donderdag 29 mei 2014

Scheefgegroeide app's

Uit de theorie weet ik het. Vernieuwing komt ten eerste ten goede aan de bovenliggende partijen. Het waren Weber en navolgers die hierover hebben gepeinsd. Het kan worden gebracht als een zeer genuanceerd verhaal, zoals een wetenschapper zou betamen, maar ook beeldender: de machthebber fungeert als een zwart gat. Een zwart gat dat alles wat zijn positie kan versterken, verzwelgt. De grap is dat er niet één zwart gat is, maar meerdere. En dus vindt er ook een strijd tussen zwarte gaten plaats: de politiek en de ambtenarij én de ambtenarij onderling!

Ja. Oud nieuws en oude kennis, denk je?
Inmiddels zitten we in een situatie waarin alles wordt gedemocratiseerd en waarin individuen in staat worden geacht zelfstandiger dan ooit te beslissen en handelen. Toch?

Nou, dat betwijfel ik dus. Ik denk dat het systeem van het zwarte gat nog steeds in werking is.

Mocht je echt denken dat jij en ik als individu beter beslagen ten ijs komen in onze relatie tot een overheid, dan zul je ook de positie van die overheid moeten bekijken. Als die inmiddels is gaan beschikken over pantservoertuigen, dan heb jij er weinig aan dat je kruisboog inmiddels is vervangen door een musket. Dan zou je pantserdoordringende vuurkracht moeten hebben. Leuk, hoor, dat nu wordt beweerd dat het individu, de burger beter geëquipeerd is dan ooit, maar dan kijk je in absolute termen en niet de enig relevante relatieve.

Nu ben ik de mening toegedaan dat individuen feitelijk op grote afstand tot instituties staan. Dat kán dus tot vertekening leiden.

Laat me dan de vraag stellen hoeveel, en welke, apps of toepassingen kent jij kent die jou als individu in jouw belangen steunt?

Ik durf te wedden dat je die niet vindt.

Wat ik bedoel, is dat voor individuen wel de algemene toepassingen beschikbaar zijn gekomen, met als beste rookgordijn de informatiebestanden. "Meneer, u kunt opzoeken hoe het werkt". Dat is in mijn ogen een smerige afleidingsmanoeuvre, waar overigens aardig mee wordt verdiend. Het is een handig middel voor de beroeps (verrek, zeg, da's een bovenliggende partij. Toevallig, natuurlijk).

Heb jij al eens een toepassing gezien die uitslúitend in jouw belang acteert? Waar is de app die mij adviseert hoe te antwoorden op vragen van een WMO-keukentafel-kletser, in míjn belang - strategisch dus? De app die aangeeft wat te doen om maximaal voordeel te halen uit bestaande regelingen? De toepassing die mij precies adviseert welke zinnen en termen te gebruiken in een discussie over een juridisch recht, met een agent bijvoorbeeld? Leuk dat ik kan lezen dat ik recht heb op garantie, maar welke app vertelt me precies hoe te handelen.

En dus niet in algemene termen. Niet door aan te geven "zo is het geregeld" of "zo hoort het te gaan". En niet door aan te geven waarop ik recht heb, maar door aan te geven hoe ik dat recht haal, of afdwing.

Het bijzondere is dat je die apps wel zult vinden voor de ambtenaar die zo'n keukentafelgesprek voert. Om te voorkomen dat-i of teveel toezegt of juridisch foute stappen zet. In het belang van de cliënt?! Toepassingen die je wellicht te binnen schieten, zoals BuitenBeter, zijn zeer nuttig, maar de afhankelijk van de ander wordt er niet door versterkt. Eerder krijgt de dienst Openbare Werken er tientallen inspecteurs bij.

Zo absoluut als nu voorgesteld is het niet. Ik vind zoiets als Bereken-Uw-Recht nog steeds goed in zijn basis. Maar ook die geeft niet meer macht en laat je ook niet manipuleren. Ook die is uiteindelijk vooral handig voor de gemeente: de aanvragen verlopen doelmatiger.

Wellicht is het niet zo vreemd dat er weinig is voor individuen. Die betalen immers niet zo veel. Overheden betalen makkelijk (veel) meer (en veel te veel).

Eerlijk gezegd, vraag ik me al járen af welke partijen zich opwerpt als stimulans voor de ontwikkeling van toepassing die wérkelijk individuen empoweren.

woensdag 28 mei 2014

Rare verwachtingen

De grootste uitvindingen - om ze zo maar 's te noemen - zijn die van mensen die snappen hoe mensen functioneren. En al die uitvindingen draaien om netwerken.

Stel, je leeft vijftig jaar geleden. Zoiets als het Internet is niet massaal aanwezig. Je hebt een vraag waarop je zelf het antwoord niet weet. Wat doe je dan?

Je legt die vraag voor aan huisgenoten, buurtgenoten, vrienden en kennissen. Je spreekt een netwerk aan. Wat essentieel is, is dat je verschíllende bronnen raadpleegt. Hoe en in welke volgorde hangt daarna weer samen met je handigheid met zoeken. En je luiheid. In alle gevallen hanteer je een strategie (maar dus niet altijd bewúst). Daarover is vrij veel bekend. Wat mij nog steeds frappeert, is de conclusie dat karaktertrekken je strategie (mede)bepalen. Een open geest zal bijvoorbeeld eerder neigen naar browsing, bladerend zoeken dan een analyserend-zakelijke, die vaker de gerichte zoekopdracht prefereert. Het is echt fascinerend. Vind ik. Zo zijn er mensen die trechterend werken: eerst breed en ongericht bladerend en dan steeds gerichter. 

Dat leverde een hele reeks aan inzichten op voor de ontwikkeling van zoektechnologie. In eerste instantie zagen we technieken die heel erg waren gebaseerd op het zoeken in een systéém, in een bibliotheek. Daar komen de Booleaanse operatoren uit voort. Dat zijn die zoekopdrachten als 'ik zoek dit, maar níet dat'. Je moet er bij nadenken: "Moet ik nu 'en' gebruiken? Of toch 'of'? Of misschien wel 'nabij'?". Als je geen beeld hebt bij het woord (deel)verzameling, begin je op achterstand. Want dat is in de kern wat je doet. Een zo klein mogelijke verzameling maken, liefst met maar één treffer. 

Da's geen menselijk manier van zoeken. Het is een geconstrueerde. Pas jaren later ontstaan de mogelijkheden om menselijker te zoeken. Bij benadering dan. Taaltechnologie maakt het mogelijk context te bepalen. Tekstuele context. Ik 'loop' bedoelt als 'rivierloop', 'geweerloop' of werkwoordsvorm? Het verzamelen van zoekopdrachten en resultaatskeuzes van andere gebruikers, in grote hoeveelheden, vergroot de káns dat je een goed resultaat krijgt; míts je er van uitgaat dat zoekers op elkaar lijken. De wetenschap dat niet één enkele techniek volstaat, maar een combinatie beter werkt. Het zijn allemaal brokstukken inzicht waarmee zoekmachines als Google ooit startten (inmiddels is 'zoeken' voor Google minder belangrijk dan de term zoekmachine suggereert).

Wat zo belangrijk is, is dat zoiets 'eenvoudigs' als zoeken toch zo complex blijkt te (kunnen) zijn.

Het klinkt zo eenvoudig: ik stel een vraag en krijg een antwoord. Voor het gemak worden alle acties die tussen die twee posities worden veronachtzaamd. Alsof het vanzelf gaat. Als je vanuit het resultaat terug kijkt, lijkt dat ook zo. Maar als je vanuit de vraag kijkt, heb je geen enkel idee wáár het antwoord verborgen is.

Het idiote is dat 'we' denken dat het opslaan van alle informatie ook de vindbaarheid mogelijk maakt.

Maar als je terugdenkt aan de periode voordat de technologie dat alles mogelijk maakte, is er iets heel anders nodig. Dat is een gedecentraliseerd systeem (netwerk) en een instrument om de vraag te vertalen in de taal van dat netwerk. Anders geformuleerd: voor het vinden van antwoorden zijn systemen als 'het Internet' en Twitter vaak doelmatig juist omdat zij die onderlinge bevraging tot uitgangspunt hebben. En, ja, ja, er zijn uitzonderingen. 

Het is een academische redenering, ik weet 't. Maar om de route te bepalen wel belangrijk. De enig goede bron van informatie is het collectief. De ellende is wel dat in die redenering de hele wereldbevolking wordt bedoeld. Dat wordt dus lastig. In de praktijk zal daarom ook opgeslagen informatie bereikbaar moeten zijn. Al is het maar vanwege historische kennis (alhoewel ik nog steeds vind dat 'vergeten' een heel belangrijk en groot goed is).

Wat ik wil betogen, is dat we ons steeds meer blind lijken te staren op 'alles is vindbaar' en 'snel vindbaar'. Wat we daarbij over het hoofd zien, is dat veel informatie en (betere!) resultaten tevoorschijn komt als mensen mensen helpen. 

Pas geleden was ik op een bijeenkomst over de WMO. Dat was 'lachen' in de zin van huilen. Alsof er in al die afgelopen jaren níets is geleerd van onderlinge hulp. Overheden die denken dat burgers zelf problemen kunnen oplossen. Nadat diezelfde burger jarenlang werd geacht zich tot professionele, geaccrediteerde, hulpverleners te wenden. Daarmee stimuleer je afhankelijkheid. Maar goed, nu gaan we als burgers het weer zelf doen. En tóch redeneert de overheid vanuit een eigen centrale rol. Er wordt een heel circuit opgetuigd 'voor de echt schrijnende gevallen'. Het rare daaraan is dat zo'n structuur dus helemaal níet is opgezet vanuit een sociaal netwerk. De sociale wijkteams gaan netwerken in kaart brengen en op afstand monitoren en sturen. 

Hoe mis dat zal gaan, wordt het best geïllustreerd door de vraag om informatie: een sociale kaart.

Zonder bescheidenheid; in die wereld heb ik twintig jaar gewerkt. Het is nog nooit ergens gelukt een goede en adequate sociale kaart te maken. Sociale kaart zijn domein-gerelateerd. De huisarts heeft een andere dan de timmerman (ja, die heeft er óók een). Een sociale kaart probeert een dynamische structuur te vangen. Zoiets vereist onderhoud. Zoiets betekent accepteren dat je achter de feiten aan loopt. Onvolkomenheden zat.

Het is allemaal weer zo halfslachtig-hoopvol. Voor de zoveelste keer wordt gedacht dat 'de techniek' dit 'sociale probleem van niet weten wie wat doet' oplost. Accepteer dan dat er tientallen sociale kaarten zijn; met verschillende kwaliteitsniveau's en vooral verschillende indelingen (omdat niet iedereen dezelfde behoefte heeft).

Mij lijkt het nog steeds veel en veel mooier als zoiets als Twitter Voor De Wijk beschikbaar komt, mét de wetenschap dat niet iedereen met z'n buren wenst om te gaan en mét de wetenschap dat niet alles op deze manier oplosbaar is.

dinsdag 27 mei 2014

Waarin noch mensch noch machine heerscht

Het zijn gevaarlijke tijden. Letterlijk.

De idee heeft postgevat dat de turbulente periode waarin we ons bevinden, de overgang markeert van de ene maatschappelijke fase naar een andere. We hebben immers al 'revoluties' meegemaakt: de stoommachine, het wiel, de informatie, de elektriciteit, allemaal zijn het beelden, iconen geworden om de nieuwe grondslag te benoemen. En nu borrelt en bruist het weer. Dus is er vast weer een overstap gaande en is het de vraag waar we zullen uitkomen.

Vraag één is waarom we ergens zóuden moeten uitkomen? Alle revoluties in het verleden verliepen stukken trager. Niet voor niets waarschuwen sociologen al decennia voor het vertekenend effect van de beeldspraak revolutie. Die impliceert een snelle omwenteling. Maar snel ging het niet. Wel ingrijpend.

Dat we op weg zijn naar een nieuwe fase kun je evengoed betwijfelen.

Sinds de laatste grote stap - de komst van het Internet - is er naast de verbondenheid nog iets verandert: de snelheid. Veranderingen, gepland en ongepland, gaan sneller dan ooit en met grotere invloed dan ooit. Het zou best kunnen dat die toenemende snelheid de essentie van de omwenteling is. Da's geen originele observatie. Dat we inmiddels zo snel gaan dat we de controle kwijt raken, is echter wel een verontrustende. Zoals een helling af rennen onvermijdelijk leidt tot je benen voorbij rennen, zo kan ook een samenleving onder druk volledig defragmenteren.

