Soms denk ik dat het te vaak in dit blog te vaak terugkeert. Maar het zijn en blijven enorm indrukwekkende momenten. Momenten die jij, lezer, hoogstwaarschijnlijk (nog) niet hebt meegemaakt. Momenten die in alle beleid en statistiek zijn gereduceerd tot cijfers. Het is de wereld van gewone mensen die ouder en afhankelijk worden. En wat zíj mee maken.
Probeer je dit eens voor te stellen. Jij bent degene die dit overkomt.
Sinds een paar maanden wordt je enkele keren per week opgehaald om naar een activiteitencentrum te gaan. Je bent wezen kijken. Niet dat het een plek is waarop je zat te wachten; het liefst ben je op jezelf en doe je je eigen dingetjes thuis. Maar huisarts en kinderen hebben je aan het twijfelen gebracht: misschien is het toch verstandig hier naartoe te gaan.
Iedere week wordt je 's ochtends opgehaald met een busje. Je bent vaak de eerste in de bus, want je woont aan de rand van de stad. Daardoor zit je al snel een uurtje in de bus die nog een stuk of vijf mensen ophaalt. Comfortabel is het niet, maar ook niet ón-comfortabel doordat de chauffeur de bus met 10-15 km/u over verkeersdrempels en door kuilen stuurt.
Inmiddels ben je gewend aan het activiteitencentrum, z'n gewoontes, de andere gasten en de medewerkers. Eigenlijk is het zelfs wel gezellig, maar de zelfstandigheid en de eigen omgeving mis je tóch.
Maandagochtend staat op een frisse zomerochtend de bus weer voor de deur. Je stapt in. Het gebruikelijke ritueel. Een beetje mopperen dat jij weer als eerste wordt opgehaald. Het ritueel van tegen het eind van de rit ongeduldig te worden dat het zo lang duurt. Zoals iedere keer.
Wat jij niet weet, is dat je die dag niet naar huis terug zal gaan. Je wordt opgenomen. 's Middags rijdt de bus zijn route met één passagier minder.
Dit is geen fantasie. Dit is heel recent gebeurd. Ik was erbij. Wij wisten 's ochtends al dat je 's middags niet mee naar huis zou gaan.
Dat is heel, heel onwerkelijk om mee te maken.
Het zijn de kleine verhalen - kleine?! - die als enige de werkelijkheid weergeven. De werkelijkheid van mensen die zorg nodig hebben en de moeilijke weg tussen helder en vergetend. De werkelijkheid van gezinsleden en omgeving die het ook niet meer aankunnen en de niet eenvoudig toegankelijke intramurale zorg. De werkelijkheid van moeilijke beslissingen, die niet lichtzinnig worden genomen.
Jij, lezer, kent de cijfers wellicht en hopelijk ook een deel van de verhalen achter die cijfers. De verhalen van individuen, van mensen. De verhalen waar het uiteindelijk om draait. De kans is klein dat jij, lezer, ook de angst in de ogen hebt gezien of de onwetendheid wat voor en over jou is beslist.
Ik ga niet veel woorden meer verspillen aan de stelling dat beleid(s-cijfers) volstrekt tekort schiet als het gaat om persoonlijke effecten. We hebben die verhalen veilig weg gestopt achter neutraal gewauwel. Het is tijd dat die verhalen weer leidend worden. Niks casuïstiek als degraderend fenomeen: het is juist die casuïstiek waarom het gaat. De pijn, ellende, hoop en geloof van ménsen.
Posts tonen met het label zorg. Alle posts tonen
Posts tonen met het label zorg. Alle posts tonen
dinsdag 15 juli 2014
woensdag 21 mei 2014
Vlees en bloed
Wij hebben zo'n vijfentwintig jaar kinderen.
Katten hebben we sinds we in Leiden wonen; laten we zeggen vijfendertig jaar. We versleten er een stuk of zes, zeven. Ik realiseer me nu dat ik de tel kwijtraakte. De allereerste waren broer en zus. Die zijn, net als alle andere na hen, 'geholpen'. Wie daarmee is geholpen, bleef wat in het vage. De beestjes werden wel rustiger, huiselijker en vadsiger (vanaf dag één ging daarom hun hoeveelheid voedsel naar de helft van de dag ervoor).
Dan heb je dus plots levende wezens waarvoor je verantwoordelijk bent. Broertje bijvoorbeeld bleek, net als meer gecastreerde katers ontdekten we in de daarop volgende jaren, blaasproblemen te ontwikkelen. Duur dieetvoer, waarop onze huidige vijftienjarige al meer dan tien jaar leeft, werkte niet.
Een probaat middel wél: zijn penis werd geamputeerd en vervangen door een bredere uitweg. Dat bleek een soort ventielslangetje met een rozetje vastgezet onder de huid. Hij kon in elk geval niet meer verstopt raken en daardoor het tijdelijke voor het eeuwige verruilen, ondanks zijn meerdere levens.
Van die surrogaat penis kreeg-i er uiteindelijk drie of vier, voordat de dierenarts en wij vonden dat het nu toch wel belastend begon te worden. Voor de kat natuurlijk.
Die beestjes brengen toch wel zorgen met zich mee.
Eén van de heren vonden we 's avonds in de slaapkamer. Toen we daar naar binnen gingen en het licht aan deden, leek het een moord scene: overal bloed. Meneer zat onder het bed. Z'n schedel lag open en leek op een fontanel, maar dan ongewenst. Waarschijnlijk was-i aangereden. Het is weer goed gekomen. Maar de verrassing, schrik en daarna zorgen vergeet je niet 1-2-3.
Een andere kat was onfortuinlijker. Die liep achter de kinderen aan naar school, maar keek niet goed uit. Volgens de stadsreiniging, die je toen kon bellen als je huisdier zoek was, was er wel iets gevonden dat op een rode kater leek. Maar het kon evengoed iets anders zijn.
Kortom, die beesten leveren hoofdbrekens op. Ze lopen weg en komen al dan niet terug. Ze vechten en komen dan zwaar bloedend, met een los oor of een gebroken poot naar huis. Verbazingwekkend hoeveel pijn ze doorstaan. Een gebróken poot en dan wekenlang zonder janken, piepen of miauwen hinkend door het leven gaan.
En soms moet je ze laten inslapen. Katten houden, betekent Gods oordeel vellen. Da's niet leuk, maar wel nodig.
De kinderen hebben we vijfentwintig jaar. Da's uiteindelijk toch lastiger dan katten.
Allebei, de katten en de zoons, krijgen een totaal oordeel 'leuk en onvervangbaar'. Maar wat vies tegenvalt, is dat kinderen meer een eigen wil hebben. Waar vader en moeder kat de jongen in zo'n geval meteen de spreekwoordelijke deur uitschoppen - of de kittens zien verdwijnen met wildvreemden - zo zitten wij ons hele leven aan de kinderen vast. Ze gaan nooit meer weg.
Ouders willen het beste voor hun kroost. Of het kroost hetzelfde idee heeft, is nog maar de vraag. Met als gevolg dat dat geregeld níet spoort. Of ze ontwikkelen de foute - andere - politieke inzichten. Of ze studeren niet, dan wel iets onbetekenends. Of ze maken de verkeerde sociale keuzes.
Stippel niks uit en lijd in stilte en eenzaamheid. Ze komen wel op hun pootjes terecht. Dat is wel de gedachte waaraan ik me nu vasthoud.
Eén van onze zoons maakt er een zooitje van; meer dan één blogpost aan kan. Nu hij kortgeleden een nieuw dieptepunt bereikte, schoot even door me heen dat toen hij vijfentwintig jaar geleden werd geboren in de wieg een vrolijk mensje lag. Een mens met een heel leven aan kansen vóór zich.
En dat je in de loop van de jaren jóuw projectie van zíjn gelukkig leven ziet verflauwen. Niet dat dat betekent dat het allemaal doffe ellende is. Het is hun zelfstandig worden en zijn.
Misschien is dat ook zoiets wat je in de loop der jaren door ervaring leert. Dat ook je ideeën over het hebben van kinderen behoorlijk geromantiseerd zijn en als je je dat te laat realiseert grote problemen kunnen ontstaan. Jouw 'vlees en bloed' betekent niet alleen dat het onvervreemdbaar aan je vast zit.
In tegenstelling tot die katten blijft het - normaliter en op afstand - ook bij je. Het bouwt een eigen leven op. Maakt eigen keuzes. Maar tegelijk moet het sinds kort plots ook worden gezien als een oudedagsvoorziening.
Da's maf. Want waar is dan het moment dat je, in de betekenis van een zórgrelatie, kind-af bent?
Katten hebben we sinds we in Leiden wonen; laten we zeggen vijfendertig jaar. We versleten er een stuk of zes, zeven. Ik realiseer me nu dat ik de tel kwijtraakte. De allereerste waren broer en zus. Die zijn, net als alle andere na hen, 'geholpen'. Wie daarmee is geholpen, bleef wat in het vage. De beestjes werden wel rustiger, huiselijker en vadsiger (vanaf dag één ging daarom hun hoeveelheid voedsel naar de helft van de dag ervoor).
