtige managers mogen niet bestaan zonder een tegenpool. Dát ontbreekt.

Het type manager - zowel binnen de overheid als het bedrijfsleven - dat de afgelopen dertig jaar populair was, is van het verkeerde slag. Het zijn de mensen die 'de lijnen uitstippelen en de beslissingen nemen', die menen dat leiden betekent 'snel besluiten nemen, goede of foute'.

Het heeft me een poos verbaasd als groot-industriëlen onverwacht verstandig bleken te zijn. Totdat ik me realiseerde dat dat vaak oudere mensen zijn, die hun sporen allang hebben verdiend. Maar vooral: die met een héél andere manier van opereren aan de slag zijn geweest. Of, als dat niet zo was, inmiddels ontdekten dat socialer opereren verstandiger was geweest.

Het is een beklemmende conclusie. Als-i - ook maar deels - waar is, dan is de huidige economische situatie grotendeels te wijten aan beleid van zichzelf overschattende mensen (confronterender: psychiatrisch patiënten). Aan hén hebben we veel te veel overgelaten en zíj hebben veel te veel opgeëist.

Alle signalen wijzen in die richting; zowel vanuit de politiek, de ambtenarij en het bedrijfsleven. Niemand neemt schuld op zich. Verantwoordelijkheid is een hol begrip, af te kopen met een nog hollere slappere verontschuldiging.

Het is angstwekkend dat de betrokkenen zelf ook écht niet zien wat gaande is. De schuld ligt altijd extern. De waarheid is plooibaar. De eigen situatie staat vooraan in de rij. Inleving in de gevolgen van handelen is er hoegenaamd niet (in woord soms wel, maar uiteindelijk heerst een anonimiteit als 'de economie').

En allemaal maken ze duizenden slachtoffers. Da's nog het ergste.

donderdag 19 juni 2014

Nieuwe concurrenten

Als het onder je neus gebeurt, is dat geen garantie dat je het ook opmerkt. Nabijheid is geen voordeel.

De bloemetjes voor je voeten maken minder kans te worden gezien dan de verder weg liggende. Dat dat niet alleen bloemetjes geldt, bewezen de hondenpoep onder je schoenzool, de plassen water waarin je stapte en de weinig opstekende stoeptegel die je liet struikelen wel.

Perspectief is bepalend. Uit de innovatieleer weten we, bijvoorbeeld, dat verandering haast niet tot stand komt vanuit het centrum van de status quo. Die heeft teveel constraints, belemmerende factoren: 'zo doen we het al járen', 'is bewezen dat het meer oplevert?'. Verandering moet van buiten komen. De vraag 'wat wil de klant?' speelt daarin een cruciale rol. Voor de status quo is het de vraag aan de per definitie conservatíeve klant. Voor de vernieuwer de vraag aan de toekómstige, gewenste klant.

Als je je niet kunt losmaken van alledag, zul je niet in staat zijn verandering waar te nemen. Alledag levert je de beslommeringen, de waan, maar vooral ook het perspectief. Vaak zal verandering bedreigend overkomen op de status quo. 'Iets ánders doen?! Deden we het dus niet goed?!' Pikant, alsof die hele grote omgeving niet autonoom kan veranderen.

Dat het lastig is verandering en zijn gevolgen te herkennen, realiseerde ik me de afgelopen weken.

Steeds meer aandacht gaat uit naar het verdringen van betaalde werknemers door onbetaalde, of dat nu stagiaires of vrijwilligers zijn. Da's een heel terechte zorg. Maar wat géén aandacht krijgt, is de verdringing van vrijwilligers door vrijwilligers.

Vrijwilligers verdrongen door vrijwilligers?!

Jazeker.

Het vrijwilligerswerk dat ik doe, bestaat al een poos (en is nimmer gedaan door betaalde werknemers). Het is werk dat vanouds meer door ouderen dan jongeren wordt gedaan. Wat dat betreft, is het ook een reality check. De groep mensen die dit vrijwillig doet, is door de bank genomen ouder, man en blank. Allemaal, óók de donkerder en jongere vrijwilligers, kozen er zelf voor en doen het serieus en met plezier.

Dan, op een dag, staat er een jongeman. Hij is gestuurd. Inderdaad, gestuurd de Sociale Dienst van onze gemeente. Iedere jongere wordt geacht een tegenprestatie te leveren in ruil voor een bijstandsuitkering (contra-prestatie associeert vast teveel met de gestopte kunstenaarsregeling BKR). En dus staat-i daar.

Het gaat nu niet om de vraag of je dit kunt verplichten, wat wel en wat geschikt is, of dit 'dwangarbeid' is of niet, of of dit werkelijk zoden aan de dijk zet. Het gaat om het effect.

Deze vrijwilliger verandert de instroom en verdringt daardoor de 'klassieke vrijwilliger'.

In feite is het niet zo moeilijk te zien. De klassieke vrijwilliger is de degene die een deel van zijn of haar tijd wil besteden ten behoeve van anderen. Dat kan variëren van een 2-3 uur per week tot zo'n 12 uur per week. Inderdaad, ook uitschieters naar boven bestaan. Voor het beeld: kleine banen en motivatie die bestaat uit tijdbesteding en altruïsme.

Door de Sociale Dienst op dit spoor gezette mensen verschillen daar heel erg van. Ze zijn jonger, ze 'moeten' voltijds vrijwilligerswerk doen, ze doen het niet voor zichzelf maar als contraprestatie. Kortom, een heel ander type.

Over wat er dan ontstaat, hoor je niemand. Steeds meer zullen dergelijke 'nieuwe vrijwilligers' de klassieke verdringen (alleen al omdat zij meer uren moeten maken). Daarmee is het zoveelste domino-effect gestart, waardoor de mogelijkheden tot zinvolle tijdsbesteding worden beperkt voor ouderen. Zelfs dat wordt afgegrendeld.

Echt, Castells krijgt gelijk met z'n verdringing en het ontstaan van een nutteloze, irrelevante klasse(1), zij het dat hier polítici de kwade genius blijken te zijn.