Ik moest er aan denken toen ik vandaag voor de zoveelste keer in het Leidse verkeer moest zijn. Wat een drama: wij, als verkeersdeelnemers. Met name de automobilist is een vreemd wezen. In andere blogposts hier is het terug te vinden: vooral mannen, als zij achter het stuur kruipen transformeren ze. In machtswellustigen. In karakters die zelf onfeilbaar zijn. In rare kwiebussen.

We zijn de controle kwijt, doordat we allemaal denken de controle te hebben (behouden).

Wat dat betreft, lijkt het verkeer wel op wat de samenleving doormaakt. De overeenstemming vermindert. Ook hier is technologie de as waarom dat draait.

Technologie zou het verkeer veiliger moeten maken. Dat lukt alleen als de mens voor honderd procent wordt uitgeschakeld. Nu is er een situatie waarin twee kapiteins een schip besturen. Een situatie waarin noch mens noch machine de baas is.

Zeker autorijden is steeds eenvoudiger geworden. Voor alles bestaat wel een technologische oplossing, van achteruit parkeren tot en met alcoholdetectie en anticiperen. Als bestuurder ben je geneigd te denken dat je het apparaat, en zijn omgeving, beheerst.

Veel verder van de werkelijkheid kun je niet af zitten. De hele dag vinden bijna-ongelukken plaats, véél. Doordat bestuurders zich niet aan regels houden, maar die bedoel ik niet. Wel degene die voertuigbeheersing vereisen: manoeuvreren en parkeren met name. Man, man, hoeveel chauffeurs dat niet meer kunnen en blijkbaar (onbewust) teveel vertrouwen op de auto. Maar de auto doet niet álles. Dan parkeren we dus maar dubbel of op een onmogelijke plaats.

In de statistieken vind je dat maar fractioneel terug. Terwijl de stap naar ongeluk vaak tien centimeter is, of een fractie van een seconde.

Het is, vind ik, een voorbeeld van de invloed van technologie-in-ontwikkeling. Niet dat het verleden per sé beter is. Maar zonder volledige realisatie van 'de toekomst' ontstaat een halfproduct dat vleesch noch visch is. Dat feitelijk vol gevaren zit, doordat sommigen zich teveel richten op wat nog moet komen en anderen niet.

Gevaar moet je leren herkennen; aan de hand van heel basale ervaringen. Fietsen in de regen, zónder paraplu voor je hoofd. Een voertuig parkeren, met slechts twee buitenspiegels. Sjórren aan een stuur, zonder stuurbekrachtiging. Navigeren, zónder navigatie-ondersteuning. Geen piepjes, niets.

Natuurlijk gaat het om de instelling. De toekomst mag mooi lijken; hij ís er nog niet. Er zijn nog kinderziektes te overwinnen. Ook maatschappelijk.

maandag 26 mei 2014

De Verenigde Staten over big data en zijn gevolgen

Hmmm. Eigenlijk wilde ik deze blogpost besteden aan een in mijn ogen vreemd verschijnsel. Dat je in een wereld die aan verandering onderhevig is, toch nog steeds - en vaker? - tegen komt dat bedrijven op zoek zijn naar 'ervaren medewerkers'. Uiteraard zou ik het dan niet hebben over medewerkers in bestaande beroepen. Nee, je ziet het ook in de nieuwe functies. Vandaag nog een 'mooie': Top 7 Reasons Your Business Needs an Experienced Social Media Manager.  Een nogal rommelig stuk - in het begin wordt gesproken over "tien redenen" - maar vooral een waarvan de kop de lading weer 's half dekt. 

Je hebt geen ervaren social media manager nodig. Sterker, ik zou zeggen: die wíl je niet eens, omdat ervaring bijna altijd tunnelvisie betekent. Wat ik wél zie, is dat je mensen zoekt die verstand hebben van 'het sociale gedrag van mensen onderling'. Maar juist als het gaat om social media lijkt me juist een onderzoekende, experimenterende geest van het allergrootste belang. Al dat statistisch-berekende slaat juist dood waardoor sommige zo goed zijn in en met social media: vingertoppengevoel, intuïtie, weten wat mensen beweegt. Dat het zo werkt, bewijst, wat mij betreft, het staatje wat bij het artikeltje staat. Ik zie het nog steeds. Ook mijn laatste werkgever snapt het nog steeds niet: een gesprek voeren vereist de individuele klant kennen en spreken, niet de norm-klant, de niet-bestaande benchmark.

Maar toen zag ik dit: Inclusion in the information age redux: the new "digital divide"?.

Het gaat over een rapportage aan de regering van de Verenigde Staten over big data (Big Data: Seizing Opportunities, Preserving Values). Niet dat ik het heb gelezen. Twee citaten boeiden me, omdat ze - een 'foute' reden - mijn visie ondersteunen.

Just as neighborhoods can serve as a proxy for racial or ethnic identity, there are new worries that big data technologies could be used to "digitally redline" unwanted groups, either as customers, employees, tenants, or recipients of credit. A significant finding of this report is that big data could enable new forms of discrimination and predatory practices.

Het zijn de ongezochte, maar wél optredende, effecten die aandacht behoeven. Technologie, in dit geval big data, kán (en zál) discriminerend uitwerken. In deze tijden van  verwondering wat allemaal wel niet kan, van ongebreideld optimisme dat technologische oplossingen beschikbaar komen voor alle problemen, is een forse injectie technoscepsis dringend nodig. Twee benen op de grond en af en toe de lucht in achter de dromen aan, is een betere optie dan uitsluitend hoog in de lucht zijn.

Nu schreef ik al eerder dat het eigenlijk om meningen, argumenten en/of feiten moet gaan, maar dat status feitelijk bepalender is. En dan zijn geluiden als deze en de mijne sterk in het nadeel. We zijn als motten door de vlam gebiologeerd door de positieve effecten. Die zíjn er ook. Maar de techno-profeten vergeten bijna systematisch de negatieve (alhoewel dat enigszins lijkt bij te draaien).

Het Witte Huis maakte een blogpost over de situatie. Daaruit:

The big data revolution presents incredible opportunities in virtually every sector of the economy and every corner of society.

Big data is saving lives. (...)

Big data is making the economy work better. (...)

Big data is making government work better and saving taxpayer dollars. (...)

But big data raises serious questions, too, about how we protect our privacy and other values in a world where data collection is increasingly ubiquitous and where analysis is conducted at speeds approaching real time. (...)

Big data raises other concerns, as well. One significant finding of our review was the potential for big data analytics to lead to discriminatory outcomes and to circumvent longstanding civil rights protections in housing, employment, credit, and the consumer marketplace.

Ik weet 't. Ik heb het er vaker over. Maar er is een aspect aan technologische ontwikkeling waarvan ik denk dat het haast niet vaak genoeg kan worden benadrukt: de onbedoelde gevolgen. Niet alleen omdát ze er zijn - en vaak beschreven - maar ook omdat juist daarin de grote veranderingen, kansen én bedreigingen huizen.

Ergens in de onbedoelde effecten zit zonder twijfel die ene ontregelende (disruptive) die de werkelijke technologische ommekeer, revolutie zal markeren. En misschien horen de twee artikelen tóch in één post; hebben we behoefte aan alerte geesten mét experimenteerdrang.

zondag 25 mei 2014

Perverse schrijvers

Soms vraag ik me af wat er zou gebeuren als ik stop. Met dit blog. Niets indrukwekkends, lijkt me. Wellicht dat een enkeling zal denken: "Hé, waar is dat blog?". Maar de overgrote meerderheid zal het volledig ontgaan.

Dat kan een deprimerende gedachte zijn. Dat je meent te werken aan je meesterwerk en, verdomd, niemand die het opmerkt. Dat lijkt mij dus het ellendigste wat je kan overkomen als (roman)schrijver. Die klap waarmee je met beide benen op de grond komt en tot overmaat van ramp ook nog je enkels breekt, opdat het maar goed doordringt: er zijn maar heel weinigen die boven het maaiveld uit komen.

Om het nog een slagje complexer te maken. Het gros van de beroemde mensen is dat vooral in eigen kring. Ik heb dat in de afgelopen jaren, eigenlijk heel vaak, meegemaakt. Je staat met iemand te praten en dénkt dat de ander ook weet wie ertoe doet. Het is een soort van onthutsing als je merkt dat dat niet zo is: "Wíe zeg je? Nooit van gehoord.". De ellende is dat er (dus) heel veel verstandige, wijze en innovatief denkende mensen zijn die nooit in de openbaarheid komen. En, zijn contra-positie, er ook mensen die helemaal niet zo veel te melden hebben, maar wel bekend zijn.

Die bekendheid is verslavend.

Ik weet van mezelf dat ik niet zo van het middelpunt van de aandacht zijn, houd. Bij voorkeur beweeg is me daaromheen. Maar - en da's het paradoxale - ik wil weer wél de eer krijgen die me toekomt, waarvan ik denk dat dat die me toekomt. Maar die moet me worden tóegezwaaid. Freudiaans verklaar ik dat nog steeds vanuit 'katholieke opvoeding'.

Dit bloggen bijvoorbeeld. Waarom doe ik dat?

Toen ik ermee begon, schreef ik op dat ik het niet voor jou deed. Het zijn observaties en meningen; met als belangrijkste rode draad, mij. Vanaf dag één is het de bedoeling geweest gevarieerd te zijn. Vanaf dag één is de ambitie geweest mensen aan het denken te zetten, of anders minstens even verder dan het neuspuntje te laten kijken. Vanaf dag één is het niet de bedoeling geweest een thema-blog te maken of een doorwrocht blog met talloze literatuurverwijzingen (die ik alleen gepast vind in wetenschappelijk werk en niet om op pseudo-intellectuele wijze een gelijk af te dwingen).

Als ik vanuit mijn eigen positie naar het blog kijk, voldoet het. Het wordt gelezen en er wordt op gereageerd; vaak buiten het blog om, valt me op. Als ik het vergelijk met 'top bloggers' - hoge lezersaantallen, ofwel bekendheid, bepalen dat - dan is het een miezerig blogje, te onbeduidend voor woorden.

Dat doet me niet zoveel.

Uiteraard omdat ik zelf vind wat ik hier schrijf wel degelijk de moeite waard is. En dat heel veel thema's of waarnemingen - vaak láter - ook elders terug komen. Iedereen die zich in het openbaar manifesteert, moet denken dat-i de waarheid in pacht heeft. De wijste onder hen kunnen dat ook relativeren. In dat opzicht ben ik zó wijs dat ik mezelf weg relativeer.

Een voor mij heel belangrijke drijfveer past netjes in dat beeld dat ik met voor mezelf doe en dan pas voor jou.

Ik leer ervan.

Ook dat merk ik vanaf dag één. In max. 500 woorden (inmiddels 600) en in max. een uur schrijven (nu anderhalf gemiddeld) een beeld of een boodschap over proberen te brengen, eist wat. Alleen al "ik las dat ooit ergens, maar hoe heet die man ook alweer?" en dus kun je op zoek. "Dat citaat: hoe luidde dat precies? Ik heb het toen en toen gezien. Ergens". Zoeken. "Afbeeldingen werken, maar welke past hier bij?". Zoeken. "Hoe kom ik nu van dit standpunt naar die conclusie?"

Misschien is dat wat bloggers doen, leren: qua kennis, qua stijl, qua ... .

Maar toch: die paar keer dat ik met een blogpost honderden lezers haalde, heeft het virus zich genesteld. Wie leest dit? Waarom lezen niet veel meer mensen dit? Waarom promoten de huidige lezers dit blog niet? Wat vinden lezers? Waarom zeggen ze zo weinig in reactie op blogposts?

Kortom, ik doe het voor mezelf en leer er, ongelogen, heel veel van, maar de prikkel om bekender te zijn dan nu is er ook. Pervers? Of is het des schrijvers?

vrijdag 23 mei 2014

Crypto-kapitalisme

Waar gaat dit alles toe leiden?

Het is zo'n vraag die iedereen zich weleens stelt. Het is ook een vraag waarvan je eigenlijk weet dat het antwoord op voorhand niet goed te geven is. Teveel is ongewis. Teveel factoren spelen een rol. Maar wij mensen houden blijkbaar niet van de natuurlijke houding van leven in het moment. Dieren doen dat een stuk beter. Alles wat zij doen, staat in het teken van hun (over)leven, niet meer, niet minder. Ons lukt dat niet. We kijken verder vooruit dan tot aan de volgende maaltijd.

Steeds meer ben ik ervan overtuigd geraakt dat dat een onvermijdelijke doch ook onwijze houding is. Onvermijdelijk omdat we er inmiddels als soort helemaal op zijn ingericht. Onwijs omdat het niets anders dan zorgen heeft gebracht. Het systeem waarin we onszelf hebben opgesloten, vereist invloed. Invloed op de natuur, invloed op ander leven, invloed op soortgenoten; invloed om te kunnen realiseren, kunnen sturen. Vooruitkijken betekent immers keuzes maken.

