dinsdag 29 oktober 2013

Vrijheid komt met ... beperkingen

Sommige zaken zijn wat mij betreft onbespreekbaar. Daar heb je je maar bij neer te leggen. Dat klínkt niet autoritair; dat ís autoritair.

Om vrijheid te hebben, zul je vrijheid moeten inleveren.

Alhoewel het klinkt als een paradox, is het dat echt niet. Als je met tegen de zeventien miljoen mensen op een krappe 34.000 km2 leeft, is het druk. Temeer daar van die oppervlakte ook delen gebruikt moeten worden voor landbouw, veeteelt, ontspanning. Dan heb je regeltjes en regels nodig.

Ook als je principieel tegenstander bent van 'regels'; die zijn er altijd. Precies zoals kinderen spelen en bedrijven ontstaan, ontstaan regels. Eerst de vanzelfsprekende, onuitgesproken regels. Dan, na een eerste conflictje over 'wat mag', spreek je expliciet uit wat de regel is. Voor je het weet, worden afspraken vastgelegd in contractuele regels waaraan partijen kunnen refereren én zich moeten houden. Een neutrale derde kan dat beoordelen.

Die idealistische aanpak gaat scheef lopen als je het woord 'afspraken' ziet staan. Dat insinueert een stadium van onderhandeling, van gelijkwaardigheid en wederzijdse instemming. We wéten dat dat niet is. Als je werkgever zegt 'dan hebben we dat zó afgesproken', is de kans groot dat-i daarmee zíjn mening doordrukte en van een dun, aantrekkelijk vernislaagje probeert te voorzien. Als je wordt geboren, kom je op enige leeftijd echt niet in een situatie waarin jij, als individu, kunt onderhandelen over de invulling van jouw leven. De bestaande groep is zo groot en zo ingesteld op bestaande regels dat veranderen daarvan nogal moeilijk gaat.

Vrijheid is niet oneindig.

Vrijheid gaat tot waar het de vrijheid van een ander beïnvloedt. Dat is een mooi uitgangspunt; in een drukbevolkte omgeving wordt dat verdomd ingewikkeld. Misschien kun je het nog het beste met een goed plekje zoeken om op een festival iets te zien van een podiumact. Een stap opzij, naar voor of naar achter; in bijna al die gevallen kom je in aanraking met iemand die dáár al staat. Dan heb je het nog niet eens over die lange mensen die plompverloren voor anderen gaan staan. Of de kleintjes die nergens overheen kunnen kijken. Met gelijke lengtes is het al lastig.

Maar waar ligt die grens? Da's dus een lastige. Omdat het een permanent gesprek hoort te zijn, omdat ideeën en meningen veranderen. Omdat wat voor de een persoonlijk is, dat voor de ander niet zo hoeft te zijn. Omdat het maar de vráág is of jij wel water bij de wijn wílt doen voor een ander.

Afgelopen weekeinde overleed een meisje van zeventien. Aan mazelen. Voor mij is dat een overschreden grens. Niet zozeer dat overlijden; daarvan kun je beargumenteren dat het een persoonlijke keuze is. De overschreden grens is die van het weigeren van een preventieve inenting, terwijl je wéét dat daardoor het leven van anderen in gevaar komt. Je hébt geen keuze dan. Daar ligt de grens tussen jouw persoonlijke vrijheid en onze collectieve.

Die grens heeft een grillig verloop, net zo onlogisch als ons gedrag. Ogenschijnlijk gelijke zaken worden verschillend beoordeeld. Dan kun je wel hoog of laag springen, maar je verandert niet dat de oudste gewoonten de sterkste rechten hebben. De nieuwkomer zal een plek moeten bevechten. Dat wás zo, dat ís zo en dat blíjft zo.

Overleg, gesprek en dialoog zijn daarom belangrijke instrumenten. Eenieder die zich daaraan onttrekt, geeft ook zijn eigen vrijheid uit handen. Niet dat deelnemen meteen gelijk krijgen inhoudt. Het probleem zal je nu wel duidelijk zijn: tot waar en wanneer blijf je in gesprek? Het is nogal onpraktisch permanent te debatteren. Er moet ook worden geleefd en dus moeten er knopen worden doorgehakt.

Wij zijn zelf de motor achter iets engs (in mijn ogen). Als het voorgaande klopt, dan zal er een situatie gaan ontstaan waarin een dictatuur de samenleving regelt, die bepaalt wat kan en mag, die - helemaal waanzinnig - bepaalt wat geluk is. Die dystopie is niet ondenkbeeldig indien de bevolkingsgroei en -concentratie blijven als nu. Alhoewel chaos ook orde brengt, is het maar de vraag of mensen met chaos als ordeningsschema kunnen omgaan. Ik vermoed dat de meesten zullen neigen naar orde.

Je zou verwachten dat een steeds beter opgeleide bevolking steeds beter in staat miet zijn zichzelf te organiseren. Maar wie om zich heen kijkt in de publieke ruimte ziet wel enorm veel voorbeelden hoe we dat níet doen. Het verkeer, de politiek, gezondheidszorg, openbare financiën, religie, culturele gewoonten: de chaos neemt toe en we hebben er geen antwoord op.

Zo'n mazelenprik doet me ertoe neigen die prik dan maar door een centrale autoriteit te laten opleggen. Da's dan wel weer een stap naar die dystopie van den centralische systeem. En ik denk nog steeds te geloven in die chaosgedachte.

maandag 28 oktober 2013

Wolkenridders met penseel

Dit maakte ik er van:

20131028-173415.jpg

Er zijn zo van die dingen die je pas in de loop van de tijd leert. De leraar Nederlands die wij op de middelbare school hadden, was iemand die vol was over z'n vak (en alcohol). Een kleurrijk mens dat ons vruchteloos liefde voor literaar en met name poëzie trachtte bij te brengen. Nu, jaren later, weet ik wat voor martelend monnikenwerk hij verrichtte; en wat talloze leraren waarschijnlijk nog steeds verrichten. Pubers en fijngevoeligheid: toch niet de beste combinatie.

Jaren later, als je 'er klaar voor bent', schiet je die wereld plots in. Dan heb je ineens - waarom?! - een dichtbundel in je handen. Dan luister je ineens - waarom?! - naar die toen verafschuwde klassieke muziek. Ineens is de verbinding er. Niet teveel romantiseren; ik lees nog steeds veel te weinig, lees nog steeds veel te weinig poëzie, en luister weinig klassiek. Het past gewoon niet. Dat je dat 'moet leren waarderen' vind ik nog steeds de grootste onzin. De kunst moet je aanspreken. Kennis geeft het niet meer dan extra diepte.

Wat ik wel grappig vond, was de ontdekking dat ik achteraf een voorkeur kan reconstrueren voor een periode: het interbellum, plusminus. Mij verraste het toch wel toen ik een jaar of twintig terug ontdekte dat de muziek, dans, literatuur en schilderkunst die ik mooi vind allemaal zo'n beetje is gemaakt aan het begin van vorige eeuw. Hoe ik dat Freudiaans moet interpreteren, weet ik nog niet.

Een andere ervaring vond plaats in Parijs, de lichtstad en stad der liefde (en inmiddels de peperdure stad). Daar staat het Musée d'Orsay, een voormalig treinstation. Parijs was één van de steden waar het herbestemmen begon. Orsay zou daar een voorbeeld van zijn. Dat wilden wij zien. Dat er een schilderijenmuseum in was gevestigd, nam ik op de koop toe. Eigenlijk ging het om het gebouw.

Na een paar uur - ik meen, twee - kwam ik er toch anders uit. In Orsay hangen schilderijen van Nederlandse landschapsschilders. Die had ik met één grootse beweging weggezet als saaierikken. Wat was er nou in vredesnaam móói aan, nauwkeurig-realistisch, geschilderde wolkenluchten?! Tot je dus in Orsay van twintig meter afstand die doeken ziet en ineens de schoonheid herkent: de schoonheid van die eindeloze wolkenluchten boven Hollands laagland.

Het zíjn ook prachtige majestueuze wolkenluchten.

Het is eigenlijk wel logisch dat toeristen er van onder de indruk kunnen zijn. Gratis, echte schilderijen. Felwitte torenwolken tegen een knalhardblauwe lucht. Of, vandaag, van die stormwolken met al die kleuren geel, zwart, grijs, wit, rood. Geen twee keer hetzelfde. En als je er een foto van wilt maken, moet je snel zijn. Een moment later is de magie anders of misschien wel weg. Geen tijd dus voor uitsnede of belichting. Trap op sprinten en snel die kleuren vast leggen.

Als een schilder daarna de dramatiek van het moment aandikken. Want dít is het onbewerkte beeld: Leiden, 28 oktober 2013, 17.27 uur:

20131028-173403.jpg

zondag 27 oktober 2013

Maatvoering

Eén van de mooiere boektitels die ik ken, is deze Een kaart, niet het gebied. De inhoud kan ik me eerlijk gezegd niet herinneren. Ook niet na een zoekopdracht naar de handige boeksamenvattingen van middelbare scholieren. De titel daarentegen is me altijd bijgebleven.

Het fascinerende aan reductie is het weglaten. Wát laat de weergave niet zien? Een kaart ís het gebied niet. Zou dat wel zijn, dan is de kaart waardeloos want net zo groot als het gebied. Is-t-i te schematisch, dan is-t-i waardeloos omdat je er te weinig houvast aan hebt.

Dat we reductie nodig hebben, staat buiten kijf. De hele dag, ons hele sociale leven reduceren we. Mensen worden in groepen ingedeeld: handzamer om te onthouden. Nuances willen we in een beslissingsproces zoveel mogelijk voorkomen omdat ze beslissen vaak bemoeilijken. Het blijkt lastig om te gaan met zaken die goed én slecht zijn, positief én negatief, aantrekken én afstoten.

Toch zitten we zo in elkaar.

De menselijke maat is een moeilijke. Het is de maatvoering tot waar we ons behaaglijk voelen. Wordt-i overstegen, dan gaat het onbehagen toenemen: we bevatten het niet meer. De een sneller dan de ander.

Vaak wordt gedacht dat die menselijke maat vooral op gaat voor historische gebeurtenissen. Geen van ons kan zich voorstellen hoeveel mensen het leven lieten op de modderige slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, hoe bloederig Wounded Knee of een Aztekenofferplaats er uit zagen, of hoe verscheurd een vliegtuigongeluk waarbij iedereen het leven liet. Het is stomweg teveel. Alleen de kille cijfers, maar geen beeld van te vormen.

Menselijke maat is belangrijk.

Niet voor niets lieten megalomane heersers, ook kerkvorsten, gebouwen neerzetten waarin het individu nietig wordt. Kleineren, is de opzet. Het overweldigt de bezoeker. De grootsheid van het gebouw, de structuur, overheerst.

Dat megalomane, onmenselijke is bij lange na niet verdwenen. Sterker, het steeds verder verwijderen van de menselijke maat lijkt eerder toe- dan af te nemen.

Bedrijven. De buurtwinkel werd supermarkt. Supermarkten werden groter en groter. De weidewinkels; tientallen kassa's en 'alles onder één dak te koop'. Binnenkort ook in Nederland? Woonwarenhuizen. Tuincentra. Groter groeien ze. Of: groeiden ze. Inmiddels tekent zich een ook lichtjes een tegenbeweging af naar kleinschaliger en lokaal geöriënteerd.

Als je slim bent, zorg je dus dat je die menselijk maat in de gaten houdt. Vooral als je de goegemeente wilt belazeren, moet je niet al te groot zijn.

Zo'n NSA-affaire had ongetwijfeld mínder aandacht gekregen als ze minder grootschalig was geweest. Ik acht het zelfs aannemelijk dat een kleinschaliger opzet búiten de aandacht was gebleven, óók als de optelsom van die kleinschaligen even groot was als nu. Want denk je nu echt dat alleen de NSA zo bezig is? Natuurlijk niet. Ook andere 'geheime' diensten doen aan list en bedrog. Maar de klungels in de VS doen het meteen zó groot dat de rest van de wereld underdog werd.

Da's nu precies het gevoel wat je moet zien te vermijden. Dat betrokkenen zich machteloos, een nummer voelen. Het gaat gebeuren, hoor: de zorginstellingen zullen worden ingehaald door kleinschalige, menselijke voorzieningen. Onderwijsinstituten idem. Centralisatie in één gebouw gaat worden beconcurreerd door onderwijs is gebouwen die sféér hebben, menselijk zijn.

Het leek allemaal zo doelmatig. Ook hier zal gaan gelden dat een netwerk de oplossing kan zijn. Een netwerk dat zich aandient als een kaart. Een netwerk wat we snappen. Een netwerk van vele samenwerkende kleintjes.

Niet dat het een structúúrprobleem is. Als je dit wilt, dan zul je een cultúúr moeten hebben gericht op sámenwerken. Dát wordt pas lastig: de macht verdélen.

zaterdag 26 oktober 2013

Groei, tot de dood erop volgt

Vraagtekens. Lastig.