(1)
In this system, rather than exploitation in the traditional sense, the key issue for labor is the differentiation between three categories: those who are the source of innovation and valuation; those who are mere executants of instructions; and whose who are structurally irrelevant, either as workers (not enough education,
living in areas without the proper infrastructure and institutional environment for global production) and as consumers (too poor to be part of the market).

woensdag 18 juni 2014

Eenheidsworst of ambachtelijke worst

Dat het een oneigenlijke situatie is, zullen velen kunnen beamen. We hebben een situatie laten ontstaan waarin emotieloos denken bepalend is. Een situatie waarin zo ongeveer álles in regels is vastgelegd én waarin de uitvoerders corrigeerbaar dienden te zijn. Corrigeerbaar zijn, impliceert een machtsverhouding; werknemers en dienstverbanden (met salaris).

De angst voor ongelijke behandeling, de angst voor klungelige uitvoering, de angst voor misbruik (oncontroleerbaarheid). De markt van welzijn en geluk is zeker niet de enige. Ook in de zorg. Ook binnen de overheid. Ook binnen bedrijven en ook binnen het maatschappelijk verkeer heeft onzekerheidsreductie toegeslagen. Of het nu in de vorm is van juridisering - welke aansprakelijkheid levert dit ons op? - of standaardisering - is dit gedaan conform vastgestelde richtlijnen en afspraken?; het effect is een tendens naar eenheid(s-worst).

Gelijke monnikken, gelijke kappen. Het klinkt zo vanzelfsprekend en rechtvaardig.

Wat lang is ontkend (door velen), is dat die basis niet bestaat. De variatie in mensen, hun behoeften, hun netwerken is immers zó groot dat mallen een onlogische oplossing zijn. De voorbeelden daarvan zijn dagelijks te vinden; van de beroepsindelingen bij overheden die 'wéér niet míjn functie afdekken' tot je eigen neiging mensen in groepen in te delen.

Inmiddels heeft ook de overheid door dat die variatie bestaat. Inmiddels heeft ook de overheid door dat de huidige situatie creativiteit en initiatief smoort in regels en bemoeizucht. Inmiddels heeft ook de overheid het individu en z'n mogelijkheden ontdekt.

Maar haar woorden en beleid zijn vals en voos.

Met de mond wordt beleden dat het goed is dat het individu (weer) zelfbeschikking krijgt. 'Denken in mogelijkheden, kansen en oplossingen' met daar achteraan: 'die je zelf in elkaar knutselt met je netwerk'. Het begint met de WMO en culmoineert (vooralsnog) in de drie decentralisaties naar de gemeenten, waarin het individuele oplossend vermogen tot mythische proporties wordt opgepompt.

Natuurlijk is het terecht dat je dat initiatief ruimte teruggeeft. De belangrijkste vraag lijkt me echter met welke achterliggende gedachte. Het lijkt er op dat de redeneringen zwaar geforceerd zijn en bedoeld om bezuinigingen te verhullen. Een doekje voor het bloeden, een schaamlap, maar vooral een blad aan de boom dat plots is omgeslagen. Zonder gêne worden argumenten die tot voor kort werden weg gezet als irrelevant, nu zelf te berde gebracht. Beschamend (en, ja, adviesorganisaties: u doet daar net zo hard aan mee!).

Dat die woorden betekenisloos zijn, bleek van de week weer. De gemeenten waren bijeen op het congres van hun vereniging. Daar gebeurde iets bijzonders, als je er over nadenkt. Er werd serieus besloten tot standaardisatie:

RT @VNGemeenten: Gemeenten besparen kosten #decentralisaties door standaardisatie administratie: besluit ALV tijdens #vngjaarcongres > httpow.ly/yaFoB


RT @KINGgemeenten: Nieuw standaardisatietraject Zorg op de kaart #operatienup #decentralisaties #basisregistraties ow.ly/y7XTB


Da's héél verstandig,

tenzij je van plan bent maatwerk toe te staan, tenzij je van plan bent afwijkiingen toe te staan, tenzij je van plan individuele oplossingen toe te staan. Als je dát wilt, wordt standaardisatie discutabel. Oók als het ogenschijnlijk 'alleen maar' over administratieve processen gaat. Hoe dát uitpakt, weten we allang. Precies die effecten zijn de reden om initiatief en creativiteit te stimuleren. Toch?

Kortom, de betrouwbaarheid van gemeenten als partners die samen met ú oplossingen mogelijk (gaan) maken, is stevig verminderd. Ze denken nog steeds in centrale afspraken. Die verhouden zich niet zo heel erg goed, zeg maar: niet, tot lef, creativiteit en maatwerk.

(Ik zie een heel nieuw circuit ontstaan van individuen die zich meer en meer áf keren van iedere overheid in deze vorm)

dinsdag 17 juni 2014

Stop met oud denken

Vorige week zal het zijn geweest. Waarover-i het precies had, is alweer te ver weg gezakt in m'n geheugen, in elk geval te ver om nog op te hengelen nu. Op een mededeling na van de deskundige: "Dat is oud denken".

Van dat soort uitspraken kan ik kregelig worden.

Van nature heb ik er niet zo veel last van, maar er bestaat inmiddels een heel contingent 'deskundigen' die dit soort van obligate zinnetjes debiteert. Obligaat omdat vaak iets 'uit een boek' wordt geciteerd (en zoals we allemaal weten; wat op papier(!) staat, is meer waar dan iets anders). Memes worden die 'waarheden' ook wel genoemd. Rondzingende verhalen, waarvan sommige zo absurd zijn dat iedereen ze wel herkent als meme. De gevaarlijker zijn de memes die circuleren rond groepen mensen die worden gezien als verstandige mensen.

De bekendste, maar niet per sé meest herkende, zijn toekomstvisies en -voorspellingen. In zijn algemeenheid geldt dat de toekomst onbekend en vooral ook onvoorspelbaar is. Hoe absoluter geponeerd, hoe groter de onzin die wordt verkondigd.

Toch is er verschil.

Kaf kun je in dit geval van koren onderscheiden doordat dat kaf te absoluut (te licht) denkt. Wijze mensen zullen nóóit aangeven dat zij de waarheid in pacht hebben. Wél dat zij meerdere waarheden, meerdere scenario's zien. Kaf zal dat niet doen: "nee hoor, er gaat níets veranderen. Dit is de zoveelste hype. Die waait weer over". Of, precies hetzelfde: "álles verandert. Niets blijft hetzelfde. Er vindt een paradigma-wisseling plaats die onomkoombaar is".