Keuzes maken, betekent (na)denken.

Een aspect daarvan is dat denken over de toekomst niet per sé gelijkluidend hoeft te zijn. Ons nadenken heeft de menselijke soort laten ontwikkelen tot een soort die vooral biologisch coherent is. Twee benen, twee armen, een hoofd en hetzelfde binnenwerk (ja, heel kinderachtig: afgezien van de sekse-verschillen). Onze soortkenmerken zijn net zo generiek als die van mieren, vogels, kwallen of bijen.

Maar wij denken en verschillen van mening. Het is nog een groot raadsel of en hoe dieren denken. In de tech-wereld is het een enorme trend geweest te denken dat we vergelijkbaar zijn met een zwerm of een korf, met een bijen- of een mierenvolk. Dat, immers, zijn collectieven die samenwerken ter meerdere eer en glorie van iets groters dan het individu: het collectief. Dat is wat waarnemen. Dat is wat we dénken waar te nemen. We hebben geen idee hoe die mier of die bij denkt. We hebben geen idee of het dictatoriaal wordt afgedwongen of dat ieder individu het belang inziet van zijn inspanning.

Links en rechts grasduinen hobbyisten in de natuur(lijke orde?!) om handvatten te vinden voor hun idee van de menselijke soort. Maar ons denken heeft ons uniek gemaakt: vernietigend vooral. Als je dat te confronterend vind: consumerend, parasiterend, gebruikend, het mag allemaal. Maar nooit anders teruggevend aan het ecosysteem dan waardeloos afval.

Wij noemen dat vooruitgang: niet tevreden zijn met wat de dag brengt, maar dat wat de dag brengt beheersen. Tot we het onvermijdelijke bord STOP! op de route vinden.

De huidige periode lijkt de karakteristieken te hebben van een revolutionaire omslag. Dat zullen overigens pas over tientallen jaren kunnen vaststellen. Maar stel dat het klopt, hoe denk jij er dan over?

Dat denken van ons, dat ontwikkelen, lijkt ten goede van de mens te zijn (afgezien van het detail dat een komende generatie de laatste zal blijken te zijn). Maar dat denken levert ook heel verschillende beelden van de mensheid en van zijn toekomst op.

Eentje die mij al jaren bezig houd, is de vraag of we nu eindelijk een ander economisch systeem tegemoet kunnen zien. Lang dacht ik van wel, maar daaraan twijfel ik nu. Ik denk dat we een volgende fase van het kapitalisme binnenstappen; een crypto-versie. Een geheime, een verhulde versie van een systeem waarin niet de groep als totaal, maar een extreem kleine subgroep wordt bediend door de rest. Als dat stadium wordt bereikt, mag het verhullende er af en hebben we hyper-kapitalisme: een dictatuur, waarin mens productiemiddel is, zoals de koe melk levert.

Dat klinkt somber. Dat ís somber. Maar al die figuren die heilig geloven in zwermdenken, zijn overtuigd van korfsamenlevingen, zouden de optelsom eens anders moeten maken.

Neem LEANstartupdenken. Ik vind het (nog steeds) heel sympathiek: niet lullen, maar doen en op basis van ervaringen bijsturen. De vraag is wélke ervaringen en vooral wélk doel. De methode is feitelijk enorm conservatief en zal met name aansluiten bij winstdenken. Dat is wat ik noem cryptokapitalisme. Ogenschijnlijk vriendelijk en sociaal is de onderstroom onaardig en vijandig. Uiteindelijk moet er succes zijn. En ook 'succes' wordt niet benoemd.

De manier van denken en werken is ten enen male ongeschikt om fundamentele koerswijzingen in de maatschappij tot te brengen. De massa zal immers nooit voor rigoreuze wijzing opteren.

Dat is meteen het gevaarlijke aan het zoeken naar analogieën in het dierenrijk. Zonder te weten hoe daar wordt gedacht, zien we de oppervlakte en interpreteren die. Op die manier zien we ook niet zo snel de zwarte kanten van onze eigen ideeën. Tot het te laat is en er weer een stap is gezet die we 'eigenlijk niet wilden, maar die autonoom ontstond'.

woensdag 21 mei 2014

Vlees en bloed

Wij hebben zo'n vijfentwintig jaar kinderen.

Katten hebben we sinds we in Leiden wonen; laten we zeggen vijfendertig jaar. We versleten er een stuk of zes, zeven. Ik realiseer me nu dat ik de tel kwijtraakte. De allereerste waren broer en zus. Die zijn, net als alle andere na hen, 'geholpen'. Wie daarmee is geholpen, bleef wat in het vage. De beestjes werden wel rustiger, huiselijker en vadsiger (vanaf dag één ging daarom hun hoeveelheid voedsel naar de helft van de dag ervoor).

Dan heb je dus plots levende wezens waarvoor je verantwoordelijk bent. Broertje bijvoorbeeld bleek, net als meer gecastreerde katers ontdekten we in de daarop volgende jaren, blaasproblemen te ontwikkelen. Duur dieetvoer, waarop onze huidige vijftienjarige al meer dan tien jaar leeft, werkte niet.

Een probaat middel wél: zijn penis werd geamputeerd en vervangen door een bredere uitweg. Dat bleek een soort ventielslangetje met een rozetje vastgezet onder de huid. Hij kon in elk geval niet meer verstopt raken en daardoor het tijdelijke voor het eeuwige verruilen, ondanks zijn meerdere levens.

Van die surrogaat penis kreeg-i er uiteindelijk drie of vier, voordat de dierenarts en wij vonden dat het nu toch wel belastend begon te worden. Voor de kat natuurlijk.

Die beestjes brengen toch wel zorgen met zich mee.

Eén van de heren vonden we 's avonds in de slaapkamer. Toen we daar naar binnen gingen en het licht aan deden, leek het een moord scene: overal bloed. Meneer zat onder het bed. Z'n schedel lag open en leek op een fontanel, maar dan ongewenst. Waarschijnlijk was-i aangereden. Het is weer goed gekomen. Maar de verrassing, schrik en daarna zorgen vergeet je niet 1-2-3.

Een andere kat was onfortuinlijker. Die liep achter de kinderen aan naar school, maar keek niet goed uit. Volgens de stadsreiniging, die je toen kon bellen als je huisdier zoek was, was er wel iets gevonden dat op een rode kater leek. Maar het kon evengoed iets anders zijn.

Kortom, die beesten leveren hoofdbrekens op. Ze lopen weg en komen al dan niet terug. Ze vechten en komen dan zwaar bloedend, met een los oor of een gebroken poot naar huis. Verbazingwekkend hoeveel pijn ze doorstaan. Een gebróken poot en dan wekenlang zonder janken, piepen of miauwen hinkend door het leven gaan.

En soms moet je ze laten inslapen. Katten houden, betekent Gods oordeel vellen. Da's niet leuk, maar wel nodig.

De kinderen hebben we vijfentwintig jaar. Da's uiteindelijk toch lastiger dan katten.

Allebei, de katten en de zoons, krijgen een totaal oordeel 'leuk en onvervangbaar'. Maar wat vies tegenvalt, is dat kinderen meer een eigen wil hebben. Waar vader en moeder kat de jongen in zo'n geval meteen de spreekwoordelijke deur uitschoppen - of de kittens zien verdwijnen met wildvreemden - zo zitten wij ons hele leven aan de kinderen vast. Ze gaan nooit meer weg.

Ouders willen het beste voor hun kroost. Of het kroost hetzelfde idee heeft, is nog maar de vraag. Met als gevolg dat dat geregeld níet spoort. Of ze ontwikkelen de foute - andere - politieke inzichten. Of ze studeren niet, dan wel iets onbetekenends. Of ze maken de verkeerde sociale keuzes.

Stippel niks uit en lijd in stilte en eenzaamheid. Ze komen wel op hun pootjes terecht. Dat is wel de gedachte waaraan ik me nu vasthoud.

Eén van onze zoons maakt er een zooitje van; meer dan één blogpost aan kan. Nu hij kortgeleden een nieuw dieptepunt bereikte, schoot even door me heen dat toen hij vijfentwintig jaar geleden werd geboren in de wieg een vrolijk mensje lag. Een mens met een heel leven aan kansen vóór zich.

En dat je in de loop van de jaren jóuw projectie van zíjn gelukkig leven ziet verflauwen. Niet dat dat betekent dat het allemaal doffe ellende is. Het is hun zelfstandig worden en zijn.

Misschien is dat ook zoiets wat je in de loop der jaren door ervaring leert. Dat ook je ideeën over het hebben van kinderen behoorlijk geromantiseerd zijn en als je je dat te laat realiseert grote problemen kunnen ontstaan. Jouw 'vlees en bloed' betekent niet alleen dat het onvervreemdbaar aan je vast zit.

In tegenstelling tot die katten blijft het - normaliter en op afstand - ook bij je. Het bouwt een eigen leven op. Maakt eigen keuzes. Maar tegelijk moet het sinds kort plots ook worden gezien als een oudedagsvoorziening.

Da's maf. Want waar is dan het moment dat je, in de betekenis van een zórgrelatie, kind-af bent?

maandag 19 mei 2014

Europa?

We moeten weer stemmen voor Europa. Ergens deze week.

Ze hebben allemaal gelijk: de mensen die dat een vreemd zinnetje vinden: we moeten weer stemmen voor Europa. Niet alleen dat 'moeten' is vreemd (het is een (voor)recht). Vooral dat 'voor' is vreemd. We stemmen niet voor of tegen Europa. Dat station is al gepasseerd. Het zijn europese verkiezingen, net als landelijke, gemeentelijke en provinciale of zelfs clubbestuurs-.

Die woordkeuze zegt heel wat. Je moet maar eens opletten. We 'stemmen ergens voor' als het iets is waar we vrij ver vanaf staan. Europa is er zo eentje. De provincie ook. Zelfs iets als een ondernemingsraad. Heel lullig, maar ze zijn te weinig zichtbaar voor de kiezer. Niet dat de gemeenteraad of de landelijke politiek het ongelóóflijk veel beter doen.

Dat komt omdat ze dichter bij de kiezer staan, is een veel gehoorde verklaring.

Het vreemde daaraan is dat iedereen even ver of even dicht bij de kiezer staat. Die afstand is virtueel en wordt grotendeels bepaald door bestuurlijke en ambtelijke afstand. De fysieke nabijheid van een gemeente garandeert helemaal geen betere band met de lokale bevolking. Een goed luisterende landelijke overheid kan een veel beter beeld hebben. Het is maar hoe open je staat.

Het is iets heel anders wat verklaart waarom 'Europa' zo slecht scoort. Er is geen Europese krant. Er is geen Europees actualiteitenprogramma. Europa wordt ons gepresenteerd als de feiten voldongen zijn.

Onze nieuwsvoorziening is nog lang niet Europees.

Ik denk dat ik een gemiddeld politiek geïnteresseerd Nederlander ben. Maar van Europa weet ik niets. Da's frappant toch? Want als iedereen die beweert dat Europa er toe doet in ons leven, gelijk heeft, dan zou ik er wél iets van moeten weten. Net zoals ik in grote lijnen weet wat de Leidse politiek doet en hoe de discussies in de Tweede Kamer lopen en ontaarden.

De media brengen daarvan verslag uit. Ik kan kiezen hoeveel en hoe gedetailleerd ik op de hoogte wil zijn. Met 'Europa' ligt dat heel anders.

Niet dat ik wil beweren dat de bestaande media 'Europa' er ook bij moeten gaan doen. Maar wat wél opvalt, is dat er geen enkele specifiek Europees medium is; geen krant, geen actualiteitenprogramma. De consequentie daarvan is dat er eigenlijk nooit een goed zicht is op de discussies, de standpunten, de concessies, de harde confrontaties, de toon, het debat. En juist díe vormen het leven.

Er kómt wel informatie uit Europa. Vaak in de vorm van besluiten en van commentaar daar op door Nederlandse media en politici. Héél zelden bereiken beelden van debatten Nederland. Het kán zijn dat er ook bijna geen debatten plaatsvinden. Dat zou de tegenstanders van Europa voorzien van munitie, want wat gebeurt er daar dan eigenlijk? Dat zou betekenen dat 'Europa' hét belangrijkste democratisch contrôle-instrument ontbeert: transparantie.

Ik vind het nog steeds verbazingwekkend dat er op het niveau van Europa geen media bestaan die die bevragende en openbaar makende taak opeisen. Niet alleen omdat daar nog een merkt lijkt te liggen, maar vooral omdat velen vinden dat 'Europa' o zo belangrijk is en hoort te leven.

En tegelijk is er geen enkel kanaal dat de kiezer materiaal levert waaruit dat dan blijkt. Daarom, denk ik, is het niet zo vreemd dat 'Europa' niet leeft.