Je zult maar ermee zijn opgezadeld: de neiging bij alles vraagtekens te plaatsen. Is dat wel zo, zoals die ander zegt? Klopt het wel wat ik zie? Eeuwige twijfel lijkt dan je lot. Niets is minder waar. Vraagtekens plaatsen is niet identiek met continue twijfel, maar wel met een kritische houding. Niet dat je dat tot in het absurde moet doorvoeren, want dan loop je meer dan een risico op stijfkoppige volharding. Dan kom je in de categorie Gelovigen: onwrikbaar onwerkbaar.

Voor mij is dat vraagteken een groot goed. Het is een beveiliging tegen ondoordachtzaamheid. Ik heb het afgelopen jaar een paar keer vrij snel een conclusie getrokken en ook een paar keer gemerkt dat dat de foute was. Stomweg omdat ik even niet lang genoeg dacht. Het nadeel van nadenken is wel dat je in een wereld die steeds sneller wordt, achterop raakt. Dit herken je misschien wel: dat je tijdens een overleg een slim idee krijgt op het moment dat 'de vergadering' alweer drie agendapunten verder is. Snelle doortastendheid, geïdealiseerd in beelden als 'goede managers kunnen snel beslissen' of 'beter snel minder goed beslissen dan langzaam'.

Het is allemaal vooruitgangsdenken en -streven, waarbij bij vaak het beeld tevoorschijn plopt van Drs. P. die dicht-zingt over trojka's die, achtervolgt door wolven, door het besneeuwde bos raast. Onder druk beslissend gaat het ene na andere kind overboord. Toch worden allen verorberd: Dodenrit.

Onvermijdelijk het (nood)lot tegemoet; dat was wat me te binnen schoot toen ik dit artikel - Ketters in de economie - las in de De Volkskrant:
Photo 26-10-13 14 18 11

Het zijn drie, korte, portretten dwarsdenkende economen. Uit de maat lopende mensen zijn vaak de interessantste. Dat geldt hier ook. Maar bij eentje, Alfred Kleinknecht, sloeg bij mij wat twijfel toe. Dat kwam door deze twee citaten:

Als innovatie-econoom vind ik dat je soms doelgericht marktwerking moet uitschakelen.


(...) loonmatiging en flexibilisering zijn uitingen van defensief beleid. Dat is funest voor innovatie, bijvoorbeeld omdat bij groot personeelsverloop kennis weglekt.


Ik kan ze niet verenigen.

De eerste spreekt me aan: je móet inderdaad marktwerking soms (vaak?) uitschakelen. Maar de tweede past, wat mi betreft, er niet logisch achteraan.

Innovatie wordt impliciet neergezet als vooruitgang, als groei. Deels komt dat tot uiting in beloning.

Maar waarom zou innovatie niet ook versobering kunnen zijn? Waarom denken zovelen bijna Pavloviaans dat gróei het doel is? Dat vooruitgang niet beweging is, maar beweging voorúit?

Kleinknecht neemt feitelijk een uitermate klassieke positie in als hij stelt dat salaris en zekerheid noodzakelijke voorwaarden zijn om personeel te binden. In de huidige context heeft-i daarin geen ongelijk.

Maar er ontstaat tegelijkertijd ook iets nieuws. Grote groepen in de samenleving hebben de buik meer dan vol van graaiers, van bonus- en baantjes-najagers, en van 'sneller, groter, beter, duurder'.

Nu ben ik dus wel benieuwd of Kleinknecht ook mogelijkheden ziet om innovatie tot stand te brengen die is gericht op duurzaamheid, soberheid en solidariteit. Anders geformuleerd: waarom zou innovatie altijd groei moeten betekenen?

Waarom zou loonmatiging funest zijn voor innovatie? Waarom zou flexibilisering dat zijn (alhoewel ik me op dit punt meer verwant voel met hem)? Waarom wordt idealistische innovatie, zoals veel startups in de creatieve sector najagen, niet gezien en de klassieke wél? Waarom zou je de mammoet van 'meer, meer, meer' niet kunnen stoppen? Waarom zouden innovaties niet veel meer gebaseerd kunnen (moeten!) zijn op overtúiging?

Als jij het weet: hieronder bevindt zich een reactieveld.

vrijdag 25 oktober 2013

Amazons les voor de (thuis)zorg

Van die berichtjes waar je te nonchalant naar keek: Amazon brengt een nieuwe tablet uit. Dat is van dat nieuws wat vooral gadgetfreaks in verrukking kan brengen, stel ik me zo voor. Echte innovaties, zoals Apple's iMac - de computer óp de tafel ín de huiskamer - of de iPhone - een zakcomputer - zijn er niet vaak. En de achterliggende technologische innovaties zijn moeilijk te visualiseren. Of, eerlijk zijn, soms stomweg nog niet begrijpen voor een non-technicus.

Je valt dus snel terug op andere bronnen die die kennis voor jou voorverteren en begrijpelijk presenteren. We zijn koeien, met meerdere magen, die rustig in de zonnige wei liggen te herkauwen op al die informatie. Voor het geval je dacht dat die koeien níet mijmeren of grootse filosofieën ontwikkelen.

Die nieuwe tablet is, vind ik, niet zo woest interessant; op één aspect na. Het is The Verge die me er op wees in z'n eerste artikelen. Amazon biedt de gebruiker van z'n tablet 7x24x365 ondersteuning. Ja, zeg jij nu, dát doen er meer. Dan kun je bellen met een 'gratis' nummer, of een vraag achterlaten in een supportboard. Het antwoord komt vanzelf wel een keer. Niks nieuws, toch?

Toch wel. Want Amazon biedt de gebruiker de optie om binnen 15 seconden contact te hebben met een supportmedewerker, ongeacht tijd of datum. Mayday heet dat, naar de variant van SOS. Die medewerker neemt je Kindle over, kijkt met je mee, en kan op die manier advies geven of problemen oplossen. Ook dat is den techniek die al bestaat. Altijd handig als je oude moeder problemen heeft met haar computer en honderden kilometers, of tientallen meters, verderop woont: Teamviewer en andere kunnen dat, niet altijd met beeld.

Mayday is geen technologisch hoogstandje. Mayday is een organisatorisch hoogstandje. Mayday is een nieuwe stap in klantondersteuning.

We zullen nog moeten afwachten hoe dat zal gaan met Mayday. Kukelt het systeem om als (teveel) gebruikers er gebruik van gaan maken? Zijn de medewerkers echt in staat problemen op te lossen, of zijn het vooral eerstelijns brandjesblussers? Die escaleren immers al vrij snel naar een volgend niveau. En als dát niet permanent beschikbaar.... heb je een dooie mus waarmee je blij moet zijn.

Mayday is wel een goed voorbeeld hoe het zou móeten werken.

Gisteren schreef ik al over apps voor cliënten van de thuiszorg. Veruit de meeste van die apps pretendéren ondersteuning te bieden, maar doen dat feitelijk maar zeer marginaal. Je kunt er afspraken mee plannen. Je kunt er zorgplannen mee inzien. En, inderdaad, er bestaat soms ook de mogelijkheid een videokanaal te openen.

Geen van die apps heeft een paniekknop die in één klap je hele apparaat omzet in een communicatiekanaal. Dat is één. Maar veel relevanter is de vraag welke dienst er eigenlijk wordt geboden. Dat is wat Amazon ons leert.

Als je zo'n optie biedt, moet die ook snel en relevant zijn. Een thuiszorg-app die een lijn opent naar een centralist die daarna eigenlijk niet veel kán, is onzin en werkt niet. De cliënt verwacht húlp en móet dat dan ook krijgen. Dat kan best wel eens betekenen dat een app-aanbieder veel meer moet organiseren dan een app-verkoopkanaal.

Toch maar eens beter nadenken misschien voordat iedereen links en rechts apps gaat (laten!!) maken?!

donderdag 24 oktober 2013

Wat wil je nou, gemeente?

Het afgelopen jaar heb ik het vaker beweerd: technologie biedt geen oplossing voor ongewenst menselijk gedrag; hoe je ermee schudt of er in roert. De reden daarvoor is vrij simpel: ik zie te vaak een haast naïef geloof dat technologie ons gaat verlossen van allerlei ongemakken.

Dat is baarlijke nonsens.

Het is zo verleidelijk; de gedachte dat de inzet van technologie problemen gaat oplossen. Het is zo verleidelijk dat velen het ook wíllen geloven. En er zíjn ook voorbeelden te vinden van successen.

Een sector waar de aandacht voor technologie al jaren vrij groot is, is de thuiszorg. Niet dat die aandacht is gericht op het verhogen van de kwaliteit. De aandacht is vooral gericht op het reduceren van kosten. Da's iets wezenlijk anders.

In de thuiszorg was men er als de kippen bij om technologie in te zetten die tijdregistratie tot op de minuut nauwkeurig mogelijk maakt. Het beeld van dictatoriale registratiesystemen die zorgden voor in- en uit vliegende thuiszorgmedewerkers bij cliënten, is echt niet ver bezijden de werkelijkheid. Nog steeds niet. Dat voor bijna alle cliënten de thuiszorgmedewerker een essentiële levenslijn is naar de buitenwereld, doet in 'het plaatje' niet ter zake.

Dat zouden de ontwikkelaars van apps en andere toepassingen voor gebruik in de thuiszorg zich goed moeten afvragen: draag ik op deze manier bij aan een betere zorg? Of aan een goedkopere? Wie heeft baat bij die ontwikkeling?

Het klinkt zo mooi: technologie in zetten om mensen - jou en mij - langer thuis te laten wonen. Daar valt geld (aan) te verdienen. Dat gebeurt dan ook. Het ene na het andere registratie- of communicatiessysteem wordt ontwikkeld, is innovatiever dan het andere, en verdwijnt vaker in de vergetelheid dan dat het een nationaal succes wordt.

Want zorg is mensenwerk.

Dat kun je dus heel erg fout doen. We dienen ons dan af te vragen waarom dat fout ging. Twee voorbeelden van vandaag.

Vanaf 07.00 zit in Leiden een oudere alleenwonende mevrouw te wachten op een thuiszorgmedewerker die antipsychotica komt bezorgen en laten innemen. 's Middags hoor ik dit: de thuiszorgmedewerker had gebeld, maar er werd niet open gedaan: "De bel was stuk" (die doet het gewoon). Maar wat ernstig is, is het niveau van deze medewerker die blijkbaar niet in staat is te bedenken dat je: kunt bellen naar het huis, via de buren hulp kunt vragen en zeker niet er van mag uit gaan dat er níets ernstigs aan de hand is. Ik vind het stuitend stom. Geen ander woord voor. Voor hetzelfde geld ligt er iemand op de grond en 'doet de bel het niet'.

Dit is geen uitzondering. De bejegening en probleemoplossing zijn structurele problemen. Naar mijn waarneming ook samenvallend met het inkopen van goedkopere zorg; verleend door goedkopere medewerkers, met andere motivatie dan 'zorgen'. Dan kun je leuk apps maken, maar als de zorg die wordt geboden ver beneden de maat is, zet dat geen enkele zode aan de dijk; laat staan, zoden.

Dan belazer je als gemeente-inkoper jezelf. Dan ben je bezig met het creëren van excuussituaties.

Die fixatie op kosten in plaats van effecten zag ik vandaag ook terug komen in het bericht dat in het gecontracteerd taxibusjesvervoer de milieunormen niet worden gehaald. Al die busjes voor schoolvervoer, voor gehandicaptenvervoer, voor ziekenvervoer: de meeste daarvan rijden nog steeds op diesel.

Het is een mooi streven van de plaatselijke overheden om milieuvriendelijk vervoer aan te besteden. Jammer genoeg willen diezelfde aanbesteders ook voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Dat gaat niet werken, gemeente. Concentreren op kosten betekent dat er gereden wordt met goedkopere dieselbusjes. Je kunt er vergif op innemen dat er ook steeds oudere, oncomfortabele busjes worden ingezet. Kosten tellen. Niet de kwaliteit.

Wat dit allemaal te maken heeft met innovatie?

Alles! Het tekent een volledig gebrek aan doelbepaling. Het enige wat er uit blijkt is dat een weifelende opdrachtgever die álles wil. Het tekent een opdrachtgever die spijtig genoeg ook in de illusie verkeert dat dat kán.

Het tekent ook de zoveelste situatie waarin de opdrachtgever veel te kwetsbaar is voor het argument dat 'hiermee al uw problemen worden opgelost'.

woensdag 23 oktober 2013

de onverzekerden

Het is een intrigerend idee.

Stel dat quantified self en met name gentechnologie over een paar decennia in staat zijn ons leven in kaart te brengen, en zelfs te voorspellen. Stel dat DNAonderzoek gaat uitwijzen voor welke aandoeningen iemand bevattelijk is, welke hij zeker gaat krijgen, en welke niet. Stel dat je jaar van overlijden vrij adequaat kan worden bepaald.

Waarom zou je je dan nog verzekeren?

Ja, tegen inbraak, autoongelukken en andere ellende. Alhoewel: met auto's die binnenkort stukken veiliger zijn dan een gemiddeld huis... Het enige echte risico wat je uiteindelijk nog lijkt te lopen, is een financieel. Niet vanwege astronomische ziekenhuiskosten, maar om je auto te vervangen en mogelijk die van de tegenpartij. Echte (zwaar)gewonden lijken er steeds minder voor te gaan komen.