Wat als een paal boven water staat, is dat er nieuwe dynamiek is. Alleen dát al eist openheid. De grap is dat die situatie enorm onaangenaam is voor mensen die gewend zijn in lijnen, in beleid te denken. Leidinggevenden zullen voorlopig meer moeten denken in mogelijke scenario's. Dat gaat een fors aantal niet redden. Stomweg omdat dat zich niet goed verenigt met spreadsheet-denken en kengetallen (benchmarks). Díe zijn toepasbaar in een rustige, uitgekristalliseerde omgeving.

Ik denk dat er geen 'oud denken' ís. Wat er wél is, is het ontkennen van dynamiek en mogelijk nieuwe verhoudingen. Maar dat is al heel lang bestaand 'beperkt denken'.

Anderzijds zijn er ook heel velen die menen dat de toekomst onvermijdelijk ingrijpende verandering brengt. Net zo stompzinnig. Die deskundige op tv hoort daarbij. Zélden hoor je van dat soort argumenten. Váák hoor je ze terugvallen op boeken en auteurs die óók die argumenten niet altijd leveren, maar vaak weer wél een mogelijk toekomstbeeld schetsen. Andersons Free, en zijn wijzen op de long tail, hebben effect gehad. Niet omdat daarin waarheid schuilt, maar wél, en vooral, omdat het nieuwe perspectieven schetst. Vooral die long tail is grandioos. omdat-i feitelijk niet klopt maar wel wijst op de kortzichtigheid alleen naar snelle winst op basis van grote aantallen te kijken en (langzamere) winst op basis van niches en kleine aantallen te veronachtzamen.

Mocht je sommige blogposts dus wat kregelig vinden, dan is dít de oorzaak: het gebrek aan nuance en het gebrek aan scenario-denken. Mensen die zo bezig zijn, zijn de moeite van het aanhoren niet waard. Eerlijk? Ze zouden graag creatief en inovatief zijn, maar zíjn zo conservatief en ouddenkend als de pest.

maandag 16 juni 2014

1-5

Het wonderbaarlijk begin van de wereldkampioenschappen voor het Nederlands elftal dat Spanje met 1-5 versloeg. Klinkt mooi en enkele doelpunten wáren mooi. Maar om toch even weer terug te keren op aarde: die pracht werd mogelijk gemaakt door een slecht spelend Spaans elftal en een doelverdediger die vast teveel spanning verlagende middelen had geslikt.

Wat mij verbaasde, was de ophef over de innovatie van Nederland. Een 'nieuw systeem'. Een systeem met vijf verdedigers waarvan de twee flankverdedigers zich het leplazarus kunnen rennen omdat hun rol óók een aanvallende is.

Ik vond het wel een grappige vertoning.

Die vijf verdedigers op één lijn. Mij deed het sterk denken aan rugby. Dat beeld werd versterkt door een andere 'innovatie', volgens de televisiecommentatoren: het schouder om schouder staan en meezingen met het volkslied. Rugby.

Ik denk en maak mezelf wijs dat ik neutraal kan kijken. Dan vind ik dat Nederland iets moois neerzette (maar niet een wonder) en vooral dat de bondscoach iets heel slims heeft gedaan. Want wat er vrijdagavond op het veld gebeurde, is dat er heel vaak ballen klutste en dat er, in tegenstelling tot de jaren hiervoor, vaak een achtervanger was voor de balverliezende Nederlander. Ook dat deed me aan rugby denken.

Voetballers spelen de bal naar voren en rugby'ers naar achteren. Dat is een nogal essentieel verschil. Maar er zijn wel principes uit te wisselen. Mij zou het niet verbazen als de bondscoach dat heeft gedaan.

Een aanvallend rugbyteam, bijvoorbeeld, probeert (ook) uit te waaieren. Maar vaker komen ze in tackles en grondgevechten terecht. Dat betekent niet alleen stuiterende (klutsende) ballen, maar vooral ook een vertrouwen op medespelers. Zíj zijn het die de ondersteuning, de support, de veiligheid moeten leveren.

Met die vijf 'verdedigers' - inderdaad nu staan er apostrofs - ligt er niet alleen een brede verdedigingslinie, maar ook een ondersteuningsmogelijkheid in klutssituaties. Het vereist wel longinhoud en uithoudingsvermogen. Maar, zoals de rugby'ers weten: die linie doorbreken, is levensgevaarlijk. En dan staan die al buitenspel als ze voor de bál staan, veel eerder dus.

Mij zou het veel deugd doen als een (groot) aantal rugbymores en -regels worden overgenomen:
- de video-scheidsrechter (ref in jargon). Kost tijd, maar levert zekerheid;
- de scheidsrechter is onbetwiste baas en daarmee wordt níet gecorrespondeerd. Grandioos, zeker als zij op een beslissing terug komen;
- hard mag. Jammeren en simuleren niet. Geváárlijk hard wordt onverbiddelijk direct en hárd gestraft.

Maar goed, dit is internationaal voetbal. Een bedrijfstak waarin veel geld om gaat. Waar heel andere belangen dan alleen sportieve een rol meespelen.

Toch zou ik heel graag willen weten of er niet een heeeeel klein beetje waar is van die indruk die ik vrijdagavond opdeed: dat de bondscoach serieus invloeden van andere sporten, met name rugby, heeft ingepast.

Dat zou pas vernieuwing zijn: niet een nieuw spelsysteem, maar een nieuw voetbalconcept zoals 'voetbal is oorlog' of 'totaalvoetbal'.

dinsdag 10 juni 2014

Van boek via ereader naar boek

Wonderlijk.

In vroeger jaren kampeerden we (allemaal) zo licht mogelijk. Bagage, immers, moest of worden meegetorst op de rug of achter in de - toen vaak nog kleine en evenzeer krakkemikkige - auto worden gepropt. De tijden waren, kortom, anders.

Eén van de grote vraagstukken die toen bij 'op vakantie gaan' hoorde, was dus: wat móet mee en hoe klein en licht kan dat zijn? Lichtgewicht sheltertenten in plaats van bungalowtenten. De prachtig vormgegeven en stormbestendige, maar lóódzware, De Waardtenten waren er nog niet. Met dons gevulde slaapzakken waren warm, koel, licht en klein, en duur. Een hele industrie aan lichtgewicht, handig en klein.