We kennen het niet.

zondag 18 mei 2014

Het herbarium

De foto's heb ik gemaakt op de terugweg. Het idee drong zich op op de heenweg.

De bloemetjes deden een jeugdherinnering opflakkeren.

Het zal in de eerste of tweede klas van de middelbare achool zijn geweest. Biologie-les. Het niveau was dat van de bloempjes en de bijtjes, de stampers en de meeldraden, de bloeiwijzen en de bladvormen. Boeiend materiaal, kortom.

Photo 18-05-14 15 57 12

Maar de top was de les waarin de lerares, meen ik toch, aankondigde dat we allemaal een herbarium moesten maken. Ik denk dat niemand van ons enig idee had wat dat was. Maar dat veranderde snel. Een herbarium, zo hoorden wij, was een boek met gedroogde planten. Dat was handig om planten te 'determineren'. In één klap zaten we in een wereld van moeilijke woorden en gedróógde planten. Dat er bij dat determineren ook nog een dik, rood boek hoort, wisten we toen nog niet. O, gelukkige onwetendheid.

We moesten - en liefst in het voorjaar, want dan bloeit alles - wilde planten verzamelen en daarmee een herbarium aanleggen. Daarna werd uit de doeken gedaan dat je daarvoor de natuur - het weiland - in moest en bloeiende planten verzamelen. Thuis moesten die worden platgeperst met een speciale pers. Niet zomaar; de bloem en enkele blaadjes moest je achteraf nog kunnen herkennen. En het persen moest lang duren, want alles moest droog zijn.

Photo 18-05-14 15 57 56

Doen ze dat tegenwoordig nog? Of is het zo dat de leerlingen het veld in gaan gewapend met een smart phone om alles vast te leggen? Zo ja, dan missen ze wat. Achteraf misschien nog het leerzaamste. Toen in elk geval het frustrerendste.

Al die plantjes op de foto's heb ook ik verzameld. Het heet niet voor niets onkruid. Makkelijk te vinden spul. Wij verzamelden dus snel grote hoeveelheden. Zoals een docent betaamt, werden we wel gepest met een opdracht die een net iets groter aantal plantjes bevatte dan het aantal makkelijk te vinden soorten.

Photo 18-05-14 16 05 11

Het drogen bleek het leerzaamste onderdeel. Was het niet voor biologie, dan toch wel voor zelfbeheersing.

Die rotplantjes hadden de neiging onmiddellijk dood te gaan nadat ze waren losgerukt. Dan kwam je thuis met verlept materiaal. Wat ook zo verschrikkelijk was, is dat die plantjes niet op hun plek bleven liggen. Dan lagen de blaadjes goed, maar verschoof het bloemetje. Had je ze met een snelle beweging toch vastgeklemd tussen de papierlagen, dan moest je dat geheel weer zien te persen. Het persje was véél te klein voor massaproductie. Onder bedden moeten in die weken heel veel bakstenen kunnen zijn gevonden op oude kranten. Voor ons, jongens - de meisjes deden het veel beter zouden we later zien - was dat belangrijk: snelheid.

Photo 18-05-14 15 55 47 (1)

In de pers kon je wel zes, zeven lagen plantjes kwijt. Althans, als je de lengte van de vleugelmoer als indicatie hanteerde. In elk geval heb ik de meerlaags aanpak gevolgd en van alles in één keer gedroogd.

Op die leeftijd is ongeduld een goede zaak en geduld iets voor die verfoeide ouderen. Zodoende kwamen de gedroogde plantjes bijna droog tevoorschijn. Voor ons droog en plat genoeg.

Photo 18-05-14 16 17 57

Dan krijg je weer een lesje geduld. De meeste plantjes zagen er vrij droog uit. Later zou blijken dat schimmels zich er desondanks prima konden handhaven. Ernstiger was wat tevoorschijn kwam. Plantjes waarvan de bladeren afbraken. Onbruikbaar. Plantjes waarvan in die bliksemsnelle beweging de bladeren tóch verkeerd waren terechtgekomen en nu gedraaid of erger waren. Onbruikbaar. Plantjes die waren verdwenen: "Ik weet zeker dat er vijf in de pers zaten". Die waren over het algemeen mét het droogpapier weggegooid. Onbruikbaar.

Maar de grootste ellende waren 'de dikke bloemen'. Kijk, die tere bloemetjes die plet je wel. Maar die dikkere dus niet. En wat je ook niet moest doen, zo bleek, is een aantal daarvan in één ruk op elkaar proberen te drogen. Dan werkt de pers niet en drogen de bloemetjes haast niet.

Photo 18-05-14 16 18 18 (1)

Nee, de grootste ellende - en die gedachte schoot me dus te binnen op de heenweg - waren die dikkoppen. Daarvan had niemand verteld hoe je díe droogt. De distels, maar ook de paardebloemen; die verdomde bloemen, die zo dik zijn dat ze volgens ons helemaal niet eens geplet of gedroogd kúnnen worden.

Dan zijn moderne media als oplossing msisschien wel leuk. Maar je hebt die erváring van een herbarium (moeten) maken niet. Een gemis.

vrijdag 16 mei 2014

Te weinig voor de veranderingen

Dat de Leidse WMOraad een ronde van twaalf 'gesprekken met de wijken' voert is zeer lovenswaard. Ze moeten toch iedere keer weer de energie opbrengen om het hetzelfde verhaal te brengen en ongeveer dezelfde vragen en suggesties aan te horen. Dat is één kant. De belangrijkste is de andere; die van degene om wie het gaat: de buurtbewoner, de problematische jongere, de zorgbehoevende, de inactieve. Tijd om eens te horen hoe dat er aan toe gaat: zo'n avond.

Om met de deur in huis te vallen: teleurstellend.

Iedere wijkbewoner kan zich aanmelden voor de gesprekken. In zíjn of haar wijk liefst, en óver die wijk. In 'mijn' wijk bleken dat zo'n twintig personen, waarvan een ruime minderheid alleen bewoner was. Het was opvallend hoeveel beroepsmatig betrokkenen aanwezig zijn. Wat ook meteen opvalt, is dat alle aanwezigen blank en vrouw zijn. In een wijk die een grote hoeveelheid andere huidskleuren, geloven en nationaliteiten herbergt. Die scheeftrekking werd overigens door de WMOraad erkent als een probleem. Een belangrijke opgave is dan ook hoe alle groepen bij de samenleving te betrekken.

Want dat is de feitelijke vraag. Er wordt niet alleen links en rechts, maar óveral bezuinigd. Op veel plaatsen is de oplossing voor de daardoor ontstane gaten: 'dat zullen wé met z'n allen moeten opvangen. De overheid kan niet alles. We zullen weer meer onderlinge hulp moeten opbrengen'.

Een mooie stelling en ook een waarop nogal wat valt af te dingen. Het klinkt zo idyllisch – die onderling hulp van 'ooit' – maar niemand die 'ooit' definieert en ook wordt met geen woord gerept dat veel van die hulp uit ellende ontstond. Dat selectief putten uit argumenten en geschiedenis domineert het gesprek bijna continu.

De WMOraad, zo legt de voorzitter uit, is voor de gemeente “de manier om in contact te komen met de organisaties die er verstand van hebben”. Met 'er' wordt dan gedoeld op de problematieken van hun achterbannen en van de oplossingen. Het wrange aan die houding is dat het hoofddoel van de hele omwenteling is iedereen meer te betrekken en weerbaarder te maken. “Die er verstand van hebben” devalueert de burger niet alleen, maar kan met alle gemak van de wereld worden opgevat als beledigend. “Het gaat uzelf aan, maar u heeft er geen verstand van”.

Precies diezelfde houding spreekt uit de overheids-ideeën. Het is niet de bedoeling om meteen bij de overheid aan te kloppen voor hulp, maar eerst in het eigen netwerk op zoek te gaan. Ook dat is al veronderstellend: dát dat netwerk er is, dát er niet eerst naar een oplossing is gezocht en pas daarná bij professionals wordt aangeklopt. Uit de woorden van degene die 'het beleid' probeert uit te leggen, kunnen we opmaken dat we pas daarna 'in gesprek gaan'. Eerst over wat in eigen kring mogelijk is. In dat gesprek zal een volslagen onbekende beoordelen of de vraag terecht is en er niet andere opties dan professionele hulp mogelijk zijn. Dat dat geen eenvoudig traject is, erkent de wetgever door de benoeming van de functie '(persoonlijk) cliëntondersteuner'. Daar waar de wetgever denkt aan gecertificeerde professionals uit het beroepsveld, dringt zich gedurende de twee uur het antwoord op dat de cliënt daarvoor het best een advocaat kan meenemen.

Het oordeel 'teleurstellend' wordt enorm gevoed door het veel herhaalde “Dat weten we nog niet” en “Uw zorg wordt gedeeld”. Tegelijk kan worden opgetekend dat “sommige spelregels bedacht zijn aan de tekentafel, ver weg van de praktijk”. Maar ook dat “gemeenten veel ervaring hebben met vrijwilligerswerk” en dat het “voor organisaties moeilijk is mantelzorgers te vinden”. De gemeente heeft ervaring met het financieren van vrijwilligerswerk, maar dóet zelf niets met vrijwilligers. Dat maakt het denken over de inzet van onbetaalde werkers – zoals die onvindbare mantelzorgers – ook zo discutabel.
Men wil voorkomen dat mantelzorgers afbranden onder de druk. Het enige wat men kent, zijn de gekende mantelzorgers. De mensen die voor PGBers zorg(d)en, de mensen die afgebrand zíjn. Dat mantelzorg een vorm van informele hulp is, die je niet formeel kúnt benaderen dringt niet echt door. Het verklaart wel dat men alleen daar wil inspringen “waar het écht misgaat”. Wat ís echt: wat de betrokkene als echt ervaart, of dat wat wordt bepaald door heel andere agenda's?

De uitleg, die alleen over zorg, –heel kort over (een deel van) jeugd ging en werk in het geheel niet noemde, nam een uur. De resterende vijftig minuten waren bedoeld om binnen die context 'goede ideeën voor de buurt' te inventariseren. Het zal niemand verwonderen dat in zo'n complexe situatie dat een mager resultaat opleverde.

Het begin is er. Dat is wat de WMOraad in elk geval bereikte. Hulde ook voor de moedige stap een zo'n complex proces in te stappen. Of dat op deze manier tot een bevredigend resultaat gaat leiden, dient te worden betwijfeld. Een betrokken samenleving eist veel principiëlere veranderingen.

donderdag 15 mei 2014

Zorry

Vandaag lukte het dus eens niet een blogpost te maken. Persoonlijk vind ik dat minder erg omdat ik de teugels wat heb gevierd en me af en toe toesta níet iedere dag een blogpost over je uit te storten. Inmiddels zijn het er ruim 750 verschillende (onderwerpen) en daar ben ik nu al trots op. De volgende mijlpaal zal de duizendste zijn. En wat daarna gebeurt?!

De reden voor de omissie is stomweg tijdgebrek. Niet alleen twee keer drie uur vrijwilligerswerk, maar vooral ook een bijeenkomst van m'n De Reizende Ontmoeting en 's avonds een bijeenkomst over de drie decentralisaties die op de gemeentes, in mijn geval dus Leiden, af komen en hoe daarmee om te gaan.

Weer viel me op dat het gebaande paden zijn die worden bewandeld. Echte nieuwe insteken waarin burgers wérkelijk centraal staan en de léiding hebben, zitten er niet bij. Nog steeds zijn het omtrekkende bewegingen: sociale kaarten, of centrale ruimtes. Da's geen verwijt. Het ís moeilijk. Maar ik ben wel steeds minder hoopvol over een mogelijke paradigmawisseling. Dat gaat nog heel lang op zich laten wachten.

Wellicht is het tijdgebrek geweest; wat me daarnaast opviel, is dat 90% van de tijd over 'zorg' ging en dat 'jeugd' 10% nam. 'Arbeid' ontbrak in het geheel. Dat is een veeg teken, vind ik. Want de decentralisaties zouden moeten leiden tot een grotere lokale dynamiek. Daarin speelt 'werk' - in welke vorm dan ook - een belangrijke rol (maar hopelijk niet de belángrijkste, want er is meer dan werk!)

woensdag 14 mei 2014

Google opsplitsen

Soms lees ik iets en denk: "Wacht effe. Klopt dit? Wat schuift hier?".

IK moet even iets overtikkend, uit de De Volkskrant vandaag. Het is uit het artikel over de uitspraak van het Europees Hof van Justitie aangaande 'het recht om te worden vergeten' (ben ik vóór). Het gaat over Google en een Spaanse meneer die eiste dat bepaalde informatie uit zijn verleden niet meer zou opduiken na zoekopdrachten. Hij kreeg gelijk; en de pleuris brak uit, bij wijze van spreken.

