zaterdag 31 augustus 2013

Phthonos regeert over Nederland

In de tijd dat ik onderzoek deed, ontspon zich een discussie die je zo naar vandaag de dag kunt overzetten. In al die jaren zijn we geen steek opgeschoten. De discussie ging over armoede. Wat is arm?

Dat we geen steek zijn opgeschoten, heeft naar mijn mening alles te maken met gunnen en niets met armoede. Een stelliger schrijver zou hier mogelijk zelfs neerzetten dat die stagnatie wordt verklaard door áfgunst.

Waar ligt de 'arm'grens?

Zal ik wedden dat jij dat precies weet? Voor jezelf? Dat je heel goed aanvoelt wanneer je te weinig hebt om nog op een aanvaardbare manier te leven, de dagen door te komen. Dat je voor jezelf uitmaakt dat als je dít niet meer kan, dat dán sprake is van armoede.

Wat 'dít' en 'dán' zijn, is aan jou gekoppeld.

Wat voor de een armoede is, is dat voor een ander niet. Het is een subjectief begrip. Dat maakt het dus onmogelijk in generieke termen precies vast te stellen waar de grens ligt. In onze technocratische bureaucratieën willen, en moeten, we dat wel. Zonder normen en regels lopen systemen immers vast. denken we.

De discussie die inherent is aan onze beschaafde opvatting dat we voor onze medemens moeten zorgen, een vangnet aanbieden, een verzorgingsstaat zijn, is een onzuivere.

Ga maar eens na. De toerist die na drie weken Afrika constateert dat "dáár sprake is van armoede. Hier bestaat dat niet". De ochtendhumeurige forens die stelt dat "armoede een gevolg is van niet je best doen". De gierige bankspaarder die vindt dat "je voor die situatie maar had moeten sparen". En niet te versmaden de uitvoerende technocraten, bureaucraten en ambtenaren die niet in staat zijn "zonder richtlijnen te bepalen of ondersteuning echt nodig is".

Als je er eens eventjes bij stil staat, zijn het vaak beweringen en stelingnames die zijn gebaseerd op oordelen, meningen en zienswijzen: gunsten.

Na al die jaren denk ik meer dan ooit dat het allemaal draait om de ander iets gúnnen.

Berucht voorbeeld uit 'mijn' tijd was de televisie. Als je die had, dan kón je niet arm zijn. Die werd je niet gegund. Dat ging ook op voor de videorecorder. En de auto. De vaatwasser. Richtlijnen bepaalden wat nog wel kon. Een derdehands Gevaar Op De Weg-brik kon nog net. Ironisch kun je het niet noemen - het is veel erger dan dat - maar door die beknibbeling werd het níet goedkoper. Goedkoop is en blijft duurkoop: goedkoop voedsel is vaker ongezond, goedkope spullen sneller kapot, armoede-huisarrest leidt tot gezondheidsklachten.

Jacques_Callot,_The_Seven_Deadly_Sins_-_Envy

Eerlijk, zijn naam heb ik moeten opzoeken want die wist ik niet meer. Maar hier is-i dan:

Phthonos (afgunst) bestaat erin om alles in het werk te stellen (via irrationele middelen) om je buur niet het “goede”, het succes te laten bezitten of genieten. Het gaat om een destructieve houding. (opm. Aritoteles gaf zelf het tegengif voor de phthonos, nl. “zelos”. “Zelos” is een goede kracht, en “een karakteristiek van goede mensen”. Zelos is de gezonde kracht van scheppende mededinging, wedijver).

In een gezonde samenleving zijn dergelijke krachten in balans. We zíjn niet het een óf het ander. We zijn - jij en ik net zo goed - mengsels van gevoelens, capaciteiten en inzichten. Ingrediënten die ook heel goed tegengestelde effecten kunnen hebben. We kunnen slecht én goed zijn.

Maar onze systemen kunnen dat niet.

Zeg het me maar, schrijf het hieronder op of spreek me aan op Twitter; onze systemen cultiveren de afgunst. Waar ooit de wetgever de bedoeling had 'minderbedeelden' - léés dat woord - te ondersteunen, zijn we nu bezig hen aan hun lot over te laten.

Ja, ja, daar komen ze al: maar het is allemaal te duur, ze zijn uitvreters, het valt wel mee, ik moet er toch voor werken, verschil móet er zijn, ik offer er van alles voor op. Als je dat vindt: luister dan eens naar jezelf.

Je gúnt het anderen niet.


vrijdag 30 augustus 2013

Ik wil alleen maar weten

20130830-170803.jpg

De titel raadde je vast: Ik wil alleen maar weten. Van Jan Arends.

Niet dat ik een groot kenner ben. Maar de gedichten van Jan Arends, een getroubleerd mens, spreken me wel aan. En af en toe is het goed je fantasie, je mijmeringen, je taalgevoel en je overpeinzingen weer te voeden.

Mijn favoriet is Lunchpauzegedichten (1974). Idioot: op de dag dat die bundel verschijnt, springt Jan Arends uit het raam. Deze was daar niet uit, maar uit Nagelaten Gedichten (1975).

Om het af te leren nog eentje. Deze is wel uit Lunchpauzegedichten en heet Ik. Lees en denk. Denk hoe makkelijk woorden pijn kunnen doen.


20130830-173000.jpg

woensdag 28 augustus 2013

Gestraft door de media

Wat gaan we hier mee doen?

Een vraag. Want ik weet het ook niet. Wel zat ik vanochtend naar nieuws te kijken over de straf die aan een paar jongens is toegekend. Dat is op verschillende plekken aangehaald. Dit is zoals Nu.nl het bracht:

De rechtbank in Den Bosch heeft woensdag lagere straffen opgelegd aan drie Belgische verdachten die in januari betrokken waren bij een mishandeling in Eindhoven, omdat beelden van het geweld herkenbaar zijn uitgezonden.

Ik heb eerder al 's betoogd dat ik vind dat je rechten verliest als je zware misdaden begaat. Dat is geen vrijbrief. Politiemensen zouden bij 'heterdaadjes' minder rekening moeten kunnen houden met rechten. Maar da's andere discussie: die over 'opsporen met je ogen dicht en je handen op de rug gebonden'.

Toch past ook dit bericht in de lijn van goed beschermde verdachten. Té goed?!

Bij het begaan van zware overtredingen verspeel je tijdelijk je recht op privacy. Dat recht herstelt zich na een vonnis. Dat is hoe ik in grote trekken de regel zou willen zien.

Een volksgericht is voor mij geen rechtzaak. Dat is ook de bedoeling niet. Maar de redenering die hier wordt gevolgd heeft nog helemaal niets van doen met een volksgericht. Wel met het standaardeffect van stoom afblazen over, in dit geval, volslagen zinloos geweld. Ook zonder openbaring van de beelden was dat gebeurt. Misschien beperkter, misschien anoniemer - zonder gezichten, zonder beelden, mét omschrijvingen - dus zo bijzonder is dit niet.

Volkswoede in toom houden, is geen sinecure. Maar om het nu om te draaien en te stellen dat al die mensen die oordeelden in woorden ook een deel van de straf waren - want dat is de facto het gevolg van strafvermindering - is onjuist. Daarmee wordt een verdachte geconfronteerd met nóg een mogelijkheid tot strafvermindering: zorgen dat je vaak genoeg in beeld was. Een soort kortingsactie.

In zijn - juiste - neiging zo zuiver mogelijk te oordelen, neigt de rechtbank nu naar het té nauwkeurig proberen vast te stellen van de uitvoering van de strafmaat. Dat past dan wel in de maatschappelijke tendens om alles maar te kwantificeren, mee te wegen of te berekenen, maar het legt óók de wortel aan iets veel belangrijkers: rechtvaardigheidsgevoel.

Dat rechtvaardigheidsgevoel zegt me dat de rechter de uitspraak onbelast, afgewogen en controleerbaar moet doen. Of er veel of weinig media-aandacht was, mag op de strafmaat en uitvoering nooit van invloed zijn.

Het hellend vlak wat we nu zijn op gegaan, kan heel goed leiden tot een heel verwrongen positie voor de media: die van verslaglegger én rechter. De Rijdende Rechter Plus.

dinsdag 27 augustus 2013

Nieuw speelgoed

Mijn betaalde loopbaan in de wondere wereld van de innovatie begon twintig jaar geleden. In de sector zorg en welzijn werd toen een project gestart met de opdracht de mogelijkheden van technologie onder de aandacht van werkers in die sector te brengen. Ik was projectleider.

Het was een prachtige tijd en sindsdien heb ik veel geleerd en gezien van innovatie, innovaties, innovatiebeleid en innovatiedenken. En over de leegheid die ontstaat als een begrip inflatoir wordt.

Innovatie is een cultus geworden.

Dat ik projectleider werd van een innovatieproject heeft, denk ik, te maken met de wens dat dat níet technology driven werd. Zo werd dat genoemd: niet de technologische mogelijkheid bepaalt de agenda. Technologie als instrument. Logisch, toch?

Dan zoek je iemand die zich bezig houdt met de relatie mens-technologie. En toevallig was ik de gelukkige. In de twintig jaar daaropvolgend heb ik die vraag altijd centraal proberen te houden: wat is het effect, wederzijds, van technologie op een mens? Dat uit zich op tal van plaatsen - vandaar dat ik ook daar bezig was: informatieverwerking, beroepshouding, sociale structuren, machtsbalansen, identiteit, en tal van plekken meer. Een mooier gebied om mee bezig te mogen zijn, ken ik niet. Ik heb er erg, erg mooie herinneringen aan.

Een week of twee geleden zag ik dit
IBM researchers unveil TrueNorth, a new computer architecture that imitates how a brain works.

Nu ben ik geen specialist op dit gebied - en dat zijn journalisten, trendwatchers en heel veel anderen ook niet - en dus laat ik het oordeel aan jou over. Lees vooral de commentaren: die zijn soms zeer kritisch. Ik denk dat de samenvatting daarvan kan zijn dat we veel kunnen nabootsen, ook met 3D-printen, maar nog niet levend maken.

Of het nu wel of niet waar is, of het nu wel of niet lukt... hoe we het ook noemen, hoeveel meer we ook weten, hoe we ook ontkennen dát we het doen: de zoektocht naar de Steen der Wijzen is de motor achter innovatie.

The philosophers' stone has been attributed with many mystical and magical properties. The most commonly mentioned properties are the ability to transmute base metals into gold or silver, and the ability to heal all forms of illness and prolong the life of any person who consumes a small part of the philosophers' stone. Other mentioned properties include: creation of perpetually burning lamps, transmutation of common crystals into precious stones and diamonds, reviving of dead plants, creation of flexible or malleable glass, or the creation of a clone or homunculus.

Wat me wel altijd verbaasde, is de idee bij velen dat innovatie hetzelfde is als nieuw speelgoed. Alsof innovatie in apparaten en softwareprogramma's zit. Google brengt Glass uit en 'we' stormen er op af alsof iets wereldschokkends gebeurde. Google presenteerde een nieuwe interface.

Google's Glass past in een lijn die wél innovatief is (was); die van persoonlijke rekenkracht (mobiliteit). Daarin passen de smart phones en tablets. Daarin passen quantified self en advies op maat. Het is de verandering van Wij naar Ik.