Had je het basale, dan kwam de luxe. De waxinelichtjes voor de gezelligheid, en als teken van alternatievigheid tegenover als die geëlektrificeerde kampeerders. Eén petieterig klein potje pindakaas, want dat verkochten ze 'daar' niet (anderen hadden dat met hagelslag en zelfs ketchup). Met de inzet van het otootje: stoeltjes en een tafeltje. Dát was een trendbreuk.

Maar het moeilijkste: de boeken.

Vakantie was van alles dóen en daaromheen niksen. Persoonlijk zijn mijn beste herinneringen niet zozeer aan culturele meesterwerken in een verzengende hitte, maar aan gemoedelijke avonden op campings. Overdag kon je die ook wel treffen: een lichaamsvriendelijke temperatuur en geen directe zon meer. 's Avonds hoorde je het leven een zucht van verlichting slaken: rust!

Dat zijn de momenten om eventjes lekker te gaan lezen. Maar ja, hoeveel lees je in drie weken? Die hoeveelheid moet je immers mee slepen. En, o wee, als je dan tijdens de vakantie ontdekt dat je in de stemming bent om een héél ander genre boek te lezen. Dan zeul je ook nog 's nutteloos gewicht aan papier mee.

De komst van de e-reader en de tablet bleken de uitkomst. Je kiest niet. Je neemt een hele bibliotheek mee. Duizenden 'gratis' boeken die je nooit allemaal zult lezen, maar die je hebberigheid even bevredigden. Overigens zijn het ook nog eens vaker de 'verkeerde' boeken dan de juiste. Je troost je met de gedachte dat die dan toch in elk geval beter zijn dan de folders van het lokale Syndicat d'Initiative.

Hop. e-Reader in de bagage. Het oplaadsnoer niet vergeten! Oplaadsnoer?! Oei, maar wat als er ter plekke geen stopcontact is? Of, aannemelijker, geen juiste aansluiting. Van die situaties waarin je ontdekt dat hún aardepinnetje niet op dezelfde plek zit als de aarde in jouw steker. Dat zóu balen zijn.

Weet je wat: we nemen een paar boeken mee. Er is altijd wel ruimte in de bagage en stel dat er problemen zijn met de stroom, dan hebben we in elk geval iets. Want die boeken, die doen het altijd.

maandag 9 juni 2014

Schaf af die vrije dagen

Zo af en toe denk ik me te kunnen verplaatsen in (redeneringen van) 'politici'. De eerste die kritiek zou hebben op zo'n idee, zou ikzelf zijn, want een bedoeling, intentie, doel is iets anders dan een zichtbare beweging of een uitgesproken woord. Je kunt heel goed iets anders bedóelen dan je zegt. Maar toch. Soms duikt er voor m'n geestesoog een lijn op die er heel logisch uitziet.

Zo stond ik me de afgelopen weken te verbazen over de aanplakbiljetten bij de supermarkten waarop ze ons, de klanten, informeren over hun 'bijzondere openingstijden vanwege de feestdagen'.

Openingstijden.

Daarmee gebeurt iets bijzonders met, als ik mag voorspellen, vérstrekkende gevolgen.

Dat wordt gesproken over openingstijden lijkt niet belangrijk. De winkel is immers open of dicht. Ooit had je ook de half-open nering. Van die winkeltjes en boeren waar je ook na sluitingstijd nog een vergeten kleinigheid kon halen. Vooral omdat winkel en woonhuis vaak verbonden waren.

Maar nu is de winkel dus open op officiële feestdagen. Voorheen waren dat vrije dagen. Collectief. Dat gaf een bijzondere sfeer - of je dat nu leuk vond of niet: inslaan voor meerdere dagen geeft drukte. Veel mensen zullen ook een herinnering hebben aan dergelijke dagen die deels bestaat uit het tóch vergeten zijn van een boodschap of zo.

In hun dienstbaarheid aan de klant - ahum - hebben de grootwinkeliers hun openingstijden eerder al verruimd naar de avonduren. Een flexibele samenleving, nietwaar. Sinds een paar jaar zijn daaraan ook de Tweede ..dagen aan toegevoegd. En dus hangen er nu forse plakkaten om ons duidelijk te maken wie wanneer open is.

Allemaal om het ons, de klant, gemakkelijker te maken. Toch? Die klant die volgens de winkelier zo veel werkte dat-i steeds moeilijker tijd vond om inkopen te doen. Die het dus te druk had.

Mijn voorspelling is dat er een redenering wordt bijgefabriekt. Door politici.

"Als er dan door al die supermarkten toch al wordt gewerkt op die feestdagen, waarom de rest van Nederland niet ook? Waarom zou Tweede Pinksterdag - Tweede Kerstdag is té link - een vrije dag moeten zijn? Weet je wel wat je viert?

Door de diverse hulp- en zorgdiensten en door volcontinue bedrijven wordt er vanwege het karakter van het werk doorgewerkt. Maar nu werkt de grootgrutter ook, terwijl het karakter van diens werk dat niet noodzakelijk maakt. Dus waarom jullie niet?"

Terwijl ik eergisteren naar dat affiche stond te kijken en de gedachte me besprong, wist ik nog niet dat een paar dagen later dit verscheen:

Screenshot-4

Of je het nu kapitaliseren noemt, of vereconomiseren dan wel ontmenselijken, de kern is en blijft dat dit redeneren geen grenzen kent. Op deze manier kun je iedere niet-kapitaalvormende activiteit in termen van kapitaalvorming beschrijven. Dat die principieel anders zijn en anders zijn bedóeld, negeer je gewoon. Alsof je een opdracht geeft en die beoordeelt op andere criteria. En nee, da's geen fictief voorbeeld.

Het onbeschaafde aan die redeneringen is niet alleen dat het werkelijk gelovigen tegen de schenen schopt, maar ook dat 'het voordeel voor de economie' zeer specifiek gericht neerslaat.