Dan heb je dus plots levende wezens waarvoor je verantwoordelijk bent. Broertje bijvoorbeeld bleek, net als meer gecastreerde katers ontdekten we in de daarop volgende jaren, blaasproblemen te ontwikkelen. Duur dieetvoer, waarop onze huidige vijftienjarige al meer dan tien jaar leeft, werkte niet.
Een probaat middel wél: zijn penis werd geamputeerd en vervangen door een bredere uitweg. Dat bleek een soort ventielslangetje met een rozetje vastgezet onder de huid. Hij kon in elk geval niet meer verstopt raken en daardoor het tijdelijke voor het eeuwige verruilen, ondanks zijn meerdere levens.
Van die surrogaat penis kreeg-i er uiteindelijk drie of vier, voordat de dierenarts en wij vonden dat het nu toch wel belastend begon te worden. Voor de kat natuurlijk.
Die beestjes brengen toch wel zorgen met zich mee.
Eén van de heren vonden we 's avonds in de slaapkamer. Toen we daar naar binnen gingen en het licht aan deden, leek het een moord scene: overal bloed. Meneer zat onder het bed. Z'n schedel lag open en leek op een fontanel, maar dan ongewenst. Waarschijnlijk was-i aangereden. Het is weer goed gekomen. Maar de verrassing, schrik en daarna zorgen vergeet je niet 1-2-3.
Een andere kat was onfortuinlijker. Die liep achter de kinderen aan naar school, maar keek niet goed uit. Volgens de stadsreiniging, die je toen kon bellen als je huisdier zoek was, was er wel iets gevonden dat op een rode kater leek. Maar het kon evengoed iets anders zijn.
Kortom, die beesten leveren hoofdbrekens op. Ze lopen weg en komen al dan niet terug. Ze vechten en komen dan zwaar bloedend, met een los oor of een gebroken poot naar huis. Verbazingwekkend hoeveel pijn ze doorstaan. Een gebróken poot en dan wekenlang zonder janken, piepen of miauwen hinkend door het leven gaan.
En soms moet je ze laten inslapen. Katten houden, betekent Gods oordeel vellen. Da's niet leuk, maar wel nodig.
De kinderen hebben we vijfentwintig jaar. Da's uiteindelijk toch lastiger dan katten.
Allebei, de katten en de zoons, krijgen een totaal oordeel 'leuk en onvervangbaar'. Maar wat vies tegenvalt, is dat kinderen meer een eigen wil hebben. Waar vader en moeder kat de jongen in zo'n geval meteen de spreekwoordelijke deur uitschoppen - of de kittens zien verdwijnen met wildvreemden - zo zitten wij ons hele leven aan de kinderen vast. Ze gaan nooit meer weg.
Ouders willen het beste voor hun kroost. Of het kroost hetzelfde idee heeft, is nog maar de vraag. Met als gevolg dat dat geregeld níet spoort. Of ze ontwikkelen de foute - andere - politieke inzichten. Of ze studeren niet, dan wel iets onbetekenends. Of ze maken de verkeerde sociale keuzes.
Stippel niks uit en lijd in stilte en eenzaamheid. Ze komen wel op hun pootjes terecht. Dat is wel de gedachte waaraan ik me nu vasthoud.
Eén van onze zoons maakt er een zooitje van; meer dan één blogpost aan kan. Nu hij kortgeleden een nieuw dieptepunt bereikte, schoot even door me heen dat toen hij vijfentwintig jaar geleden werd geboren in de wieg een vrolijk mensje lag. Een mens met een heel leven aan kansen vóór zich.
En dat je in de loop van de jaren jóuw projectie van zíjn gelukkig leven ziet verflauwen. Niet dat dat betekent dat het allemaal doffe ellende is. Het is hun zelfstandig worden en zijn.
Misschien is dat ook zoiets wat je in de loop der jaren door ervaring leert. Dat ook je ideeën over het hebben van kinderen behoorlijk geromantiseerd zijn en als je je dat te laat realiseert grote problemen kunnen ontstaan. Jouw 'vlees en bloed' betekent niet alleen dat het onvervreemdbaar aan je vast zit.
In tegenstelling tot die katten blijft het - normaliter en op afstand - ook bij je. Het bouwt een eigen leven op. Maakt eigen keuzes. Maar tegelijk moet het sinds kort plots ook worden gezien als een oudedagsvoorziening.
Da's maf. Want waar is dan het moment dat je, in de betekenis van een zórgrelatie, kind-af bent?
maandag 7 april 2014
Ken je recht
Het was een advocaat die het me duidelijk maakte: ook een werkgever is gebonden. Sommige werkgevers hebben een 'wat vertekend beeld van hun positie'. Zij vergeten nogal eens hun verantwoordelijkheid. Feitelijk zijn ze slecht of dom, een ex-collega parafraserend.
De advocaat vertelde me dat werkgevers nogal eens de neiging hebben eenzijdig eenzijdig naar een arbeidsrelatie te kijken. Blijkbaar wordt nogal eens vergeten dat zij een zorgplicht hebben. Zij hebben voor werk te zorgen, daarvoor zijn zij de werk-géver. Dat populaire 'iedereen haalt hier z'n eigen werk binnen' klopt van geen kanten. Da's leuke oneliner, maar ontslaat de werkgever niet van zijn zorgplicht als het de werk-némer niet lukt. In mijn woorden: "Doe het dan zelf maar eens voor. Laat maar zien dat het kán".
Zorgplicht, een begrip waarmee wederkerigheid wordt bevestigd.
Het woord wordt echter steeds vaker exclusief gekoppeld aan zorg in de betekenis van vérzorgen. Of dat bewust is, durf ik niet zo te stellen. Het komt wel goed uit. De zorgplicht, die ertoe leidt dat ouders voor hun kinderen moeten zorgen en later de kinderen voor de ouders. De huurder heeft een zorgplicht ("zoals een goed huisvader betaamt") voor het gehuurde en moet dat onderhouden, verzorgen. In gebreke blijven, levert een zwakkere juridische positie op. Terwijl nergens vastomlijnd is geregistreerd wat goede zorg ís. Je ramen iedere maand wassen? Iedere week?
Voor de wederpartij is de zorgplicht vaak een argument om iets níet te doen. Het is vrij logisch dat de ouders de zorg dragen - en dus financieren - voor een kind tot het meerderjarig is. Toch krijgen wij voor twee 21plussers ieder jaar een draagkrachtberekening van de Informatiebeheergroep die uitrekende hoeveel wíj kunnen meebetalen aan de studie. De leverancier van kozijnen - erkend beroerde - onttrok zich aan een collectieve claim door te stellen dat de kozijnen niet goed waren onderhouden. Inderdaad, te weinig gewassen en geschilderd, volgens hem.
Maar de zorgplicht gaat veel verder dan het, in de ogen van 'eigenverantwoordelijkheiddenkers', pamperende eenrichtings verzorgen.
Natuurlijk probeer je te doen wat de werkgever wil. Natuurlijk geef je aan wat jouw twijfels zijn. En.. natúúrlijk spreek je je werkgever aan op zíjn zorgplicht om jou van werk te voorzien. Oeps.
Het lijkt de héle 'werkgeverskant' te zijn die last heeft van die verwrongen interpretatie. Dat zóu je kunnen verklaren uit het bewaken van eigenbelang. Je mág het echter zo niet verklaren noch accepteren omdat de machtsbalans ongelijk is. Bedrijfsartsen en reïntegratiebedrijven zijn het afgelopen jaar geregeld in het nieuws gekomen vanwege een 'cowboy-mentaliteit'.
In al die gevallen komt dat veronachtzamen van de zorgplicht terug.
Zeker bij reïntegratiebedrijven zullen ook gemeenten die hen inhuren, zich moeten realiseren dat ook zíj vanaf dat moment kunnen worden aangesproken. Dat ook de gemeente voor de rechter kan verschijnen om te verdedigen hoe die zorgplicht gestalte is gegeven. Dat vooral veel druk uitoefenen, bijstandsgerechtigden in onmogelijke situaties plaatsen, het niet-vinden van werk een persoonlijk probleem maken, heel eenvoudig kan leiden tot het verwijt voor de rechter dat de zorgplicht is verzaakt.
Want het is de gemeente die het instrument reïntegratiebedrijf inschakelt. Het is de gemeente die aansprakelijk is voor de kwaliteit van die dienst (en die later zelf kan proberen mogelijke schade op hen te verhalen).
Gôh, wanneer beginnen de rechtszaken?
(Misschien een idee: EenVandaag (Avro/Tros) zendt tijdens dit tikwerk een reportage uit over de werkwijzen van Work Fast. De zoveelste...)