Het hof maakt namelijk expliciet onderscheid tussen een krant, die willekeurige berichten op een ritje zet, en een zoekmachine, die 'geautomatiseerd, onophoudelijk en systematisch' het internet afstruint op zoek naar informatie. Daarmee is de exploitant iemand die gegevens 'opvraagt, verzamelt, vastlegt en ordent', voordat hij ze 'bewaart en ter beschikking stelt' in de vorm van zoekresultatenlijsten.


Kijk. Dit is er zo eentje. Ik zie een verschuiving.

Heel strik bekeken, klopt het niet, denk ik. Een verschil tussen krant en zoekmachine bestaat. Maar een zoekmachine is, dacht ik zo, is geen databank. De krant is een databank. En een zoekmachine is een logaritme waarmee een dataset wordt opgedoken en samengesteld.

Hier worden twee functies samengevoegd, waarbij de secundaire primair wordt gemaakt. Google wás een zoekmachine en heeft om die functie uit te voeren 'iets' nodig om te doorzoeken. Als de rechter had geoordeeld dat Google teveel de vermenging van twee functies had toegelaten door zelf een databank op te bouwen, had ik het begrepen.

De koppeling met die meneers situatie is vreemd. Stel dat het Google algoritme in staat is gedecentraliseerde en gedistribueerde databanken te doorzoek - bekend als 'de wereld' - zou er dan nog een probleem zijn? Als dat zo is, dan moet er een situatie bestaan waarin we onzichtbaar kunnen zijn.

En dat is onmogelijk.

Ook in dit geval niet. Die meneer is niet de enige partij en dus ook niet dé waarheid. Er is ook de waarheid van de aanklager, van de sociale dienst, van de gedupeerden, van de bank, van....; in al die gevallen wordt het verhaal verteld vanuit hún perspectief. Hij heeft daarin een andere rol.

Wat ik me vanuit het 'privacy'belang weer wél kan voorstellen, is dat je via de rechter afdwingt dat een privaat bedrijf gegevens over jóuw leven in bezit heeft. In bezit. Niet: doorzoekt en presenteert. Een uitspraak in die richting zou fnuikend kunnen uitpakken voor Google. Want daarin zij ze echt eng: ze zoeken niet alleen, maar verzamelen en bewaren. Die combinátie zou wettelijk verboden moeten zijn; net zoals dynamiet en slaghoedjes gescheiden moeten worden gehouden. Of zoals de Trias Politica macht minder gevaarlijk maakt.

Het is niet de vraag of wíj onze of dé geschiedenis kunnen of mogen herschrijven. Het is de vraag welke geschiedenis Google opslaat.

dinsdag 13 mei 2014

Ik geloof het steeds minder

"The medium is the message". Wie kent dat wereldberoemd zinnetje niet? Als om de kracht van dat medium te bewijzen, staat er overigens niet 'message' maar 'massage'. Zetduiveltje.

Ik moet er geregeld aan denken als mijn gedachten wegzwerven naar de toekomst van papier.

In de loop van de tijd ben ik steeds minder geneigd het verdwijnen van papier als communicatieplatform te zien gebeuren. Da's een best wel ingewikkelde situatie. De krant is een goed voorbeeld.

Stap één is de vermenging van (nieuws)feiten en duiding. Wie een krant open sloeg, opende een venster op de wereld. De krant bracht je nieuws en plaatste dat in een perspectief. En omdat er daarvan veel bestaan, van die perspectieven, kun je tal van krantentitels hebben.

Met de komst van radio en tv verdween de krant niet. Da's best vreemd, want nieuws kon véél sneller worden gebracht en de duiding kon veel gedetailleerder. Maar radio en tv ontwikkelden zich vooral als vermaaksmedia. Zelfs 'nieuwsfeit' is door die media van karakter veranderd.

Stap twee is de verongelijkte (schrijvende) journalist. De oorzaak? Internet en de komst van 'burgerjournalistiek'. Dat is een houding die past bij een zwaktebod en een identiteitscrisis als gevolg van een erváren bedreiging. Blijkbaar is er een grens overschreden, want burgerjournalistiek was er al en ontwikkelde zich. Neem alleen al de piratenzenders die vlak voordat de kabelnetten (porno)uitzendingen maakten. Een deel van die radio- en tvmensen is doorgegaan in de lokale en regionale omroepen. Ooit ondenkbaar: programmamakers en verslaggevers uit die sferen die terecht komen op de nationale zenders.

Stap drie is de beklijving. Dát vind ik de interessantste, zeker met McLuhans beroemde woorden in het achterhoofd. Het medium 'digitaal' versus 'papier' heeft karakteristieken. Sneller, beweeglijker, veelvormig: allemaal waar. Ook is waar dat steeds meer mensen dit medium kunnen gebruiken.

Maar wat óók waar is, is dat 'digitaal' inmiddels zulke kwantitatieve vormen heeft aangenomen dat het niet meer te behappen is. Kiezen, kiezen, kiezen. Infostress, infobesitas, filter failure: het is teveel en leidt tot een lijdende mens.

Ik zie dat anders.

Als ik zie wat er gebeurt, dan is dat er een enorme groeimogelijkheid ligt voor journalisten en magazine-achtigen. Het medium 'digitaal' is vluchtig. Dat wat je digitaal leest, beklijft slecht. Je vergeet het snel. Wellicht omdat je diagonaler leest, wellicht omdat je sneller leest, wellicht omdat het adagium 'korter is beter' daar geldt: de reden maakt niet uit. Mijn indruk is dat 'digitaal' ideaal is voor (nieuws)feiten en snelle lectuur. Maar dat het waardeloos is voor duiding en diepgang.

De digitale krant (of een e-boek) lezen, betekent dat na uit lezen geen ankerpunt, geen herinnering in je omgeving achterblijft. Wat je níet ziet, zal verdwijnen. Zo merk ik dat een digitale krant ongelooflijk veel vluchtiger is dan een papieren krant.

Het is die eigenschap van 'digitaal' die mij steeds overtuigd laat raken dat er wel degelijk kansen zijn voor 'papier'. Voor mooi uitgevoerde boeken, waar je voor gaat zítten. Maar zeker ook voor bladen die achtergronden gaan bieden. Ik schreef het al 'ns: waarom de VPROgids nog steeds programmagegevens brengt en niet véél meer achtergrondartikelen. Blendle is leuk, maar daarin zit de ontwerpfout te denken dat krant digitaliseren de kern is (ooit gelet op de code-fouten in de digitale kranten?). Wat dat betreft zit De Correspondent er dichterbij. Maar die zou op papier moeten. Want long reads zijn helemaal niet dood.

Langzaam komen 'we' erachter dat het een en-en-en-situatie is; de graal. Digitaliseren (sec) is het niet. Bang zijn voor anderen is het niet. De hoeveelheid alleen maar ordenen, is het niet. Kort als noodzakelijke vervanging voor lang is het niet. Vanuit doelmatigheid redeneren is het niet.

Mij zal het niet verbazen als 'papier', maar dan met andere inhoud, als een feniks uit z'n as herrijst.

maandag 12 mei 2014

Wandelroutes, door een ziekenhuis.

De afgelopen weken mocht ik weer 'ns een paar ziekenhuizen bezoeken (voor artikelen, voor 't geval je je afvraagt waarvoor).

Als je een ziekenhuis bezoekt, vraag je je af wat daaraan eigenlijk zo bijzonder is. Het zijn vaak grote gebouwen. Er komen veel mensen en er werken veel mensen. Afdelingen hebben ze ook.

Dat zou ook de beschrijving kunnen zijn van een willekeurig grote organisatie. Het grote verschil is dat de kans klein is dat daar mensen door de gangen gaan met witte jassen en met medicijnkarren. Ook zullen in een willekeurig kantoor niet veel mensen in pyama's worden aangetroffen.

En toch zijn ziekenhuizen blijkbaar héél anders.

In ziekenhuizen lijkt men er van uit te gaan dat we allemaal een oriëntatievermogen van een kapotte postduif hebben. Ze hebben daar vaak zélf het idee dat het onmogelijk is je weg te vinden. En dus doen ze allemaal een poging het de bezoeker zo eenvoudig mogelijk te maken de weg naar de juiste plek te vinden.

De leukste versie, vind ik, is die met de gekleurde lijnen. Dat je bij de patiëntenbalie begint met een hele hoop gekleurde lijntjes op de vloer en dan "de route Oranje" moet volgen naar de afdeling Bloedafname. Of, ander ziekenhuis, verdieping 3, blauw. Ook een heldere aanduiding. Het is vast klantvriendelijk bedoelt: "Als u hier de rode lijn gaat volgen, komt u vanzelf op de Kraamafdeling". Ik vind het uitermate ónvriendelijk.

Nu kom ik niet váák in een ziekenhuis. Maar als ik er ben, verbaast me dat concept van routes iedere keer weer. Niet alleen gebruik ik het haast niet - dat gekleurde lijntjes volgen, heeft iets debiliserends - ik vraag me ook af hoe ze dat zouden doen in een andere context. Er lopen minder mensen rond; maar zou een gemeentehuis of een groot consultancykantoor ook gebruik moeten maken van route-aanduiding door het pand?

En ga nu niet vertellen dat dat niet hoeft omdat daar niet zoveel mensen door het kantoor lopen. Of ik door een ziekenhuis loop, een gemeentekantoor of een consultancybedrijf: ík loop daar als individu.

De slimmerik zal nu wijzen op alle ervaring die is opgedaan met routeaanduidingen op vliegvelden, trein- en metrostations. Helemaal gelijk. En we hebben inderdaad een iconische ontwerper van informatiesystemen, zoals routes: Paul Mijksenaar. Prachtige dingen gemaakt en slimme ideeën ontwikkeld.

Maar wel om verkeersstrómen te reguleren.

Een individu lijkt me geen verkeersstróóm, maar een verkeerselement. Dat een ziekenhuis een helder systeem in gebruik heeft om 'menigten in paniek' snel het pand uit te leiden, lijkt me buiten kijf te moeten staan. Dat zou ieder gebouw moeten hebben. Een popconcertzaal kan ook iets hebben aan een route. Daar, immers, gaan veel mensen naar één plek op één moment.

Laten we maar wel uitgaan van een overzichtelijk pand. Zo eentje waarvan de bezoeker zich een beeld kan vormen, een mental map. Is het gebouw zó onoverzichtelijk dat dat niet (goed) lukt, dán is een kleurige draad wellicht handig. Maar, let wel, dan is het gebouwontwerp het probleem.

In alle andere gevallen is maar de vraag hoeveel moeite je moet doen. Zou een bezoeker echt niet in staat zijn kamer 10.47 te vinden, als je erbij zegt dat dat op de tiende verdieping is (en je dáár aangeeft links- of rechtsaf)?

Mij lijkt dat toch vrij logisch. Want als het zo is, dat we die kleurpotloodlijnen nodig hebben: waarom kunnen we dan wel onze weg vinden van A naar B? Wellicht niet via de snelste weg, maar er kómen doen we (uitzonderingen daargelaten).

Je ziet ze op andere plaats niet veel (nooit?!). Dus wat is er zo uitzonderlijk aan een ziekenhuis?!

zondag 11 mei 2014

Erven

'De erven zijn van mening...'. Ik vind dat tóch een raar iets.

Mijn hele leven verbaas ik me er al over. Dat mensen zich kunnen baseren op wat voorouders deden. Het is natuurlijk aardig om te weten dat je afstamt van - willekeurige naam - Michiel de Ruyter. Het heeft iets folkloristisch als je adellijke titels erft. Dat geeft kleur aan de samenleving.

Anders wordt het als het erven gepaard gaat met voorrechten.

Nu ga ik niet beweren dat dat niet zou mógen. Of het nu over een erfenis van €1 of €1.000.0000.000 gaat: het principe hoort hetzelfde te zijn. Je hebt mazzel dat je in die bloedlijn bent geboren. Maar realiseer te wel dat je er geen bál voor hebt gedaan om in die bevoorrechte positie te zijn. En dus ben je met wellicht een gouden besték in de mond geboren.

Het is een aspect aan erfenissen dat bij mij verwondering oproept: wat geeft de erven eigenlijk het (morele) recht te beschikken? Vooral als het gaat om erfgoed wat met alle gemak gezien kan en moet worden als wereld-erfgoed.

"Mijn oom had die schilderijen en nu eis ik ze, als erfgenaam, op". Raar toch eigenlijk, hoe in die zin het onderwerp verspringt alsof het de gewoonste zaak van de wereld is: 'mijn oom' en 'ik'. Dat het vaak om buitensporige bedragen gaat, zal vast een rol spelen. Maar feitelijk is dat niet eens relevant.