O, voor de volledigheid de ex-veilingmeester van VVDlight wil niet de vrije dagen áfschaffen. Hij is tegen collectief opleggen en vóór individualiseren. Raad eens wat er dan gebeurt en overblijft?

zaterdag 7 juni 2014

Fantaserend over Leiden

Een paar dagen geleden heb ik er een paar gedwongen op de bank doorgebracht, met ijs op m'n knie. Acute slijmbeursontsteking. Toen ik jong was, waren die dagen dat je ook genóót; van het feit dat alle anderen op school zaten, van de verzorging, van de dingen waarvoor je ineens tijd had. Op school zit ik al lang niet meer. Verzorgen moet ik zelf regelen. En inmiddels heb ik genoeg ervaring om te weten dat veel 'dingen waarvor je nooit tijd hebt' vaak héél weinig van doen hebben met beschikbare tijd.

Daar zit je dan.

Een beetje Reis door mijn kamer nadoen? Al 's gedaan. In deze tijd bieden social media en de vensters op het wereldwijde web de afleiding (en de vraag: wát als de electriciteit uitvalt, of als we op vakantie zijn?).

In elk geval. Op mijn bank heb ik zowaar weer papieren boeken gelezen, muziek geluisterd - het lukt me slecht om te lézen met muziek, maar wel te schríjven met muziek. Ook zoiets vreemds - en rondgezworven in de digitale wereld.

Daar stuitte ik op een plek waar ik ongelogen een paar uur heb rondgezworven. Een archief. Van kranten die in Leiden en omstreken zijn verschenen. We hebben hier een heel interessant Erfgoed Centrum Leiden en Omstreken, waar Archief, Monumenten en Acheologie worden samengebracht. De meerwaarde kom je nu al af en toe tegen doordat monumentenmensen informatie krijgen van archeologiemensen, en vice versa.

De websites en de bestanden zijn nog niet geïntegreerd en dus moet je voor 'mijn ontdekking' naar die van het Regionaal Archief. Daar bevindt zich die verzameling. Het is een krantenviewer, een zoekmachine en presentator van kranten van 1720 tot en met 2006. Mocht jouw gemeente ook zoiets hebben: neuzen en probeer je eens voor te stellen wat je leest.

Nogal ambitieus, en voorspelbaar, ben ik op zoek gegaan naar die eerste krant. Die is er inderdaad, de Leydse Courant van 14 juni 1720. Een krant van wel vier pagina's. En toch ben ik veel te ongeduldig om die te spellen.

a8049bd0-ace0-3f89-5a1b-4424d7e0f5b8

Het is opvallend hoe weinig lokáál het nieuws is in 1720. De krant, die blijkbaar alleen vrijdags verscheen, is een venster op de rest van de samenleving en geeft vooral de wereldgebeurtenissen elders weer; voor zover men denkt dat het belangrijke gebeurtenissen zíjn. In vergelijking met ons dagelijks nieuws, uit diverse bronnen, en nieuws op macro-, meso- en micro-niveau behandelend, is dit heel anders. Nadat wél het aantal paarden en rijtuigen van koninklijke hoogheden worden genoemd, wordt slechts een enkele regel gewijd aan lokaal nieuws: veilingen ende verkopingen.

Heel anders is dit.

148497d8-2a78-e9c3-f10f-a847e517a541

Het is het Leidsch Dagblad van 7 oktober 1940 en ik was eigenlijk op weg naar de hongerwinter(ervaringen). De krant bevat nu veel meer lokaal nieuws (naast de propagandateksten uit Duitsland).

Als je door dergelijke kranten 'bladert' ontvouwt het stadsleven je (een beetje). Enerzijds gaat het gewoon z'n gangetje en wordt er nog geadverteerd en gezocht naar baantjes, zoals 'dagmeisje'. Een groot deel van de informatie gaat ook over overleven. De meldingen welk bonnummer die week aan de beurt is. Recepten voor cake, van brood. Alles wat we op school hebben moeten leren, in grote trekken.

Zoals over de verduistering. Maar dat je dan de plomp in kan lopen; dát realiseer je je minder. Veel van de plekken die in dit artikeltje staan, kennen de meeste Leidenaars. Je kunt je zo goed als niet voorstellen dat het daar zo donker is geweest dat je de gracht in liep.

En toch gebeurde het. Dáárom was de verplichte retraite op de bank zo goed. Onverwacht had ik de kans een beeld te vormen, op basis van verslagen van stadsleven.

vrijdag 6 juni 2014

De aapmens

Een makkie. Een paar citaten uit de VPROgids die een interview plaatste met Frans de Waal, apenkenner. Als je het dán nog niet begrijpt of wilt begrijpen, wordt het lastig. En zeg niet dat het 'maar apen zijn'. De nuanceringen over het verschil mens - aap zijn ook benoemd.

http://www.youtube.com/watch?v=XCTk4IMoSlU&feature=youtube_gdata_player

De essentie?! Luie aap! Goed dan, in mijn woorden. Apen, en mensen, kiezen voor een sociale, rechtvaardige beloning voor gelijke inspanning. De reden is afkeer van ongelijkheid. Ongelijke beloning wordt best wel geaccepteerd, mits het niet té eenzijdig naar één kant is en als het gaat om ongevraagde giften.

Koppels (kapucijnaapjes, JvdS) bij wie we de beloning afwisselden waren veel langer bereid samen te werken dan koppels waarin telkens dezelfde aap de beste beloning kreeg.


Sociale ontwrichting is ook voor apen een gevaar, en de reden waarom zelfs de machtigste alfaman chimpansee nooit al het eten voor zichzelf houdt. Er is altijd kans op een massale reactie.


Let wel: het gaat hier over belóning, niet over bezit. De huidige discussie in mensenland gaat over beide: de grote vermogensverschillen tussen arm en rijk én de exorbitant hoge inkomens van sommigen.

Wat mij betreft het bedreigendste citaat is dit hieronder. Vooral omdat het griezelig goed past in een tendens waarin directe relaties worden vervangen door indirecte. Of dat nu goed of slecht is, of meer dan wel minder gaat worden; dit verklaart het. Niet om vrólijk van te worden als je het tot je laat doordringen.

Mensen vermijden ongelijkheid om dezelfde reden als apen, omwille van de samenwerking. Maar dat geldt voor persoonlijke relaties. Mensen die anoniem zijn gedragen zich anders. Dat verklaart waarom er tegenwoordig meer ongelijkheid is dan in de samenlevingen van onze voorouders.