De advocaat vertelde me dat werkgevers nogal eens de neiging hebben eenzijdig eenzijdig naar een arbeidsrelatie te kijken. Blijkbaar wordt nogal eens vergeten dat zij een zorgplicht hebben. Zij hebben voor werk te zorgen, daarvoor zijn zij de werk-géver. Dat populaire 'iedereen haalt hier z'n eigen werk binnen' klopt van geen kanten. Da's leuke oneliner, maar ontslaat de werkgever niet van zijn zorgplicht als het de werk-némer niet lukt. In mijn woorden: "Doe het dan zelf maar eens voor. Laat maar zien dat het kán".
Zorgplicht, een begrip waarmee wederkerigheid wordt bevestigd.
Het woord wordt echter steeds vaker exclusief gekoppeld aan zorg in de betekenis van vérzorgen. Of dat bewust is, durf ik niet zo te stellen. Het komt wel goed uit. De zorgplicht, die ertoe leidt dat ouders voor hun kinderen moeten zorgen en later de kinderen voor de ouders. De huurder heeft een zorgplicht ("zoals een goed huisvader betaamt") voor het gehuurde en moet dat onderhouden, verzorgen. In gebreke blijven, levert een zwakkere juridische positie op. Terwijl nergens vastomlijnd is geregistreerd wat goede zorg ís. Je ramen iedere maand wassen? Iedere week?
Voor de wederpartij is de zorgplicht vaak een argument om iets níet te doen. Het is vrij logisch dat de ouders de zorg dragen - en dus financieren - voor een kind tot het meerderjarig is. Toch krijgen wij voor twee 21plussers ieder jaar een draagkrachtberekening van de Informatiebeheergroep die uitrekende hoeveel wíj kunnen meebetalen aan de studie. De leverancier van kozijnen - erkend beroerde - onttrok zich aan een collectieve claim door te stellen dat de kozijnen niet goed waren onderhouden. Inderdaad, te weinig gewassen en geschilderd, volgens hem.
Maar de zorgplicht gaat veel verder dan het, in de ogen van 'eigenverantwoordelijkheiddenkers', pamperende eenrichtings verzorgen.
Natuurlijk probeer je te doen wat de werkgever wil. Natuurlijk geef je aan wat jouw twijfels zijn. En.. natúúrlijk spreek je je werkgever aan op zíjn zorgplicht om jou van werk te voorzien. Oeps.
Het lijkt de héle 'werkgeverskant' te zijn die last heeft van die verwrongen interpretatie. Dat zóu je kunnen verklaren uit het bewaken van eigenbelang. Je mág het echter zo niet verklaren noch accepteren omdat de machtsbalans ongelijk is. Bedrijfsartsen en reïntegratiebedrijven zijn het afgelopen jaar geregeld in het nieuws gekomen vanwege een 'cowboy-mentaliteit'.
In al die gevallen komt dat veronachtzamen van de zorgplicht terug.
Zeker bij reïntegratiebedrijven zullen ook gemeenten die hen inhuren, zich moeten realiseren dat ook zíj vanaf dat moment kunnen worden aangesproken. Dat ook de gemeente voor de rechter kan verschijnen om te verdedigen hoe die zorgplicht gestalte is gegeven. Dat vooral veel druk uitoefenen, bijstandsgerechtigden in onmogelijke situaties plaatsen, het niet-vinden van werk een persoonlijk probleem maken, heel eenvoudig kan leiden tot het verwijt voor de rechter dat de zorgplicht is verzaakt.
Want het is de gemeente die het instrument reïntegratiebedrijf inschakelt. Het is de gemeente die aansprakelijk is voor de kwaliteit van die dienst (en die later zelf kan proberen mogelijke schade op hen te verhalen).
Gôh, wanneer beginnen de rechtszaken?
(Misschien een idee: EenVandaag (Avro/Tros) zendt tijdens dit tikwerk een reportage uit over de werkwijzen van Work Fast. De zoveelste...)
woensdag 18 december 2013
Beter mét social media?!
Eén plus één is drie; zo'n gezegde dat we allemaal wel kennen. Ik interpreteer 'm vanaf de lagere school als dat je iets moet dóen, meerwaarde toevoegen, informatie gebruiken en er kennis van maken. Als je over intelligentie denkt, is het ook een treffend gezegde. Intelligentie is niet een kwestie van IQ of feitenkennis, maar een zaak van nieuwe combinaties maken, van 1+1=3.
Even wat zaken combineren.
In de Harvard Business Review vond ik een mooi citaat. Het verwoordt de volledige onderschatting van zijn tegenspeler door de marktleider.
Nog twee citaten; het eerste wijst op de veranderde relatie met de consument. Feitelijk zijn het variaties op een thema: alles wat als nieuw ter beschikking komt, willen we vandaag nog kunnen gebruiken. Haast, haast, haast, en ongeduld. Maar het is niet de eerste die wint en overleeft. Dat is wat het tweede citaat, uit de reacties op het artikel, aangeeft.
Het is duidelijk. Houd je bestaansrecht in de gaten en laat je niet (teveel) meesleuren door nieuwe mogelijkheden. ?! Maar ik moet toch ook de nieuwe kansen benutten? Inderdaad, een spagaat.
Toch is er een lijn te bekennen, hoor. Rekening houden met je afnemers betekent heden ten dage ook geconfronteerd worden met (snel) wisselende wensen. Niet voor niets wordt voorspeld dat de levenscyclus van bedrijven dramatisch verkort gaat worden. Jouw dienst wordt op het moment dat jij de productie start al links en rechts voorbij gegaan door nieuwe spelers. Marktleider, overlever zijn, zal steeds korter mogelijk zijn.
Dat geldt niet voor allen.
In dat licht bezien, kijk ik naar ">dit bericht over het gebruik van social media door ziekenhuizen. Blijkbaar zijn hiërarchische ranglijstjes ook in een genetwerkte wereld van belang. We zijn en blijven mensen, zullen we maar denken.
Het is ongetwijfeld prettig om als eerste op een lijstje terecht te komen. Het is eveneens van groot belang je klant, in dit geval de patiënt, serieus te nemen en er goed en serieus naar te luisteren en mee te spreken. De vraag is wel of het gebruik van social media wel zo belangrijk is voor de kernactiviteit van een ziekenhuis. Ik moet bekennen dat ik het in dezelfde categorie zou onderbrengen als de kwaliteit van de kroketten in het patiëntenrestaurant: een additionele voorziening, die wel iets zegt over kwaliteit en dienstverlening, maar níet op zichzelf mag worden beschouwd.
En dat gebeurt nu wel.
Even wat zaken combineren.
In de Harvard Business Review vond ik een mooi citaat. Het verwoordt de volledige onderschatting van zijn tegenspeler door de marktleider.
Classic disruptive innovation says that a cheaper, but lower-quality, innovator can eventually overtake an incumbent by gradually siphoning off customers the incumbent doesn’t find it profitable to defend. As the disruptor improves its offering, though, the incumbent’s position becomes increasingly fragile. Big bang disruption differs in that the start-up offers an innovation that’s not only cheaper, but better — higher quality, more convenient, or both — almost right off the bat.
Nog twee citaten; het eerste wijst op de veranderde relatie met de consument. Feitelijk zijn het variaties op een thema: alles wat als nieuw ter beschikking komt, willen we vandaag nog kunnen gebruiken. Haast, haast, haast, en ongeduld. Maar het is niet de eerste die wint en overleeft. Dat is wat het tweede citaat, uit de reacties op het artikel, aangeeft.
In markets where customers can shop, buy and consume goods and services digitally, innovation is increasingly being driven not by the marketing plans of even dominant providers so much as the seemingly insatiable appetite of consumers for the newest technology. Companies no longer offer—consumers now demand.
Too much focus on the technology, on the business, on the financial indicators.... as opposed to the focus on "what is the job-to-be done" that customers hire an entertainment for (on-demand family entertainment, in this case). Enterprises forget empathy on the customer and confuse their business with the "what" (technology or a persistent business model), rather than the "why" (need, job-to-be done, problem) they are doing business (Simon Sinek).
Het is duidelijk. Houd je bestaansrecht in de gaten en laat je niet (teveel) meesleuren door nieuwe mogelijkheden. ?! Maar ik moet toch ook de nieuwe kansen benutten? Inderdaad, een spagaat.
Toch is er een lijn te bekennen, hoor. Rekening houden met je afnemers betekent heden ten dage ook geconfronteerd worden met (snel) wisselende wensen. Niet voor niets wordt voorspeld dat de levenscyclus van bedrijven dramatisch verkort gaat worden. Jouw dienst wordt op het moment dat jij de productie start al links en rechts voorbij gegaan door nieuwe spelers. Marktleider, overlever zijn, zal steeds korter mogelijk zijn.
Dat geldt niet voor allen.
In dat licht bezien, kijk ik naar ">dit bericht over het gebruik van social media door ziekenhuizen. Blijkbaar zijn hiërarchische ranglijstjes ook in een genetwerkte wereld van belang. We zijn en blijven mensen, zullen we maar denken.