De erfenis gaat toch over dat wat bij het overlijden aanwezig is? Dat wat in het leven van de overledene is verdwenen, is verdwenen. Of het nu gestolen is, of niet: het is weg. En wordt het terug gevonden, dan lijkt me het collectief, de samenleving, de staat de aangewezen ontvanger. Mij ontgaat ten enenmale waarom bijvoorbeeld de ervan Goudstikker, particulieren, 'recht hebben op' teruggave van roofkunst. Zíj zijn niet beroofd.

Immaterieel gebeurt het ook. Ene Anne Frank schrijft een standaard dagboek dat uitgroeit tot een iconisch werk. Eiegnlijk vind ik het te gek voor woorden dat zo'n werk bezit kan zijn van iets anders dan de wereldbevolking. Of het nu de vader, een stichting of een museum denken te zijn: ook hier vraag ik me af wat hen het recht geeft.

Muziekstukken, toneelstukken en literatuur hebben er mee te maken. Erven die gaan bepalen wat wel en niet kan, en daarbij de redenering volgen dat de familieband overtuigend bewijs is dat zíj weten wat de overledene dreef. Alsof mijn neven en nichten, die ik zelden zag, dat zouden kunnen. Alsof de verre neef van Anne Frank beter weet wie zij was vanwege de gezamenlijke achternaam en bloedlijn.

De vraag is niet die naar het juridisch recht. De vraag is hoe het kan dat iemand meent te kunnen handelen in de geest van een ander, die er niet meer is. Wie zegt me dat Goudstikker niet anders had besloten? Wie zegt me dat Anne Frank niet anders had besloten? Wie zegt me dat al die kunstenaars wier erven beslissen over het gebruik van iets wat zij nooit maakten, niet anders zouden hebben besloten?

Erven zijn niet anders dan min of meer toevallig afgeleiden. Mensen die vanuit hún belang handelen. Dat kan ook niet anders.

Stel, jij of ik doen iets enorm bijzonders en waardevols. Dan rijdt er een tram over één van ons (liever jij, dan toch maar). Ik ben dan toch echt heel benieuwd wie dan in míjn belang en met míjn overwegingen kan handelen. Daar zou je 's bij moeten stilstaan: wie in jouw omgeving - nú - kan jouw zieleroerselen zo goed doorgronden, dat je zegt "díe kan het".

Die zijn er niet. Altijd zullen er interpretaties meespelen. Altijd zullen mensen ook voor de intiemste relaties enigma's blijven.

Erven, kortom, die beweren in de geest van de overledene te handelen, zwetsen. Eerlijker zou zijn als ze aangeven dan wel erven te zijn, maar te handelen in eigenbelang. Hoe goedbedoeld: dát is het en niet anders.

zaterdag 10 mei 2014

De zingende regenworm

Er zíjn van die momenten.

Vandaag heeft het in Leiden een groot deel van de dag geregend. Als je dan naar buiten móet, dan word je dus nat. Als Nederlander ben je niet anders gewend. Ietwat stoïcijns - "ach, thuis trekken we gewoon droge kleren aan" - en op regendagen nóg minder geïnteresseerd in mode; het regenpak gaat aan.

Dat regenpak heeft wel iets. Je blijft droog; da's de opzet ook. Maar het geeft ook geluid, zeker als je bij striemende regen een capuchon op zet. Lekker droog - en vaak warmer dan je wilt - hoor je de regen kletteren. Alsof je knusjes in een tentje zit en de regen klettert op het tentzeil.

Dé nadelen van die regenpakken zijn de boven- en de onderkant. Ik moet toch eens op zoek naar de regenpakken met overtrekjes voor m'n schoenen. Want zoals een waterdicht jack het water afvoert naar je broek, waardoor die nóg sneller nóg natter wordt, zo stroomt heel rap het water je schoenen in. En de capuchon: die belemmert het zicht. Dus da's of je nu fietst of loopt 'af en op' bij iedere zijstraat en kruising.

Toch is regen ook mooi.

Vandaag werd het ook droog. Da's echt bijzonder, mits je luistert.

We fietsten net de binnenstad uit. Een naar later bleek laatste oprisping van regen maakte ons kletsnat. Dan ben je in jezelf gekeerd: geconcentreerd, want de regen leidt iedere verkeersdeelnemer af. Druppels die uit je haren vallen en langzaam je nek in glijden. Regenwaterstroompjes die nét niet meer door je wenkbrauwen worden tegen gehouden. En voor de brildragers: die levert je nog maar een fractie van het zicht op dat je normaal hebt. De wereld gezien door regendruppels.

Dan komt er een eind aan de bui.

Als je dan nog niet op een verzopen kat lijkt, kan dat een bijzonder moment zijn. Het geluid van de regen verstomt. Plots blijken er tal van vogels de lente te bezingen (althans: dat maak ik er van. Ze bepalen hun territorium, maar da's zo weinig poëtisch). Dat ze mogelijk een goed humeur hebben, is ook te wijten aan de regenwormen die een stuk makkelijker te vangen zijn na een regenbui.

Die laatste paar honderd meter heb ik er eens bewust op gelet: op al die geluiden die er plots lijken te zijn als de regen stopt. En vooral die vogels vallen dan op. Merelzang die ik me nog goed herinner uit m'n jeugd. Alsof de merels na een bui hun vreugde uiten over het begin van een drogere periode. En dan nog andere vogelzang die mij niets zegt (ik ben al blij dat ik een mus van een vink weet te onderscheiden).

Mij doet het iedere keer weer enorm goed al die zang te horen. Meestal, denk ik nu, mis ik het. Da's jammer, maar begrijpelijk.

Na de regen van vandaag stak een stormachtige wind op. Dat is geluid wat ikzelf altijd wel mooi vind. Maar nu zaten er nog meer geluiden in. Op een schip zou je het fluitend tuigage noemen. Wat de bron hier in Leiden is, weet ik niet. Het fluiten van de wind langs touwen, lijnen of masten. Het huis deed ook volop mee. Het piepte, kraakte en floot alsof het leeft.

Maar al die geluiden die er plots zijn als de stilte van de natuur invalt. Dan besef je dat alles leeft.

vrijdag 9 mei 2014

Kinderpardon? Die kinderen tellen helemaal niet mee?

De hoofdpijn zat verkeerd; dat begrijpen alleen hoofdpijnlijers. Daardoor ben ik niet bij de fysio gaan fitnessen. En dáárdoor zag ik na heel lang het wekelijks gesprek met de minister-president weer 'ns. En toen besloot ik deze blogpost te maken.

Want, meneer de minister-president, u klétst.

Het gesprek ging over het kinderpardon. Persoonlijk vind ik dat nog steeds een waanzinnige situatie; dat mensen die hier naartoe vluchten om welke reden dan ook, zich gedurende lange tijd onzeker weten over de beslissing. Ongeacht de reden voor die komst: dan hecht een mens zich. Paastakken hebben die neiging ook. Na Pasen nutteloos, mik je ze de tuin in waar ze na een week of twee plots aan de grond vast blijken te zitten, geworteld.

Maar wat me mateloos irriteerde aan Mark Rutte, is zijn manier van redeneren: het rutteneren. De truc is simpel: verander het onderwerp in een zin en ga daarmee verder.

Zo zag en hoorde je 'm het onderwerp 'bekend bij de overheid' terugbrengen naar 'rijksoverheid'. Da's best lastig, want wat is dan de reden dat die rijksoverheid zo belangrijk is?

Nou, omdat die gemeente(n) niet te vertrouwen zijn. Als ik het samenvat:
Landelijk toezicht hebben we zicht op. Gemeentelijk is buitengewoon divers.


Rutte draait als een tolletje op volle toeren. Hij neemt als het hem uitkomt een opmerking als "maar die kinderen volgden hier onderwijs", als indicatie voor het actief deel nemen aan de samenleving en niet als kalveren naar de slachtbank, maakt-i dat onderwijs geen toezicht is (dat werd ook niet bedóeld):
Want dan zou onderwijs ook ook belast worden met andere maatschappelijke taken. En juist omdat het zo'n lappendeken is, moet je uitgaan van een standaardregeling die gaat uit van het landelijk onder toezicht staan, ook omdat je dan zeker weet dat die gezinnen met die kinderen zich niet toetrekken aan het toezicht, zich niet onttrekken aan het volledig meewerken aan het volledig afwikkelen van hun asielaanvraag.


De kinderen worden feitelijk buiten beeld geschoven. Daar gáát het niet over, over kinderen in dit kinderpardon; het gaat over het actief meewerken aan de afwikkeling van de asielprocedure. Let wel, kínderen hè. Dat is nu boerenslim verschoven naar gezin, naar volwassenen, naar de redenering van een kille technocraat.

Echt dieptriest is het moment waarop verkéérsovertredingen ter vergelijking worden aangehaald. Een snelheidsovertreding zou leiden tot een vrijbrief. Néé, herr Rutte, het gaat over een snelheidsovertreding waarvoor je vijf later de bekeuring op de deurmat valt. Niks, vrijbrief.

Volgens Rutte gaat het dus om mensen die zich onttrekken aan de asielprocedure,(en die níet de illegaliteit zijn ingegaan, stelt de interviewer vilein vast) maar "die op een of andere manier nog gemeentelijk zichtbaar zijn. Da's prima, maar daar kun je geen landelijke regelgeving op maken."

Een gotspe haast. Want deze combi van VVD en PvdA is wel bezig de gemeenten verantwoordelijk te maken voor veel uitvoering(sbeleid) op terreinen als zorg, jeugd en werk en inkomen. Blijkbaar hebben alle critici gelijk die beweren dat dat een rommeltje, een lappendeken wordt. of zou het allemaal selectief waar zijn?

We hebben het over 600 gevallen. Laten we zeggen 2500 personen op een bevolking van 16.849.157 inwoners op vrijdag 9 mei 2014 20:31:56 GMT +02:00 (CBS-teller). Dat ga je niet eens in procenten uitrekenen omdat het net zoiets is als in een regenbui je druk maken over een druppel uit een kraan.

Een laatste kromheid dan. In een zeer zwakke en feitelijk walgelijke poging de handen schoon te wassen, pleit de cryptoVVDer Samsom voor 'ruimhartige toepassing' van bijvoorbeeld de discretionaire bevoegdheid van Teeven. Maar
discretionaire bevoegdheid werkt alleen als we ons er niet allemaal mee gaan bemoeien.


Hoe dom kun je zijn. Discretionair betekent helemaal niet 'geheim'. Het betekent 'ter beoordeling aan'. Maar het tekent wel de mentaliteit van deze regering en zijn vazallen - opvallend toch hoe Rutte Samsom bijna als mede-regeringslid positioneert - denken over zichzelf, beleid en ons kiezers. Verantwoording via openbaarheid? Nee, hoor, niet nodig en zelfs ongewenst.

En dan heb je nog niet eens de hapering gehoord toen Sven Kockelman, de interviewer, Rutte voorhield dat we niet hebben over mensen die in de illegaliteit verdwenen en Rutte plots de gemeente zag opdoemen in zijn eigen redenering.

De citaten zijn 99,9% woordelijk. Voor de ongelovige; hier is het interview te zien.

donderdag 8 mei 2014

Twitter: een droomland

Wellicht dat m'n bioritme in een sceptische fase is terechtgekomen. Maar omdat ik niet in bioritmes geloof, denk ik dat dat niet zo is.

Ik heb de indruk dat twitter steeds meer een droomland is geworden.

Da's niet lullig bedoeld. Wellicht zijn er grote veranderingen in mijn tijdlijn opgetreden en is de samenstelling veranderd. Er zijn wel nieuwe volgers, maar de 'oude bekenden' zijn er nog steeds. Wel zijn die minder zichtbaar geraakt. Alsof hun gesprekken van karakter veranderden. Minder openbaar, wellicht zelfs minder in aantal.

Gelukkig is dit míjn blog met persoonlijke waarnemingen en gedachten. Het is geen onderzoeksblog of (semi)verantwoord. Het zal je niet verbazen dat ik veel meer zie in tentatieve, voelende waarnemingen.

Dat droomland; wensdenken.

Dat beeld kwam bij me op toen ik weer 's een tweet zag voorbij komen over de nieuwe overheid. De steller was van mening dat we ons niet druk hoefden te maken over overheidsproblemen, want 'de overheid gaat verdwijnen'. O?! Datzelfde heb ik met tweets die gaan over de teloorgang van 'de krant', 'de journalist', óver de komst van 'de mondige patiënt' of de paradigmawissel in de zorg.

Eerlijk gezegd, vind ik nooit enig bewijs dat dat ook gebeurt. Het zijn vaker stellenderwijs geschreven tweets dan vaststellingen.