Die verandering betekent niet per sé een egoïstische samenleving. Dat was en blijft een afwijking. Wat wél gebeurt, is een geatomiseerde samenleving. Een lossere structuur en meer dan ooit ad hoc verbanden. Voor mij is dát de innovatie: de verandering - mogelijk - van de economische grondslag naar een meer genetwerkte samenleving.

Het maakt nerveus: de idee dat jíj de baas bent over jezelf. Niet langer bepalen media als tv en krant jouw nieuws en vermaak; nu wordt verwacht dat je dat zelf gaat doen. Niet langer is er maar één keuze; je kiest nutsvoorzieningen, abonnementen en financiële producten op maat. Niet langer hebben machthebbers een eendimensionale afdruk van jou in hun databanken, maar een bijna complete.... daardoor, o ironie.

Revolutionaire innovatie, wil ik maar zeggen, is niet hetzelfde als het technologisch speelgoed wat we zien. Google's Glass zal worden voorbijgestreefd door nóg kleinere, nog subtielere projecties. Het zijn de zichtbare gevolgen die de aandacht trekken: kweekvlees, buigzaam e-inkt 'papier', registratiebandjes, 3d-printers en geminiaturiseerde drones.

Het is allemaal technology driven. De technologie is er en dus doen we het. Dat leidt tot beperkte houdbaarheid, tot het moment waarop voor het spelende kind de glans van het nieuwe speelgoed is verdwenen.

maandag 26 augustus 2013

Aangepaste regels

Daar heb je d'r weer een. Zo'n situatie waarin achteraf iets wordt recht geredeneerd. Achteraf. Dat is het sleutelwoord. Niet of het al dan niet moreel of juridisch verwerpelijk is.

Een deel van Nederland heeft zich verbaasd over wat een oprichter van Alpe d'Huzes deed: geld krijgen uit de opbrengsten. En dat terwijl de stichting die ondermeer hij oprichtte nu juist zo sympathiek oogde vanwege het antistrijkstokbeleid. Ik heb hem zijn verhaal vol verve horen vertellen op een Divosa-congres, een club waar - hoe klein is de wereld - de huidige voorzitter van de stichting werkte. Persoonlijk vond ik het een af en toe over the top verhaal. Gelet op de reacties deelde he gros van de aanwezige sociale dienstmedewerkers die mening niet.

Het heeft inmiddels iets van een verkeersovertreder die een bekeurende politieagent tracht te overtuigen: "Ik reed 150 omdat ik naar een bevalling moet". Dat soort. De rationalisering waarom nu juist jij en jouw situatie een uitzondering op de regel vormen. En, eerlijk gezegd, de eerlijkste die ik ooit op televisie zag, was een man die op een bekakte toon een agent toe beet "wie denk je dat ik ben? Ga toch achtef gewone mensen aan". Eerlijk is eerlijk; hij werd bekeurd.

Die ex post-argumenten kloppen niet vaak, omdat ze een soort van deus ex machina introduceren. Die kennen we allemaal uit de (televisie)detectives waarin de Miss Marple's of Hercule Poirot's onverwacht blijken te beschikken over meer informatie dan jij, de kijker. Dan wordt oplossen vooral een leuk kijkspel.

Het is ook precies wat ik in dit geval zie gebeuren. Een deel van de goegemeente valt over de betaling - "dat zou toch nooit gebeuren?!" - en een deel billijkt het - "de man stak er ongelooflijk veel tijd in". Dat is dus typisch ex post.

Natuurlijk is er veel tijd in gestoken. Vast en zeker is er kans op inkomensderving. Maar de ellende is dat da pas gaandeweg de rit blijkt en dat vóóraf beloften zijn gedaan. Beloften die je gestamd moet doen. Zeker als je actief bent in een circuit dat hoort te zijn gebaseerd op vertrouwen, filantropie en vrijwilligheid. De kleinste aantasting van da vertrouwen, kan desastreuze gevolgen hebben. De directeur van welk fonds kreeg een riant salaris? Met welk effect op de opbrengsten?

Ik snap de vergoeilijkers dan ook niet. Dat de man er veel in stak en inkomsten mis liep, akkoord. Maar zouden er elders in de organisatie niet óók vrijwilligers zijn die in die situatie zijn terecht gekomen? Die veel, té veel, tijd staken in de actie? Die daardoor in een gevarenzône terecht kwamen? Of is dat iets wat uitsluitend hogere echelons kan overkomen?

Haast beledigend voor de vrijwilligers zijn degenen die menen dat het allemaal zo'n vaart niet loopt want de man "haalde miljoenen binnen en in relatie daartoe is dit niks". Wíe haalde die miljoenen op? Wíe putte zich uit? Ik moet bekennen dat ik de indruk had dat dat werd gedaan door een gróep mensen.

En dan is er nog de reactie dat het aansturen en leiding geven aan zo'n organisatie een dergelijke beloning rechtvaardigen. Degene die dat meent, heeft werkelijk níets begrepen van de ophef over salarissen de afgelopen vijf jaar. Die denkt dat de graaicultuur mag blijven bestaan, onder het mom dat men 'er recht op heeft'. Dat recht bestáát niet. Het is een poging ons een illusie op te dringen.

Wat mij betreft, valt er niets goed te praten. Voor mij is dit een graaier.

Niet omdat hij niet hard werkte en veel deed. Wel omdat hij zichzelf een uitzonderingspositie toebedeelde en daarmee zijn eigen beloftes brak. Daarom is het iemand wiens woord mij geen stuiver meer waard is.

En het bestuur dan? Weet je. Dat is een goede vraag. Jezelf verschuilen achter 'wij wisten het niet' en tegelijk aangeven dat er 'stevige discussies' zijn gevoerd; wel de organisatie 'professionaliseren' door een nieuwe structuur - met betáálde mensen?! - en niet de mentaliteit: ach, het heet bestuur. Mijn indruk is dat dat evenveel boter op het hoofd heeft.

Hemelbestormers en wereldverbeteraars; op een gegeven moment stijgen ze zo ver op dat de zon hun vleugels er af doet vallen.

zondag 25 augustus 2013

Ik volg het niet meer

Deze blogpost is een bekentenis. De bekentenis dat ik het soms niet kan volgen. Of nauwkeuriger: dat ik de ruzies en twisten die op social media niet kan volgen omdat ik de deelnemers niet kan plaatsen.

Zoals zoveel mensen - álle mensen - heb ook ik de neiging andere mensen in hokjes te stoppen. Daarvan heb ik een onnoemelijk aantal en dus een enorme variëteit. 'Mensen die ik mag', 'die ik niet mag', 'een beetje mag', 'ietsje meer dan een beetje mag'. Ik ken ook 'engerds' en 'mooie mensen', 'slimme' en 'sluwe', 'te vertrouwen' en 'vertrouwenwekkende'. En zo kun je wel een uurtje of wat doorgaan. Er zijn vast ook categorieën waar maar een exemplaar van is. En nee, dat is niet per sé 'mensen met wie getrouwd zou willen zijn'.

Nu is de ellende aan mensen en hun gedrag dat het eigenlijk niet in hokjes ís te stoppen. Voor een moment, voor eenonderzoek of voor een analyse werkt het nog wel een beetje. Maar in het dagelijks leven openbaren de gebreken zich al snel. De mensen die jij vertrouwt, kunnen dat vertrouwen beschamen. Degene die je verleden nog mocht, blijkt wellicht een ongelooflijke eikel. Mensen veranderen én wij zijn niet zo goed in het inschatten van een ander.

Hoe mis dat kan gaan, bewijzen te snelle oordelen. Dat is iets waar ik (actief) alert op ben: op te snel oordelen. Niet dat ik het echt kan uitbannen. Soms word je in een deel van een seconde zó kwaad, verdrietig of blij dat je voorgenomen afstandelijkheid even wordt gepasseerd. Dat zijn mooie momenten om de verkeerde dingen te zeggen of denken. En soms gebeurt het ook haast automatisch. Vooroordelen - want daarover gaat het - herken je vaak pas achteraf. Als je jezelf afvraagt op basis waarvan je eigenlijk oordeelde. Dat maakt vooroordelen geen onzin. Ze kunnen beschermend werken. Een groep jonge mannen in het donker wekt onrust op als je ze nadert. Niet vreemd, want je weet niet wie het zijn. Een donker getinte jongen met een hoody over z'n hoofd getrokken, maakt waakzaam. Niet vreemd, want we zijn overspoeld met daderbeschrijvingen die er zo uitzagen.

In discussies is het precies hetzelfde. Ook daar bepaal je een positie. Maar dat doe je, in tegenstelling tot wat je nu denkt, niet volledig op basis van argumenten. Daar spelen ook sociale processen een rol. Hoeveel mensen staan er aan welke kant? Wie zijn dat? Wat zijn de gevolgen van de ene en van de andere positie? Wie ken je al?

Als ik nu op social media naar sommige discussies kijk, vind ik het ondoenlijk te bepalen wie nu eigenlijk wat vindt.

Zeker de discussies over polemieken - ik noem ze maar even geen 'ruzies' - leiden soms tot verwarring. Ik zie dan stukken van het geheel en ben niet goed in staat ook de context te reconstrueren. Deels omdat niet altijd alle delen van het gesprek zijn terug te vinden, maar vooral ook omdat het moeilijk is iemand te plaatsen. Het is dan heel snel gebeurd: een te snelle conclusie trekken.

Ik weet niet of ik de enige ben die er last van heeft. Het lijkt me sterk. Wat je ziet, is te vergelijken met een lopend gesprek in een café of op een receptie waar jij halverweg aanhaakt. Ook dan heb je tijd nodig om de situatie in kaart te brengen.

Alleen is dat in de wereld van de social media nog een slag moeilijker.

zaterdag 24 augustus 2013

Het halfvolle lege glas

Je kent de beeldspraak vast. Het is vermoedelijk de uitgekauwste van allemaal, zielloos en nietszeggend.

Het glas is halfleeg of halfvol

Je wordt ermee doodgegooid. Vooral sinds iemand vond dat het beeld ook treffend een basishouding typeert. De optimist ziet een halfvol glas en een pessimist een halfleeg glas. Jammer genoeg is dat niet wat de beeldspraak weergeeft. Wat de beeldspraak wél weergeeft, is een nauw verwante: de beweging. Vermeerdering of vermindering. Iemand die een halfvol glas ziet, zegt feitelijk dat het van leeg onderweg is naar vol. Halfvol is halverwege vol. Halfleeg is halverwege leeg. Alleen als je vindt dat een vol glas positief is, zeg je iets over halfvol. Maar waarom zou vol per sé positief zijn?

Een vergelijkbaar verschijnsel kom je nog weleens tegen als het gaat over 'het plannen van personele inzet'. Hoeveel personeel heb je nodig? De verwarring daar zit 'm in de onuitgesproken en verschuivende uitgangspunten.