Het is ongetwijfeld prettig om als eerste op een lijstje terecht te komen. Het is eveneens van groot belang je klant, in dit geval de patiënt, serieus te nemen en er goed en serieus naar te luisteren en mee te spreken. De vraag is wel of het gebruik van social media wel zo belangrijk is voor de kernactiviteit van een ziekenhuis. Ik moet bekennen dat ik het in dezelfde categorie zou onderbrengen als de kwaliteit van de kroketten in het patiëntenrestaurant: een additionele voorziening, die wel iets zegt over kwaliteit en dienstverlening, maar níet op zichzelf mag worden beschouwd.
En dat gebeurt nu wel.
Labels:
big bang,
disruptive,
innovatie,
ranglijst,
ziekenhuis,
zorg
vrijdag 25 oktober 2013
Amazons les voor de (thuis)zorg
Van die berichtjes waar je te nonchalant naar keek: Amazon brengt een nieuwe tablet uit. Dat is van dat nieuws wat vooral gadgetfreaks in verrukking kan brengen, stel ik me zo voor. Echte innovaties, zoals Apple's iMac - de computer óp de tafel ín de huiskamer - of de iPhone - een zakcomputer - zijn er niet vaak. En de achterliggende technologische innovaties zijn moeilijk te visualiseren. Of, eerlijk zijn, soms stomweg nog niet begrijpen voor een non-technicus.
Je valt dus snel terug op andere bronnen die die kennis voor jou voorverteren en begrijpelijk presenteren. We zijn koeien, met meerdere magen, die rustig in de zonnige wei liggen te herkauwen op al die informatie. Voor het geval je dacht dat die koeien níet mijmeren of grootse filosofieën ontwikkelen.
Die nieuwe tablet is, vind ik, niet zo woest interessant; op één aspect na. Het is The Verge die me er op wees in z'n eerste artikelen. Amazon biedt de gebruiker van z'n tablet 7x24x365 ondersteuning. Ja, zeg jij nu, dát doen er meer. Dan kun je bellen met een 'gratis' nummer, of een vraag achterlaten in een supportboard. Het antwoord komt vanzelf wel een keer. Niks nieuws, toch?
Toch wel. Want Amazon biedt de gebruiker de optie om binnen 15 seconden contact te hebben met een supportmedewerker, ongeacht tijd of datum. Mayday heet dat, naar de variant van SOS. Die medewerker neemt je Kindle over, kijkt met je mee, en kan op die manier advies geven of problemen oplossen. Ook dat is den techniek die al bestaat. Altijd handig als je oude moeder problemen heeft met haar computer en honderden kilometers, of tientallen meters, verderop woont: Teamviewer en andere kunnen dat, niet altijd met beeld.
Mayday is geen technologisch hoogstandje. Mayday is een organisatorisch hoogstandje. Mayday is een nieuwe stap in klantondersteuning.
We zullen nog moeten afwachten hoe dat zal gaan met Mayday. Kukelt het systeem om als (teveel) gebruikers er gebruik van gaan maken? Zijn de medewerkers echt in staat problemen op te lossen, of zijn het vooral eerstelijns brandjesblussers? Die escaleren immers al vrij snel naar een volgend niveau. En als dát niet permanent beschikbaar.... heb je een dooie mus waarmee je blij moet zijn.
Mayday is wel een goed voorbeeld hoe het zou móeten werken.
Gisteren schreef ik al over apps voor cliënten van de thuiszorg. Veruit de meeste van die apps pretendéren ondersteuning te bieden, maar doen dat feitelijk maar zeer marginaal. Je kunt er afspraken mee plannen. Je kunt er zorgplannen mee inzien. En, inderdaad, er bestaat soms ook de mogelijkheid een videokanaal te openen.
Geen van die apps heeft een paniekknop die in één klap je hele apparaat omzet in een communicatiekanaal. Dat is één. Maar veel relevanter is de vraag welke dienst er eigenlijk wordt geboden. Dat is wat Amazon ons leert.
Als je zo'n optie biedt, moet die ook snel en relevant zijn. Een thuiszorg-app die een lijn opent naar een centralist die daarna eigenlijk niet veel kán, is onzin en werkt niet. De cliënt verwacht húlp en móet dat dan ook krijgen. Dat kan best wel eens betekenen dat een app-aanbieder veel meer moet organiseren dan een app-verkoopkanaal.
Toch maar eens beter nadenken misschien voordat iedereen links en rechts apps gaat (laten!!) maken?!
Je valt dus snel terug op andere bronnen die die kennis voor jou voorverteren en begrijpelijk presenteren. We zijn koeien, met meerdere magen, die rustig in de zonnige wei liggen te herkauwen op al die informatie. Voor het geval je dacht dat die koeien níet mijmeren of grootse filosofieën ontwikkelen.
Die nieuwe tablet is, vind ik, niet zo woest interessant; op één aspect na. Het is The Verge die me er op wees in z'n eerste artikelen. Amazon biedt de gebruiker van z'n tablet 7x24x365 ondersteuning. Ja, zeg jij nu, dát doen er meer. Dan kun je bellen met een 'gratis' nummer, of een vraag achterlaten in een supportboard. Het antwoord komt vanzelf wel een keer. Niks nieuws, toch?
Toch wel. Want Amazon biedt de gebruiker de optie om binnen 15 seconden contact te hebben met een supportmedewerker, ongeacht tijd of datum. Mayday heet dat, naar de variant van SOS. Die medewerker neemt je Kindle over, kijkt met je mee, en kan op die manier advies geven of problemen oplossen. Ook dat is den techniek die al bestaat. Altijd handig als je oude moeder problemen heeft met haar computer en honderden kilometers, of tientallen meters, verderop woont: Teamviewer en andere kunnen dat, niet altijd met beeld.
Mayday is geen technologisch hoogstandje. Mayday is een organisatorisch hoogstandje. Mayday is een nieuwe stap in klantondersteuning.
We zullen nog moeten afwachten hoe dat zal gaan met Mayday. Kukelt het systeem om als (teveel) gebruikers er gebruik van gaan maken? Zijn de medewerkers echt in staat problemen op te lossen, of zijn het vooral eerstelijns brandjesblussers? Die escaleren immers al vrij snel naar een volgend niveau. En als dát niet permanent beschikbaar.... heb je een dooie mus waarmee je blij moet zijn.
Mayday is wel een goed voorbeeld hoe het zou móeten werken.
Gisteren schreef ik al over apps voor cliënten van de thuiszorg. Veruit de meeste van die apps pretendéren ondersteuning te bieden, maar doen dat feitelijk maar zeer marginaal. Je kunt er afspraken mee plannen. Je kunt er zorgplannen mee inzien. En, inderdaad, er bestaat soms ook de mogelijkheid een videokanaal te openen.
Geen van die apps heeft een paniekknop die in één klap je hele apparaat omzet in een communicatiekanaal. Dat is één. Maar veel relevanter is de vraag welke dienst er eigenlijk wordt geboden. Dat is wat Amazon ons leert.
Als je zo'n optie biedt, moet die ook snel en relevant zijn. Een thuiszorg-app die een lijn opent naar een centralist die daarna eigenlijk niet veel kán, is onzin en werkt niet. De cliënt verwacht húlp en móet dat dan ook krijgen. Dat kan best wel eens betekenen dat een app-aanbieder veel meer moet organiseren dan een app-verkoopkanaal.
Toch maar eens beter nadenken misschien voordat iedereen links en rechts apps gaat (laten!!) maken?!
woensdag 23 oktober 2013
de onverzekerden
Het is een intrigerend idee.
Stel dat quantified self en met name gentechnologie over een paar decennia in staat zijn ons leven in kaart te brengen, en zelfs te voorspellen. Stel dat DNAonderzoek gaat uitwijzen voor welke aandoeningen iemand bevattelijk is, welke hij zeker gaat krijgen, en welke niet. Stel dat je jaar van overlijden vrij adequaat kan worden bepaald.
Waarom zou je je dan nog verzekeren?
Ja, tegen inbraak, autoongelukken en andere ellende. Alhoewel: met auto's die binnenkort stukken veiliger zijn dan een gemiddeld huis... Het enige echte risico wat je uiteindelijk nog lijkt te lopen, is een financieel. Niet vanwege astronomische ziekenhuiskosten, maar om je auto te vervangen en mogelijk die van de tegenpartij. Echte (zwaar)gewonden lijken er steeds minder voor te gaan komen.
Verzekeren doe je tegen een onbekend risico. Dat 'onbekende' zit 'm niet in één factor. Je kunt immers te maken krijgen met iets wat we allemáál niet kennen - de aanval van buitenaardsen - of met iets wat door anderen wordt gecontroleerd. Maar in alle gevallen verzeker je je tegen zaken die buiten jouw regelmacht gaan, tegen ongeluk.