Verzekeren doe je tegen een onbekend risico. Dat 'onbekende' zit 'm niet in één factor. Je kunt immers te maken krijgen met iets wat we allemáál niet kennen - de aanval van buitenaardsen - of met iets wat door anderen wordt gecontroleerd. Maar in alle gevallen verzeker je je tegen zaken die buiten jouw regelmacht gaan, tegen ongeluk.

Maar ja. Nu nadert het moment waarop je weet welke ziektes je wel en welke je niet gaat krijgen. Niet misschien niet; zéker niet. Waarom zou je dan premie betalen? Als het iets is wat je niet gaat krijgen, heeft het geen zin. En als het iets is wat je wel zult gaan krijgen, dan doe je er volgens alle consumentenadviesorganisaties veel verstandiger aan de premiebedragen apart te zetten op een eigen spaarrekening. Sparen voor de behandeling, dus.

Uiteraard zal het verhaal niet helemaal op gaan. Er zijn ongetwijfeld aandoeningen die té kostbaar zijn om bij elkaar te sparen. Daarbij moet je je dan wel realiseren dat het maar de vraag is wat de verzekeringsmaatschappij doet als ook zij daarvan weet: weigeren? De premie fors verhogen? Bedenk dat dat onbekende risico immers ook voor de verzekeraar is verdwenen.

Waar blijft die verzekeraar eigenlijk?

Da's een uitermate belangrijke vraag. De kans is groot dat verzekeraars geen verzekeraars meer zullen zijn in de klassieke betekenis van het woord: degene die, in ruil voor premiebetaling, het risico over nam. Maar ja, met een langzaam verdwijnend risico.... Wat dan?

De beweging is al een beetje zichtbaar. En ik ben daar helemaal niet blij mee. Wat je ziet gebeuren, is dat ziektekostenverzekeraars steeds steviger op de positie van de overheid plaatsnemen en gaan bepalen wat wel en wat niet wordt vergoed. Feitelijk betekent dat dat zij de zorg aansturen en regelen. Totdat zich binnen de zorg alternatieve circuits ontwikkelen, die buiten de huidige financiële circuits om opereren. Of en wanneer dat gebeurt? Koffiedik.

Het lijkt er op dat verzekeraars zich proberen te profileren als bewakers van doelmatigheid, als moderne versies van controlerende pennenlikkers uit Dickens' verhalen. Namens ... ja, namens wie eigenlijk... namens hun verzekerden, hun leden bepalen zij wat goed(koop) voor hen is. Klinkt logisch. Minder logisch is dat het maar de vraag is wiens belang hiermee is gediend: de verzekerde of de verzekeringsmaatschappij. Eén ding is duidelijk: de premies schommelen slechts marginaal. En, o toeval, de premies van de verschillende maatschappijen liggen binnen een relatief smalle bandbreedte. Aan het positief effect voor de consument in de vorm van of betere of goedkopere zorg moet worden getwijfeld.

Want: een particuliere onderneming die gaat bepalen wat 'gezond' en 'gezondheid' zijn?!

dinsdag 22 oktober 2013

Wees 'n realist

Evgeny Morozov bevalt mij wel. Ik denk dat ik 'm een jaar of drie geleden serieus ontdekte oftewel beter ben gaan lezen. Geen idee hoe de man in werkelijkheid is, maar op basis van wat ik tot nu las lijkt 't me een pedant, zelfingenomen iemand. Hij kan nogal betweterig uit de hoek komen.

Maar hij maakt wel punten.

In de De Volkskrant stond pas een interview met Morozov. Dat-i 29 is, was me nooit opgevallen. Toch grappig hoe dat kan werken als je argumenten en betooglijnen laat prevaleren. Leeftijd doet er dan minder tot niet toe.

Het is een punt wat Morozov aanstipt waar ik me veel bij kan voorstellen en tegelijk niet goed weet hoe ermee om te gaan. In de De Volkskrant staat dit interviewcitaat:

Photo 22-10-13 18 32 39

Het is een waarneming uit de doos Spijkers Op De Kop, daar niet van. Het barst van de goeroe's en experts. Het barst van de mensen die kunnen praten of schrijven én overtuigend. Als ik, lekker ongenuanceerd, zou kijken, dan stikt het van de verklaringen, tendensen en voorspellingen die feitelijk een magere - of geen - basis hebben.

Niet dat ik ga pleiten voor boeken, waar ik zelf ook aan heb mee gewerkt, met een notenapparaat van hier tot gunder. Da's een goed wetenschappelijk gebruik om contrôle op beweringen mogelijk te maken (en lezers naar andere literatuurlijnen te helpen). Wat mij juist aansprak in de boeken die Morozov benoemt als 'internetwetenschap', is juist dat ze zo lekker toegankelijk worden geschreven. Een dilemma, dus.

Maar een belangrijk punt maakt-i met 'de discussie'. Naast die noten kent de wetenschap de discussie, het discours. Je kunt wel iets beweren. De ultieme test is of die bewering ook de kritiek van anderen kan doorstaan. Dat kan inderdaad jaren duren, dat discours. Feitelijk is ook dát de bron van kennis.

Dat mis ik wel.

Waar bevindt zich die discussie. Ik ken een internet-tvprogramma dat in de buurt komt: Fast Moving Targets. Zeker Roeland Stekelenburg stelt daar de prikkelende vragen; de vragen die tot discussie (kunnen) leiden. Daartegenover staan dan de experts die bijvoorbeeld een De Wereld Draait Door laat opdraven. Bar weinig diepgang. Het zijn meer beeldende catalogi. Of in het ergste geval: promotie van de expert zelf.

De knuppel die het hoenderhok in gaat, is dat er teveel wordt nagewauweld en dat er veel te weinig tegengeluid is. Zelfs VPRO's Tegenlicht lijkt het nog maar heel dunnetjes te doen. Dat is echt een punt van zorg.

maandag 21 oktober 2013

miskend netwerk

Ze bestaan echt, hoor: die dagen waarmee de duvel speelt. "Het is alsof de duvel ermee speelt" betekent zoveel als "da's toevallig!". Of dat echt zo is?! Toeval bestaat, maar sommige onderwerpen zijn zó populair dat de kans ook wel érg groot is dat je het vaker tegenkomt.

Vandaag heb ik twee gesprekken gevoerd waarin netwerken een belangrijke rol spelen. In beide gesprekken kwam ook het thema van het miskende netwerk voorbij.

De term is verleidelijk: netwerk. Iets als een spinnenweb of een visnet, stellen we ons in het dagelijks taalgebruik erbij voor. En iets veiligs: risico's worden gespreid, lasten gedeeld en een groep die je beschermd.

Een netwerk bestaat uit knooppunten. Die knooppunten zijn niet per definitie allemaal even sterk. Een netwerk is dús per definitie flexibel, op zoek naar stabiliteit. Posities zijn niet vaststaand; ook niet ten opzichte van elkaar. Er is altijd een dynamische kracht aanwezig.

Netwerken zijn onlosmakelijk verbonden met interactie. Ze zijn er dus al zo lang er leven is. In dat opzicht is de mededeling dat we 'nu in een netwerksamenleving zijn terecht gekomen' enigszins onzin.

Niet de netwerken zijn nieuw. Ze zijn volop in beweging, waardoor posities veranderen. Onrust heerst.

Overheden bijvoorbeeld hebben decennialang in de veronderstelling verkeerd dat zij bepaalden wat in het collectieve en openbare deel van de samenleving gebeurde. De kritiek op de ivoren torens van de ambtenarij en het eigen dromen najagen van politici, komt daaruit voort; "u bedenkt van achter uw bureau wat goed is voor ons". Die positie was ook vrij eenvoudig te handhaven, omdat informatie niet makkelijk toegankelijk was.

Da's allemaal aan het veranderen. Exclusieve instrumenten zijn breder beschikbaar, en dat geldt ook voor informatie en kennis. Machtscentra zijn aan het verschuiven. De overheid heeft moeite daar mee om te gaan. Plots is de dynamiek de dynamiek van een netwerk. Daar is geen regisseur in bedacht. het netwerk zélf, de verhoudingen bepalen de dynamiek.

In die situatie kan - gaat! - het dus gebeuren dat andere partijen sterker worden dan jij. Voor een partij die comfortabel 'op het pluche' of 'aan de knoppen zat' moet dat een lastige ervaring zijn. Het zal je dan ook niet verrassen dat het gesprek vooral ging over het begeleiden van gemeenten in dergelijke trajecten (op verzoek krijg je van mij de naam van m'n gsprekspartner).

Waar, in essentie, overheden zich moeten realiseren ónderdeel te zijn van een netwerk, geldt bijna het omgekeerde voor individuen.

Niet dat individuen niet in een netwerk opereren. Dat doen ze - uiteraard - wel. Sterker, de netwerktheorieën zijn ontstaan op basis van waarneming van menselijk gedrag. Als ze al bestaan: mensen zonder netwerk, de eenzamen, sterven eerder. Dat zegt vast wel iets over de noodzaak van sociaal contact.

Over een bijzondere variant spraken we in het tweede gesprek; over de fixatie van werkzoekenden op het vinden van een baan. Da's eigenlijk raar. Niet de eigen kracht, inspiratie, droom, competenties of energie staat centraal, maar de afhankelijkheid van anderen die banen aanbieden.

Sollicitatieplicht past niet meer in deze tijd. Enerzijds worden werkzoekenden getraind in het nieuwe netwerken en vooral het belang van netwerken. Tegelijk wordt langs de andere kant diezelfde werkzoekende terug geduwd (in de tijd) om zichzelf afhankelijk te maken van initiatieven van anderen: het aanbieden van banen. Het zélf actief worden en wérk maken uit eigen energie - de nieuwe weg - is echter de manier die past in dat netwerk. Dat zal het UWV, dat zullen politici en ambtenaren zich eindelijk eens moeten realiseren.

Netwerken: zo simpel is dat nog niet. En een wondermiddel helemaal al niet!

zondag 20 oktober 2013

Niks Sinterklaas afschaffen!

De aanleiding voor deze blogpost is deze zin in het blog van Peter Breedveld:
Uiteraard wordt iedereen, die zich verzet tegen de normalisatie van racisme in Nederland, verguisd en verketterd.


Het is een van de moeilijkst toegankelijke blogs die ik ken. De reden om hem af en toe te lezen, is de schrijfstijl. Als het gaat om de inhoud wordt het al lastiger. Peter is zó bevlogen dat-i soms lijkt te vergeten dat er ook mensen zijn die met kennisachterstand gaan lezen: die het duizelt bij al die namen en voorvallen die als bewijs worden aangehaald. Dan haak je af. Dan stoot je af. Want hoeveel gelijk je ook hebt: mensen houden niet van (gewelds)dreiging, van haantjesgedrag, van ongelijk krijgen.

Ook ik was op micrometers van het punt van afhaken.

Niet vanwege de inhoud - het onderwerp is té belangrijk - maar vooral vanwege het vruchteloze effect. Niemand lijkt ook maar enige afstand tót elkaar te willen komen. Zwelgen in eigen gelijk is een gevaarlijke vorm van narcisme. Redelijkheid verdwijnt uit beeld en dialoog... dialoog bestaat niet, omdat dialoog lúisteren en op argumenten reageren impliceert. Dat ontbreekt bij iedereen, vriend én vijand, in die discussie ten enen male. Wat dat betreft; de straathuftertjesmentaliteit van GeenStijl is vermakelijk zolang ze een bezienswaardigheid is, niet als je in de val trapt er in mee te gaan. En dat gebeurt.

In dat geneuzel verdwijnt zo'n essentiële zin dan.

Peter schrijft daar een essentiële zin. Persoonlijk zou'k dat 'uiteraard' niet hebben gebruikt. Dat verzwakt, vind ik, doordat het defensief is: "Wát ik ook ga zeggen, mijn tegenstanders zúllen het níet me eens zijn", zoiets. Voorstélbaar is het woordje wel degelijk. (En ik zou vooral ook even scherp naar die eerste komma kijken)

Racisme is het systematisch benadelen van een bevolkingsgroep. Het is geen zwart-wit systeem dat er plots is. Je glijdt er als het ware ín. Daar waarschuwt Peter terecht voor. Voor je het weet, zijn alle Roma kinderrovers en misdadigers, alle Marokkanen straatterroristjes, Joden verantwoordelijk voor de bankencrisis en alle zuid-europeanen uitvreters. Laten we dan meteen de heerszuchtige ambitie van Duitsers en Fransen niet uitvlakken.

De hele wereld is vergeven van racisme en vooroordelen. Dat ga je niet op commando laten verdwijnen. Dat is ook onverstandig, want je denkt iets op te lossen door het onzichtbaar te maken. Causaliteit werkt anders: iets wat er niet is, is onzichtbaar, betekent niet dat iets er niet meer is als je het onzichtbaar maakt.

Natuurlijk resten er begrippen die tóen, in die context, een lading zouden kunnen hebben gehad. Jodekoek en negerzoen: een lekkere en een ronduit smerige (míjn smaak) lekkernij. Over dat 'jode' en dat 'neger' kun je je enorm opwinden. Maar het zijn holle residuen, waarvoor geen context bestaat. Of denk je echt dat vuurwerk tijdens de jaarwisseling iets probeert te verjagen?