Schematisch gedacht, strijden er twee uitgangspunten met elkaar. Het eerste is die van het werk, de klant en de kwaliteit. Dat wat de klant vraagt, moet worden geleverd en ook nog kwalitatief goed. Vak- en ambachtslieden denken vaak zo. Met liefde voor het vak en het product. Het andere uitgangspunt neemt het bedrijf als uitgangspunt en probeert zo goedkoop mogelijk te werken. Uit die koker komen de benchmarks - gewoon 'ijkpunten' in non-management lingo - richtbedragen en financiële kaders.

Wat je ermee moet?!

Het zijn, vind ik, typisch van die uitspraken die een indicatie geven van de denkwereld van de ander. Of van de manier waarop een werkgever over jou, over arbeid denkt. Helemaal mooi wordt het als twee tegenstrijdige uitgangspunten tegelijk worden gehanteerd. Dat komt vaak voor, hoor.

"We moeten hetzelfde werk doen tegen minder kosten".

Tenzij die werkgever zichzelf een brevet van onvermogen wil geven - "ik heb veel te veel personeel aangenomen. Ik wist niet wat ik deed" - geeft de opmerking vooral een kijkje in de denkwijze van de spreker: werknemers kun je met knopjes en hendels harder of minder hard laten werken. Er zijn er zelfs die menen dat je werknemers kunt inzetten waar je maar wilt.

Goed luisteren en lezen, levert dus iets op. Eén waarschuwing: wij allemaal zijn best goed in slordig formuleren. Je kúnt je dus vergissen.

vrijdag 23 augustus 2013

De komst van Jiayu

De postorderbedrijven waren wat, zeg. Voor ons, kinderen, waren het plaatjesboeken; met een vreemde status. Op een of andere manier wilden sommige ouders er niet aan. Postorder kopen was voor hen blijkbaar vreemd of wellicht ook te risicovol. Je zag immers pas wat je kocht als het in huis stond of lag.

'De Wehkamp-gids' was in elk geval goed tijdverdrijf. De jaren zestig en zeventig hebben wel het label gekregen van de jaren van de rebellie en bevrijding, maar dat ging toch echt geleidelijk door de samenleving. De Wehkampgids met z'n damesondergoed showende modellen was smikkelwaar voor teenagers. Dat kun je je nu niet meer voorstellen. Of de stille trom waarmee, jaren later, de 'massagestaaf' zijn intrede deed in de gids.

De tussenkomst van de postbode maakte de aankoop van 'gevoelige producten' een stuk eenvoudiger. De goedkoopte speelde een rol, maar de anonimiteit ook. Zo maakte de handelaren in 'erotiek' reclame met de leuze dat de bestelde catalogus en producten onherkenbaar bezorgd zouden worden. Want verbeeld je dat de postbode of de buren iets zouden zien.

Die tijden zijn voorbij.

De lol van de gidsen doorbladeren is weg. Het kopen is een rationeel proces geworden, inclusief de aanbeveling dat 'anderen óók kochten...'. De plaatjes zijn er nog steeds. Maar de charme is er een beetje van af.

De charme is helemaal weg.

Vandaag hebben we een nieuwe smartphone gekocht. De HTC van één van onze zoons werd gloeiend heet en gaf toen de geest. Kortsluiting in de batterij, dacht pa (ik) wel even te kunnen constateren. Op afstand en tijden ná de gebeurtenis. Nieuwe batterij besteld. En inderdaad, dat was het probleem niet. Mocht je dus een accu nodig hebben voor een HTC HD2; binnenkort is er een te koop. Minder dan vijftien minuten gebruikt.

Er moest een nieuwe telefoon komen. En aangezien de koper permanent geldgebrek heeft, moest het ook nog 's goedkoop. Een Wolfgang van Aldi, dus?! Want die is volgend weekeinde in de aanbieding.

Dan blijkt de nieuwe generatie. Die is een partij ongeduldig. Een week wachten en dan nóg geen zekerheid hebben dat-i beschikbaar is? Nee, hoor. Eerst maar 's een iPhone4 bij Ben bestellen. Zoals op fora voorspeld: een mailtje dat 'de provider de aanvraag weigerde'. Exit Ben.

Dan toch maar de Wolfgang?

In de zoektocht naar de beoordelingen daarvan - je kinderen zijn verstandiger dan je denkt - dook echter een nieuwe naam op. Een alternatief. Een Jiayu. Uit China.

Het leidde tot een dag zoeken en doen. Jiayu blijkt een serieus alternatief: goedkoop en met indrukwekkende specificaties. En goede beoordelingen. Het is dan wel geen iPhone met iOS, maar wel een krachtpatser met Android. En dat voor €200, inclusief verzending. Maar wel alleen te koop direct uit China.

Hij is vandaag besteld en zou eind volgende week moeten (kunnen) arriveren.

Er is helemaal niet zo veel veranderd. Dezelfde huiver die de eerste Wehkampkopers moeten hebben gevoeld, hebben wij nu. Wordt er echt geleverd wat daar zo mooi en geduldig op papier staat? Kopen uit een gids, is ook kopen zonder de emotie van de aanraking. Zal die eerste aanraking de vonk doen overslaan? Komt het bestelde, of ben ik het geld kwijt? (geen zorgen. We kochten via Paypal en dus met terugstortingsmogelijkheid bij wanprestatie)

Ik zie mezelf evolueren. De postorderbedrijven hebben wij eigenlijk nooit gebruikt. Maar kopen op en via het Internet zie je wel geaccepteerd worden. Eerst 's wat kleine aankopen als boeken. Bij gerespecteerde bedrijven. Dan de experimenten met onbekenden: tweedehands boeken, iPhone-accessoires en zo. De derde stap zijn de grote aankopen als een vaatwasser of een inbouwmagnetron. Nu gaat het over serieuze bedragen. Maar nog steeds wel bij winkelketens van steen (eentje ging overigens pas geleden failliet).

En nu een sprong in het duister: een paar honderd euro bij een volslagen onbekende onderneming in China. Op basis van een beschrijving.

10.000 Kilometer verder en in een andere tijdzone... Je bent je eigen im- en exportbedrijf.

donderdag 22 augustus 2013

Leiden dynamisch digitaal

Het is niet eens zó moeilijk te maken, begreep ik van technisch beter onderlegde mensen. Het kost geld - wat niet? - en het kost voorstellingsvermogen.

Wat doen toeristen in Leiden? Onder andere foto's maken; ter herinnering, omdat het mooie of pittoreske beelden oplevert. Als je veel door de stad fietst - ook in jouw eigen gemeente - zijn er gegarandeerd plekken die je geregeld passeert en die er iedere dag anders uitzien. Op sommige dagen stop je wellicht en kijk je wat langer. Naar de nevel die uit de gracht opstijgt of de zon die wonderlijk mooi strijk- of tegenlicht geeft in een klinkerstraat.

Wat mij nu zo mooi lijkt, voor Leiden, is een groot aantal camera's in de stad die dergelijke plekken ontsluiten. De camera hoeft, mág, niet kunnen bewegen. Het is een stilstaand beeld wat je zoekt, geen surveillance. Via draadloos Internet - en Leiden krijgt dat over de hele stad. Toch? - zijn die beelden op te vragen.

Maak van die beelden een Leiden Dynamisch Digitaal: een permanente veranderend 'tijdschrift' bestaand uit beelden uit de stad. Heel veel beelden uit de stad en zeker niet alleen de toeristische trekpleisters.

LeidenDD laat je de stad dan zien zoals hij echt is: soms verregend-lelijk, soms indrukwekkend mooi. Dan komen de toeristen niet meer? Dan komen de toeristen júist, want we willen allemaal uiteindelijk toch het origineel ervaren. Weet je nog? Muziek zou ten dode zijn opgeschreven door al dat downloaden. Niets is minder waar: concerten en festivals floreren. Het echte ding zien.

Echt. Hang zo'n honderd camera's op en toon de stad. Mogelijk bedenkt iemand zelfs dat je foto's als Groeten Uit... kunt versturen. Of er een eigen route mee kunt samenstellen. Als de stad echt zulke sterke beelden heeft, dan maken we er zó gebruik van.
Geen oubollige verhalen over Rembrandt of de monumentale Pieterskerk. Geen obligaat verhaal over 'de mooiste gracht van Leiden' - dat bepalen we zélf wel - of de hoeveelheid water in Leiden - dat overzien we toch niet en blijft een 'feitje'. Geen exposé over 'de universiteit' of samenwerkingsrelaties, want die zijn op straat grotendeels onzichtbaar. Laat die informatie voor wat ze is: áchtergrondinformatie, de context.

Waar je de beelden vindt? Ga eens bij de voetgangersbrug staan op de Nieuwe Rijn en kijk naar de Hooglandse Kerk, liefst met heiïg weer. Of op de brug Nieuwe Rijn/Herengracht en kijk over de Herengracht naar de kerk aan de Herensingel. Of, ook op die plek, in het ochtendlicht naar de Rijnbrug. De stokoude boom op de begraafplaats aan de Groenesteeg. De Zuidsingel. De Haven. De bocht in de Haarlemmerweg, ná de spooronderdoorgang. De Besjeslaan. Park Cronesteyn. Zomaar wat plekken waar alleen ik al vaker dacht: whow, wat een mooi beeld. En dat een uur later alweer anders was.

Die Whow-momenten bereikbaarder maken, dat doet LeidenDD. In de vorm van een dynamisch plaatjesboek. Dat geen uur hetzelfde is; verandert met de lichtinval, met de seizoenen. Maar dat wel één van de gezichten van Leiden weergeeft. Leiden zoals Leidenaren de stad meemaken, niet de denkbeeldige stad uit de folders.

Wie biedt?

woensdag 21 augustus 2013

Een parallelle wereld

Dat we met z'n allen op deze planeet zijn, is duidelijk. En onze kennis is toch wel zo groot dat we weten dat we niet allemaal hetzelfde zijn, hetzelfde denken, hetzelfde doen of zelfs maar bij elkaar in de buurt wonen. Er zijn verschillen.

Zo af en toe - maar steeds vaker, bedenk ik me nu - waait één van de twee zoons aan. Hij woont op kamers in de binnenstad. Op een mooi plekje, aan een drukke straat. Maar als het zomer is, is het er warm. Als het winter is, bevriezen de leidingen nog weleens. En het is duur, want in een studentenstad kun je nog steeds goudgeld vragen voor kamers. Je ziet: redenen genoeg om bij paps en mams langs te gaan. Heel toevallig en nonchalant uiteraard.

Eerlijk gezegd, ben ik blij dat-i langskomt.

Uiteraard omdat het een teken is dat-i het hier vertrouwt en prettig vindt (nee, cynicus, niet altijd om geld te lenen, bier mee te sjouwen of lekker te douchen). Het is ook een moment om weer eens een poging te doen uit hem te persen hoe het met zijn 'studie' gaat, en met z'n financiën. Leuk dat-i die vragen vindt....
Voor een goede balans: de andere zoon, die nog thuis woont, doet precies hetzelfde met als belangrijke verschil dat híj op zolder woont. Maar ook die moet je uitpersen om te weten hoe hij in het leven staat of hoe z'n studie vordert. Overigens, doen ze beide dezelfde opleiding waarbij de jongste twee studiejaren voorloopt op de oudste.