Een romantisch terugblikken op 'de tijd toen geluk nog heel gewoon was'? Da's te eenvoudige repliek en feitelijk domweg de ogen sluitend. Alsof alleen 'vooruit, vooruit' in de innovatie-wedloop een goede keuze is.

We leerden allemaal dat de Romeinse heersers gebruik maakten van 'brood en spelen'. Welnu, Marieke Drost vat het in de VPROgids prima samen:

(...) onze intuïtieve afkeer van ongelijkheid wordt gedempt door door onze toegenomen welvaart en autonomie. Dat zou verklaren waarom onze verontwaardiging beperkt tot mopperen tegen de tv, en zelden tot opstand leidt. We zijn geen apen.

donderdag 5 juni 2014

stilstand is doodgaan

Stilstand, ook op taalgebied betekent economische stilstand.


Een citaat uit de VPROgids van volgende week. Niet van de redactie, maar van een ingezonden lezer (ja, ja: ingezonden brief van een lezer. Lekker saai), die overigens een komma lijkt te zijn vergeten. Maar wellicht is dát dan weer wel de redactie.

Wat me bevreemdt in redeneringen als deze is de gemaakte koppeling tussen 'stilstand' en 'iets'. En hoe vaak dat 'iets' economische vooruitgang is. Raarrrrr.

Stilstand is inderdaad niet bepaald iets des mensen. Met uitzondering van die ene vakantie in een warm land op het strand liggend en de nachtrust zijn er niet zoveel stilstanden die we waarderen. Nu bestaat de kans dat je denkt: "Zie je; en dús moeten we iets te doen hebben, iets produceren".

O?!

Die mening deel ik absoluut niet. Omdat we sociale wezens zijn, interacteren we met elkaar. Dát is de beweging, leven. Of andersom 'stilstand' associeert met dood. Stilstand is zeker geen onmogelijke status, maar wel één die onherroepelijk leidt tot (achteruitgang en) afsterven. Dát deel ik.

Het typeert, denk ik, onze fixatie met wat we tegenwoordig economie noemen, maar waarmee we feitelijk meerwaarde vormende arbeid bedoelen. Inmiddels is het zo dat alle activiteit in een economisch licht wordt gezien, terwijl het a. niet 'is' maar 'lijkt' zou moeten zijn en b. helemaal niet vanzelfsprekend is.

Mij is het nog steeds volslagen onduidelijk waarom stilstand op enig gebied zou leiden tot economische stilstand. Als taalstilstand leidt tot economische stilstand. En of dat dat dan slécht zou zijn....

Met kromme causaliteiten kun je alles aan alles koppelen. Wat mij betreft, zijn de eerste die uit onze redeneerschema's worden gemikt die waarin de factor 'economie' een rol speelt. 'Economie' is zo slecht definieerbaar en zo slecht af te bakenen, dat ze nietszeggend is. Meestentijds is het nu synoniem met 'beurskoers' of 'index', een indicatie voor een volledig speculatief speeltje voor een minderheid. En een dat geen enkele directe relatie heeft met de echte wereld.

Zo.

woensdag 4 juni 2014

Belastering of erkenning?

Het hysterische deel van de pers - als je ze zo wilt noemen - gebruikt zoals het ze aankleeft van die hyper-bewoordingen als 'staatsvijand nummer één'. Daar past nuance slecht bij. Niet voor niets zijn wetenschappers en hun schrijfsels vaak zo onbegrijpelijk: het kán dit zijn, maar óók dat.

Koppen als deze, zijn aandachttrekkers: Gelekt dossier: Brenno is Staatsvijand Nummer 1

Afgezien van het feit dat het niet waar is, staan er wat opkloppertjes in. Dat veelgehoorde aandachtsvestiging is helemaal geen opsporingsbericht in de betekenis van 'Opsporen, Aanhouden en in Bewaringstellen'. Dat doe je met boeven en ander gespuis. Een aandachtsvestiging is precies wat het woord zegt. Het vestigt de aandacht - uitsluitend van politieambtenaren - op iemand die voor een bepaalde periode in de gaten moet worden gehouden. Van die AV's gaan er per jaar zo'n 10.000 uit.

Politiewerk is al járen informatiewerk. Wellicht dat je, als je teveel Amerikaanse politieseries kijkt, het beeld hebt van stoere, krachtdadige, vierkante kinnen mannen. Die niet alleen losse handjes hebben, maar ook losjes schieten. Een erg groot deel van het werk is informatie verzamelen en vastleggen.

De grap is dat we ons keer op keer verkneukelen over 'die sufferds bij de politie die niet eens konden voorkómen dat X werd neergeslagen, neergeschoten, bedreigd, gechanteerd, naar het buitenland verdween'. En als 'we' op zoek zijn naar vermiste personen is het 'toch wel handig dat er Burgernet is en er heel veel mensen kunnen meekijken' (ongeacht het antwoord op de vraag of het wel een doeltreffend systeem is). Alles draait om kijken en informeren.

Het lijkt me bijzonder als je ontdekt dat er een aandachtsvestiging voor je bestaat. Maar om nu meteen hoog van de toren te blazen dat je daarmee wordt gecriminaliseerd.... Dát gaat te ver.

Ik zag het bericht een poos geleden langskomen en míjn eerste gedachte was: "Bingo, Brenno, je hebt het gered tot persoon die serieus wordt genomen. Blijkbaar heb je zoveel indruk gemaakt met je 'undercover'werk dat men bang is voor wat je tijdens de nucleaire top zou kunnen aantonen over falende beveiliging." En inderdaad, dat is deels aangetoond door studenten die president Obama dicht konden naderen zonder accreditatie-controle.

Persoonlijk vind ik het dus een waardéring voor het werk van een onderzoeksjournalist als men zó op je reageert.

Is het terecht dat je vanwege dat werk in de gaten wordt gehouden? Jazeker. Het zou anders zijn als er geen enkele aanleiding voor is. Als de voornaam reden voor een aandachtsvestiging is, of lengte, of huidskleur. Maar als je weet dat je te maken hebt met iemand die scherp beveiligingslekken aan de kaak kan stellen? Dan is zo'n tijdelijke aandacht niet ondenkbaar.