Gelukkig is het feest van Sinterklaas een kinderfeest. Het zijn volwassenen die de betekenis erachter zoeken; nooit kinderen.

Sinterklaas is een prima moment om het (even!) met je kinderen te hebben over discriminatie. Dan kun je kinderen dus heel goed uitleggen dat Sinterklaas en Zwarte Piet níet echt zijn. Dat ze staan voor, bijvoorbeeld, straf en beloning van gedrag. Dat ze samenwerken en bij elkaar hóren, want niemand is in gedrag zwart óf wit. Dan kun je wel degelijk met kinderen spreken over de geschiedenis van dit duo, van racisme, discriminatie, zoals jij die ziet.

Sinterklaas ben je niet snel kwijt; daarvoor is de honger naar kado's te groot. 'De commercie' mag best een hoop tanden minder, maar kinderen een illusie ontnemen gaat je niet licht vallen.

De handpop of marionet wordt gezien; niet de bespeler. Ook een gekleurde piet zal zwarte piet blijven.

zaterdag 19 oktober 2013

Geurig Leiden

Het moet afgelopen donderdag zijn geweest. Het was me weleens eerder opgevallen. Zoals met meer dingen neem je ze echter niet bewust waar. Alert zijn op het moment, op je omgeving; het eist concentratie. Als je d'r op gaat letten, zul je merken hoeveel je voor vanzelfsprekend aan neemt.

Stel je voor: een fietspad door een stad - Leiden, inderdaad. Leiden is dan wel een fietsstad, maar gelukkig zijn niet alle fietspaden fietssnelwegen. Deze in elk geval niet; da's meer een provinciale weg. Iets drukker dan stil, zullen we maar zeggen. Om de paar minuten haal je iemand in; of zij jou.

Vlak voordat ik m'n bestemming bereikte, werd ik ingehaald door twee dames op een scooter. Toen die voorbij waren, rook ik de stad.

Sommige mensen hebben een hartgrondige afkeer van lichaamsgeuren - of een uitzonderlijk grote voorkeur voor kunstmatige geuren. Die besprenkelen, bespuiten of besproeien zich met geur. Eén van de twee dames had die gewoonte.

Wat je dan krijgt, is een pregnante geur van tweetaktbenzine; maar een die nu wordt overstemd door de flesjesgeur. Ik kan er niets aan doen, maar m'n eerste gedachte was welke van de twee concentraties het meest ontvlambaar zou blijken. Natuurlijk, de uitlaatgassen bevatten niet veel brandbaars meer - alhoewel de dames hun scootermotor eens zouden moeten laten afstellen - maar toch.

Dat is de stad ook: een myriade aan geuren.

Rond etenstijd de krioelende geuren van maaltijden die worden bereid _ en de vaststelling dat die wonderlijk genoeg steeds mínder duidelijk worden. De geuren van planten en straten na een regenbui. De geuren van de markt of van de restaurants. En de geuren van de mensen.

vrijdag 18 oktober 2013

fabelachtige varkens-anus

Echt. Je staat er soms/vaak/geregeld van te kijken hoe 'nieuws' wordt gemaakt/verslagen/overgenomen. Dat zijn dus wel de momenten waarop talloos veel Nederlanders zich realiseren dat ook journalisten de neiging hebben verhalen over te nemen. Ik zou verwachten dat er dan ook hoofdredacteuren en journalisten zijn die doorhebben dat 'allemaal hetzelfde nieuws brengen' gegarandeerd leidt tot lezersverlies. Wat heb ik aan een nieuwsmedium dat kopieert? Dat is de werkwijze van internetnieuws.

Hoe goed belangrijk goed luisteren is, bewees de Nederlandse pers vandaag.

Heel veel media namen het bericht over dat gepaneerde en gefrituurde inktvisringen geregeld varkens-anus bevatten in plaats van inktvis. Spits deed het zo: Jammie! Inktvisringen vaak varkensanus. Als je even zoekt, vind je tal van dergelijke koppen. Gelukkig volgt in de loop van de dag de opluchting: het verhaal is gebaseerd op een ongefundeerde uitlating van Europarlementariër Esther de Lange.
"Calamares eet ik alleen nog maar aan zee", onthulde De Lange naar aanleiding van de resultaten. "De gefrituurde inktvisringen blijken geregeld gemaakt van varkensanus."


Een broodje aapverhaal: nergens bevestigd te krijgen en alle bronnen citeren elkaar. Het verhaal is niet eens nieuw. Joop.nl en Geen Stijl vatten het allemaal op hun eigen manier nog eens samen. Joop.nl?! GeenStijl?! Zijn dat kranten? Nee, hè? Maar wel jongens en meisjes die niet alles klakkeloos overnemen.

Toch zijn er wat bevindingen die interessant zijn; die het niet verdienen ondergesneeuwd te raken.

Een mij zeer bevreemdende is dit citaat - in dit geval uit BN/De Stem, maar elders ook terug te vinden:

Het zijn steeds vaker criminele organisaties die zich bezighouden met voedselfraude. De miljoenen die maffia-achtige clubs met zulke professionele fraude verdienen, gebruiken zij volgens Europol om illegale activiteiten als drugshandel en mensensmokkel te financieren.


Dat van die 'criminele organisaties' mag niemand verbazen. Dat is stomweg een standaardgevolg van handel en winstbejag. Met de grootschalige 'marktwerking' zijn dit soort van sluwe 'zakenmensen' geactiveerd. In de komende paar jaar zullen ze worden ontmaskerd in de zorg-industrieën. Ontmaskerd; want dat ze er al lang actief zijn, zou ik wel verwachten.

Maar die 'drugshandel en mensensmokkel mee financieren'. Díe snap ik niet helemaal. Andere opsporings- en vervolgingsdiensten melden toch dat die 'bedrijfstakken' juist zo succesvol zijn? Waarom zou je ze dan moeten financieren?!

Het zorgwekkendst vind ik zeker niet het vermakelijk verhaal over de varkens-anus. Dat leidt lekker af. Evenmin dat criminele organisaties hier actief zijn. Daarmee masseer je de goegemeente voor 'het keihard ingrijpen bij die criminelen'. Juist dat (niet!) ingrijpen baart me zorgen.

Eerlijk gezegd is mijn indruk dat er veel papieren tijgers worden geproduceerd. Echt niet alleen door 'Europa; ook door onze rijksoverheid, en ook door gemeenten. Er wordt niets gedaan. En áls er iets wordt gedaan, is dat vooral gericht tegen de zwaksten. Zo!

Op het moment dat iemand, een overheid, zich opwerpt als beschermer van 't een of 't ander is hij feitelijk ook verplicht de handhaving te regelen. En ja, als je dat niet kúnt of niet góed doet, wordt je er op afgerekend. Probleem van de Nederlandse politiek en ambtenarij is dat ze dat héél vervelend vinden (maar het wel anderen willen ópleggen).

Het mag bekend zijn dat ik marktwerking een ge-drog-t vindt: een drogreden om te bezuinigen. Er is nergens een bewijs te vinden dat marktwerking per sé leidt tot kwaliteitsverbetering of tot -handhaving tegen lagere prijzen. Eerder gaat de kwaliteit naar beneden en stijgen de prijzen.

In die situatie - en voedsel is er blijkbaar ook een - is het een noodzakelijke voorwaarde dat er neutrale, rechtvaardige en messcherpe scheidsrechters zijn. Die bewaken die kwaliteit. Die bewaken het spel. Opdat ik in de supermarkt, op de markt of bij de kleinwinkelier mijn vergelijking kan maken zonder me af te vragen of alles wel verantwoord is.

Dit mág niet waar zijn (omdat ik, de consument, het verschil niet kán zien)

(...) zijn Chinese collega's bevestigden projectleider Chris Vansteenkiste van Europol dat het echt geen grap is. "In China zijn illegale fabriekjes waar mensen aan de lopende band eieren namaken. Die zijn goedkoper dan eieren van een kip. Aan de buitenkant zie je het verschil niet. Je kunt er een omelet van bakken, het verschil proef je niet.
(...)
Zo bont als de Chinese eierfraudeurs maken hun Europese collega's het volgens Vansteenkiste echter niet. In nepeieren zitten gevaarlijke stoffen. "Er zitten kleur- en smaakstoffen in, verder bestaan ze voor 90 procent uit water. Om dat de slijmerige substantie van eiwit te geven, worden benzeenzuur en aluinpoeder gebruikt. Die stoffen veroorzaken kanker, dementie en zorgen dat het bloed stolt.


http://www.youtube.com/watch?v=r2bRgJEYQ9U

donderdag 17 oktober 2013

Sorry. Griep of iets dergelijks.

Het mag nog zo handig zijn dat Google weet wanneer een ziekte uitbreekt; zolang ze mij als persoon niet (willen, kunnen, mogen) waarschuwen, schiet het niet op. Dan overvalt een buikgriep je gewoon als een dief in de nacht.

Dat is mij dus gisteren gebeurd.

Het is me nog wel gelukt gisteren een blogpost te maken. Maar overschatting van m'n herstel - wensdenken - leidde zojuist tot een ineenstortinkje. Gelukkig nadat ik de cliënte van de dagopvang had vervoerd.

Mocht je dit virus tegen het lijfje lopen: je loopt erop leeg. Beetje koorts, spierpijntjes, maar vooral darmkrampen en onaangenaam riekende ontlasting. Dat je het maar weet.

Door die hele toestand raak je ook energie kwijt - en snel, merkte ik - waardoor zelfs het lulligste herfststormpje leidt tot spierpijn. Twintig minuten wind tegen. Alsof we dat niet vaker hebben in Nederland.

Maar goed. Ik heb drie kwartier geleden m'n eten opgewarmd - eerder kreeg ik het niet weg - en deels naar binnen gewerkt. Dat betekent dat ik binnenkort weer een sprint richting het toilet moet inzetten.

Tabé! Hopelijk tot morgen.

woensdag 16 oktober 2013

Slapend sms'en

Slaapwandelen kende ik. Maar dat er ook zoiets bestaat als slaap-sms'en is voor mij nieuw: Sleeptexting is the new sleepwalking. Ik lees het net in The Atlantic.

Het is eigenlijk wel een logisch verhaal; dat je in je slaap nog handelingen kunt uitvoeren. Dan is het logischerwijs ook mogelijk te sms'en. En moorden te plegen. Dat schijnt dus werkelijk te kunnen.

Juist die sms'jes - en de moorden - zetten me aan het denken. In tegenstelling tot een 'klassieke slaapwandelaar' hebben die acties namelijk gevolgen. Een rondwandelend kind is meer een bijzonderheid en goed voor de anekdotes later. Zo stond één van onze beide zonen toen-i een jaar of zes, in de winter, in een open voordeur: "Ik moet plassen!".

Eerlijk gezegd heb ik het zelf ook eens meegemaakt; een jaar of acht geleden. Mijn vader was een paar jaar eerder overleden en mijn moeder woonde nog steeds in het oude huis, alleen.

'Heel zeker' zit in m'n geheugen. Heel zeker dat ik 's nachts de telefoon hoorde gaan, opnam en niets hoorde. Omdat ik dacht dat het m'n moeder was die niet goed was geworden, heb ik me aangekleed, ben ik in de auto gesprongen en naar haar toe gereden. Je raadt het: helemaal duister en in rust. Ik dus weer terug.

Het bijzondere is dat ik helemaal bij zinnen was. Dat die telefoon ging, was volgens mij - toen direct al duidelijk - nooit gebeurd. Dat moet suggestie zijn geweest. Vreemde ervaring, hoor.

Maar dat zijn allemaal gevolgloze acties. Het kost je benzine. Of je krijgt het koud. En er schijnen koelkasten leeg te kunnen worden gegeten.

Interessanter wordt het als je blijkbaar ook gaat sms'en. Want aan die sms-boodschap valt níet te zien of-t-i door een bewust of een slapend persoon is gestuurd. Je zal maar iets heel ongewensts in gang zetten op die manier!

Het bepalen van identiteiten in de digitale wereld is al complex genoeg. Identiteitsdiefstal is echt geen 'dingetje', met de nadruk op -tje. Daarvoor hebben we aardig arsenaal aan authenticiteitbepalende procedures, die nog lang niet waterdicht zijn. Tussen haakjes: dat waren de methoden in de analoge wereld evenmin. Handtekeningen vervalsen is zelfs een vaardigheid geweest van middelbare scholieren met een slecht rapport, en grote criminelen. Maar aan de digitale omgeving stellen we andere, veel hogere eisen dan aan de bestaande.

Wat gaat er gebeuren als de betrokkene wél zelf iets verstuurd, mét de juiste codes en veiligheidswaarborgen? Maar slápend! In deze tijd is het argument van 'een vreemd tijdstip' ook behoorlijk zwakker. Kunnen we niet plaats- en tijd-onafhankelijk transacties uitvoeren? En doen we niet ook?

Of het helpt om een half uur voordat je gaat slapen alle apparaten uit te schakelen, weet ik niet. Dat wekt de indruk alsof 'het probleem' in de apparaten schuilt. Dat lijkt me onjuist: we zijn het zélf.