De dagen dat-i er is, zijn ook de dagen dat je je weer eens realiseert dat met z'n allen op één planeet wonen, niet hetzelfde is als werelden delen. Sterker, die deling gaat tot in het gezin. Je bent geneigd te kijken naar de momenten die je gezamenlijk hebt. Maar minstens zo aardig is het eens te kijken naar de afwijkingen.

Zo zet de thuiswonende zoon zowel op zolder als in de huiskamer altijd de televisie aan. Echt altijd. En als hij die ruimte verlaat, blijft de tv aan. Alsof het een soort van inrichtingselement is zoals een bankstel of een schemerlamp.

Maar het tekenendst vind ik nog hun programmakeuzes. Politieachtervolgingen, douaneperikelen, lollige huisgemaakte video's, reallife onzin over opgezette popsterren, journaals, politieke programma's: in een vreemde mengelmoes komt het allemaal voorbij. Zeker niet alles wordt ook bekeken. Zeker niet alles wat wordt bekeken, wordt serieus genomen. Gelukkig. Het is allemaal bewegend behang rond etenstijd.

Het is wél iets om eens bij stil te staan. Ik zie immers ineens programma's die ik zelf nooit, of niet snel, zou kiezen. Ineens is er een venster naar een andere wereld.

Wat je doet, kun je je voorstellen als koorden die zich achter je ontrollen. Dat is een uiterst gebrekkige beeldspraak die onrecht doet aan de complexiteit van onszelf. Maar hij maakt wel duidelijk dat koorden elkaar kunnen raken, kruisen, verknopen. En hij maakt duidelijk dat die momenten absoluut géén indicatie zijn voor een leven, voor een identiteit. We kunnen inderdaad heel goed een dure auto rijden én goedkoop ondergoed aanschaffen. We kunnen inderdaad heel goed tegen buitenlanders zijn én hen tot onze vriendenkring rekenen. We kunnen inderdaad heel goed lammetjes schattig vinden én plofkip kopen. De lígging van het koord zijn we. Niet een los punt op dat koord.

Het moet dus ook heel goed mogelijk zijn om bijvoorbeeld hele avonden te vullen met televisiekeuzes die mij zouden verrassen. Gewoon, omdat ik die keuze niet zou maken. En jij zou ook andere maken. Er moet dus een parallelle wereld bestaan van mensen die, in dit geval, kijken en praten over programma's die mij vreemd zijn. En zij weten op hun beurt weer niets van mij.

Fascinerend: dat je op straat mensen tegenkomt die ook in een heel andere wereld leven.

dinsdag 20 augustus 2013

In deze put verdwijnt in Leiden geld

Net als zowat iedere gemeente worstelt ook Leiden met 'zijn' verkeer. Hoe dat in goede banen te leiden? Hoe de stad leefbaar te houden voor iedereen? Iedere ouder weet dat je niet álle kinderen tevreden kunt stellen. In de stad geldt precies hetzelfde: het wringt.

Over de overheid en ambtenaren gaat de beeldspraak rond dat die alleen maar bezig zijn werk voor zichzelf te scheppen door problemen te máken. Problemen die er voordien niet waren.

Wat mij betreft, heeft er altijd een kern van waarheid in die beeldspraken gezeten. Maar niet exclusief voor overheden. Iedere grotere organisatie zal daaraan gaan leiden: traagheid en fouten. Waar succes bij mensen makkelijk leidt tot onfeilbaarheidsdenken, zo denken grote organisaties haast onkwetsbaar het bij het rechte eind te hebben. Maar ook zij blijven niet de jonge goden uit hun jeugd, maar steeds strammere organisaties met coördinatieproblemen.

Dat kan leiden tot vreemde situaties.

Leiden heeft een aantal verkeersaders. Die móeten uiteraard aangepakt, want iedere overheid is permanent bezig met 'mobiliteit'. Leiden dus ook, want we willen niet achterblijven.

Eén van die aders werd altijd gezien als een gevaarlijke weg; voor overstekend langzaam verkeer met name. En dus werd er een plan gemaakt en uitgevoerd. Voor een periode van enkele jaren werd de oostkant van de stad omgetoverd in een woestenij. Het was de natuurlijke omgeving van graafmachines en zware bouwmachines. Omwonenden, fietsers, voetgangers, doorgaande autoverkeer: voor hen was de omgeving haast vijandig.

Maar na jaren ligt-i er dan. Een nieuwe weg met twee tunnelducten, van die constructies die halfverdiept zijn uitgevoerd en nu tussen tunnel en viaduct balanceren. Eén van de twee moet de groene verbinding zijn tussen de buitenwijk en de binnenstad. Een voet- en een fietspad en veel groen markeren het kunstwerk. De andere is zijn tegenpool. Die moet bebouwd gaan worden.

Nu is de redenering dat de weg voorzien moet zijn van een snelle en veilige verbinding tussen de stadsdelen. Voorheen moesten de bewoners zich behelpen met gelijkvloerse kruisingen en stoplichten. En, inderdaad, dodelijke slachtoffers als gevolg van ongeduld en levensgevaarlijk oversteken. Dat is iets wat niemand zal betwisten.

Nu liggen de tunnelducten er. De groene kent een mooie glooiende aanloop voor fietsers. Als je daaraan begint, zie je in de verte je doel: de oversteek. Maar die is dan nog heel ver weg. De andere maakt goede kans op de nationale titel Kunstwerk Dat Nooit Gereed Kwam. Niets daar is klaar. De situatie is onveilig en rommelig. Over de weg ligt de tunnelbak. Met daarop betonnen liggers. Dat alles ligt er al meer dan een jaar zo bij. En het gerucht doet de ronde dat er helemaal niet gebouwd kán worden op de tunnelbak: te lichte constructie.

Het hele kleine beetje ongeloof dat ik had in zotte beslissingen van een overheid, is vandaag de bodem ingeslagen. Echt, ze zíjn gek. Leiden smijt met geld.

Vandaag was de weg deels afgezet en aan het eind van de dag wisten we waarom. Halverwege de twee nieuwe, veilige oversteken is een derde gemaakt.

Op precies dezelfde plek als één van de vorige gevaarlijk is een gelijkvloerse, met stoplichten beveiligde oversteekplaats in aanleg! Hoe bedénk je het.

Jaren werk, investeren en voor gebruikers ellende is de situatie nu zo dat er nog steeds evenveel stoplichten staan en de veiligheid slechts marginaal is verbeterd. Leiden heeft hiermee níets gewonnen.

Eigenlijk ben ik nu wel benieuwd naar de verklaringen voor dit hele proces en dit resultaat. Heeft er nu werkelijk níemand naar de gebruikers - overstekende voetgangers en fietsers - gekeken en geluisterd?! Of denken planners nu echt dat voetgangers tweemaal honderd meter omlopen om veilig over te steken? Als we weten dat een paar meter naar een oversteekplaats al teveel is gevraagd?

Met de oversteekplaats heeft Leiden dan wel de wens van gebruikers gehonoreerd, maar tegelijk ook een certificaat van Mislukt Onvermogen voor dit project afgegeven. Dat is gewoon mislukt.

Het volgende project gaat binnenkort beginnen: de Rijnlandroute, de verbinding tussen A44 en A4. Nog groter, nog complexer.

maandag 19 augustus 2013

De Zwarte Gaten zijn hier

Astronomisch klopt er vast geen barst van. Beeldsprakig vind ik 'm wel leuk: softwaregebruikers die worden binnengezogen door de fabrikant.

De energiebron daarvoor is bekend: gemak.

In de wereld die het Internet heet, doen zich ontwikkelingen voor met effecten in de reële wereld. Effecten die we nooit echt voorzagen.

Ergens de afgelopen jaren heb ik beweerd dat grote bedrijven zich steeds meer gaan gedragen als natiestaten. Da's absoluut geen oorspronkelijk idee. De kritiek op multi-nationale ondernemingen stamt al uit de vorige eeuw. Hun arrogantie - "dan vertrekken we toch uit Nederland" - leek hen buiten de rechtsorde te plaatsen. Alsof je een gladde aal of kledderige kwal probeert vast te pakken.

Het is nog erger.

Nu zitten we met globale ondernemingen. Ondernemingen die niet eens fysieke producten verkopen, maar die vooral uit zijn op mensenzielen. Zij verkopen gemak aan de afnemers van hun diensten. En zoals ooit de zuilenstructuur Nederland in onzichtbare kolommen verdeelde, zo verdelen de softwarebedrijven de wereld.

Een dramatische stijlfiguur, zeg je?

Mwah... deels. Maar de vergelijking gaat ver, hoor. Die zieltjes klopt: Google, Apple en consorten strijden om jouw keuze hun hele infrastructuur te gebruiken "want dat levert de gebruiker gemak op". Die zuilen kloppen ook: de grondslag is geen religieuze, maar verder zijn het, als je wilt, afgesloten leefwerelden. Als je wilt, kun je je hele digitale leven doorbrengen in een Googlewereld.

We gaan nog interessante tijden tegemoet. Aan de ene kant lijken we ontwikkelingen te zien die duiden op kleinschaligheid, netwerken en samenwerken. Maar dat samenwerken wordt gefaciliteerd door dienstenaanbieders die daarvoor een tegengestelde koers varen: centralistisch.

"Ja. Maar je hóeft niet. En je gebruikt die diensten toch alleen maar?" zul je zeggen. Was dat maar zo. De dienstenaanbieders maken het voor de gebruiker bijzonder aantrekkelijk álles binnen hun omgeving te doen. Daardoor kun je bestanden virtueel van de ene naar de andere plek slepen, maar wel op hún servers.

Je glijdt vanzelf naar binnen. Als je aan teksten werkt, is dat delen handig maar ook de mogelijkheid beelden toe te voegen. Als je beelden opslaat, wil je ze vast bewerken. Zo haken er steeds meer diensten aan. Totdat je, als een vlieg de zoete lokgeur volgend, vastzit en niet zonder kleerscheuren loskomt.

Het is veel te kortzichtig jezelf voor te houden dat gebruikersgemak vooropgesteld moet worden. Dat draagt een waanzinnig risico in zich dat anderen gaan bepalen wat dat is. De gebruiker heeft per definitie nóóit de macht en mogelijkheden om dat zelf te doen. De vraag die je je kunt stellen is tot waar de vergelijking met sovjetstaten op gaat.

Bizar? Ook niet nieuw - maar wél ENORM belangrijk: sinds wanneer bepaalt een bedrijf of jouw identiteit klopt? Sinds wanneer houdt een beursgenoteerd bedrijf in de gaten wat je doet? En... wat doen ze als het economisch tij tegenzit?

Het bedrijf? Facebook. Of kom jij nooit de optie 'Inloggen met Facebook-account' tegen?

zondag 18 augustus 2013

De mooiste festivalnamen

Soms word aan je gevraagd hoe je geestesoog werkt. Visualiseer je? Zie je ze 'echt'? Of verwoord je ze? Voel je ze? Eerlijk, na 58 jaar leven weet ík niet precies hoe ik dat doe. Het enige wat ik weet, is dat het níet kristalheldere beelden of vastomlijnde paden zijn. ik heb ze zelf altijd omschreven als 'wolken van gevoel, kleuren, geluid'.