Maar ja. Nu nadert het moment waarop je weet welke ziektes je wel en welke je niet gaat krijgen. Niet misschien niet; zéker niet. Waarom zou je dan premie betalen? Als het iets is wat je niet gaat krijgen, heeft het geen zin. En als het iets is wat je wel zult gaan krijgen, dan doe je er volgens alle consumentenadviesorganisaties veel verstandiger aan de premiebedragen apart te zetten op een eigen spaarrekening. Sparen voor de behandeling, dus.
Uiteraard zal het verhaal niet helemaal op gaan. Er zijn ongetwijfeld aandoeningen die té kostbaar zijn om bij elkaar te sparen. Daarbij moet je je dan wel realiseren dat het maar de vraag is wat de verzekeringsmaatschappij doet als ook zij daarvan weet: weigeren? De premie fors verhogen? Bedenk dat dat onbekende risico immers ook voor de verzekeraar is verdwenen.
Waar blijft die verzekeraar eigenlijk?
Da's een uitermate belangrijke vraag. De kans is groot dat verzekeraars geen verzekeraars meer zullen zijn in de klassieke betekenis van het woord: degene die, in ruil voor premiebetaling, het risico over nam. Maar ja, met een langzaam verdwijnend risico.... Wat dan?
De beweging is al een beetje zichtbaar. En ik ben daar helemaal niet blij mee. Wat je ziet gebeuren, is dat ziektekostenverzekeraars steeds steviger op de positie van de overheid plaatsnemen en gaan bepalen wat wel en wat niet wordt vergoed. Feitelijk betekent dat dat zij de zorg aansturen en regelen. Totdat zich binnen de zorg alternatieve circuits ontwikkelen, die buiten de huidige financiële circuits om opereren. Of en wanneer dat gebeurt? Koffiedik.
Het lijkt er op dat verzekeraars zich proberen te profileren als bewakers van doelmatigheid, als moderne versies van controlerende pennenlikkers uit Dickens' verhalen. Namens ... ja, namens wie eigenlijk... namens hun verzekerden, hun leden bepalen zij wat goed(koop) voor hen is. Klinkt logisch. Minder logisch is dat het maar de vraag is wiens belang hiermee is gediend: de verzekerde of de verzekeringsmaatschappij. Eén ding is duidelijk: de premies schommelen slechts marginaal. En, o toeval, de premies van de verschillende maatschappijen liggen binnen een relatief smalle bandbreedte. Aan het positief effect voor de consument in de vorm van of betere of goedkopere zorg moet worden getwijfeld.
Want: een particuliere onderneming die gaat bepalen wat 'gezond' en 'gezondheid' zijn?!
Stel dat quantified self en met name gentechnologie over een paar decennia in staat zijn ons leven in kaart te brengen, en zelfs te voorspellen. Stel dat DNAonderzoek gaat uitwijzen voor welke aandoeningen iemand bevattelijk is, welke hij zeker gaat krijgen, en welke niet. Stel dat je jaar van overlijden vrij adequaat kan worden bepaald.
Waarom zou je je dan nog verzekeren?
Ja, tegen inbraak, autoongelukken en andere ellende. Alhoewel: met auto's die binnenkort stukken veiliger zijn dan een gemiddeld huis... Het enige echte risico wat je uiteindelijk nog lijkt te lopen, is een financieel. Niet vanwege astronomische ziekenhuiskosten, maar om je auto te vervangen en mogelijk die van de tegenpartij. Echte (zwaar)gewonden lijken er steeds minder voor te gaan komen.
Verzekeren doe je tegen een onbekend risico. Dat 'onbekende' zit 'm niet in één factor. Je kunt immers te maken krijgen met iets wat we allemáál niet kennen - de aanval van buitenaardsen - of met iets wat door anderen wordt gecontroleerd. Maar in alle gevallen verzeker je je tegen zaken die buiten jouw regelmacht gaan, tegen ongeluk.
Maar ja. Nu nadert het moment waarop je weet welke ziektes je wel en welke je niet gaat krijgen. Niet misschien niet; zéker niet. Waarom zou je dan premie betalen? Als het iets is wat je niet gaat krijgen, heeft het geen zin. En als het iets is wat je wel zult gaan krijgen, dan doe je er volgens alle consumentenadviesorganisaties veel verstandiger aan de premiebedragen apart te zetten op een eigen spaarrekening. Sparen voor de behandeling, dus.
Uiteraard zal het verhaal niet helemaal op gaan. Er zijn ongetwijfeld aandoeningen die té kostbaar zijn om bij elkaar te sparen. Daarbij moet je je dan wel realiseren dat het maar de vraag is wat de verzekeringsmaatschappij doet als ook zij daarvan weet: weigeren? De premie fors verhogen? Bedenk dat dat onbekende risico immers ook voor de verzekeraar is verdwenen.
Waar blijft die verzekeraar eigenlijk?
Da's een uitermate belangrijke vraag. De kans is groot dat verzekeraars geen verzekeraars meer zullen zijn in de klassieke betekenis van het woord: degene die, in ruil voor premiebetaling, het risico over nam. Maar ja, met een langzaam verdwijnend risico.... Wat dan?
De beweging is al een beetje zichtbaar. En ik ben daar helemaal niet blij mee. Wat je ziet gebeuren, is dat ziektekostenverzekeraars steeds steviger op de positie van de overheid plaatsnemen en gaan bepalen wat wel en wat niet wordt vergoed. Feitelijk betekent dat dat zij de zorg aansturen en regelen. Totdat zich binnen de zorg alternatieve circuits ontwikkelen, die buiten de huidige financiële circuits om opereren. Of en wanneer dat gebeurt? Koffiedik.
Het lijkt er op dat verzekeraars zich proberen te profileren als bewakers van doelmatigheid, als moderne versies van controlerende pennenlikkers uit Dickens' verhalen. Namens ... ja, namens wie eigenlijk... namens hun verzekerden, hun leden bepalen zij wat goed(koop) voor hen is. Klinkt logisch. Minder logisch is dat het maar de vraag is wiens belang hiermee is gediend: de verzekerde of de verzekeringsmaatschappij. Eén ding is duidelijk: de premies schommelen slechts marginaal. En, o toeval, de premies van de verschillende maatschappijen liggen binnen een relatief smalle bandbreedte. Aan het positief effect voor de consument in de vorm van of betere of goedkopere zorg moet worden getwijfeld.
Want: een particuliere onderneming die gaat bepalen wat 'gezond' en 'gezondheid' zijn?!
Labels:
concurrentie,
macht,
marktwerking,
onheus,
overheid,
risico,
verzekering,
zorg
zaterdag 1 juni 2013
Nieuwe zakken. Oude wijn.
Geschiedenis is eigenlijk een leuk vak. Dat vond ik in mijn jeugd een fikkie anders. Vooral dat moeten weten wat jaartallen, heeft mij nooit gelegen. Inmiddels weet je dat dat vervelende klusje hoort bij het krijgen van een historisch besef. Zoiets als dat de middeleeuwen toch echt vóór de Verlichting kwamen. Desondanks kan het mij nog steeds níet boeien wat ze nu precies in 1613 of 1741 deden. Of wanneer de Guldensporenslag precies plaatsvond. Ik zal eerlijk zijn: het antwoord daarop weet ik nu - nog steeds? - niet. Daarvoor is er nu Wikipedia.
Maar wat mij wel altijd heeft geboeid, zijn de verhalen.
Van de lagere school herinner ik me bar weinig. Eén van de dingen die ik me wél herinner, is een geschiedenisles. Op het zwarte schoolbord - niks groen, niks smartboard - had de meester een Romeins fort getekend. Man, wat kon die meester vertellen. Dat is toch wel enorm bepalend, hoor: het enthousiasme wat iemand uitstraalt. Op de middelbare school had ik bijvoorbeeld leraren die zelfs wiskunde en natuurkunde zó aantrekkelijk maakten, dat ik die koos in het vakkenpakket. Dat er grenzen zijn aan het effect, bewees in diezelfde periode de leraar scheikunde. Die man maakte iedere les tot een belevenis. Toch is het me nooit gelukt dát vak onder de knie te krijgen.
Door de regionale nieuwswebsite VOLnieuws, waarvoor ik ook schrijf als correspondent, werd ik gevraagd van de week een artikel te schrijven over de kennismakingsbijeenkomst van Erfgoed Leiden en Omstreken. Dat is dus smullen als je van verhalen houdt. Man, man, wat een verhalen. Man, man, waarom vertellen ze die niet als verhálen?
Het erfgoedcentrum beheert: monumenten, archieven, museumstukken. Het erfgoedcentrum ontsluit; zeker de digitalisering heeft dat een impuls gegeven. Het Leids regionaal archief benut bijvoorbeeld de mogelijkheden van crowdsourcing door iedereen de mogelijkheid te geven mee te werken aan het digitaliseren. Maar ook wordt actief meegewerkt aan verzoeken om materiaal te gebruiken voor bijvoorbeeld televisieprogramma's. Basisscholen krijgen les in museumbezoek. Het erfgoedcentrum maakt boekjes en brochures.