Mij zou het niet verbazen als slapende mensen net zo makkelijk een tablet of smartphone aanzetten als de slaapwandelende tvkijker de tv.

dinsdag 15 oktober 2013

Is de wereld van Wall E fantasie?!

Voorlopig blijft een omroep als de VPRO voor mij nog steeds de betere programma's maken. Gelukkig hebben ze niet het alleenrecht meer. Bijna alle omroepen hebben wel iets goeds te bieden. Cabaret, humor... op een of andere manier heeft de VPRO dat minder: de wereld is blijkbaar alleen maar zeer serieus te benaderen.

Zo kijk ik geregeld een programma als Tegenlicht; niet alles, niet altijd en ik blijf zeker niet thuis voor een televisieprogramma. Meestal zijn het onderwerpen die me aanspreken, én die goed worden uitgewerkt. Natuurlijk, nooit helemaal zoals jouw mening. Maar da's nu juist de lol: achterblijven met vragen en inzichten. Voor het nietszeggend, snel vervliegend vermaak als speelfilms of shownieuws heb je de commerciëlen. En hun tot razernij brengende reclameblokken.

Tegenlicht heeft een voorkeur, zo lijkt het, voor 'de nieuwe maatschappij', voor het effect van de digitalisering. Omdat ik me daar de afgelopen twintig jaar mee heb bezig gehouden, is dat een warm bad. En het is, terecht, een onderwerp waar 'we' de vinger aan de pols moeten houden. Het kwartje kan linksom of rechtsom vallen. De ontwikkeling kan zowel bevrijdend als knechtend uitpakken.

De laatste aflevering van Tegenlicht die ik zag, ging over de techmens: een nondescriptieve, maar hippe term. 'We are into tech'. Zoiets. Plakten we een paar terug overal 2.0 achter, nu is het 'tech' wat de klok slaat. Ik zal blij zijn als die fixatie wat vermindert, want tech is niet bepaald ongevaarlijk-neutraal.

Het was Ben Hammersley (hoofdredacteur van Wired UK) die iets zei waarvan ik meteen dacht: 'Daar gaan we weer'. Hij zei dit (40'):
Als ik mezelf loopbaanadvies moest geven voor over vijftig jaar, dan zou ik kijken naar alle dingen die een computer kan doen. Dus alles wat gebaseerd is op feiten en logisch redeneren. En dat zou ik mijden als de pest. En dan zou ik kijken naar alles wat een computer nooit kan. En dat zou ik gaan doen. Dingen zoals kunst, poëzie, creativiteit. Die zijn per definitie menselijk. Ik zou dus van m'n leven geen arts of advocaat worden.


Goed, die laatste zin had ik niet hoeven citeren. Maar ook die past in mijn beeld van die beroepen. Een klein klierigheidje, dus.

Belangrijker: Hammersley maakt volgens mij een enorme fout. Zijn premissen kloppen, maar de conclusie. Volgt die daar logischerwijze uit? Ik denk het niet.

Waarom zijn mensen dan nog nodig?

Hammersley gaat er van uit dat er behoefte blijft bestaan aan "kunst, poëzie, creativiteit". Hij doet dat echter in een cirkel: die zijn alleen maar interessant voor mensen. Zolang er mensen zijn, zijn die talenten er dus ook. De vraag zal worden: wat is het nut, de toegevoegde waarde van mensen? De kans is groot dat in een rationele - computer-gebaseerde - maatschappij dat nut nihil is. In die diersoort steek je dus niet veel energie.

Somber? Niet echt. Het is makkelijk wegwuiven door dit beeld af te doen als science fiction. Natuurlijk, een Wall-E-samenleving zoekt niemand vrijwillig op. Dat is een dystopie, voor de mens.

Toch zijn we er naartoe op weg. Steeds vaker laten we beslissingen over aan machines. Steeds meer laten we machines ons gedrag bepalen. Steeds afhankelijker maken we onszelf van apparaatjes en apparaten. Steeds slimmer maken we al die apparaten.

Maar da's niet de bedreiging. De Techmens is niet de bedreiging. De opmars van het Rationele als Waarheid is het enge. Hammersley zou geen rechter worden, want een machine kan recht spreken omdat dat een beslisboom is. Is dat zo?!

Rationaliseren doordrenkt steeds meer maatschappelijke sferen.
Onderwijs? Dat moet doelmatig worden georganiseerd, en vooral geen zesjescultuur zijn. O, en creativiteit?!
Een gezin, kinderen? Is dat een langdurig verbond, of iets toevalligs?
Gezondheid, welvaart, welzijn... doelmatig beleven?!

Ik beklaag de komende generaties.

Omdat wíj, verblind door het positieve, het negatieve niet onderkennen. Omdat we hen niet opscheppen met een financieel probleem, maar met een veel immenser maatschappelijk probleem.

maandag 14 oktober 2013

Misplaatste arrogantie

Het ís mogelijk dat ik alles verkeerd zie. Dat zal ze tijd wel leren.

Afgelopen weekeinde is er in Nederland een begrotingsakkoord gesloten. Dat is een vreemd gedrocht. Vreemd omdat het niet een begroting is van een regering die in alle openheid in de Tweede Kamer is bediscussieerd. Dat zou je verwachten in de post-Fortuynperiode, waarin achterkamertjes zouden zijn verbannen. Niets is minder waar: de achterkamertjes zijn te klein en de spil waar omheen alles draait, zo blijkt.

Om zich te vergewissen van voldoende steun in Eerste en Tweede Kamer is er door de regering over de uitruil van wensen voor die steun. In theorie zal niemand zijn uitgesloten van dat overleg. Maar sommige dingen zijn uitsluitend voor de bühne bedoeld; alsof de slagers gaan overleggen met vegetariërs, mits die vlees gaan eten. Nee, dit was zeer doelgericht met uitsluiting van bepaalde partijen.

Dat is een vorm die we nog niet kenden; die van partijen die op voorhand steun betuigen aan een begroting. Niet voor niets dat de landelijke kranten er maandag veel aandacht aan besteden. In de De Volkskrant bijvoorbeeld een reconstructie van het onderhandelingsproces; met citaten.

Die maken het verhaal interessant, want juist daarin schuilen de aanwijzingen voor de verhoudingen (en daarmee de bestendigheid van dit bouwwerk).

Dat er eerst op korte termijn 70.000 banen verdwijnen voordat er op lange termijn wellicht 50.000 bij komen; da's een oude truc. Naast 'beloven' is het zaak die 70.000 en de termijnen waarop te verzwijgen.

Dat geldt ook voor de toon waarmee wordt gebracht dat de zelfstandigenaftrek voor zzp'ers niet wordt afgeschaft. Da's identiek aan de trots van iemand die geld bespaart door iets níet te kopen wat-i ook niet nodig had. In dit geval: anders dan paniek heeft het niet opgeleverd en dus is het per saldo een slécht plan.

Mooier zijn de reconstructie en citaten van het proces zelf. Tekenend is de wijze waarop D66 zich opstelt. Het zal de opzet van de journalist zijn, daar niet van, maar hier profileert zich een dwingeland. Voor een partijtje trekt D66 een grote jas en zet een grote mond op. Met succes, voor henzelf.

Photo 14-10-13 14 28 05

Mij doet het allemaal wel erg veel denken aan van die veel voorkomende situaties op middelbare (en basis-) scholen waar jochies de boel zo verziekend domineren dat leerkrachten er eindeloos tegenaan blijven praten. Er zit toch een eind aan? Op enig moment is de machtsbalans toch helemaal omgeslagen? Ergens in dit proces is toch je ruggengraat gebroken? Ben je toch je doelen aan het uitruilen geweest tegen 'de macht en het pluche'?

Hier hebben volwassen mensen zich door de schooldwingeland laten gijzelen.

Dat het proces dat schoolniveau niet echt is ontstegen, en tekenend voor de pikorde, getuigt onderstaande scene.

Photo 14-10-13 14 30 57

Ook dit is weer typerend gedrag. Dit is de manier waarop op school een groep jongens die ene zwakkere, maar wel essentiële, probeert te overtuigen toch mee te doen: "Je moeder komt het nooit te weten, jôh". Als puntje bij paaltje komt, zal niemand zijn nek voor hem uitsteken.

Nee, dit gaat (al lang?) niet meer om het landsbelang, of om het 'verantwoordelijkheid nemen' - een idiote gedachte - of samenvallende ideeën. Dit gaat om macht.

Het gedrocht waar we tegenaan kijken, is niet bij machte te reageren op veranderende omstandigheden. De omhelzing is zo krachtig dat de buitenwereld is buitengesloten.

Daar kan nog grote ellende uit voortkomen, in een wereld die snel verandert.

zondag 13 oktober 2013

Gevoeligheden

Ieder beroep heeft z'n eigen codes. Veranderingen daarin verraden soms ontwikkelingen in een beroep.

Sociologen hebben ooit vastgesteld dat beroepen waarin veel vrouwen werkzaam zijn, over het algemeen lager worden beloond, betaald dan beroepen waarin veel mannen werken. Die situatie is nog steeds niet fundamenteel anders: vrouwen verdienen minder dan mannen, grosso modo.

Het is niet de bedoeling die kennis zo te gebruiken, maar het kan wel: van een beroep dat feminiseert, kan worden verwacht dat het in status aan het veranderen is. Die verlaagt. Andersom geldt ook: een toename van mannelijke beroepsbeoefenaren is vaak een teken van stijgende beloningsniveaus. Dat gebeurt allemaal niet van de ene op de andere dag. Maar de tendensen zijn er.

Iets vergelijkbaars gebeurt met vaktaak, jargon. Op het moment dat vaktermen worden opgenomen in het algemeen taalgebruik, daalt de status van dat beroep een fractie. De kern is eigenlijk heel vanzelfsprekend: als iedereen snapt hoe iets wordt gedaan, is de exclusiviteit minder. Vaktaal is echt heel belangrijk voor beroepsstatus.

Een mooi voorbeeld zijn de journalisten.

De afgelopen maanden ben ik minstens tien keer tegen de felle reacties aangelopen van journalisten die zich hevig verzetten tegen het 'schrijven van stukjes' in plaats van het 'schrijven van artikelen'. Dat is eigenlijk een tekenende reactie.

'Ik schrijf 'artikelen'' is een achterhoedegevecht.

De erosie van het journalistieke beroep lijkt hevig. Lijkt, want ik denk dat het wel meevalt. Wat wél gebeurt, is dat een specifieke categorie journalistiek werk erodeert: het dagelijks, beschrijvend nieuws. Dat wordt inmiddels ook goed gedaan door talloze websites, bloggers en andersoortige schrijvers.

Die mensen spreken vaak over het schrijven van stukjes. Zo wordt dat ook ervaren. Het interessante aan de reactie is dat er blijkbaar een open zenuw wordt geraakt. Een open zenuw die mogelijk neerkomt op: 'shit, ze hebben gelijk. Dit zíjn stukjes'. Hoe je er ook naar kijkt, een overtrokken reactie op terminologie wijst vaak op een status die bijna uitsluitend is gebaséérd op terminologie.

Eerlijk gezegd ben ik van mening dat de term er niet heel veel toe doet. Maar inmiddels ben ik er ook achter dat de verdedigers van 'artikel' vaak een werkwijze en schrijfstijl hebben die eenvoudig zijn te kopieëren. Het zijn niet bepaald de beste onderzoeksjournalisten of stijlbepalers.

'stukjes schrijven': zo ís het gewoon, en dat is voor veel journalisten heel bedreigend.

zaterdag 12 oktober 2013

Upcoding: de patiënt eindelijk voorop

Enig idee hoe groot het probleem is waarvan Van Rijn vindt dat het "direct moet worden aangepakt"? Enig idee hoe vaak upcoding, want daarover heeft-i het, voorkomt? Enig idee waaróm het voorkomt?

De onthutsende conclusie moet eigenlijk zijn dat de heer Van Rijn een hele grote groep mensen criminaliseert. Je zou er haast demoniseert schrijven, als die term niet zo uitgehold was geraakt. Maar dat het een smerige stoot onder de gordel van zorgverleners is, valt duidelijk te maken.

Als je zorg nodig hebt, moet je die zorg hebben die op de oplossing van jouw probleem of aandoening is toegesneden.

In de somatische zorg is dat een probleem. Want de mogelijkheden om somatische aandoeningen - de 'echte' ziekten in het algemeen taalgebruik - te behandelen nemen met de technologische ontwikkeling toe. Medicijnen worden steeds beter, en duurder. Operatietechnieken worden steeds beter, en duurder. Protheses worden steeds beter, en duurder. In het algemeen beeld denken we nu dat 'de zorg' steeds duurder wordt en dat dat helemaal niet altijd in het belang van de patiënt is. Het zijn vooral de winsten van leveranciers die toenemen.

Er bestaat ook een soort zorg die minder in het oog springt, die minder de aandacht vraagt en ook niet krijgt. Dat is de langdurige zorg. Dat is de zorg voor mensen die afhankelijk zijn van zorg om te kunnen leven. Laat 'm tot je doordringen:
Dat is de zorg voor mensen die afhankelijk zijn van zorg om te kunnen leven.