Zo'n geestesoog prikkelt de fantasie. Het geeft de ruimte; om iets vanuit een andere hoek te bekijken, te kneden, te laten vormen door de woorden van anderen. Vastomlijnde ideeën en patronen halen die flexibiliteit vaak weg. Mijn 'wolken' maken communicatie erover weer moeilijker. Inderdaad: alles heeft twee kanten. Ieder nadeel z'n voordeel.

Het zal je niet verbazen dat ik 'mooi' over het algemeen vertaal door 'gevoel oproepend'. Dat geldt voor beeld. Dat geldt voor geluid. Dat geldt voor woorden.

Mijn graal is een ondeelbaar ogenblik bij jou oproepen.

Zonlicht op een winterdag. Een oogopslag van een geliefde. De toon van een woord. De geur van je jeugd. Honderden, duizenden heb je er. Herinneringen en emoties.

Omdat ik wel goed maar niet gek ben, heb ik de graal maar even geparkeerd. Die momenten verbeelden, is te hoog gegrepen voor mij. Denk ik. Maar ik kan ze wel gebruiken. Om te (over)denken.

Wellicht snap je nu (iets beter) mijn voorliefde voor het onverwachte en opene. Een voorkeur om in een eerste alinea nieuwsgierigheid op te roepen. Dat wat je leest, ziet of hoort, moet je naar binnen zuigen, verleiden.

Ik moest daaraan denken toen ik dit weekeinde een Spotify-afspeellijst opende: A Campingflight to Lowlands Paradise. Niet dat ik er ooit ben geweest. Geen geld en planningsprobleem (vakantie) waren redenen. Nu is het ook mijn weerzin kaartjes te kopen voor iets waarvan nog haast niets bekend is (qua line up). Dat heeft iets van een schaapskudde.

Maar ik weet wel precies waarom ik wel naar Lowlands toe zou willen: de naam. Die is zó mooi. Voor mij is het de mooiste festivalnaam. Vol belofte: een campingvlucht, een paradijs en een Lowland. Een bonnefooi-reis naar onbekend terrein.

Het heeft enorm lang geduurd voordat er, in mijn blikveld, weer een naam opdook met die belofte er in: Into the Great Wide Open. Als het op beeldkracht aankomt, is een fotofinish nodig.

Tegen dit soort van kracht kan geen Parkpop, geen Pukkelpop, geen Pinkpop, geen Bospop, geen Werchter, geen Brabant Open Air, geen Oerol op. Wel is er een categorie die wedijvert: Motel Mozaique, (ooit) Pandora's Box, Mysteryland (net aan). Voordat er bloeddorstig gehuil uitbreekt: het gaat me om de kracht van de náám, niet de kwaliteit van de line up.

Wat ik wel grappig vind, is het verschil in denken over namen (en imago) door festivaldirecteuren en conferentie-organisatoren. Die laatste zijn meesters in saaiheid. De meeste conferenties zíjn dan ook saai. Met veel pijn en moeite worden ze opgeleukt door ingezette randverschijnselen. De cynischste vormen kwam ik tegen in de sociale zekerheid. Maar niemand die zich ooit afvraagt of je niet een echt inspirerend congres kunt organiseren (en laat je nu niet misleiden door hoezee-geluiden: congresgangers gaan ook vanwege hun 'dagje uit'). Nibud/Stimulansz hebben er ooit eentje laten organiseren in de Fabrique: erg goede vorm. Nooit herhaald.

Nietszeggende namen, nietszeggende omschrijvingen en nietszeggende vormen. Dat zijn congressen. Wat zou ik graag een congres met een festivalsfeer bezoeken.

zaterdag 17 augustus 2013

Vanzelfsprekend

De aantekening voor deze blogpost is van een maand geleden. We kwamen er toen achter dat KPN/Hi een grote storing had met bellen in en naar ondermeer Frankrijk. En laten wij daar toen zitten. Prima vakantie gehad overigens.

Dankzij de camping wifi wisten we dat we onbereikbaar waren en konden de thuisblijvers via de mail op de hoogte worden gesteld dat we onbereikbaar waren. Zij het dat we via de mail nog steeds wél bereikbaar waren. Maar ja, die bekijk je niet permanent. Niet dat iemand ons belde, op eentje na. En die had dus níet z'n mail opgehaald.

Onheil voorkom je niet. Sterker, dat is de essentie van onheil. Het gaat jouw macht te boven. De 'hagelstenen zo groot als duiveëieren' die soms met onweer naar beneden storten, horen bij 'de natuur'. Ook als ze dwars door het dak van de caravan schieten. Natuurgeweld is onheil.

Wat mij verbaast, is dat we 'onheil', 'toeval', 'pech' en 'fout' eigenlijk niet erkennen in de systemen die we zelf maakten. Die lijken onfeilbaar te moeten zijn. Iets wat onmogelijk is, omdat dat betekent dat je álle mogelijke scenario's moet voorzien. Het onvoorzienbare voorzien... een klassiek probleem en één van de grootste valkuilen voor innovators en trendwatchers als ze hun voorzienende vermogens overschatten.

In Frankrijk viel iets op: de vanzelfsprekendheid van het bericht dat KPN gedupeerde klanten zou compenseren.

Het is een ritueel gebaar geworden. Er gebeurt iets en 'wij' gaan er van uit dat we 'iets' ter compensatie krijgen. De stroom valt uit? Compenseren! De trein is te laat? Compenseren! 'Wij', ons belang, onze portemonnee zijn waarom het gaat. Het rituele zit 'm er in dat we het ook verwachten.

Dat verwachten heeft wel alles van doen met waarden, normen en onderlinge verhoudingen. Ooit stil gestaan bij de folders met aanbiedingen die geregeld door de brievenbus komen? Dat zouden de lokkertjes zijn waarmee de winkelier - ooit - klanten probeerde te verleiden. Hij had ze ook niet wekelijks. De grote ketens doen dat wel en bestaan inmiddels mijn of meer uit een aanbiedingenaanbod en een standaardaanbod. "Nee, ik wacht wel tot het binnenkort in de aanbiding is"; dat zinnetje heb je nog nooit gehoord? Ik hoor het al jaren vaak, en steeds vaker nu we knijp komen te zitten. Grote ketens zijn zelfs min of meer voorspelbaar geworden met hun 'uitzonderlijke aanbiedingen'.

Natuurlijk. Ik kócht een kaartje bij de NS en zij zijn degene die ik mag aanspreken als zij hun dienst niet leveren. Maar ik vind het wel een verschil of slecht onderhouden infrastructuur de oorzaak van vertraging is, of een zelfmoord of ongeluk. NS en Prorail zijn als partners één pot nat, voor het gemak. Van buiten komend onheil, zoals óók sneeuwstormen, valt niet te verwijten. Dat NS compensatie aanbiedt, is alleen maar toe te juichen. Wat me opvalt, is de vanzelfsprekendheid waarmee reizigers dat verwachten, soms éisen. Daaraan zijn grenzen.

KPN compenseert. Dan moet je bonnetjes overleggen. Onze schade is niet aantoonbaar. Ze is er wel. Eén van de thuisblijvers kreeg zeer hoge koorts en heeft geprobeerd te bellen voor advies. Moeten we nu de mogelijkheid hebben emotionele schade te claimen? Ik vind van niet. Maar ik vind ook dat KPN helemaal niets had moeten uitkeren. Een veel krachtiger gebaar was geweest de eigenaren van al die telefoons die in die periode in Frankrijk waren, een bloemetje te sturen. Dát had de band met de klant versterkt. Nu niet. Want alles wordt administratief afgewikkeld. Emotieloos.

Steeds slechter worden we in het omgaan met tegenslag. Zelfs gokkers met beleggingen durven het schadevergoeding te eisen. Dat heeft níets te maken met het aanbod, maar álles met de vanzelfsprekendheid dat het met jóuw belang wel goed komt.

Waarom eigenlijk?!

vrijdag 16 augustus 2013

De werk-naar-werk mythe

Hoe langer ik erover denk, hoe meer mensen ik spreek en hoe langer ik er zelf mee wordt geconfronteerd, hoe meer ik er van overtuigd raak dat het een mythe is.

Het is onzin dat het een slechte zaak is als je niet vanuit werk naar ander werk overstapt of solliciteert.

Voor een werkgever is het wel een voordeel. Werknemers in dienstverband zijn geconditioneerd. Veruit de meeste werken nog steeds in een hiërarchische bevelsstructuur, alhoewel veel bazen van zichzelf menen 'sociaal', 'menselijk' of zelfs 'maatschappelijk verantwoord' te ondernemen. Maar uiteindelijk gaat het om maar één hachje, niet dat van de werknemer.

Werknemers búiten die structuur - ZZP-ers met name - zijn niet onderhevig meer aan die conditionering. Zíj zijn er om hun werk goed te doen én hun eigen belang te bewaken. Dat betekent onderhandelen. Alhoewel dat in de huidige economische situatie makkelijk moet gaan, is het wel zo dat een snel groeiende groep werknemers aan het ontstaan is die, ná de recessie, geroken hebben aan die zelfstandigheid. In 'Nederland dienstenland' kan dat nog weleens verrassend gaan uitpakken.

Hoe kortzichtig werkgevers (kunnen) zijn, vind ik blijken uit geluiden die geregeld opduiken als dat 'werklozen geen ervaring meer hebben', dat 'ouderen een te groot risico vormen'. Als jij dat denkt, moet je eens zelfkritisch naar je denkbeelden kijken.

Geen ervaring? Nee, de machinebankwerker die maanden thuis zit, zal inderdaad een deel van zijn handvaardigheid kwijt raken. Maar, met als fietsen, dat heeft hij of zij binnen een week weer in de vingers.

Voor iemand die in de dienstensector werkt, ligt het echter anders. Die zal juist béter kunnen zijn dan de zittende werknemers. Die kans is echt niet ondenkbaar. Ga maar na.

Binnen veel organisaties zijn de declarabele uren het enige en alles waar alles om draait. Netwerkcontacten, conferenties, vakliteratuur? Niet declarabel. Liever dus zo min mogelijk tijd in steken. Het heeft mij een poos verbaasd hoe het toch kwam dat bijna alle innovatie-kennis búiten de grotere organisaties zit, bij ZZPers en start ups. Dit is een deel van de verklaring: de mensen die er werken, wéten helemaal niet veel en krijgen evenmin de ruimte om dat niveau te halen. Mijn cynische helft ziet een beeld opdoemen van personeel dat als een vrucht wordt leeggezogen en dan weggegooid. Ik ben bang dat dat beeld klopt.

Om die ontwikkelingen bij te houden - je vakkennis - heb je tijd nodig. De tijd dat de toegang tot die vakkennis werd beheerst door de werkgevers, ligt ver achter ons. Dure tijdschriften, een bibliotheek, kostbaar conferentiebezoek? Zij maakten dat mogelijk. Maar zo ligt het niet meer dankzij met name het Internet en vooral sociale netwerken. Heel erg veel informatie is nu vanuit de spreekwoordelijke leunstoel bereikbaar. En hét grote verschil is dat werknemers in loondienst een heleboel mínder tijd hebben om daarvan op de hoogte te blijven dan andere groepen; zoals werklozen en sommige zelfstandigen.