Dat is het nadeel. Om te publiceren moet je jezelf bekend maken. Op een gegeven moment snelt je reputatie je dan vooruit. Niet voor niets moest ene Gunter Walraff zich van een andere identiteit voorzien voor zijn journalistieke openbaringen.

dinsdag 3 juni 2014

Ónbevooroordeeld?!

Er is weer 's een zware storm in een glas water aan het ontstaan. Nederland heeft een nieuwe Ombudsman nodig. Eén ding is nu wel glashelder geworden: de aanstelling van een Ombudsman is een 100% politieke aanstelling.

De Ombudsman is een bemiddelaar. Je zou kunnen zeggen scheidsrechter, maar hij heeft geen machtsmiddelen. Wel velt hij een oordeel. Een tandeloze leeuw, dus?

Nou, niet bepaald. Niet alleen werken er 170 mensen - zoals altijd: het werk wordt door anonieme hardwerkende deskundigen gedaan - ook is zijn werkwijze niet vrijblijvend. Opgeroepen? Je hebt maar te komen, ook als overheidslichaam. Als lid van een politieklachtencommissie - voorafgaand aan 'de ombudsman' - een aantal keer meegemaakt: dat een ambtenaar móet komen, is wennen.

Mijn indruk is dat het instituut Nationale Ombudsman zijn werk grondig doet (en soms tot andere conclusies kwam dan wij). De persoon ombudsman is de personificatie van dat werk.

Het zijn de klachten die wij als burgers over het gedrag van een overheidsonderdeel indienen, die bepalen wat de ombudsman doet. Daarnaast heeft hij de mogelijkheid zélf onderzoek in te stellen. Als dan het UWV járenlang de lijst aanvoert van beklaagde instanties, dan is het zeer onwaarschijnlijk dat er geen nader onderzoek wordt ingesteld naar de grond daarvan.

En dan is er de echt zelfstandige beslissing eigen onderzoek te starten naar door 'de ombudsman' zélf verwachte misstanden. Daarover hoeven niet eens (veel) klachten te bestaan. Wie weet, durft men niet. Of wéét men niet.

Het onderzoek en het oordeel zijn dus niet bepaald politiek. Dat geldt in grotere mate voor die vrije onderzoeken en vooral voor het onder de aandacht brengen.

Dat is dus echt zeer politiek en dat zie je dus terug.

Het ligt maar aan je maatschappij-opvatting hoe je bijvoorbeeld klachten over sociale dienst(medewerkers), over politie(mensen) of UWV(medewerkers) waardeert. Is het nodig om daar zelfstandig onderzoek naar op te starten als je vindt dat 'de WW moet leiden tot activering', een vandaag geïntroduceerde omschrijving. Maar dat zijn besluiten die iedere leidinggevende neemt: hoe zetten we de middelen in? Dát is de kern.

Het verbaast ben ik over de mening dat de ombudsman onbevooroordeeld moet zijn.

Natuurlijk, het is vanzelfsprekend dat de functie zich slecht verhoudt tot partijdigheid. Maar waar heb je het over?

Klachtencommissies en de Nationale Ombudsman houden zich vaak bezig met 'bejegeningsvraagstukken'. Zeer zelden zijn die zwart-wit waar of onwaar. Dat is lastig afwegen, maar als een team onderzoekers gezamenlijk tot een conclusie komt, lukt het meestal wel.

De volgende stap is zeker voor de Nationale Ombudsman véél belangrijker: hoe breng je die beslissingen over? Hoe verwoordt je de kritiek die jouw instituut heeft op de overheid?

Brenninkmeyers bloed kan door sommigen worden gedronken, denk ik. Maar hij was scherp in zijn woordkeuze en het instituut schuwde ook gevoelige onderwerpen als racistische agenten niet.

Persoonlijk denk ik dat de directeur van de ANWB die schwung niet heeft.

De Tweede Kamer debatteert over de onbevooroordeeldheid. Niet dat iemand ooit inzicht krijgt in de (on)bevooroordeeldheid van een ander krijgt. Hoogstens een indruk. Zelfs in de intiemste relaties zullen verrassingen over opvattingen voor komen. De weg die nu wordt bewandeld, gaat daar níet van uit. Eén misstap: weg. Alsof iemand die je misschien niet kent of nooit iets verkeerds deed of zei níet over opvattingen beschikt. Da's een wel heel erg ouderwets beeld van bureaucraten.

Nee, ik zou graag die onbevooroordeeld hebben, maar als realistischer optie toch liever iemand die zich laat kennen en vooral iemand die toont met hart en ziel zo kritisch mogelijk te zijn. Naar álle partijen.

maandag 2 juni 2014

Had Bomans tóch een punt

Erik of het klein insectenboek: ik vond er geen bal aan (en om dat te bewijzen: er stond eerst groot insectenboek, maar m'n gevoel zei me daarin iets niet klopte. Zo'n boek dus). Nu heb ik dat wel meer met boeken waarin aan dieren menselijke capaciteiten worden toegedicht. Heel curieus: met fabels heb ik het minder. Geen idee waarom.

Het is zo typisch menselijk aanmatigend; denken dat je weet hoe andere soorten denken en doen. Dan krijg je van die maffe projecties. Niet dat je er al te strikt mee moet omgaan en alle projecties afkeuren. Maar net als taalgebruik invloed heeft op onze maatschappijvisie - denk aan Zwartepiet of aan vrouwenemancipatie - zo hebben bijvoorbeeld tekenfilms ook een (mede?!)bepalende rol in de beeldvorming over dieren. De leeuw als koning der dieren. Bambi - uit mijn generatie - het zielig hertje. Yogi Bear - idem - de suffige natuurparkbeer.

Maar goed, de verhaaltjes kunnen goed zijn. En zo lang niet teveel mensen tijgerkooien binnenlopen, omdat de tijger er zo vriendelijk katachtig aaibaar uit ziet, of de baviaan aanzien voor een vreedzaam dier, is er geen vuiltje aan de lucht.

Het rare is dat we onze eigen omgeving eigenlijk niet zien. Dát is de boodschap van Godfried Bomans in het insectenboek: kijk naar het kleine leven.