Je hebt het dus niet over mensen die voor enkele dagen worden opgenomen, die misschien bij hoge uitzondering voor een paar weken worden opgenomen, en dan thuis herstellen. Let wel: herstellen.

Dit gaat over mensen die ouderdomskwalen hebben en thuiszorg nodig hebben, die psychiatrische problemen hebben en níet zo maar zelfstandig in de maatschappij kunnen bestaan, die een chronische aandoening hebben en zonder hulp geen kant op kunnen. Dit gaat over mensen die zonder hulp niet overeind blijven.

Van een zorgverlener verwacht je dat-i die zorg voor je probeert te regelen die past bij jouw situatie. Je bent, als patiënt, overgeleverd aan de mogelijkheden die je worden gebóden; niet aan de mogelijkheden die jij vráágt of nódig hebt. Da's meer dan een detail, meer dan een woordspel. Da's een essentieel verschil.

Iemand anders bepaalt wat jij nodig hebt.

Wat me mateloos stoort in de houding van Van Rijn en zijn lakeien - journalisten bijvoorbeeld - is het asociale, zuiver technocratische karakter. Er zit geen greintje medemenselijkheid in. Er zit geen enkele poging tot begrip in.

Stel: je bent een psychiatrische inrichting. Dag in dag uit is het zoeken naar de balans tussen zorgkwaliteit en kosten. Je hebt al talloze vrijwilligers in kunnen schakelen. Goddank. Je hebt al het maximale van je medewerkers gevraagd. Geregeld bedenk je je dat je blij mag zijn te werken in een sector waarin mensen uit overtúiging werken, waarin 'zoveel mogelijk verdienen' geen motto is, waar greed is good niet past.

Meneer Van Rijn, dat upcoding is niet anders dan een poging van zorgverleners om hun cliënten die zorg te blijven geven die ze nodig hebben en die de zorgverleners nodig achten. Het ís geen graaien in een pot. Het is in het belang van de ander. Dat heet medemenselijkheid.
Upcoding is frauduleus als het leidt tot hogere declaraties voor een niet-geleverde dienst. Dit gaat om hogere zórgindicaties opdat mensen zorg kunnen blíjven ontvangen. Omdat het nódig is.

Meneer Van Rijn demoniseert een hele sector, maakt ze zwart als 'mensen die zich niet aan regels houden'. Het gaat echter niet om regels; het gaat om tussentijds veranderde spelregels en vooral om geld. Van Rijn is zélf de kwade genius die deze beweging in gang zette.

Want dit is zijn basis:
Uit de rapportage blijkt dat in 23 procent (45 gevallen) van de 202 onderzochte gevallen sprake is van zwaardere zorg (of hogere zorgzwaartepakketten) dan het CIZ zou hebben vastgesteld: upcoding. In 4 procent is dat lager, in 73 procent was dat gelijk of met verwaarloosbaar verschil.


Ja, dat staat er echt: driekwart klopt!

vrijdag 11 oktober 2013

Van een nieuwe, glorende toekomst

Hoe het Internet is ontstaan, zal de goegemeente inmiddels wel zo ongeveer bekend zijn. Zo ongeveer, want de verhalen erover zijn op details best wel uiteenlopend. Een probleem met geschiedschrijving: ook over de wereldoorlogen kunnen we vandaag de dag nog debatten voeren.

Eén van de belangrijkste motoren achter de ontwíkkeling van het Internet, denk ik, is het beroemde peering geweest. Eenvoudig gezegd: universiteiten cum suis, de eerste gebruikers, hadden niet enorm veel behoefte aan ingewikkelde verrekeningsadministraties voor het gebruik van data, netwerken en rekencentra. Wat is er eenvoudiger dan, op basis van een globale inventarisatie, te stellen: "Als we allemaal evenveel van elkaar gebruiken, dan leveren we ook evenveel. Ergo: we hóeven niets te verrekenen.".

Peering: tussen gelijken, peers, met gesloten beurzen uitwisselen.

De stimulans die daar van uit ging, is ontzagwekkend geweest. Het effect was dat veel mensen zijn gaan denken dat 'alles op het Internet gratis is'. Een de geldeconomie typerende verwringing: waarvoor niet wordt betaald, is gratis en heeft blijkbaar niets gekost. Productie en waarde zijn (ver) uit elkaar getrokken.

Als je het hebt over innovatie, dan is dit zo'n mechanisme wat nog steeds zijn invloed doet gelden.

Wederkerigheid is niet spectaculair nieuw. Wel is het eeuwenlang verdrongen geweest door kapitalistisch denken, waarin eigenbelang, winst en competitie centraler staan. Als economisch (handels)principe is dat geen slecht idee; als sociaal (maatschappelijk) principe wel. Met het internet brak dat sociale element door tot in economische principes. Zo leek het.

Dat is het spannende aan deze tijd. Niet de vraag welke technologie gaat 'winnen'. De vraag welk uitgangspunt voor de samenleving we gaan gebruiken - er wordt niets gekozen. Het zal 'ontstaan' - is relevanter. En, ja, ook daarin moet je eigenlijk ook weer differentiëren naar culturen.

Vandaag kwam een berichtje voorbij over Leiden. Daar wordt gestart met een Free Little Library.

Een Free Little Library is een persóónlijk, openbaar uitwisselingssysteem. Eline Levering, de Leidse initiator, moet nog wel een mooi buitenboekenkastje timmeren, dat wel. Daar kun je een boek uithalen en er eentje terug zetten. Zonder kosten. Een mooie aanvulling op andere initiatieven. We hebben bij voorbeeld De Boekenzolder. Daar kun je per keer zeven boeken meenemen, gratis, voor niets,met als enige voorwaarde dat je ze niet mag (door)verkopen. Houden? Terug brengen? Beide zijn prima. Persoonlijk vind ik Bookcrossing ook een erg mooie oplossing: boeken 'in het wild loslaten'.

Wat mij frappeert, is de onderliggende gedachte. Dat is niet die van handel(s-kapitalisme) maar die van wederkerigheid. Geproduceerd en geconsumeeerd in dat eerste domein, worden producten gedééld in het tweede. Da's nieuw. Nieuwér.

In de innovatietheorie onderkent men verschillende golflengtes: er zijn snelle, krachtige innovaties en er zijn langzamere. Die eerste groep is soms lastig te onderscheiden van hypes. De tweede omdat ze de neiging heeft onopvallend te zijn. Als je een aantal ontwikkelingen in samenhang ziet, ontrolt zich het beeld van zo'n langzamere golf: de Kondratieff-golf.

Kondratieff_Wave

Dat-i onomkoombaar is, ga'k niet beweren. Wel dat-i aan kracht wint. De beweging die is gebaseerd op wederkerigheid. daarin past niet alleen het uitwisselen van boeken, daarin past ook het beschikbaar stellen van slaapgelegenheid, couch surfing, particuliere auto's, leensystemen als Peerby.

Het lenen van auto's is strikt genomen geen wederkerigheid meer. Die hoort in een categorie niet-bedrijfsmatige, kleinschalige verhuur. Die categorie explodeert. Niet verwonderlijk in deze tijd. Wel interessant is dat ook dit weer aanschurkt tegen saamhorigheid: er hoeven geen (grote) winsten te worden gemaakt. Een maaltijd? Thuisafgehaald. Oppas nodig? Buurthulp. En ga maar door.

Wat al deze initiatieven zo interessant maakt, is dat ze veel socialer zijn dan de zogeheten reële economie. Heel lang werd dat weggezet als de informele, of zelfs de zwarte, economie. De vraag is of de zaak aan het kantelen is. Of de basis waarop we moeten bouwen, niet júist die informele, wederkerige economie is.

Dat is wat de crisis ons gaat opleveren: veel initiatief waarin die sociale component centraal staat. Doodzonde dat al die politici, beleidsambtenaren en -adviseurs die boot aan het missen zijn en achterblijven in de oude wereld.

donderdag 10 oktober 2013

Storm?!

In eerste instantie dacht ik: "Zijn we gek geworden?". Maar in tweede instantie, een seconde later, schoten me de woorden van oudere mensen te binnen: "Als de kinderen zo onrustig zijn, is er storm op komst.". Zou dat ook voor slechter weer gelden? In dat geval kloppen beide.

Ik heb het al 's eerder geschreven: de samenleving versneld én vertraagd. Da's een niet mis te verstaan probleem voor de toekomst; niks 'uitdaging'.
Enerzijds gaan technologische ontwikkelingen steeds sneller, gaan veranderingen die dat voortbrengt steeds sneller, wordt de hoeveelheid informatie met de seconden groter, wordt de kennis die je nodig hebt om 'samen te leven' steeds groter.

En tegelijk worden steeds meer mensen langzamer, worden steeds meer mensen gebrekkiger, zoeken steeds meer mensen houvast.

Waardoor? Door de versnelling die nu eenmaal het gevolg is van onze economische principes, en het biologische gegeven dat we steeds ouder (kunnen) worden. Dat wringt.

Vandaag was weer eens zo'n dag waarop ik dacht: "Wat als jíj oud zou zijn?". Zo'n dag met van die kleine akkefietjes die meestal onopgemerkt door je waarneming schieten. Van die momenten dat je even zou kunnen denken: "Als we meer ouderen hebben, gaan we dit dus veel meer meemaken.".

Zo'n bus met rolstoellift bijvoorbeeld. Die moet bij voorkeur vlak staan. Dan struikelt er niemand bij het op- of afstappen en dan wringt het platform ook niet. Als ik vandaag bij de flat van een hoogbejaarde slecht ter been zijnde dame aankom, staan er twéé auto's asociaal dubbel geparkeerd. Daardoor moet de bus, achteruit stekend, heel scheef aanrijden. Het gevolg? Dat iemand van 95 meer risico moet nemen omdat iemand van een jaar of 25 te beroerd is om zich aan regels te houden.

Hoezo, 25? Dat is mijn schatting, want de chauffeur en bijrijder stapten net uit toen ik achteruit stak. Tja, die heb ik in onvervalst Nederlands en woede duidelijk gemaakt dat door hun gedrag nu een oude dame risico moest nemen. Jammer genoeg zei m'n bijrijder toen hij terugkwam dat het volgens hem Polen waren die geen woord hadden begrepen van wat ik zei.

Die bussen zijn een bron van inspiratie om je druk te maken over verkeersgedrag. Maak je borst maar nat, als je je eraan ergert dat die busjes behoedzaam verkeersdrempels en andere obstakels in de weg nemen. Het worden er alleen maar meer. En ook de scootmobiel en de trage chauffeur gaan in aantallen toenemen.

Niet dat dat sommigen ervan weerhoudt dergelijke busjes over de tegenliggerbaan links in te halen, het doodnormaal te vinden dat je van stoplicht naar stoplicht rijdt op basis van een noodstop'techniek' of elkaar proberen op te jutten door te kleven.

Die mensen zullen me worst wezen. Ze doen maar. Het kost hén hartkloppingen, hoge bloeddruk en een hoog benzineverbruik. O, en wellicht tien-twaalf seconden tijdwinst.

Belangrijker is weer die spanning tussen haast en kalmte. Want als er steeds meer langzamen gaan komen; gaan die levensgevaarlijk rijdende snellen dan langzamer? Of blijven ze menen werkelijk béter te zijn in het verkeer?

Leiden voert een op papier goed beleid voor langzaam verkeer. Bij vrij veel stoplichten krijgt langzaam verkeer een groot vak vooraan; ook vóór de eerste wachtende auto.

Jammer genoeg bestaat er een soort bestuurder op wie die situatie als een rode lap werkt. Of, zoals vandaag, gewoon niet eens zíen dat dat vlak is aangebracht. Hoppa, we duwen die fietsers gewoon opzij. En een scootmobiel ook. Net zo makkelijk.

Zoals ik zei: het gaat niet om het niet naleven van verkeersregels. Het gaat me om het conflicterende van snel en langzaam. Dat wordt echt een dingetje, waarvoor we oplossingen nodig zullen hebben.

En die zullen echt niet alleen in de techniek moeten worden gevonden. Het is een vooral een kwestie van mentaliteit. Zoals bij veel volkeren respect voor ouderen een groot goed is, zo zullen wij dat ook moeten zien terug te vinden.

woensdag 9 oktober 2013

Geciviliseerd

En toch hebben vijftig netjes openhaardhout iets lulligs.

Ook in Leiden hebben we van die jaren dertigwoningen, in verschillende formaten; wel allemaal opgetrokken uit dat 'gezellige rode baksteen'. Het zijn populaire huizen, vooral door de sfeer. Zeker voor degene die zich niet wil laten kennen als kneuterig, zijn ze ideaal. Hipstergezellig, zullen we maar zeggen. "Nee, zeg. Dit huis vráágt om deze inrichting. Moet je dat glas-in-lood zien. Daar móet toch een openhaard bij?!"

Het blijft me wat vreemd voorkomen; niet passende elementen. Wellicht het idiootst vind ik wat je in Wassenaar nogal eens zag, en waarschijnlijk ziet. Als je daar op een zaterdag in het dorp kwam of bij de plaatselijke supermarkt, dan waren ze in ruime mate voorhanden: de buitenmensen. Je kent ze vast wel; van die types die waxjassen dragen en liefst ook nog donkergroene laarzen. Wellingtons, uiteraard. Dat is een ensemble waar een terreinwagen bij hoort, een four wheel drive.