Geen werkgever die - echt waar - vond 'literatuur bijhouden doe je maar 's avonds. In je eigen tijd'. Dan snap je er bar weinig van. Dan bén je zo'n sinaasappeluitperser. Ik ben er bijna van afgekickt en weer aan het lezen en kennis vergaren geslagen. Juist omdát ik níet van werk naar werk ga.

O, en dat 'ouderen zijn een te groot risico'?! Heb je je al gerealiseerd dat in die leeftijd de stress, zorg en uitval(!) vanwege kinderen en andere perikelen voorbij is? Ooit bij stilgestaan dat dit de flexibelste mensen zijn, omdat ze weer 'ongebonden' zijn en ervaring hebben?

Mythes; net als legendes en sprookjes zijn ze niet waar. Als ze goed worden verteld, zijn het spannende verhalen. De wolf ís niet uit op mensenvlees, terwijl teveel Roodkapje je dat wel doet geloven.

donderdag 15 augustus 2013

De journalist als verblekend construct

Soms praten we over niet-bestaande zaken alsof ze wél bestaan. En ze bestaan ook wel, maar niet tastbaar of aanwijsbaar. Soms zijn dat metafysische concepten als 'hemel', 'hel' en 'ziel'. In aanwijsbare vorm bestaan die niet.

Die categorie concepten is interessant. Ze zijn allemaal door de mens geconstrueerd. Er is geen lieveheersbeestje dat nadenkt over naar de hemel gaan en geen vliegenvangende zonnedauw die bezig is met de hel. Concepten zijn menselijke constructen.

Om de wereld, en onszelf, te begrijpen, zijn die concepten handig als ordening. Zijn groepen als 'jongeren' en 'ouderen' nog enigszins voor te stellen op basis van fysieke kwaliteiten, andere worden een graadje moeilijker. Uniformen en andere onderscheidingstekens helpen nog weleens. Maar bij sommige is ook dat een probleem. 'Ouders'; die herken je zonder kinderen niet. En toch hebben we het geregeld over de kwaliteit van 'de opvoeding door huidige ouders'.

Omdat constructen en concepten afspraken zijn tussen mensen zijn het ideale voedingsbodems voor twist. Sommige duren voort - bij voorbeeld die over geloofszaken - terwijl andere min of meer beslecht zijn - de 'beschermde beroepen' zijn daarvan een voorbeeld. 'Min of meer' omdat die beslechting niet onwankelbaar is. Met name de technologische vooruitgang maakt breuklijnen.

Medici zijn een voorbeeld daarvan. Naast de ontdekking van de psychiatrie als serieus onderdeel van de medische wetenschap, zijn het vooral de functies die zijn gekoppeld aan medische apparatuur die voor discussie (gaan) zorgen. Een diagnose stellen, mag alleen een arts in casu een mens met de juiste opleiding. Maar wat te doen met de technologie die het mogelijk maakt (eenvoudige vooralsnog) diagnoses te stellen? De reactie is voorspelbaar: de beroepsgroep stelt dat alleen zij dat kan en mag.

Iets vergelijkbaars doen journalisten. Die bestaan helemaal niet. Wel zijn er mensen met een goed stel hersens en een vlotte pen die, omdat ze een opleiding volgden, menen een unieke aanspraak te kunnen maken op die titel. Omdat 'journalist' geen beschermd beroep is, is een eigen systeem gemaakt. 'Echte journalisten' zijn die lid zijn van de NVJ. En daarvan kan echt niet iedereen lid worden.

Ze voeren echter een achterhoedegevecht, in een veranderd medialandschap.

Wat mij zo verbaast aan de discussie in en over media en journalistiek, is dat er zo strak wordt vastgehouden aan oude beelden. In de media wandelen inmiddels tal van types rond die journalist werden genoemd toen ze bekend werden. En 'de media' is minder en minder het unieke domein van omroepen, kranten of tijdschriften. Jij en ik kunnen daar ook een plek in nemen.

Uit de meeste discussies blijkt hoe weinig adaptief vermogen de media en journalistiek hebben. In plaats van uit te gaan van coöperaties van mensen en middelen, verknoeit men tijd met hopeloze discussies over concepten: wat is het beroep journalist? Wat een publieke omroep?

Daar spelen dan ook nog eens afgunst, naijver en geld een rol. Zelden wordt het gesprek gevoerd over de kwaliteit van goed sámenwerkend journalistiek werken. Nee, het gaat om de afgeleide: marktwerking en -verstoring. Het publieke bestel is de start van alles. Zakelijke geesten zagen kans geld te verdíenen met 'media', maar probeerden meteen de spelregels te veranderen. Als dat niet lukt, klaag je, als nieuwkomer, over de spelbreker, degene die als eerste bezig waren. Dan is de publieke omroep een spelbreker, een marktverstoorder, en de overheid een financier die daarin partner in crime is.

Dat is een haast groteske reductie van de werkelijkheid.

Wij, de consumenten, zijn niet zo loyaal als gedacht. Als zich betere mogelijkheden voordoen, stappen we zonder scrupules over. Bínnen het omroepbestel wilden we nog wel lid zijn van een omroep en op die manier een statement maken. Dat gold ook voor de krant: er wás geen keus, anders dan deze steeds beperktere.

Maar de fase is al veranderd. Er komt meer en meer keuze. En we springen nu dan ook weg van onze gastheren, op weg naar talloze nieuwe. Op het Internet. Nog niet massaal, maar dat duurt geen generaties meer.

U bent een construct, dames heren journalisten en mediamensen. U bent aan het verbleken in het plaatje. Binnenkort bestaat u in deze vorm niet meer. Dan hebben we nieuwe constructen.

woensdag 14 augustus 2013

De controleerbaarheidsillusie

Zij liepen links. Met de rug naar me toe. Hij rechts naast ze. Toen ik op een meter of dertig was genaderd, schoot hij naar rechts. Blijkbaar was er daar in het gras iets te zien. en dat wilde-i niet missen. Nog twintig meter, vijftien. Nog steeds liep-i rechts. Tringggggggggg. Niks. Tien, vijf. Stop.

Met een soort slappe ruk wordt-i naar links geslingerd. Of ik niet had kunnen bellen. En dat ik een nieuwe bril nodig had. De wereld op z'n kop. Het was hún hondje aan z'n uitrolbare lijn die voor gevaar had gezorgd op het fietspad.

Nu kan ik twee kanten op.

De ene is die van het 'altijd de schuld bij een ander leggen'. Daar maken steeds meer mensen zich schuldig aan. Het is allang niet meer zo dat fietsers en voetgangers bedreigd worden; ze eisen zelf wel ruimte op. Of dat nu terecht is of niet. Ze dóen het gewoon. Voor diegene die nog denkt dat het specifieke groepen zijn; volgens mij niet. Oud en jong doet maar.

De andere is die van de beheersbaarheid. Dat uitrollijntje. Da's een populair ding. Het geeft je de illusie van controle. Nu heb ik altijd geleerd dat die niet in een halsband of lijn zit, maar in de baas en de manier van africhten. Maar ja, zoals iedereen alles kan, kan iedereen ook met dieren omgaan.

Die uitrollijntjes zie je veel. Ook aan honden die met gemak dwars door de Stop-stand heen trekken. Dat levert de aanblik op van een 'baas', met een grote hond aan een heel lange lijn, die die lijn alleen maar kan verkorten door zelf naar de hond te lopen. Een visser met een slippende molen en een kromstaande hengeltop kan nog worden gezien als stoer. Zo'n baas achter de hond aan, is een sukkel.

Als het een hondje is - zoals die ik tegen kwam - dan werkt het systeem iets beter. Met een stevige zwieper kan de baas de hond naar binnen halen, zoals die visser een vis aanslaat. Dan moet je wel hebben gevist en weten dat een te lange lijn nóóit in één keer binnen komt. Daarvoor heb je een aantal herhalingen nodig. Snel reageren zit er dus niet in. Dat was ook het probleem van die mevrouw op het fietspad.

De lijn geeft je wel de illusie dat je de hond onder controle hebt. Er is een directe verbinding. De hond kan in en cirkel met een straal van een meter of tien om je heen bewegen. En doet dat ook. Want de eigenaar controleert helemaal níets, is de baas niet, is geen roedelleider. Met als gevolg - ook leuk - honden die routes weven om bomen, paaltjes en benen. Routes die precies moeten worden nagelopen om geen Gordiaanse knoop te laten ontstaan. Het beste recept dáárvoor zijn overigens twee spelende aan lange lijn aangelijnde honden. En, o wee, als die niet voldoende ruimte hebben om elkaar ruimte te geven. Dan is het hommeles.

Als je die lijnen combineert, krijg je de hondenbezitter die meent dat alles er voor hem is. Die de lijn laat uitrollen en de hond een struikeldraad laat spannen. Het zijn altijd van die kleine rattenformaat honden die dat doen. Of dat op een fiets- of een voetpad is, maakt niet uit.

Het enige voordeel: Fifi - een triestere naam voor zo'n rat ken ik niet - is aangelijnd.

dinsdag 13 augustus 2013

Een stads ecosysteem

Het is zo'n modieus misbruik van een term: ecosysteem. In de oorspronkelijke betekenis van het woord is het de (symbiotische) samenhang tussen leven, organisme, en (dode) omgeving. Sinds een paar jaar wordt de term veel breder gebruikt. Vooral in de zoektocht naar nieuwe werkelijkheden, waarden, normen en wetmatigheden die de digitalisering met zich meebrengt, is het een populair begrip geworden.

Ecosysteem is in die context een samenwerking tussen elementen zonder welk de afzonderlijke elementen niet floreren. Zuiver geredeneerd zou waarschijnlijk de term 'biotoop' een juistere benaming zijn, ware het niet dat juist het woorddeel 'systeem' in ecosysteem dynamiek en interactie suggereert. En juist dat systeem - wie, wat, (waarom en) hoe beïnvloedt - is wat eerst moet worden begrepen van de nieuwe situatie. 'Eco' voorkomt een te mechanistische denkwijze, doordat het een veel organischer, holistisch perspectief introduceert.

Hét grote gevaar van dit soort van analogieën is dat ze te makkelijk worden ingezet als antwoord. 'Er gaat een nieuwe werkelijkheid, een nieuw ecosysteem ontstaan'(voor uitgevers bij voorbeeld) is té makkelijk, té ontwijkend. Waaruit blijkt dat dan? Zijn nieuwe (technische) mogelijkheden voldoende grond om te spreken van een nieuw ecosysteem? Is dat nieuwe systeem dan een aanpassing aan de nieuwe biotoop van het oude systeem, of is het werkelijk principieel nieuw?

De term benadrukt het belang van afhankelijkheden en processen. In dat opzicht is het een belangrijk verschil met de klassieke benadering. Niet langer pyramidestructuren, top downaanpakken of hiërarchieën, maar netwerken en interdependenties. Het is daarmee een ander paradigma. een andere manier om naar de werkelijkheid te kijken en die te beschrijven. Ondanks de wellicht formele 'fout' is dát zuivere winst: het breken van de individualiseringsgolf. Het is de meerwaarde die telt en die voortkomt uit de som die groter is dan de optelling van de delen.