Het samenbrengen van bouwhistorie, archief en archeologie in één organisatie is uniek in Nederland, zo werd me verteld. Het effect van die samenwerking merken de medewerkers al. Details worden rijker. Begrip van de geschiedenis groter. Aanwijzingen voor nieuwe stappen komen uit nieuwe hoeken. Maar wat mij verbaast, ook hier: men vertélt de verhalen niet. Daarnaar gevraagd, is het standaardantwoord dat al het materiaal beschikbaar wordt gesteld om zélf mee aan de slag te gaan.
Maar hoe ga je aan de slag met informatie waarover je onvoldoende kennis hebt?
Uit de kudde stokpaarden er dus maar eentje opgediept: een pleidooi voor verhalen vertellen. En dan vooral ingekleurd. Dat betekent dat historie niet afschermend werkt - "ja, maar dat hebben we nooit kunnen bewijzen" - maar als leidraad. Vul het historisch verantwoord raamwerk in met onbewezen details. Vanwege wetenschappelijke integriteit zou je zelfs kunnen overwegen om de verhalenvertellers een aparte functie te laten zijn. Sterker: ik zou daarvoor pleiten, want verhalen vind je overal. Wat denk je van hulpverleners? Een beter begrip van een vak krijg je als je het beter begrijpt.
De bijeenkomst in Leiden vond plaats op één van die oude plekken in de stad. Daarvan hebben we er nogal wat. Je loopt er inmiddels achteloos aan voorbij. Deze ook. Als je er langs loopt op de Oude Rijn zie je niet veel meer dan een oud huis. Totdat je dus een keer naar binnen kan.

Dan blijkt het huis niet zomaar een huis, maar een restant van het Catharina Gasthuis. En dát is een complex aan verhalen. Man, man, smúllen! Wie het 'woonhuis' doorloopt, komt in een binnentuin. Om je heen kijkend, zie je daar het huis waar je net uit komt. Dat blijkt het pockhuys te zijn geweest. Niks pokken, syphilis. Afkomstig uit het buitenland. Je ziet de achterkant van een kerk. En hoort dat dat eerst een ziekenzaal met kapel was en pas láter in zijn geheel kerk. Je blijkt een stuk onkruid overwoekert groen te zien: ergens daaronder ligt de middeleeuwse 'inpandige' begraafplaats. De plattegrond hierboven, via het Erfgoedcentrum beschikbaar, geeft je wat aanwijzingen.
Maar er zijn uit de archieven mooie ínkleuringen van het leven daar, te horen. Van vee dat binnen het gasthuisterrein liep. De ongelooflijk nauwkeurige administratie van bouw en van de bakkerij; je zíet de balken en de rekeningen. Niet direct des gasthuis', maar wel erg leuk zijn ook de verhalen die zijn terug te vinden in de rechtbankregisters. Zo blijkt er ooit een man ter dood te zijn veroordeeld vanwege het - in spiegelbeeld!, de klungel - in grote aantallen vervalsen van gasthuisgeld.
Vertél dat verhaal!
Dan kom je ook tot de ontdekking dat sommige vraagstukken blijkbaar van alle tijden zijn. Het gsthuis was bedoeld voor de armen en hulpbehoevenden. Maar je kon je 'inkopen' als je zorgbehoevend was. Daarvoor gaf je al je bezit aan het gasthuis in ruil voor zorg. Bij overlijden verviel dat bezit aan het gasthuis. Inderdaad, dat bezat in de hele omgeving stukken grond. Het doet wel wat denken aan de moderne discussies over aanspreken van spaargeld. Daarbij is het wel belangrijk je te realiseren dat de grond, of het huis, ook toen niet direct in geld konden worden omgezet. In dat opzicht verschilt het mechanisme dus wel degelijk van het direct zelf betalen voor zorg.
Indertijd nam het gásthuis de gok dat de provenier voldoende zou opbrengen om de kosten te dekken.
Maar wat mij wel altijd heeft geboeid, zijn de verhalen.
Van de lagere school herinner ik me bar weinig. Eén van de dingen die ik me wél herinner, is een geschiedenisles. Op het zwarte schoolbord - niks groen, niks smartboard - had de meester een Romeins fort getekend. Man, wat kon die meester vertellen. Dat is toch wel enorm bepalend, hoor: het enthousiasme wat iemand uitstraalt. Op de middelbare school had ik bijvoorbeeld leraren die zelfs wiskunde en natuurkunde zó aantrekkelijk maakten, dat ik die koos in het vakkenpakket. Dat er grenzen zijn aan het effect, bewees in diezelfde periode de leraar scheikunde. Die man maakte iedere les tot een belevenis. Toch is het me nooit gelukt dát vak onder de knie te krijgen.
Door de regionale nieuwswebsite VOLnieuws, waarvoor ik ook schrijf als correspondent, werd ik gevraagd van de week een artikel te schrijven over de kennismakingsbijeenkomst van Erfgoed Leiden en Omstreken. Dat is dus smullen als je van verhalen houdt. Man, man, wat een verhalen. Man, man, waarom vertellen ze die niet als verhálen?
Het erfgoedcentrum beheert: monumenten, archieven, museumstukken. Het erfgoedcentrum ontsluit; zeker de digitalisering heeft dat een impuls gegeven. Het Leids regionaal archief benut bijvoorbeeld de mogelijkheden van crowdsourcing door iedereen de mogelijkheid te geven mee te werken aan het digitaliseren. Maar ook wordt actief meegewerkt aan verzoeken om materiaal te gebruiken voor bijvoorbeeld televisieprogramma's. Basisscholen krijgen les in museumbezoek. Het erfgoedcentrum maakt boekjes en brochures.
Het samenbrengen van bouwhistorie, archief en archeologie in één organisatie is uniek in Nederland, zo werd me verteld. Het effect van die samenwerking merken de medewerkers al. Details worden rijker. Begrip van de geschiedenis groter. Aanwijzingen voor nieuwe stappen komen uit nieuwe hoeken. Maar wat mij verbaast, ook hier: men vertélt de verhalen niet. Daarnaar gevraagd, is het standaardantwoord dat al het materiaal beschikbaar wordt gesteld om zélf mee aan de slag te gaan.
Maar hoe ga je aan de slag met informatie waarover je onvoldoende kennis hebt?
Uit de kudde stokpaarden er dus maar eentje opgediept: een pleidooi voor verhalen vertellen. En dan vooral ingekleurd. Dat betekent dat historie niet afschermend werkt - "ja, maar dat hebben we nooit kunnen bewijzen" - maar als leidraad. Vul het historisch verantwoord raamwerk in met onbewezen details. Vanwege wetenschappelijke integriteit zou je zelfs kunnen overwegen om de verhalenvertellers een aparte functie te laten zijn. Sterker: ik zou daarvoor pleiten, want verhalen vind je overal. Wat denk je van hulpverleners? Een beter begrip van een vak krijg je als je het beter begrijpt.
De bijeenkomst in Leiden vond plaats op één van die oude plekken in de stad. Daarvan hebben we er nogal wat. Je loopt er inmiddels achteloos aan voorbij. Deze ook. Als je er langs loopt op de Oude Rijn zie je niet veel meer dan een oud huis. Totdat je dus een keer naar binnen kan.

Dan blijkt het huis niet zomaar een huis, maar een restant van het Catharina Gasthuis. En dát is een complex aan verhalen. Man, man, smúllen! Wie het 'woonhuis' doorloopt, komt in een binnentuin. Om je heen kijkend, zie je daar het huis waar je net uit komt. Dat blijkt het pockhuys te zijn geweest. Niks pokken, syphilis. Afkomstig uit het buitenland. Je ziet de achterkant van een kerk. En hoort dat dat eerst een ziekenzaal met kapel was en pas láter in zijn geheel kerk. Je blijkt een stuk onkruid overwoekert groen te zien: ergens daaronder ligt de middeleeuwse 'inpandige' begraafplaats. De plattegrond hierboven, via het Erfgoedcentrum beschikbaar, geeft je wat aanwijzingen.
Maar er zijn uit de archieven mooie ínkleuringen van het leven daar, te horen. Van vee dat binnen het gasthuisterrein liep. De ongelooflijk nauwkeurige administratie van bouw en van de bakkerij; je zíet de balken en de rekeningen. Niet direct des gasthuis', maar wel erg leuk zijn ook de verhalen die zijn terug te vinden in de rechtbankregisters. Zo blijkt er ooit een man ter dood te zijn veroordeeld vanwege het - in spiegelbeeld!, de klungel - in grote aantallen vervalsen van gasthuisgeld.
Vertél dat verhaal!
Dan kom je ook tot de ontdekking dat sommige vraagstukken blijkbaar van alle tijden zijn. Het gsthuis was bedoeld voor de armen en hulpbehoevenden. Maar je kon je 'inkopen' als je zorgbehoevend was. Daarvoor gaf je al je bezit aan het gasthuis in ruil voor zorg. Bij overlijden verviel dat bezit aan het gasthuis. Inderdaad, dat bezat in de hele omgeving stukken grond. Het doet wel wat denken aan de moderne discussies over aanspreken van spaargeld. Daarbij is het wel belangrijk je te realiseren dat de grond, of het huis, ook toen niet direct in geld konden worden omgezet. In dat opzicht verschilt het mechanisme dus wel degelijk van het direct zelf betalen voor zorg.