In onze tuin ligt een vijvertje, waarin van de enorme hoeveelheid kikkerdril deze lente een stuk of zes, zeven kikkervisjes zijn overgebleven. Voor mij was dat een complete verrassing, want ik dacht dat alles op onverklaarbare wijze (weer 's) was verdwenen. En dan zwemmen er plots een paar van die figuren rond in een stukje vijver waar de zon op schijnt.

Dat is een leuk gezicht, hoor. Zo'n vijver die plots weer kraakhelder water bevat én kikkervisjes. Het geeft een gevoel van succes, van voldoening. Hetgeen kul is, want ik heb er niets aan gedaan anders dan de lekkende vijver iedere dag bijvullen.

Als je eenmaal weet dat het leven er is, ga je vanzelf beter kijken. Zo deed ik vandaag een zoveelste wanhopige poging te tellen hoevéél kikkervisjes er nu nog zijn in het vijvertje.

Als je dan in zo'n ondiep plasje water staat te loeren, valt plots op hoeveel leven er in zit: wormachtigen, kreefachtigen, amoebe-achtigen. Geen idee wat ze allemaal doen. Het ziet er wel 'gezellig' uit: een samenlevinkje waar het vast goed toeven is. Vast niet, want de beestjes leven met elkaar, maar ook van elkaar. Denk ik.

Je projecteert o zo snel. Maar die paar minuten kijken.... goud waard. En beter dan menig medicijn.

zondag 1 juni 2014

Je reinste wanhoop

Een paar dagen jicht, gevolgd door een soort voetbalknie - dat hoop ik althans te horen van de huisarts morgen, want jicht ook in de knie..... - is verdraaid onhandig om auto te rijden. Gelukkig was het een paar dagen geleden nog niet zo ver. Het is wel de reden waarom ik nu pas weer blog.

Vrijdag was een heel lange dag (waarschijnlijk ook de reden van de opgezwollen knie zaterdag en zondag). Een collega-verpleeghuis had een afdelingsuitje gepland voor vijf patiënten, twee begeleiders en een chauffeur. Die dus ziek werd, waardoor het geheel zou worden afgeblazen. Pas op het laatste moment kreeg iemand het idee eens rond te bellen. Zo kwam ik dus in het dagje-uit terecht.

Het is altijd een gedoe, met afdelingen eropuit gaan. De ene keer is tellen het probleem "Maar ze zeiden dat er acht mensen mee konden" "Ja, lopende. Met drie rolstoelen kunnen er nog drie mee, soms vier. En met acht patiënten kunnen er niet ook nog 's drie begeleiders mee. Da's elf." Je zou het kunnen betitelen als 'jezelf wegcijferen', maar in een bus werkt dat niet.

Het andere probleem is de standaardisering. Mijn bus is er een die rolstoelen vastzet met beugels. Een stevig systeem, maar niet flexibel. De dwarsbeugels zijn wel enigzins schuifbaar, maar niet 'eindeloos'. Dus sta je geregeld tegen een rolstoel aan te kijken die niet past. Wel in de bus, maar niet in het zekeringsysteem. Da's heel lullig.

Gelukkig doet zich iets vreemds voor; veel oudere patiënten vinden een uitje doodeng. Soms heb ik dan ook het idee dat er mensen opgelucht waren omdat hun rolstoel niet paste. Triest is het wel, maar om een heel andere reden. Het is je al honderden keren gezegd, iedereen weet 't en vind het kwalijk, weinigen dóen iets: of mensen thuis wonen of in een instelling, er zijn er veel te veel die geïsoleerd raken. Waar de familie eens in de zoveel weken in en uit vliegt, hopelijk. Waar de buren eens een neus om de hoek van de deur steken. Maar waar de leefomgeving heel klein is geworden, waardoor álles daarbuiten eng en bedreigend is geworden.

Da's geen overdrijving!

Op enig moment komt het moment dat het onbekende steeds dichterbij komt en al het bekende verdrijft. Dat overkomt óoḱ een gezond mens. Ga jij maar 's drie jaar thuis zitten of laat je detineren. Je raakt sociaal geïsoleerd, onhandig. Fysiek gehandicapt kan dat gebeuren. Bij een dementerend mens is zijn of haar wereld onvoorstelbaar.

Moet je je voorstellen: een rit van een minuut of dertig naar een stadspark (in een andere stad, dat wel). Vogels, vijvers, speeltuin, kasteeltje, Japanse tuin, theehuis: alles is er, behalve invalidenparkeerplaatsen. Het is zonnig en het is niet verschrikkelijk druk. Gezellig druk, noemt Nederland dat.

Na een half uurtje lopen en rolstoelen duwen hebben we genoeg gezien - vooral kleine kinderen, want dát vinden de dames véél leuker dan de omgeving - en strijkt het konvooi neer op een terras. Da's al een onderneming op zich. Eén boterham met één kroket is voor iedereen, behalve de chauffeur, wel genoeg. We zitten.

Niet ver van huis, omringd door bekenden; en toch raakt één van de dames enorm in de war van al het onbekende. Stomweg het aantal mensen. Niets helpt. Zelfs de vaste begeleiders en mede-patiënten (her)kent ze niet meer. Ze wil naar huis "want m'n moeder weet niet waar ik ben". Iedere beweging leidt tot opstaan "Gaan we?".

Het is geen verdriet. Het is ángst.

Eerst zijn er alleen tranende ogen, maar al snel neemt de onrust het over. Als de begeleiders even met de anderen weg moeten naar het toilet, probeer ik haar duidelijk te maken dat we écht weer terug gaan en ze zich zo min mogelijk druk moet proberen te maken.

"Mijnheer, ik ben wanhopig. Breng me naar huis alstublieft. Ik ben radeloos. Ik ben helemaal over m'n toeren. Help me alstublieft!'

Dat gaat je niet in je kouwe kleren zitten. Voor mij bevestigt dit soort ervaringen het gelijk van allen. Deze mensen hebben een veilige omgeving nodig, waarin professionele hulp kan worden geboden. Deze mensen hebben ook voldoende sociale steun nog om ze een beetje, een béétje, in contact met vreemde omgevingen te laten behouden.

Maar het wordt helemaal níets als het of-of wordt.