Ook naar de stad kun je kijken alsof het ecosysteem is. De stedelijke biotoop is er eentje waarin vooral de mens gedijt, alhoewel ook een fors, en groeiend, aantal dieren zich er thuis voelt. Het ecosysteem zit 'm er in dat er dingen gebeuren.

De stad 'leeft'.

Rationeel weten we dat er mensen bij betrokken zijn. Huisvuil 'verdwijnt' niet. Aanplakbiljetten 'plakken zichzelf' niet. Straten en gebouwen 'repareren zichzelf' niet. Containers bouwafval die 'ineens vol' zijn. Dat doen mensen. Mensen die we niet altijd zien, waardoor de indruk ontstaat dat iets 'ineens' anders is.

Of langzaam verdwijnt. Verteert door de stad.

20130813-112159.jpg

Een fiets - zoals een kalf of een ziek dier buiten de kudde - achtergelaten op een te rustige plek, of te lang op één plek; die wordt verorberd.

De fiets hierboven staat in Leiden, op een plaats waar dagelijks veel mensen langskomen. Als je een stop motionfilm zou maken, dan krijg je een mooie geleidelijke aftakeling van de fiets te zien.

Met wat voorstellingsvermogen kun je je dan makkelijk de stad voorstellen als een organisme. Dat dooreet tot het laatste onverteerbare botje.

En dan boert.

maandag 12 augustus 2013

De Leidse beek

Zoveel mensen, zoveel meningen. Soms komen er zo dicht bij elkaar dat ze klonteren tot één. Andere lijken één, maar bij nadere bestudering blijken ze toch fundamenteel anders. We verzuipen er in, in meningen. Da's maar goed ook. Meningen betekenen dat individuen belangrijk worden gevonden. Wellicht moet dat preciezer zijn: meningen kunnen úiten. Want het is de vraag of individuen in totalitaire omgevingen geen mening hébben of die niet (kunnen of durven) uiten.

Omdat meningen zijn gebaseerd op ondermeer waarden en normen leiden ze vaak tot debat. Debat dat, inderdaad, zou moeten leiden tot een beter begrip van de ander omdat juist die achterliggende argumenten helderder worden. Debat gaat niet om de vraag wie gelíjk heeft. Dat gelijk bestaat vaak niet. Debat leidt wel tot heroverweging.

Debat vormt de samenleving. Het is immers de eindeloze afweging tussen verschillende zienswijzen. Zo lang er meer dan één mens is, zal dat zo zijn: gaan we naar links of naar rechts? Is de mens gemaakt of ontstaan? Wordt dit asfalt of bestrating? Kopen we dit wel of niet? Bij alle beslissingen horen meningen.

Leiden heeft die ook.

Over je omgeving heb je gegarandeerd een mening. Je bent er tevreden over, of niet. Mogelijk zou je er iets aan willen veranderen. Maar wat?

De vergelijking met woninginrichting dringt zich op. Vooral Ikea heeft dat vlijmscherp in de gaten: geef zoekende kopers complete voorbeelden. Van keukens, woon-, kinder-, studeer- en slaapkamers. Zelfs van schuurtjes en zolders. Geen ratjetoe, maar een evenwichtig geheel.

Gelukkig zijn er in het echt geen Ikeakamers te vinden in Nederlandse huizen. Dat is althans míjn indruk. Wat wel aan de orde is, is dat in ieder huis wel eleménten van Ikea zijn te vinden. Maar verder maken we er - gelukkig - een ratjetoe van waar veel over is op te merken. Je vindt er je financiële ontwikkeling in terug, de demografische, de esthetische, de technologische. Een reis door je kamer is reusachtig interessant.

Een stad heeft dat ook.

Zoals een ontworpen huiskamer vaak sfeerloos lijkt, een toonzaal, zo is een ontworpen stad doods. Als ik voor mezelf spreek: ik ken geen enkele nieuwbouwwijk die aantrekkelijk is. Ook niet degene waarin diversiteit is ontworpen. Het is een ernstige vergissing te denken dat je geschiedenis kunt ontwerpen.

Het is een minstens zo ernstige vergissing te menen dat behoud van het bestaande dus wel goed zou zijn. Bij leven hoort verandering. Jij verandert. Je woonkamer verandert. Je stad verandert.

Laat ik eens een ideetje toevoegen aan het arsenaal ideeën voor Leiden.

Leiden heeft de Breestraat. Da's intrigerend geval. Die straat wordt door velen gezien als belangrijk voor de stad. Maar waarom? Omdat-i het geografisch midden er ligt (lag)? Omdat het stadhuis er is te vinden? Omdat-i op de Rijnoever ligt? Voor de inwoners is het zeker níet de belangrijkste straat, want die gebruiken hem als verkeersader. De concentraties vind je langs de grachten erachter en in de - nog lelijker - Haarlemmerstraat.

En toch proberen de dames en heren ontwerpers die Breestraat tot centrum te 'designen'. Dat gaat nooit en te nimmer lukken.

De Breestraat heeft niets unieks. Of toch? De straat is vals plat. In het midden ligt een 'heuvel' waardoor naar beide uiteinden de straat afloopt. Maar dat unieke beleef je nergens. Tenzij je fietst en er op let.

Mijn voorstel: maak een beek in de Breestraat waardoor dat vals plat gezicht krijgt. Laat water uit een 'bron' voor het stadhuis ontspringen en dan zowel naar links als rechts wegstromen door een bedding (voor mijn part van beton). Vang het aan de uiteinden op en pomp het weer terug. Eindeloos.

Dan kan de bus niet meer rijden? Natuurlijk wel, zij het deel in de beekbedding. Het past niet in de historie? Het wórdt de historie. Het belemmert het (langzame) verkeer? Als dat bepalend is, moet dat ook zo worden gesteld en houdt ieder debat over de Breestraat op.

Een beek door de Breestraat. Het zou me niet verbazen als die - zoals een natuurlijke beek ook doet - leven aantrekt en de Breestraat een nieuwe vorm geeft.

zondag 11 augustus 2013

Het werk ligt op straat

Het aardige aan beleid vind ik dat het de suggestie geeft de toekomst te beheersen, in te kaderen, vorm te geven, maar in werkelijkheid altijd áchter de feiten aanloopt. Beleid is bijna altijd visieloos. Niet zozeer omdat de visie ontbreekt - dat ook - maar vooral omdat beleid moet zijn gefundeerd. Dat doen we met cijfertjes. Uit het verleden. Beleid op basis van een visie is gebaseerd op vertrouwen, in die visie. Da's voor velen een brug te ver, want daarmee steek je je nek uit.

De arbeidsmarkt is zo'n 'beleidsterrein'. Er gaat daar een onvoorstelbaar grote hoeveelheid geld in om, ondermeer voor 'beleid' en de realisatie van 'beleidsmaatregelen': onderzoekers, adviesclubs, task forces (de ónmacht druipt er vanaf door die woordkeuze), uitvoeringsorganisaties.

En het levert helemaal niets op, anders dan dat die opdrachtnemers er wel bij varen.

Het is en blijft opvallend dat in al die jaren - laten we zeggen, sinds 1980 - er geen enkele commerciële partij is geweest die zich hieraan heeft gewaagd zónder subsidie. De enige die overeind blijven, zijn partijen die subsidie na subsidie - een opdracht is óók een vorm van subsidie! - binnen slepen. Zonder gevolgen van hún inspanningen, want veel van de opgeëiste successen zijn niet tot causaal herleidbaar tot hun interventies. In verhullende evaluatierapporten wordt dat echter wel gesuggereerd.

Inmiddels is er een hele industrie ontstaan rond arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Een industrie die de markt van welzijn en geluk met gemak overtreft. Een industrie die, zeker vergeleken met die markt van welzijn en geluk, schandalig weinig oplevert. Een idustrie die nog steeds niet ter discussie wordt gesteld, terwijl daarin flink snoeien grote voordelen oplevert.

Waarom, overheden, erkent u niet dat uw invloed op complexe processen marginaal is? Waarom láát u zich adviseren, begeleiden en van 'instrumenten' voorzien die schijnwerkelijkheden produceren?

Het UWV is de iconische vertegenwoordiger van die wereld. Daarmee is het óók de bliksemafleider, want laat dat herhaald: de héle sector sociale zekerheid en arbeidsmarkt is de rotte mispel.

Werk.nl krijgt momenteel de wind van voren omdat er veel geld mee is gemoeid waarvoor verdraaid weinig werkend produkt terug komt. Helemaal waar. Werk.nl ís een gedrocht en werkt niet.

Maar ook als werk.nl wél zou werken, zou het niet werken. Want de beleidsmakers denken nog vanuit een andere eeuw. Of, zo je wilt, een ander paradigma.

Maar tijden veranderden.

Waar werk.nl - en veel beleidsmakers, adviseurs en 'instrumenten' - níet op is ingericht, is dat de situatie nu wezenlijk anders is. Er zijn zoveel mensen op zoek naar werk, dat het ook loont in de nabijheid te zoeken naar de juiste man.

Adviesbureaus hébben geen kennis van de lokale situatie. Waarom zou je die dan inhuren? Waarom niet de pláátselijke kennis aanboren? Werkgevers zoeken al lang niet meer stad en land af. Waarom zou je dan een systeem als werk.nl overeind houden? Banen (lijken te) fragmenteren waardoor werknemers eerder kleine zelfstandigen zijn dan personeel: op zo'n markt is werk.nl nooit ingericht.

Woordelijk klopt het niet, maar ergens in 1989 zei een ambtenaar van het ministerie van Sociale Zaken heel terecht en treffend dat "we maar iets doen zonder te weten welk effect het heeft, in de hoop dat in de loop van de tijd de werkloosheid vermindert".

Dát is realiteit. Dát is - cynisch - visie: ze weten het niet en doen maar wat.

20130811-135240.jpg

zaterdag 10 augustus 2013

De all inclusive patser

Vakantie. Lekker stressen om verhalen op te doen. Voor steeds grotere groepen mensen lijkt dat de bedoeling van vakantie te zijn. De tijd dat de werknemer twee weken vrij had en misschien een Waddeneiland bezocht of rond het IJsselmeer fietste, ligt al lang achter ons. Vakantie was toen vooral 'vrij van werk'. Er op uit trekken werd meestal ingevuld door de dagjes-uit. Tot ver in de jaren zestig van de vorige eeuw was 'het buitenland' als vakantiebestemming zeker geen gemeengoed.

Moet je nu eens mee aankomen.

Vakantie is beleving, ervaring, sensatie of een uniek gevoel. In een wereld waarin de overtreffende trap het belangrijkst is, leidt dat echter ook tot een soort wapenwedloop. En die wereld hébben we laten ontstaan. Het is niet mogelijk aan te wijzen waardoor het zo is gekomen. Het is, net als de oerknal, een toevallige samenloop van omstandigheden die versnelling mogelijk maakte. Eind van het liedje is wel dat we ons inmiddels gedragen als kinderen die een heuvel af rennen: sneller en sneller. Tot de benen het niet meer bijhouden.