Wat het idioot maakt, is dat in het dorp geen enkele onverharde weg is te vinden en evenmin woest of onbegaanbaar buitengebied wat stevige buitenkleding vereist. Het is een gewoon dorp met asfaltwegen en gecultiveerde, zij het soms grote, tuinen. Wat zich op zaterdag op die manier in het dorp vertoont, is niet anders dan een modegril, een status statement. Het namaak druipt er ook van af. Het is toch allemaal niet hoe de koddebeier in de duinen of een jachtopziener er bij loopt.

Niet dat het hier in de stad principieel anders is. Wellicht minder landlevenkleding, maar toch ook hier, op het asfalt, te grote four wheel drives, suv's en grootwielige Amerikaanse pickup's. Overal gaat het om imago.

Bij huizen gaat dat wat lastiger in die zin dat die nogal plaatsgebonden zijn en je er niet mee kunt paraderen. Wat je wel kunt, is mensen in dat huis uitnodigen en dan nonchalant op de bijzondere details wijzen; zoals de open haard. Die er oorspronkelijk niet in zat. Maar die wel een leuk sfeertje geeft. Net als de kaarsen, de overheerlijke knoflook-olijven en de noten-tapenade op toast.

Een haard als (bij)verwarming kan ik me nog goed voorstellen. Een showhaard ook wel, maar ik geloof dat ik 'm zelf niet veel zou gebruiken. Je moet toch ergens goedkoop hout vandaan halen. Zoals ik ooit zag bij een goede kennis die een huisje in Frankrijk heeft. Die betaalde heel erg weinig voor droog, gekloofd hout. Maar dat werd dus wel zo uit de vrachtwagen in de tuin gestort. En wij maar sjouwen en stapelen. Kijk, dan lijkt me een haard wel zinvol.

Hier in Leiden reed ik van de week langs een huis waar in de voortuin openhaardhout lag; van die pakketjes met een netje er om heen, zoals je ze bij een tankstation kunt kopen. Voor te duur. Van die netjes voor mensen die hun hout bij het tankstation moeten halen omdat de winkels al zijn gesloten. Dat soort.

In die voortuin lagen dus naar schatting zo'n vijftig van die netjes. Dat gezicht doet me denken aan die kleding en die auto's: ergens klopt er iets niet in dat beeld.

dinsdag 8 oktober 2013

De fiets

Het kuiltje liet 'm stuiteren. Dat hoorde je. Een klein beetje, maar voor een klein fietsje genoeg. "De ketting! De ketting ligt eraf", riep-i. Z'n vader, die met z'n kleine broertje achterop naast 'm fietste, keek naar beneden waar z'n zoon machteloos trapte. "Shit.".

Drie, misschien vier seconden duurde het contact. Toen was ik alweer gepasseerd; met m'n gedachten bij die vader. Hij zou nu vast te laat op z'n werk komen; met deels vuile handen van het kettingvet en roest. De hele dag een vage zweem van olie en rouwrandjes aan z'n nagels. Lekker begin van de dag.

Waarom zou je je daarover eigenlijk druk maken?

Hopelijk heeft die vader zijn zoon niet het gevoel gegeven dat die iets deed wat verkeerd was. Niet omdat het verkeerd wás, maar omdat de vader kwaad werd omdat hij nu te laat zou zijn. Als kind kun je dan snel de indruk krijgen, dat het aan jou te wijten is.

Hoe vaak bepaal je de prioriteiten niet verkeerd? Waarom zou je baas belangrijk zijn? Zijn belang is dat jij zoveel mogelijk doet voor zo min mogelijk geld. Loyaliteit is een eenzijdige illusie; een bedrijf is nooit of te nimmer loyaal aan z'n werknemer. Eigenlijk is het volslagen idioot hoe - vaak impliciet, insinuerend - druk wordt uitgeoefend.

Ouders "hadden dan maar geen kinderen moeten nemen". Zieke dieren "kunnen best wel op een later tijdstip naar de dierenarts". Vertraging in het woon-werkverkeer is "formeel jouw tijd. Geen werktijd".

Maar ook "een keertje op je vrije dag komen werken, is toch geen probleem?". Een veelgebruikte "We hebben hier geen negen tot vijf-mentaliteit, hoor". Of "hier doet iedereen alles, als 't moet".

Op de fiets bedacht ik me dat ik in zo'n organisatie heb gewerkt. Flexibel, maar in wiens belang? Meewerken; maar door sommige managers nóóit! Meer uren gewerkt? Nee, jôh, da's dat van negen tot vijf-denken. Formeel geen beleid. Nergens keihard opgedragen. Maar wel een sfeer en cultuur gecreëerd die die druk (onaangenaam) voelbaar maakt, waarin 'iets anders' je leven en tijdbesteding beheerst.

Sinds een ruim jaar beheers ik mijn eigen tijd weer. Dat is een enorme ervaring en ook een die me verraste. Zonder er erg in te hebben was de rattenrace er blijkbaar in geslopen. Pas op het moment dat-i plots wegviel, bleek wat ik allemaal had opgeofferd. Opofferingen waarvoor helemaal nooit enige waardering is getoond. Dat was toch allemaal vanzelfsprekend?

Als er iets is wat ik jonge mensen, vooral ouders, gun, dan is het de kracht om je eigen leven voorop te stellen.

Zot is het; dat één van je ouders overlijdt en jij in die periode denkt dat je ook je werk nog moet doen, dat je zelfs op momenten dat troost wordt gevraagd er even niet bent, dat je achteraf merkt een van de belangrijkste levensgebeurtenissen deels te hebben gemist. Vanwege 'werk'.

Zot is het; dat je 's ochtends wakker wordt en maar meteen medicijnen tegen de pijn inneemt 'want je moet naar werk', medicijnen waarvan de bijsluiter vermeldt dat je ze zó niet hoort te gebruiken, en zeker niet lang. Maar ja, 'werk'.

Zot is het; dat je staat te blauwbekken op een ijzig station omdat de stad van je werkgever onbereikbaar is door een OVstoring, en je tóch probeert die ene mogelijkerwijs rijdende stoptrein te nemen. 'Er wachten immers mensen op me'.

Nou, die kwámen dus niet. En de lijst voorbeelden waarin jíj iets van jezelf opoffert, kun je ongetwijfeld zelf ook maken. Dan ben ik benieuwd in hoeveel van die gevallen tegen je is gezegd: "Goed zeg, dat je er tóch bent".

'Het werk gaat voor'; daar ga je nog spijt van krijgen.

maandag 7 oktober 2013

Paarse krokodillen tegen de kandeleer

Ik ben een liefhebber van onze taal en van Onze Taal. Niet dat ik een groot talent heb voor onze taal, maar Onze Taal verslind ik meestal wel. Onze Taal is, slim lezertje, een tijdschrift over de Nederlandse taal.

Eindelijk staat er in Onze Taal een artikel wat goed aansluit bij mijn idee over taal. Dat idee lijkt wat wankelmoedig, maar is 't niet.

Ik heb een hekel aan taalslordigheid. Ik ben een groot fan van taalcreativiteit. Het verschil tussen die twee is een flinterdunne scheidslijn: intentie. Ergerlijk is degene die slordig is in z'n woordkeuze, die niet de tijd neemt even na te denken over 'd', 't' of 'dt'. Dan moet je niet aankomen met 'maar Nederlands is een levende taal die verandert'. Dit is gewoon fouten maken. Dat veeg je niet onder het tapijt met modieuze drogredeneringen.

Opzéttelijke taalfouten werken als een komiek die als onhandige kluns over z'n eigen voeten struikelt. Die opzet haal je vaak ook uit het ritme, de pauzes. Gelukkig zijn er genoeg taalkunstenaars om tegenwicht te bieden aan de taalslonzen. In Tram 7 van Jurk! zitten er een paar:

Toen kwam ze binnen
Een mooie meid met donker haar
Ze zag me zitten
En ik haar
(...)
En ik heb het echt niet meer
of juist te pakken


Het aller-, aller-, allermooiste vind ik in onbruik geraakte woorden. Niet allemaal, maar er zitten echt wel pareltjes tussen. 'Nochtans': mooi toch? Om dergelijke woorden weg te mikken 'omdat niemand weet wat ze betekenen' of 'omdat het begrippen uit een voorbije tijd zijn', vind ik wel heel erg bruut. Het in gébruik houden van die woorden houdt ook kennis en taalrijkdom in leven.

Precies dát dacht ik aan te treffen in Onze Taal, in een artikel over "oude spreekwoorden in een nieuw jasje". Dat is een gaaf project, van Laurens Bosman en Wilmar Versprille las ik daar. Zij willen spreekwoorden vernieuwen om te voorkomen dat de bóódschap van het spreekwoord in vergetelheid wordt verzwolgen. Op 8 oktober wordt bekend gemaakt wie dat het beste deed. Maar dat ter zijde.

Er zitten werkelijk práchtige vernieuwingen bij.

Photo 07-10-13 20 38 08

Maar wat ik wel jammer vind; die oude, vervangen spreekwoorden hóeven toch niet weg? Waarom zou je "Om der wille van de smeer likt de kat de kandeleer" niet meer moeten kennen? Of, nee: er in elk geval eens bij je lessen Nederlands bij hebben stil gestaan. Je hoeft ze toch niet per sé in je dagelijks taalgebruik op te nemen? Maar een kleine beetje weten waar de klok de klepel haalt en Abraham de mosterd.... Lijkt mij ook bijdragen aan algemene - en leuke - algemene ontwikkeling.

Wat mij écht heel erg verbaasde, is de bewering dat sommige woorden stomweg niet meer worden begrepen. Nu ben ik heel slecht in het inschatten van mensen, maar iemand als Giel Beelen lijkt mij een gemiddelde Nederlander. Die zou niet weten wat 'kaf' is?! Je weet wel, van 'het kaf van het koren scheiden'. Ook het woord 'baken' zou velen een raadsel zijn. Kijk: dát vind ik dan weer zeer verontrustend. Dan wordt Nederlands - van laten we zeggen dertig jaar terug - voor sommigen gelijk aan een vreemde taal. Vreemdeling in eigen land.

Dat zou ik graag willen: dat op Paarsekrokodillentranen die oude-van-dagen-spreekwoorden nog een poos in het spreekwoordenbejaardenhuis kunnen bestaan.

Opdat we ons realiseren dat taal lééft.

zondag 6 oktober 2013

Ballonnen boven Leiden

Met volksfeesten heb ik een haat-liefdeverhouding. Van de ene kant vind ik ze erg leuk: het enthousiasme, die verschillende types mensen op straat, de gewoontes, de gespreksflarden. Maar aan de andere kant: het zijn er zoveel. Mensen.

Het liefst zou'k in zo'n diepzee-observatiebol aanwezig zijn: wel alles zien, horen en ruiken, maar met een gegarandeerde comfort zone om me heen. Als dat mogelijk is: ook een luie zetel alsmede andere luxe. Tegelijk weet je dat dat de ervaring vernielt. De vermoeidheid, het aanstoten, het opwellend chagrijn als je weer 's met z'n allen stilstaat, mee móeten, onderdeel van de massa zijn: dát is de essentie, onderdompelen. Die bol is niet meer dan een geïnnoveerde tv. Zoals zoveel innovaties, als het om menselijk gedrag gaat, een gedeeltelijke reproductie.

Massafeesten - misschien wel de meeste openbare ruimtefeesten - zijn ook niet echt 'te begrijpen'.

Is er bij een verjaardag of een bruiloft nog een duidelijke aanleiding; bij carnaval, koningsdag of Drie Oktober/Leidens Ontzet is dat al een stuk obscuurder. Het is een vrije dag! De stad viert feest! Een beetje zoals Pinksteren (nú zeggen wat dan wordt gevierd).

Toch zijn die massafeesten leuk. Je komt bekenden tegen. Je ziet je stad of wijk op een andere manier dan gewoonlijk. Het gebruik van de openbare ruimte is anders: een straat als één grote feestzaal is anders dan als de doordeweekse doorgaande verkeersader.

Het bijzondere is dat je niet in die feesten kunt plonzen zoals je een zwembad induikt. Onderdompelen is met geen mogelijkheid te vergelijken met 's ochtends aankomen en opgaan in de massa. Dat geldt in heel hoge mate voor de plaatselijke massafeesten. Het is niet de feestdag die 't feest maakt. Het is de voorpret, de opbouwende spanning, het geroezemoes in de stad; dát maakt je klaar voor het feest. Zonder dat zul je er niet veel van snappen. Goed, je kunt je lam zuipen en zeggen 'dat je er bij was'. En? Dat was het? Niet dus, want het feest zit in je genen of in je bloedbaan (en nee, niet de alcohol, wijsneus).

In de marge van zo'n feest is zóveel te beleven. In Leiden is de onbetwiste top het Drie Oktoberfeest.