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik dat niet aan het medium Twitter kan en mag wijten. Het is eerder de mentaliteit, de mensen die die meningen boekstaven die droomlanderig is. Dat lukt jou en mij ook: vertellen wat er staat te gebeuren, maar vooral gebaseerd op selectieve waarneming. Voor mij is een mooi voorbeeld de ooit enorm verketterde Andrew Keen, die nu toch echt wel gelijk krijgt. Maar zijn verhaal wilden 'we' niet horen.

Droomland is gebaseerd op het ontbreken van tegengeluid. Alles en iedereen is enthousiast, positief en reageert vaak op kritisch denken met de melding dat 'het om kánsen gaat'. Da's, in de vaak door diezelfde mensen verafschuwde oude denkgewoontes en structuren, meest gebruikte discussiedoder die er bestaat: je wordt geacht méé te denken.

Zou 't (kunnen) kloppen dat droomland groeit? Als dat zo is, is dat het eind aan een veelbelovend sociaal experiment dat voor mij ooit met Twitter begon en waarin nieuwe kennissen met nieuwe meningen de kracht waren. Wat rest, is dan 'wil ik bij de club horen en me conformeren?'.

Misschien moet ik een nieuwe club zoeken. Tot dan, realiseer ik me nu tijdens het tikken, rouw ik over de uit zicht verdwenen kennissen, vrienden en meningen.

woensdag 7 mei 2014

De ontwrichtende buitenstaander ontdekt

Je zult dit hele blog moeten lezen om het plan terug te vinden. Goede zoektermen helpen je vast wel. Wat ik wil zeggen: ik ga het hier niet nog 's beschrijven.

Grof geschetst: ik ben een paar jaar terug begonnen met het warm maken van mensen voor m'n projecten gericht op het (re)activeren van mensen. Dat mag je lezen als losweken uit de bestaande conventies, zoals dat betaald werk en geld bepalend zijn (voor je identiteit). Kul. Ook jij hebt veel meer in je dan dat dagelijks werk.

Vandaag heb ik, samen met een groepje gelijkgezinden, weer een stapje gezet. Op onze leeftijd gaat het allemaal weloverwogen, zullen we maar denken.

Het stapje is een belangrijke. We hebben er iemand met verbeelding - bijna - bij betrokken. Niet de verbeelding die ook ik heb, maar de verbeelding die een theatermaker heeft. Die belangrijke vraagstellende en ontwrichtende verbeelding die nodig is om te komen tot vernieuwing.

De vernieuwing die we zoeken, is ingrijpend. Dat kan alleen als je in staat bent bestaande normen en perspectieven (even) los te laten. Even je fantasie aan te spreken en díe beelden realiteit proberen te maken.

Hoe zou het zijn als.....

Er komt iets moois uit. Of het nu in het kader van het ene of van een ander idee gebeurt, maakt niet eens uit. Maar we hebben wel iets gevonden waarmee we de kokosnoot van sociale dwanggedachten kunnen open breken. Daar gaat 'de samenleving', in mijn geval de stad Leiden, veel voordeel uit putten. Als ze zichzelf de kans geven het te zien en snappen.

Het grootste deel van mijn loonvormende leven heb ik me daarvoor geïnteresseerd: het scheppend vermogen van mensen dat we soms creativiteit en soms innovatie noemen. Daarover circuleren talloze verhalen, theorieën, onderzoeken, oordelen. De bekendste is wellicht dat goede ideeën op onverwachte momenten komen: onder de douche, op de hei, kreunend op het toilet. Dat kán. Maar creativiteit is zelden een solo-actie. Het vereist groepsdynamiek en werken. Let maar op: in groepen ontstaan de ideeën op basis van wat anderen zeggen of doen.

Dat is volgens mij de crux of de belangrijkste factor: meerdimensionaliteit.

Dus verkondig ik al jaar en dag dat ieder bedrijf dat beweert aan innovatie te doen "een idioot" in dienst moet hebben. Dat is overdrachtelijk bedoeld, zoals je vast begrijpt. De essentie is echt niet hogere wiskunde: zorg voor diverse perspectieven die met elkaar in gesprek zijn.

En dat me de meeste bedrijven een partij moeite.

Het denkraam is volslagen verkeerd. Veel managers denken op veel te korte termijn en in oppervlakkigheden. Alsof het een kwestie is van ingrediënten samenvoegen tot een meesterwerk leidt. Meesterkok wordt je door vlijmscherpe messen en de beste, verse ingrediënten.

Terwijl creativiteit en innovatie juist opbloeien in de randen van crisis en conflict.

Stuit ik me vandaag dus op een oude blogpost van Bob Sutton: Twelve Weird Ideas That Work.
Photo 07-05-14 18 53 45

Weet je. Ik zet er een punt achter. Dit is het. Hierom gaat het.

Vandaar dat veel bedrijven het niet lukt en ik veel verwacht van ons vandaag gemaakte contact.

dinsdag 6 mei 2014

Afscheid van een politicus: het moet.

Afscheid nemen, is een complexe emotie. Vandaag was ik bij een afscheidsreceptie om in artikelvorm daarvan verslag te doen. Daar sta je dan. Zoals altijd neem ik ruim tijd om de sfeer te proeven en de mensen te bekijken.

Zo'n afscheidsreceptie is een ritueel. De afscheidnemende staat ergens in de ruimte en vóór hem of haar vormt zich een rij om hem of haar de hand te schudden. Die handschudding is meteen ook het moment om een geschenk te overhandigen. Dat wordt overigens snel afgevoerd door een speciaal daarvoor aangewezene, die meteen een naamsticker plakt.

Vandaag namen twee politici afscheid.

Het was druk - of de zaal was te klein; dat kan ook - en afgaand op de lengte van beide rijen waren de heren qua populariteit aan elkaar gewaagd. Ze zullen ook nog wel het een en ander moeten gaan uitpakken, want velen in beide rijen hadden iets in de handen.

Zo'n receptie bekijkend, bekruipt mij de vraag wat ik nu eigenlijk zie.

Die rij is wel duidelijk. Maar verder?

Bekenden die elkaar groeten. De mensen die gezien en gesproken móeten worden, worden toegeknikt. De mensen die er niet toe doen, worden genegeerd. Je haalt de incrowd, de zelfbenoemde elite, er zó uit. Da's best wel leuk om te bekijken: hoe als satellieten de wannabe's rond de top dogs cirkelen. Hoe mensen langs elkaar heen om zich heen spieden wie nog meer interessant is om de hand te schudden. De ietwat over de top reacties. De gesprekken die, als je er flarden van oppikt, vooral gaan over Belangwekkende Zaken: het netwerken en lobbyen.

Eerlijk gezegd, vind ik dat wat bevreemdend. Op de receptie is de aandacht voor degene die onderwerp van de feestelijkheid is, eigenlijk minimaal. In essentie is die terug gebracht tot een handtekening in een gastenboek en een geschudde hand. Daarna gaat het over andere zaken. Zeker in dit geval waar de receptie ook een zeker blijk van waardering zou moeten zijn voor een levend persoon, is dat magertjes.

Niet dat iedereen anekdotes moet ophalen of klungelig in elkaar gezette liedjes zingen, maar toch. Waar is dat eerbetoon? Waar is zijn palmares benoemd? Ondanks de drank en de - erg lekkere - hapjes, is zo'n receptie een kale, zakelijke bedoening.

Het is, vind ik, een teken van tijdelijke belangrijkheid. Het hóórt blijkbaar en dus laat men zijn neus zien. Het ritueel toont de tijdelijkheid van ambten en functies. Waar op begrafenis- en bruidsrecepties de gasten vaak lang blijven, zag je het gros hier al rap verdwijnen. Hand, kado, bekenden, en weg: de werktijd zit er op. Wat zou er gemeend zijn van de aanwezigheid?

Na drie kwartier heb ik besloten weg te gaan. Het artikel is een voor mijn doen erg kort stuk geworden.

maandag 5 mei 2014

Onze behoefte aan kristallen bollen

Waarzegsters, mag ik hopen, beschouw je als kermisvermaak. De horoscoop en de tarot zijn van min of meer van hetzelfde laken een pak: vrij algemene waarheden. In het negatieve geval is het geldklopperij via dure belnummers. Toekomst voorspellen is een onzekere bizniz.

Opvattingen spelen daarin een belangrijke rol. De toekomst, dat wat komen gaat, kun je zien als een door een hogere macht bepaald doel. De predestinatieleer is daarvan een uiting. Mijn overtuiging is een heel andere. Onze toekomst wordt bepaald door een oneindig aantal factoren en is niet voorspelbaar omdat teveel factoren een rol spelen.

Daar kunnen veel mensen zich niet bij neerleggen. We lossen toch ieder probleem op? Tot en met de zeespiegelstijging als gevolg van ons eigen knutselen aan het aards ecosysteem. Zeker de westerse wereld lijdt collectief aan overmoed en onderschatting van chaos.

Betekent dat dat je niets kunt doen om je toekomst te beïnvloeden? Nee. Daarvoor hebben we geschiedenis. Uit de geschiedenis kunnen we leren wat in het verleden niet en wat wel werkte. Uit de talloze oplossingsrichtingen valt een deel af of lijkt een deel veelbelovend. Maar als het zo is dat toeval zo belangrijk is, dan neemt het aantal oplossingen niet af: dat blijft te groot (oneindig).

Ik geloof dus bar weinig van toekomstvoorspellingen als het gaat om toekomsten met oneindig veel richtingen. Dat zíjn alle toekomsten waarin menselijk gedrag een rol speelt. Mijn keuzes zijn van beperkte invloed. Als ik in mijn tuin alle paardebloemen kwijt wil, maar de buren kweken ze, dan kan ik uitsteken wat ik wel: het is hopeloos.

We kunnen het niet eens berekenen, zoals we resultante, de invloed, van natuurkundige krachten wel kunnen berekenen. dat vereist dat we die kennen. Maar van ons sociale gedrag snappen we pas een fractie.

En toch barst het van de seculiere presdestinatie-gelovigen en kaartlezers. Dat zullen ze zelf in alle toonaarden ontkennen, maar wie denkt te kunnen aangeven waarheen deze samenlevingen zich ontwikkelen die móet uitgaan van een bekend doel.

Vooral onder mensen die zich bezig houden met technologische ontwikkeling lijken er veel te horen tot die crypto-gelovigen. Geloof in het vermogen tot oplossingen bieden van de technologie, maar vooral ook een geloof in voorspelbaarheid. Maatschappij 1.0, 2.0, 3.0 en zelfs 4.0. worden geschetst. Omdat dat niet als Jules Verne's werken als science fiction wordt gebracht, moet het wel zijn gebaseerd op ofwel zeer geheime kennis of op een kenbare toekomst, de pre-destinatie.

Voorspellen door je te baseren op het verleden, is gevaarlijk. Er is geen enkele reden aan te nemen dat de gschiedenis, die áchteruitkijkend een logische lijn lijkt te volgen, ook die richting zal blijven volgen. Het menselijk vermogen te voorspellen wordt grandioos overschat. Alleen al de talrijke industriële rampen van de afgelopen decennia tonen dat aan. In al die gevallen wáren er rampenscenario's voorzien; maar juist déze niet.

Zijn die excercities dus zinloos? Maar natuurlijk niet. Ze proberen een aantal mogelijke toekomsten in beeld te brengen. Dat er nog heel veel meer andere scenario's mogelijk zijn, dien je echter niet uit het oog te verliezen. Het is ons mensen nog nooit gelukt de toekomst te voorspellen op basis van het verleden.

De enige die dat wel konden, bleken schrijvers. Die 'fantaseerden' (vaak op basis van heel fundamentele menselijke driften). Dát is toekomst: fantaseren wat zou kúnnen.

zondag 4 mei 2014

Wijkagent

Dit is een blijk van waardering voor de twitterende wijkagent en in het bijzonder een Rotterdamse.

Wijkagenten zijn al een poosje te vinden op Twitter. De eerste is een Leidse: Bas Slutter. Dat was best baanbrekend, want opsporingsambtenaar is toch een serieus en te respecteren beroep wat zich slecht verhoudt tot zoiets frivools als Twitter. Toch? Dát was de situatie waarin Bas c.s. instapten.

Toch hadden ze gelijk.

Meer dan andere hebben de wijkagenten een band nodig met de wijkbewoners. Ze moeten weten wat er speelt. Ze moeten aanspreekbaar zijn. Ze moeten dichtbij staan en tegelijk ook met gezag kunnen optreden. Gezag is een sleutelwoord. Dat zit niet als embleem op je uniform genaaid. Het is iets wat je kríjgt.

Dat hebben de wijkagenten steeds meer door. Goed, de een wat meer en beter dan de ander, maar da's des mensen. Er zijn mensen die er meer gevoel bij hebben. Gelukkig zijn we allemaal níet hetzelfde.