Indertijd nam het gásthuis de gok dat de provenier voldoende zou opbrengen om de kosten te dekken.
Labels:
eigen bijdrage,
eigen geld,
gasthuis,
historie,
inkopen,
Leiden,
leren,
outbound werken,
pockhuys,
samenwerken,
story telling,
zorg
Locatie:
Leiden, Nederland
donderdag 20 september 2012
Onzin: een dag arm zijn
Wat is eigenlijk zwaar werk? Natuurlijk fysiek zwaar werk is zwaar. Het moeten sjouwen met stukken ijzer, met zakken cement of met tassen stenen is niet voor niets beperkt. Een opperman is inmiddels vervangen door een bouwlift. En een theatertechnicus mag niet meer omhoog op een losstaande ladder of trap met in iedere hand een vrij zware spot. Hij heeft, als het goed is, een schaarkraantje tot zijn beschikking.

Inmiddels zijn we er achter dat fysiek zwaar ook alles te maken heeft met tijdsduur. Een stratenmaker zit jaar in, jaar uit, seizoenenlang gebogen patronen te straten. Dat sloopt je rug. En gelukkig is er voor de grote oppervlakken nu ook mechanische hulp waarmee in één vierkante meters kunnen worden gelegd. Maar het fijnere werk moet nog steeds geknield worden gedaan, hoor. En de gemeentelijke tuinman die onkruid schoffelt, doet dat nog steeds dagen achter elkaar. Of de buschauffeur; het is al stukken beter, maar temperatuurwisselingen en schokken zijn er nog steeds. En dan hebben we het nog niet eens over de stress die wij als altijd-vriendelijke passagiers oproepen.
Maar het ergerlijkst is het idee dat er ook beroepen zijn die iedereen wel kan omdat ze niet zo zwaar zijn. Misschien lichamelijk niet, maar emotioneel wel degelijk.
Het is een pure farce als mensen 'een dagje meedraaien om het werk te ervaren'. Politici, directeuren, televisie'persoonlijkheden': als je echt wilt ervaren hoe zwaar sommig werk is, hoe moeilijk sommige situaties zijn, dan moet je het lef hebben je er helemaal in onder te dompelen. Dan moet je proberen een jaar op bijstandsniveau te leven met de wérkelijke dreiging je huis te verliezen of gas, water of licht afgesloten te zien. Dan moet je minstens een half jaar gaan werken in een verzorgingshuis.
Je kunt natuurlijk óók eindelijk eens goed luisteren naar wat mensen die dit werk doen, eigenlijk zeggen, uitschreeuwen. Dat het zwaar is. Dat het slopend is. Dat er meer mensen en geld nodig zijn. Dat er véél te eenvoudig over wordt gedacht.

Toen ik studeerde heb ik vier weken gewerkt als verpleeghulp op een afdeling patiënten met het Syndroom van Korsakow. De eerste dag was het leuk: mensen die twee broeken over elkaar aantrekken, die in verkeerde bedden gaan liggen, die na 2 meter - echt - al zijn verdwaald. Na een week werd het al wat minder: die handelingen werden iedere dag op precies dezelfde manier hethaald. En na vier weken ben je blij dat je die 'grappige situaties' niet voor de zoveelste keer hoeft mee te maken. Je hebt engelengeduld nodig, heel veel engelengeduld.
Vandaag moest ik daar weer aan denken toen één van de mensen die ik ophaalde voor de dagbehandeling me hetzelfde vertelde als vorige week, en de weken ervoor. Dan schiet ineens door je hoofd dat 'in de politiek' nog wel het beeld bestaat dat deze vorm van zorg 'door veel meer mensen kan worden gedaan'. En je hoort ze er bij denken 'dat kan toch niet zwaar zijn: koffie geven, dagbestedingsactiviteiten, dagjes uit'.
Het is net zo schandalig als denken dat 'arm zijn in Nederland' hetzelfde is als 'niet met (weinig) geld kunnen omgaan'.
Misschien hoor jij ook wel bij de mensen die er zo over denkt. Dan moet je eens proberen of je het meer dan een jaar volhoudt iedere dag dezelfde verhalen te horen of het doodsklamme gevoel te hebben dat je geen geld hebt om te overleven, laat staan om nog andere mensen te zien.
Want dáárin schuilt de zwaarte: in de tijd en de slopende effecten daarvan.

Inmiddels zijn we er achter dat fysiek zwaar ook alles te maken heeft met tijdsduur. Een stratenmaker zit jaar in, jaar uit, seizoenenlang gebogen patronen te straten. Dat sloopt je rug. En gelukkig is er voor de grote oppervlakken nu ook mechanische hulp waarmee in één vierkante meters kunnen worden gelegd. Maar het fijnere werk moet nog steeds geknield worden gedaan, hoor. En de gemeentelijke tuinman die onkruid schoffelt, doet dat nog steeds dagen achter elkaar. Of de buschauffeur; het is al stukken beter, maar temperatuurwisselingen en schokken zijn er nog steeds. En dan hebben we het nog niet eens over de stress die wij als altijd-vriendelijke passagiers oproepen.
Maar het ergerlijkst is het idee dat er ook beroepen zijn die iedereen wel kan omdat ze niet zo zwaar zijn. Misschien lichamelijk niet, maar emotioneel wel degelijk.
Het is een pure farce als mensen 'een dagje meedraaien om het werk te ervaren'. Politici, directeuren, televisie'persoonlijkheden': als je echt wilt ervaren hoe zwaar sommig werk is, hoe moeilijk sommige situaties zijn, dan moet je het lef hebben je er helemaal in onder te dompelen. Dan moet je proberen een jaar op bijstandsniveau te leven met de wérkelijke dreiging je huis te verliezen of gas, water of licht afgesloten te zien. Dan moet je minstens een half jaar gaan werken in een verzorgingshuis.
Je kunt natuurlijk óók eindelijk eens goed luisteren naar wat mensen die dit werk doen, eigenlijk zeggen, uitschreeuwen. Dat het zwaar is. Dat het slopend is. Dat er meer mensen en geld nodig zijn. Dat er véél te eenvoudig over wordt gedacht.

Toen ik studeerde heb ik vier weken gewerkt als verpleeghulp op een afdeling patiënten met het Syndroom van Korsakow. De eerste dag was het leuk: mensen die twee broeken over elkaar aantrekken, die in verkeerde bedden gaan liggen, die na 2 meter - echt - al zijn verdwaald. Na een week werd het al wat minder: die handelingen werden iedere dag op precies dezelfde manier hethaald. En na vier weken ben je blij dat je die 'grappige situaties' niet voor de zoveelste keer hoeft mee te maken. Je hebt engelengeduld nodig, heel veel engelengeduld.
Vandaag moest ik daar weer aan denken toen één van de mensen die ik ophaalde voor de dagbehandeling me hetzelfde vertelde als vorige week, en de weken ervoor. Dan schiet ineens door je hoofd dat 'in de politiek' nog wel het beeld bestaat dat deze vorm van zorg 'door veel meer mensen kan worden gedaan'. En je hoort ze er bij denken 'dat kan toch niet zwaar zijn: koffie geven, dagbestedingsactiviteiten, dagjes uit'.
Het is net zo schandalig als denken dat 'arm zijn in Nederland' hetzelfde is als 'niet met (weinig) geld kunnen omgaan'.
Misschien hoor jij ook wel bij de mensen die er zo over denkt. Dan moet je eens proberen of je het meer dan een jaar volhoudt iedere dag dezelfde verhalen te horen of het doodsklamme gevoel te hebben dat je geen geld hebt om te overleven, laat staan om nog andere mensen te zien.
Want dáárin schuilt de zwaarte: in de tijd en de slopende effecten daarvan.

maandag 18 juni 2012
Zó moeilijk is 't toch niet?!
Een probleem oplossen is meestal verdraaid lastig. Als het een 'eenvoudig' probleem is, is het vaak nog wel te doen. Alhoewel, wat voor de een eenvoudig is, hoeft dat voor een ander niet te zijn.
Een fietsband plakken is geen raketwetenschap, maar ik ken toch echt wel mensen die het vaker niet dan wel lukt een lekke band te plakken. Een meerdimensionaal probleem wordt al stukken lastiger. Al snel blijk je je dan in zo'n situatie te bevinden waarin alles met alles lijkt verbonden en effect heeft. Trek je aan een koordje linksonder, dan valt een palletje rechtsboven om waardoor het hele bouwwerk instort. Dat idee.