Zonder morren wordt de hele binnenstad een paar dagen afgesloten. Terwijl een tramlijn door de binnenstad een - enorm opgeblazen - rel veroorzaakte. De hele stad doet mee met kermisvertier en laat zich ondersteboven de ruimte inslingeren. Terwijl het 'burgerinitiatief' singelpark geen greintje volksvermaak kent. Maar wellicht is de stad alleen op drie oktober van 'het volk', van de bevolking, en wordt de andere dagen de wil van een andere groep gevolgd?

Op drie oktober 's ochtends vroeg zie je her en der aan de randen van de stad ook auto's in het groen. De avond daarvoor was de taptoe en spelen er overal in de binnenstad bands. Dan is het meestal stervensdruk. En omdat automobilisten een raar soort mens zijn, nemen die niet de moeite een parkeerplek of -garage te zoeken. Die parkeren in bermen. Om daarna te bezopen te zijn en een taxi te nemen of vergeten zijn waar-i ook alweer staat. En dus zie je 's ochtends auto's in het groen.

Zulke raadsels zijn er meer.

Tijdens zulke feesten kun je ook altijd van die metallic-glimmende ballonnen kopen. In grote trossen boven de menigte zwevend zijn de verkopers al van verre te herkennen. Af en toe zie je zo'n ballon boven de stad zweven: ergens moet er nu een kind huilen omdat-i z'n ballon niet goed vasthield. Aan het aantal wegvliegende ballonnen kun je vast de economische situatie aflezen: hoe meer verkocht, hoe groter de kans op wegvliegers. Dit jaar zag ik géén wegvliegers. Er zijn er vast stukken minder verkocht.

Maar hoe krijgen die verkopers die enorme trossen ballonnen weer in de bestelwagen?

zaterdag 5 oktober 2013

Het einde van de (VPRO)gids

Iemand die goed tussen de regels door kan lezen, had 'm al zien aankomen. Een paar weken geleden schreef ik een blogpost over de diëtenindustrie. Dat naar aanleiding van een artikel in de VPROgids.

Die gids; een vreemd lichaam is het geworden. Ooit was het de enige bron van informatie over 'wat er op dé televisie te zien is'. Daarmee was het meteen ook een goed argument voor omroeplidmaatschap: de kwaliteit van de gids. Tussen twee haakjes: dat heeft in ons huishouden geen rol gespeeld. Als je de VPROprogramma's uit de jaren '70 en '80 nog herinnert, dan snap je dat de keuze snel was gemaakt. Dan komt de toestand over programmagegevens wel of niet in dagbladen, gevolgd door een enorm snelle uitbreiding van het aantal kanalen waaruit te kiezen. Het verkabelen en digitaliseren is in volle gang. Het lidwoord is weg: we kijken televisie (alhoewel ik me heel vraag afvraag of er hier in huis wel iemand kíjkt als het apparaat aan staat).

Het richtsnoer? Kijk. Da's dus een interessante. Mijn indruk is dat dat steeds minder 'de gids' is.

Als ik onszelf als toonbeeld neem. In eerste instantie beginnen we op één van de publieke zenders. Daarna volgt 'het zappen'. Daarvan kunnen sommige gezinsleden aardig overstuur raken: "Ja, godver, wat zitten we nú weer te kijken? Daarnet was het toch ....?". Zappen om de reclameblokken te vermijden. Maar zappen via zo'n digitale recorder is een verzoeking; wat ... gaat.... dat..... lang.... zaam. Steeds vaker worden we dat zat en staat de tv als een dure schemerlamp eenzaampjes te staan.

De slimmere aanpak, die wij maar zelden gebruiken, is het inzetten van de eletronische programmagids. Onze tv kán dat. Als je weet welke knop dat teweegbrengt, dan kun je een mooi blokkenschema krijgen met daar overheen een verticale tijdsindicatielijn. Handig, zij het dat ook dit weer langzaam is. En, als je niet oplet, je ook allerlei zenders laat zien die dan 'niet in uw abonnement' zitten. Maar goed.

Wat ook vaak gebeurt, is dat iemand - ik - reageert op social media: "Ik hoor dat er iets leuks is te zien op....". Opvallend vaak zijn dat verwijzingen naar muziekprogramma's. Ook komt het steeds vaker voor dat ik multitask. Het anderen gekmakende zappen - en twee films 'tegelijk' kijken - is vervangen door één kanaal op tv en commentaar en op Twitter verslagen over andere.

De kijkervaring verandert blijkbaar. En de positie van de gids ook. Die ligt na een week steeds vaker haast ongebruikt bij het oudpapier.

Is dat het einde van de gids? Is dat het einde van een argument om omroeplid te zijn?

Dat laatste zou'k niet hopen. Maar de realiteit is vast anders: mij zou het niet verbazen als er niet veel mensen om ideologische redenen lid zijn van een omroep. Die tijden liggen achter ons. Maar daarmee is zo'n gids niet waardevol. Alleen de invulling van het woord 'gids' zou moeten veranderen. Niet langer gaat om het aangeven wat waar en hoe laat is te zien. Dat vinden we op tal van andere plekken. Wat we moeilijker vinden, is de gids die ons vertelt over achtergronden bij de beelden, die ons vertelt over verwante onderwerpen.

Kort en goed? Waarom is de VPROgids nog steeds niet een achtergrondenmagazine? Al die pagina's programmagegevens; die kun je zó mooi vullen met artikelen over films, over documentaires, over praatprogrammapresentatoren. Alles wat niet op het laatste moment wordt ingevuld. Alles wat iets toevoegt aan wat op tv is te zien. Tv? Nee, media! De versmelting is al gaande tussen tv en het Internet. We kijken al in de trein en op de achterbank van de auto.

Kom op, VPRO, schrap die programmagegevens en maak er een mooi mediamagazien van.

vrijdag 4 oktober 2013

Publeaks' beerput

Mijn primaire reactie op de start van Publeaks kan ik me nog goed herinneren:
Dat wordt wraak nemen. Door al die misnoegde (ex-)medewerkers die nu een kanaal krijgen hun (ex-)directeur, (ex-)werkgever, (ex-)collega's te grazen te nemen.

Dat zou ook wel erg goed zijn. Sterke emoties - of die nu door woede, verdriet, drank of drugs - worden losgemaakt overschrijden grenzen. En het zijn díe grenzen die het met name machthébbers mogelijk maakt macht te hebben en te houden. Of het nu een directeur, een politicus, een misdadiger of een gewelddadige is; bijna altijd speelt een bewúst gemaakte 'misstap' een rol.

Iedereen heeft wel iets te verbergen. Het is een idioot idee te menen dat er iemand is die werkelijk foutloos is. Wat al bewonderenswaardig is, zijn de mensen die integer proberen te zijn. Die dan wel handelen naar eigen bevind van zaken, maar zich daarbij rekenschap geven van anderen en de gevolgen voor anderen. Die mensen zijn met een lantaarntje te zoeken. Jij en ik zijn veel gewoner; ook vol met in je leven gemaakte fouten.

Wraak is een slechte raadgever. Maar eerlijk gezegd, twijfel ik daar in dit verband enorm aan. Te lang en te vaak zijn we misleid met de gedachte dat 'iemand die uit wraak handelt, verdacht is'. Is dat wel altijd zo? Maakt motief de waarheid?!

Woede komt voort uit onmacht wordt vaak beweerd. Onmacht omdat het je ontbeert aan de argumenten, aan de instrumenten om je te verweren. Een verweer wat jíj rechtvaardig acht, maar niet voor elkaar krijgt. In je woede flap je er dan van alles uit, of je gaat meppen. Meestal verlies je dan uiteindelijk toch: onmacht voelt niet voor niets als onmacht.

Nu is er een instrument dat wel degelijk macht geeft. Sterker, het geeft je heel veel macht want je kunt het anoniem inzetten. Publeaks geeft je de mogelijkheid grote en kleine geheimen publiek te maken. Aangezien niemand foutloos is, moet er een mer à boire zijn gevonden.

Dat onbegonnen werk, is wel hanteerbaar te maken. Al die werkelijke per ongeluk-fouten, al die kleine misstappen en leugentjes om bestwil van individuen; die kun je laten voor wat ze zijn. De kliklijnen en opsporingsambtenaren hebben al werk zat. Interessanter zijn de bewúste, en liefst meerjarige, 'misstappen'.

Als je in deze tijd leidinggevende bent, moet je je zorgen (gaan) maken over je handelingen; vooral over die in het verleden. Het is nu tijd voor de leidinggévenden slechter te gaan slapen. Is er echt geen snippertje bewijs bij m'n collega's te vinden voor die ene 'administratieve slimmigheid' waardoor we een subsidie (onterecht) binnen haalden? Is het echt onbewijsbaar hoe we via-via aan onze opdrachten komen? Zal iedereen zijn mond wel houden over de instructies die we gaven over de offertes die we uitbrengen?

Iedereen maakt fouten. Ieder bedrijf sjoemelt. Allemaal hebben we iets te verbergen.

Van de voorbeeldfunctie van politici, overheid, ambtenaren, bedrijven en leidinggevenden zal steeds minder overeind blijven. Steeds vaker zullen hun fouten groot en groter worden uitgemeten. Zijn dat nu nog de mediagenieke namen en bedrijven; je kunt er donder op zeggen dat dat als een olievlek gaat verspreiden.

De klokkenluider is niet meer vooral de ethisch bezwaarde. Het is ook de misnoegde, de gekwetste en de kwade. Het zijn mensen die ín de organisatie hebben waargenomen. Het zijn mensen die iets hebben te onthullen als ze weg gaan of weg moeten.

Denk je nu werkelijk dat je stinkende zaakjes reukloos kunt houden met meer dan 700.000 werklozen, met bedreigde banen of met over werkdruk morrende medewerkers?

Dat immers is wat een journalist doet*: onthullen wat verborgen had moeten blijven.



*Hoe toevallig wil je het hebben? Nadat ik de blogpost maakte, kwam via Twitter dit voorbij: Hoe ging het met Henk Krol en publeaks?, door de journalist.

donderdag 3 oktober 2013

Beweging is relatief

Als je in Leiden Drie Oktober viert - ook bekend als Leidens Ontzet - dan krijg je te maken met een aantal tradities en conventies. Tot de oudste behoren de 'haring en wittebrood' en 'de hutspot'. Hutspot maak je uiteraard zelf, met klapstuk, en eet je volgens de één op drie en een ander op twee oktober. Ook de klapstuk is onderwerp van discussie; sucadelap mag ook en de speklap en gehaktbal rukken op.

Haring en wittebrood krijg je van de Drie Octobervereeniging. Iedereen die in Leiden woont of er is geboren, krijgt ze. Daarvoor moet je wél in een - tradioneel - lánge rij gaan staan wachten. Eerst half september voor je inschrijving en op drie oktober, vanaf 08.00 uur, bij de uitreiking. En eigenlijk daarna nog een keer dunnetjes over, bij Katwijkse dames die de haring voor je schoonmaken.

Uiteraard heb je dan ook al meegedaan met een andere traditie: het Reveille. Om 07.00 uur 's ochtends wordt die gezongen. Daarna ga je meteen door naar die haringen.

Dat zijn de klassiekere tradities. Daaraan zijn er in de afgelopen jaren aan toegevoegd. Twee oktober om 16.15 uur wordt er gemeenschappelijk hutspot gegeten. Alhoewel dat pas enkele jaren gebeurt, heet het nu al 'traditie'.

Wel traditie is de Grote Optocht. Die is er al lang en er worden ook al net zo lang grappen over gemaakt. Vooral het haast natuurwettelijke Gaten In De Optocht, zijn een bron van vermaak en commentaar.

Het probleem is eenvoudig. De optocht is zo'n anderhalve kilometer lang, netto. En toch lukt het nooit de optocht vloeiend door de stad te laten trekken. Vertrekt-i om 13.00 uur van z'n start-eindpunt; dit jaar was-i daar om 16.30 uur pas weer terug. Niet vanwege de lengte van de route, maar vanwege het vele oponthoud: de gaten in de optocht.

Misschien zou Leiden eindelijk eens iets geks moeten doen: de optocht omkeren.

Waarom staan er tienduizenden mensen, rijen dik, langs de route te wachten op de optocht? Of stáán te kijken naar een stilstaande optocht. Na een kwartiertje heb je de kont van het paard wel gezien. Begin je de penseeltechniek te herkennen van de praalwagenschilder.

Waarom zetten we de optocht niet stationair neer en laten het publiek er langs lopen?

Beweging is immers relatief: het gaat om de verschuiving ten opzicht van elkaar. En of dan de optocht langs het publiek beweegt of het publiek langs de optocht, is irrelevant.

Of het een succes wordt, is de vraag. Het gaat immers om iets subjectiefs: de beleving. Passief aan de stoeprand staan kijken naar iets wat je wórdt gepresenteerd, is anders dan zelf erlangs wandelen. Dat laatste heeft weer wel het voordeel dat je langer kunt kijken naar de aspecten die je mooi vindt. De Braziliaanse danseressen zullen ongetwijfeld meer aandacht trekken dan de karos met de burgemeester en bestuur. Het zij zo.

Ook dit jaar was het weer raak. De optocht stond om de haverklap stil. Als je dat overkomt in een lange straat, dan zíe je het ook al gebeuren: mensen die richting het eind van de optocht gaan lopen.

Die feitelijk zelf al invulling geven aan De Stilstaande Optocht.