Het belangrijkst is dat de wijkagenten zich laten zien in hun rol, die veel meer is dan orde-handhaver. De Leidse wijkagent Eric van Dommelen kun je volgen en dan merk je dat hij zich over veel meer druk maakt dan alleen maar 'overlastgevende jongeren'. Die krijgen óoḱ aandacht, maar de voedselbank óók. Het zijn gesprekken over van alles, van inderdaad politie-zaken tot en met de wedstrijden van Ajax.

In de Twittergids kun je de Top100 vinden. Als daarin ronddwaalt, zul je merken dat ze Twitter allemaal anders gebruiken, passend bij wat hem of haar bevalt. Ook niet allemaal evenveel twitterend; wél allemaal een behoorlijk aantal volgers (1000+). 'De burger' is blijkbaar nieuwsgierig.

Een wijkagent die ik helemaal niet ken en ook niet nodig heb - ik woon in Leiden - is de Rotterdamse Wilco Berenschot.

De eerste keer dat opkeek, was toen ik 'm heel wat maanden geleden 'zag' sjouwen met een tafel. Om het contact met wijkbewoners makkelijker te maken, deed hij precies wat de theorie zegt: gá naar buiten. In het oude opbouwwerk heette dat vindplaatsgericht werken. Ook de marketingmensen hebben het ontdekt: zoek je klant op en luister. Maar een echte tafel zomaar ergens op straat neerzetten; ík vond en vind 'm grandioos.

Ruim een jaar zie ik zijn tweets over die tafel voorbij komen, in weer en wind, zomer en winter. Maar hij heeft weer een nieuwe vorm van betrokkenheid.

Ook een wijkagent is een mens en moet eten. Geïnspireerd door #manbijthond is er nu #agentbijthond met de vraag "Mag ik mijn brood bij u op eten?". Afgaand op de tweets wordt hem dat nooit geweigerd. Of dat zo is, maakt niet eens uit. De foto's zijn goud waard: een min of meer wildvreemde agent zit ineens in je huis z'n lunchpakket te verwerken. Hoe beter wil je wijkcontacten hebben?

Even zag het er naar uit dat de leiding van de Nationale Politie dwars zou gaan liggen bij twitterend personeel. Natuurlijk zijn er uitglijders geweest en hadden sommige dingen anders gekund. Waar mensen zijn, zijn fouten. Maar wat uiteindelijk overblijft, is een aantal politiemedewerkers die een enorme versnelling en inhoud geven aan hun werk. Alleen dát al zou, als ik baas van de politie was, zoveel waarde moeten hebben dat je dit gedrag moet stimuleren.

En dat geldt voor álle bazen en hun medewerkers.

zaterdag 3 mei 2014

Leidse cosmetica

Hoe zou het zijn als....? Een vraag die me vaak te binnen schiet. Even anders kijken naar wat je voor vanzelfsprekend aan neemt; dat trucje. Het werkt het best op plaatsen waar je vaak komt en die je 'dus' niet meer echt beleeft.

Zo kletst een deel van Leiden alweer een hele poos over de Breestraat. Een straat waaraan weinig méér eer is te behalen, omdat-i fundamenteel verkeerd is: te smal én te breed, één van de twee verkeersaders in de stad, en zonder karakter. De oplossingen zijn voorspelbaar: maak er een voetgangersgebied van waar het 'gezellig' toeven is. Geen idee wat 'gezellig' precies is, maar blijkbaar zijn dat terrassen.

Eerder heb ik geschreven dat veel rigoureuzere richtingen zouden moeten worden ingeslagen: leg een beek aan. De Breestraat is niet vlak, maar valsplat. Hoe mooi zou het zijn als over de as van de weg, in twee richtingen, een ondiep beekje stroomt? Wedden dat het een enorm effect heeft op hoe de straat wordt beleefd? En dus hoe men zich er gedraagt.

conduit

Een stad levendig maken, vereist dat je leven, beweging zichtbaar maakt. Op die gedachte is het volgende gebaseerd.

Laat de gemeente Leiden tientallen abri-achtige panelen plaatsen, door héél de stad. Maar laat die panelen niet gebruiken voor reclame maar om het stadsleven in een cirkel van 250 meter rond het paneel te tonen.

Met stadsleven bedoel ik niet het straatleven - da's immers juist te weinig - maar het vanaf de straat onzichtbare leven om je heen. Bewegend en live.

Loop over de Oude Vest en kijk naar binnen in één van de zalen van de Lakenhal. Loop over de Breestraat en kijk binnen bij winkels of zie hoe wordt geconfereerd in de Stadsgehoorzaal. Loop door een woonstraat en zie de achtertuin of achtergevel (alhoewel ik hier nog de meeste problemen zou verwachten).

De techniek - kleine, eenvoudige camera's - is er. In Limburg, weet ik, zit een bedrijf dat bezig is met stadsschermen en contextgevoelige informatie. Dit is een variant en eenvoudiger.

Als toerist of dagjesmens, of als Leienaar!, loop je dan door de stad en je kunt zien wat er in je omgeving is te zien áchter de gevels. Vooral musea en dergelijke kunnen een veel groter bereik halen op die manier. Zij gaan naar de bezoeker in diens habitus tóe! Een restaurant, een winkel: effe kijken hoe het er van binnen uit ziet.

De beelden zijn te koppelen aan het moment. 's Avonds zal er in de stikdonkere musea niets te zien zijn. Dan zijn de café's levendig. Als er maar geen (statische) reclame te zien is. Da's dodelijk. Het systeem kan betaald worden doordat de bedrijven die meedoen een deelnamebedrag betalen voor de uitzending.

Ik zie het wel voor me, hoor.

Privacy? Die is net zo als met gordijnen en winkeletalages: mensen die langs lopen, werpen een blik naar binnen. Zijn de gordijnen dicht of de etalages donker achter rolluiken, dan zie je niets. Meedoen is zoiets als de gordijnen open of dichtgetrokken hebben.

Inbrekers? Ach, kom. De schermen zijn buiten geplaatst en niet elders op te vragen dan binnen die straal van 250 meter. De inbreker zal dus nog steeds op stap moeten en nog steeds observeren. Net als altijd.

Dat zal vast wel gebeuren: de Ja, maar-reactie. Varkens in het Singelpark, camera's met stadsgezichten, een beekje door de Breestraat, kijkers in de stad.... Ja, maar....

Innovatie. Het lijkt er in Leiden meer op dat dat het van een strik voorzien van de spreekwoordelijke doos in out of the box is.

vrijdag 2 mei 2014

Ik heb iets met onrecht; althans, met wat ík als onrecht beschouw. Want net als geloof en andere normenstelsels bestaat er geen absoluut recht of onrecht. Hippe vogels benoemen dat nu als contextgevoelig. Mij zal het een biet zijn, zolang het maar rekenschap geeft dat ook die context historisch en cultureel bepaald is.

Vandaag zag ik dit werk van Joep van Lieshout. Het is te zien in de Leidse De Lakenhal.

Photo 02-05-14 12 47 23

In De lakenhal is een tentoonstelling te zien over het beroemde Leidse laken. Hoe dat zit en wat er te zien is, mag je elders opzoeken of op de website van het museum.

Wat dit werk van Van Lieshout voor mij zo bijzonder maakt, is - naast het esthetisch element - dat het het sinistere, het duistere van die Gouden Eeuw verbeeldt. Van Lieshout zelf vertelde dat iedereen er in kan zien, wat-i wil, maar uit zijn eigen woorden valt ontegenzeglijk op te maken dat hijzelf de donkere kant voor ogen had: "De geschiedenis van de lakenindustrie is er ook een van onderdrukking en uitbuiting".

Het is mij opgevallen dat veel kunst, zeker de figuratieve, vooral positieve, haast utopische beelden aanbieden. Dat heeft ongetwijfeld ook met het tijdsbeeld te maken. Maar het effect is wel dat je makkelijk het beeld krijgt dat het geschilderde op de realiteit lijkt.

Toen ik dit beeld zag, was het eerste gevoel iets van beklemming. Ik zie nog steeds een mens die aan de trekkracht van de (weef)machine probeert te ontsnappen; alsof-i met rubberbanden vastzit en je wéét dat-i op een gegeven moment weer snoeihard wordt terug getrokken.

Het bijzondere is, dat, als je aan de andere kant gaat staan, je een heel ander gevoel krijgt. Dan zie je de stok in de rechterhand van het persoon veel beter, waardoor plots een 'heer' de machine trekt.

Kijk. Dat vind ik dus heel bijzonder: dat je perspectief zo'n verschil kan maken. Van Lieshout maakte een sculptuur die mooi is, maatschappij-kritisch én blijkbaar verschillende perspectieven in zich heeft. Nu heb ik geen idee of hij dat zo ook bedoeld - díe vraag stelde ik niet omdat-i pas later opborrelde - maar mij maakt het niet uit.

Ik zie het zo, en dat mocht van hem. Toch?

donderdag 1 mei 2014

Een stadsloods

Soms loop je tegen een idee aan dat zo simpel in eenvoud is dat je er weinig woorden voor nodig hebt.

Vanochtend vertelde m'n collega Dick W. over zijn vakantie in Praag van jaren geleden. Ons gesprek ging over het gemak van navigatie-apparatuur. Het is volgens velen een van de beste uitvindingen van de afgelopen jaren; in elk geval voor automobilisten. Onbekend terrein boezemt steeds minder angst in doordat 'de stem' je overal veilig doorheen loodst. Je weet zéker dat je op je bestemming aan komt.

Dick vertelde van zijn oplossing uit het pre-navigatie tijdperk.

In een wildvreemde stad rondrijden op zoek naar je bestemming is geen sinecure. Erdoorheen worden geleid, is vaak iets anders omdat je dan de doorgaande routes rijdt. Maar als je naar een hotel, appartement, pension, het maakt niet uit wat, moet, wordt het anders. Dan kom je in de smallere straatjes.

Dick had indertijd een hotel geboekt in het centrum van Praag. Maar hoe kom je daar, in de de drukte, met een kaartlezende echtgenote naast je (het zijn wel erg vaak de echtgenotes die de kaart lazen, hè?). Dat wordt een ramp en het stressniveau wil nog weleens tot kritieke grenzen stijgen.

Wat ik dus verdraaid slim vond, is om zo snel mogelijk naar een taxi-standplaats te rijden en de taxi te nemen naar het hotel. Níet door alles over te laden en in te stappen. Nee, je zegt in gebarentaal en gebrabbel waarheen je wilt en vólgt de taxi naar je bestemming. "Wel pas achteraf betalen" is een goed advies "want anders ben je zo je gids kwijt". Op basis van zijn eerste ervaring met deze oplossing voegt hij er nog aan toe "en de taxi op het hart drukken niet te hard te rijden. Die eerste keer in Praag scheurde de chauffeur door de stad en nam kruisingen met snelheden die wij niet aandurfden. Vandaar ook dat achteraf betalen".

Ik vond het wel een mooi beeld: een 'pilot', een stadsloods.

2009-follow-me_4x3_460x345

Het zou wel een mooie service zijn van een stadsbestuur. Dat je als toerist met je kampeerauto of anderszins op een paar kilometer buiten de stad een stadsloods kunt vinden. Misschien is mijn woonplaats, Leiden, er net te klein voor. Maar de grotere steden of die met nog ingewikkelder straatpatronen kunnen er echt een interessante dienst van maken.

Zie je het voor je? Langs de snelwegen naar de steden bevinden zich (stop and pilot)voorzieningen. Een parkeerplaats waar uniforme, kleine autootjes staan die je naar je bestemming loodsen. Hét voordeel daarvan is dat die loodsen de stad kennen en de actuéle verkeerssituatie. Verdwalen is dan echt onmogelijk.

Die stadsloodsen kun je met energiezuinige karretjes laten rijden. Het uniforme zorgt ervoor dat allerlei schnabbelaars, drugsrunners of andersoortige boeven zich niet zo makkelijk over de toerist 'ontfermen'.

GPS vertelt je waar je bent. De P-borden vertellen je de route en de hoeveelheid plaatsen. In al die gevallen wordt er van de vreemdeling in de stad verwacht dat-i meerdere dingen doet en weet: de borden lezen of 'de stem' in de gaten houden én ook nog 's wéten welke plek de handigste is ten opzicht van de bestemming. Ik vind het al zo idioot dat gemeenten vrij vaak melden dat weg zus en zo is geblokkeerd. Dan moet je dus wel wéten of jij die weg nodig hebt.

De stadsloods is niet alleen veel handiger voor de reiziger omdat-i alléén voor hem de route wijst. Een stadsloods levert ook veiliger verkeer en een snellere doorstroming op.

Stadsloodsen. Zou 't iets zijn als werkgelegenheidsinitiatief?