Het is wel de situatie die eigenlijk 'alles wat ertoe doet' het best beschrijft. Meerdimensionaal en met (soms onverwachte) gevolgen op meerdere levensterreinen. Life events, zoals ik die in de jaren tachtig 'citeerde' uit de sociale wetenschappen in de wereld van informatie-ontsluiting, zijn zulke situaties. De bekendste zijn overlijden, verhuizen, werk verliezen, ernstig (langdurig) ziek worden, trouwen en scheiden, kinderen krijgen. Maar wat je niet zo snel bedenkt, is dat ook een overval en een inbraak er toe horen.
Als je ervoor gaat zitten, zul je ontdekken dat ingrijpende gebeurtenissen in ons leven worden bepaald door hun gevolgen: emotioneel, en sociaal. Jammer genoeg hebben we een samenleving gecreeërd die niet (meer?) adequaat kan reageren op life events, op samengestelde problemen.
Onze pogingen om beter te begrijpen, hebben ertoe geleid dat we ten behoeve van de analyse hebben gefragmenteerd. Een heel plausibele, noodzakelijke werkwijze. Maar daarna hebben we die fragmentatie geïnstitutionaliseerd.
Ons welbevinden is waarschijnlijk nog het beste voorbeeld. Hoe we ons voelen, is een toestand die wellicht nog het best wordt omschreven als 'goed in je vel zitten'. Daarbij spelen veel factoren een rol. Factoren die gezamenlijk ons welbevinden bepalen.
Gezondheid is een belangrijk element. De gezondheidszorg moeten we dus goed organiseren. Niet voor niets gaat er enorm veel geld in om. Terecht. En niet voor niets wordt er continue gezocht naar doelmatiger besteding van de beschikbare middelen. Ook terecht, alhoewel de term 'doelmatig' ook de discussie dient op te leveren 'voor wie?'.
Maar veel relevanter is de vraag waar al die gezondheidszorg toe leidt? Dan is dit een artikel met onthutsende cijfers voor mensen die denken dat goede preventieve gezondheidszorg tot een betere gezondheid leidt. Zoals er verschillen in gezondheid waren in de negentiende eeuw, zo zijn ze er twee eeuwen later nog steeds. Preventie werkt alleen als de hele keten, de hele situatie, het hele life event wordt aangepakt.

Alhoewel al een paar jaar oud maakt het schema wel duidelijk dát er een keten is en vooral welke invloed de afzonderlijke delen hebben.
Wat opvalt, is de zeer beperkte invloed van 'medische zorg'. Het plaatje wordt interessanter met dit gegeven erbij (en inderdaad: geldt ook voor bijvoorbeeld obesitas en hoge bloeddruk), beïnvloedbare aandoeningen:
Het zijn gegevens van Kaiser Permanente, de grootste non profit zorgverzekeraar in de Verenigde Staten, en ook een van de succesvolste.
In dat licht bezien, maakt de afbeelding pijnlijk duidelijk dat niet de kwaliteit van zorg bepalend is voor gezondheidstoestand. Iedereen had immers toegang tot dezelfde zorg en toch liggen hot en cold spots direkt náást elkaar.
De waarschijnlijkste verklaring is de onderscheiden sociaal-economische status: rijk versus arm. Kaiser Permanente trekt er overigens wel conclusies uit: de zorgverzekeraar reikt verder dan alleen tot in het klassieke zorgdomein, maar kan - volgens deze blogger - daar slechts beperkt iets doen. Het aanbieden van kwalitatief goede zorg is niet voldoende. Klopt. Want dit zijn ketens. Hier zijn onderlinge afhankelijkheden aan de orde. Dit zijn life events. En daarin kún je niet geïsoleerd optreden.
Zorgverzekeraars die menen iets te kunnen veranderen aan onze gezondheidssituatie zonder bijvoorbeeld iets wordt gedaan aan werk en inkomen, zijn verspillend. Voor een verbetering van de gezondheidstoestand zou een verschuiving van budgetten van zorg naar werk en inkomen (bijvoorbeeld) weleens doeltreffender kunnen blijken. En dát is al ontdekt op het moment dat na de Industriële Revolutie in de steden sloppenwijken werden gesloopt en riolering werd aangelegd. Dus wereldschokkend kan het niet zijn. Onwelgevallig wél.
Een fietsband plakken is geen raketwetenschap, maar ik ken toch echt wel mensen die het vaker niet dan wel lukt een lekke band te plakken. Een meerdimensionaal probleem wordt al stukken lastiger. Al snel blijk je je dan in zo'n situatie te bevinden waarin alles met alles lijkt verbonden en effect heeft. Trek je aan een koordje linksonder, dan valt een palletje rechtsboven om waardoor het hele bouwwerk instort. Dat idee.
Het is wel de situatie die eigenlijk 'alles wat ertoe doet' het best beschrijft. Meerdimensionaal en met (soms onverwachte) gevolgen op meerdere levensterreinen. Life events, zoals ik die in de jaren tachtig 'citeerde' uit de sociale wetenschappen in de wereld van informatie-ontsluiting, zijn zulke situaties. De bekendste zijn overlijden, verhuizen, werk verliezen, ernstig (langdurig) ziek worden, trouwen en scheiden, kinderen krijgen. Maar wat je niet zo snel bedenkt, is dat ook een overval en een inbraak er toe horen.
Als je ervoor gaat zitten, zul je ontdekken dat ingrijpende gebeurtenissen in ons leven worden bepaald door hun gevolgen: emotioneel, en sociaal. Jammer genoeg hebben we een samenleving gecreeërd die niet (meer?) adequaat kan reageren op life events, op samengestelde problemen.
Onze pogingen om beter te begrijpen, hebben ertoe geleid dat we ten behoeve van de analyse hebben gefragmenteerd. Een heel plausibele, noodzakelijke werkwijze. Maar daarna hebben we die fragmentatie geïnstitutionaliseerd.
Ons welbevinden is waarschijnlijk nog het beste voorbeeld. Hoe we ons voelen, is een toestand die wellicht nog het best wordt omschreven als 'goed in je vel zitten'. Daarbij spelen veel factoren een rol. Factoren die gezamenlijk ons welbevinden bepalen.
Gezondheid is een belangrijk element. De gezondheidszorg moeten we dus goed organiseren. Niet voor niets gaat er enorm veel geld in om. Terecht. En niet voor niets wordt er continue gezocht naar doelmatiger besteding van de beschikbare middelen. Ook terecht, alhoewel de term 'doelmatig' ook de discussie dient op te leveren 'voor wie?'.
Maar veel relevanter is de vraag waar al die gezondheidszorg toe leidt? Dan is dit een artikel met onthutsende cijfers voor mensen die denken dat goede preventieve gezondheidszorg tot een betere gezondheid leidt. Zoals er verschillen in gezondheid waren in de negentiende eeuw, zo zijn ze er twee eeuwen later nog steeds. Preventie werkt alleen als de hele keten, de hele situatie, het hele life event wordt aangepakt.

Alhoewel al een paar jaar oud maakt het schema wel duidelijk dát er een keten is en vooral welke invloed de afzonderlijke delen hebben.
Wat opvalt, is de zeer beperkte invloed van 'medische zorg'. Het plaatje wordt interessanter met dit gegeven erbij (en inderdaad: geldt ook voor bijvoorbeeld obesitas en hoge bloeddruk), beïnvloedbare aandoeningen:
Het zijn gegevens van Kaiser Permanente, de grootste non profit zorgverzekeraar in de Verenigde Staten, en ook een van de succesvolste.
In dat licht bezien, maakt de afbeelding pijnlijk duidelijk dat niet de kwaliteit van zorg bepalend is voor gezondheidstoestand. Iedereen had immers toegang tot dezelfde zorg en toch liggen hot en cold spots direkt náást elkaar.
De waarschijnlijkste verklaring is de onderscheiden sociaal-economische status: rijk versus arm. Kaiser Permanente trekt er overigens wel conclusies uit: de zorgverzekeraar reikt verder dan alleen tot in het klassieke zorgdomein, maar kan - volgens deze blogger - daar slechts beperkt iets doen. Het aanbieden van kwalitatief goede zorg is niet voldoende. Klopt. Want dit zijn ketens. Hier zijn onderlinge afhankelijkheden aan de orde. Dit zijn life events. En daarin kún je niet geïsoleerd optreden.
Zorgverzekeraars die menen iets te kunnen veranderen aan onze gezondheidssituatie zonder bijvoorbeeld iets wordt gedaan aan werk en inkomen, zijn verspillend. Voor een verbetering van de gezondheidstoestand zou een verschuiving van budgetten van zorg naar werk en inkomen (bijvoorbeeld) weleens doeltreffender kunnen blijken. En dát is al ontdekt op het moment dat na de Industriële Revolutie in de steden sloppenwijken werden gesloopt en riolering werd aangelegd. Dus wereldschokkend kan het niet zijn. Onwelgevallig wél.

Labels:
keten,
Life events,
Preventie,
ses,
stratificatie,
Zayna Khayat,
zorg
Locatie:
2321 PP Leiden, Nederland
Abonneren op:
Posts (Atom)