Dat in een overtreffende trap leven, is dus niet vreemd. Of het verstándig is, is iets heel anders. Maar hele generaties zijn gewend geraakt aan opgaande bewegingen: dat je een betere opleiding kreeg dan je ouders, een beter huis, een hoger salaris, een betere bevredigende baan, tv, kleurentv, internet. Dat geldt ook voor tijdverdrijf. Wie De Avonden leest, zal zich wellicht verbazen over de apathie, de verveling die een grote rol speelden tijdens die avonden. Dat is dus wel pas zestig jaar geleden.

Ook vakantie ontkwam niet aan die overtreffende trap. Drente? Minstens Frankrijk, Spanje of Italië. Met de fiets? De auto! Of, nog beter, het vliegtuig.

Nu is wel van belang dat de overtreffende trap deels ook wordt gevoed door het verschijnsel conspicious consumption: uitgeven om te laten dát en wat je uitgeeft. We hebben er allemaal mee te maken. Dat bij-effect van beslissingen dat ook je status ermee gebaat moet zijn. De auto die je koopt, moet je vooruit helpen, maatschappelijk. Het nieuwe huis moet beter zijn. De beoordeling daarvan is vaak jóuw inschatting van wat jouw gelijken, je vrienden en kennissen, er van vinden. Iets nieuws wat geen reactie uitlokt, is geen succes. Iets nieuws moet een splintertje jaloezie oproepen. Teveel daarvan is evenmin goed: dan raak je vrienden kwijt.

Vakantie heeft die ontwikkeling ook doorgemaakt. De eenvoudige drieweken campingvakantie geldt tegenwoordig als een soort van minimumvariant. Niet dat de huisvesting bepalend is, maar de bestemming wel. We trekken met net zoveel gemak naar Vietnam, Indonesië, Thailand, Australië als naar Europese bestemmingen. Dat is ook omdat de kosten van die bestemmingen relatief laag zijn, waardoor ver weg niet meer hetzelfde is als duur.

De interessantste vind ik nog steeds de all inclusives. De vakantiebestemmingen waarbij alles in de prijs is inbegrepen. In het hotel of appartementencomplex maak je geen extra kosten: drank, voedsel, hapjes? Alles inbegrepen. Groot, heel groot, nadeel daarvan is dat de lokale economie er heel erg magertjes van profiteert. De all inclusives zijn min of meer omheinde vakantiekampen. Plekken waar geen enkele reden bestaat om er van wet te gaan. Maar ja, het is goedkoop en prijstechnisch overzichtelijk.

Wat ik me dus afvraag, is of er niet nog iets meespeelt. Iets sublimiaals, onbewust. Omdat ik nog nooit all inclusive op vakantie ben geweest in zo'n kamp, blijft de vraag me hinderen.

Is het niet ook zo dat het goed zichtbare all inclusive polsbandje een vorm van conspicious consumption is? Zo van: "Kijk mij. Voor mij staat alles ter beschikking". Een beetje het gevoel hebben van die enorm rijke stinkerd die helemaal níet op het geld hoeft te letten? De patser? Zijn sommige vakantiebestemmingen ook bedoeld om even dát gevoel te hebben? Rijk te zijn?

vrijdag 9 augustus 2013

De onbetrouwbaarheid van gemeenten

Mijn plan was níet te bloggen over het onderwerp. Maar je kunt op je schreden terugkeren. Dat gebeurde dus ook mij.

Vandaag schreef, onder andere, de De Volkskrant dit:
20130809-165507.jpg

Ouders betalen voor hun kinderen. Da's het uitgangspunt. Maar er zijn uitzonderingen, zoals op alles uitzonderingen zijn. Eén daarvan is de Onbekende Vader. Dat kan een man zijn die ontkend vader te zijn of die uit het leven van de moeder verdween. Er zijn vast meer variaties. Van belang is dat moeder een kind heeft waarvan de vader niet erkend dat het het zijne is. En voor iets waarvoor je niet verantwoordelijk kunt worden gehouden, betaal je niet. Logisch.

Het aantonen van vaderschap is niet zó moeilijk. DNA zijn de drie wonderletters waarmee een genetische band kan worden vastgesteld. In rechtszaken wordt de techniek ook vaak gebruikt omdat ze boven twijfel uitsluiting geeft. Vooralsnog.

Wat nu uitermate idioot is in de beschreven situatie, is dat gemeenten zich op bijna identieke wijze opstellen als de oplichters die nepfacturen sturen. Je kent het verhaal vast; je krijgt een factuur die er enorm serieus uitziet en de afzender hoopt dat je onnadenkend betaalt. Die handelswijze heet oplichting. Het verschil met de gemeente is dat die zich niet baseert op een door hen uit de duim gezogen verhaal, maar wel op een door iemand anders mogelijkerwijs uit de duim gezogen verhaal!!

Grote steden - waarom gróte steden? - blijken steeds vaker verhaalsacties uit te voeren op mogelijke vaders. Dat klinkt acceptabel. Maar de grondslag voor hun actie is de bewéring van een moeder dat dit de vader is. Kijk, dat is toch echt te zot voor woorden.

Maar, zeg je nu, er komt toch een rechter aan te pas als die aangeklaagde vader het er niet mee eens is?

Dat mag niet eens gebeuren. Het is al te gek voor woorden dat in een relatie met de overheid een burger zijn ónschuld moet gaan aantonen. Laat de overheid met wettig en overtuigend bewíjs komen. Deze hele ontwikkeling zet de poorten wagenwijd open voor allerlei ongefundeerde aantijgingen. Zeker als de krant meldt dat
bijstandsmoeders onder druk (worden) gezet de naam van de verwekker van hun kind te noemen

Dat is al twijfelachtig. Maar het wordt nog kwalijker.

Als de gemeente van mening is dat jij de vader bent, is dat voldoende grond. Die mening is dan wel gebaseerd op informatie van de moeder, maar de facto stelt zo'n gemeente zich dan op als scheidsrechter: "wij hechten meer waarde aan het woord van de moeder dan aan dat van u".

En dus wordt de aangeklaagde man aangesproken op de onderhoudsplicht van de vader. Nogmaals, vaders hébben onderhoudsplicht. Moeders ook. Maar het moet wel buiten kijf staan.

Griezelig Kafkaïaans wordt het als je leest dat een rechtbank het besluit van de gemeente (Rotterdam) toetste en toestond; omdat de aangeklaagde man geen verweer voerde en "de rechter zich baseert op de informatie van de gemeente". Dat 'geen verweer', beweert hij zelf, is omdat hij niet eens wíst van de rechtszaak.

De gemeente als criminele organisatie.

Hoe lang gaat het nog duren voordat we worden geconfronteerd met gefabriceerde verhalen? Hoe lang duurt het nog voordat de gemeente voor het karretje van belangen wordt gespannen? Zijn alle ambtenaren tegenwoordig ook deskundige opsporingsambtenaren?

De gemeente drijft steeds verder weg van haar positie als neutrale partij. Wat deze kwestie vooral duidelijk maakt, is dat ook de overheid, in casu gemeenten, zich bedient van dubieuze praktijken en zich meer en meer opstelt als verzekeraar. Ook die proberen hun vergoedingen terug te halen bij de tegenpartij.

De overheid. Misschien moeten we díe maar privatiseren. Zelf doen ze het op een halfzachte manier die alleen maar achterdocht kweekt.

donderdag 8 augustus 2013

Snappu?!

Het werkt echt. Als je iets uitlegt, komt een boodschap beter binnen. Het vreemde is dat we dat allemaal weten, want op school werkte dat al zo. Dat wat je begreep (en leuk vond) onthield je beter dan kennis waar jij niets mee had.

Waarom leggen we dan niet alles uit?

Mij verbaast het nog steeds: het afdwingen van gelijk omdat 'de regels zo zijn'. Blijkbaar hebben we een zo complex geheel gemaakt dat ook de uitvoerders de ratio niet meer kennen. En dan val je, logischerwijs, terug op de regels zelf. Met als gevolg dat op den duur niemand meer echt weet waarom het is zoals het is.

Leg me maar eens uit waarom de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, voor auto's, 50 km/u is. Dat geldt net zo goed voor regels die te maken hebben met vestigingseisen, met afspraken om een paspoort te verlengen, met aanbieden van vuilnis langs de straatkant of met toelating tot Nederland. Talloos vaak gebeurt het; dat je eigenlijk niet goed begrijpt waarom het is of gaat zoals het is of gaat.

Uitleggen werkt. Verschillende gemeenten casu quo ambtenaren hebben al 'ontdekt' wat ze dus vanuit hun schooltijd al lang wisten. Groningen meldt dat zo'n aanpak tot 38% intrekking van bezwaarschriften leidde.

Let wel. Het gaat hier dus niet om informatieverstrekking over je rechten of iets dergelijks. Het gaat om informatie over jóuw situatie op dát moment. Dat is dan ook de makke bij al die partijen die menen dat publieksvriendelijke informatieverstrekking voldoende is. Algemene informatie in begrijpelijk Nederlands voegt net zo weinig toe als algemene informatie in ónbegrijpelijk Nederlands.

Waar ze dat goed hebben doorgehad, is in de wereld van de verkeersregeling.

Bijna iedere stad heeft ze inmiddels wel: van die verkeerslichten die aangeven hoe lang het nog gaat duren voordat je groen licht krijgt. Ze schijnen zebraklokken te heten. In het ene geval tellen de cijfers de seconden af. In andere gevallen loopt een lichtring leeg. In alle gevallen is het de bedoeling dat de wachtende wéét waarop-i wacht.

200px-Fietsverkeerslicht_Amsterdam

In Leiden hebben we die dingen ook. Of wij ze echt goed hebben ingesteld, weet ik zo net nog niet. Vlakbij het oude belastingkantoor stond ik afgelopen lente te wachten voor zo'n verkeerslicht. Maar daar deed zich het idiote verschijnsel voor dat de lichtring een keer of drie weer helemaal opnieuw begon, als-t-i bijna leeg was.

Kijk, dan sta je als fietser te kijken hoe autoverkeer keer op keer voorrang krijgt. En jij mag blijven wachten. Een soort tweederangsburger- of -verkeersdeelnemergevoel.

Begrip kan ook tot geheel nieuwe inzichten leiden.

images

woensdag 7 augustus 2013

En het gebeurde in die dagen niet...

Het deed zich al járen geleden voor.

Het was de tijd dat het Internet opkomt. En dús had ik veel discussies met de ICTers van mijn toenmalige werkgever. Mijn opdracht was innovatie stimuleren. En de grootste innovatie sinds tijden, stond op het punt van doorbreken. Maar de ICTers - systeem-, database-, netwerkbeheer en -ontwikkeling - zagen dat niet gebeuren.

Het is de eerste keer dat ik me bewust was hoe moeilijk het voor mensen is het vertrouwde los te laten. Netwerkbeheerders hadden grote moeite met iets als IP. "Dat kan nooit gaan werken". Niet als je denkt in klassieke netwerkarchitecturen, nee.

Aan die periode hebben we een warme herinnering overgehouden. Want alles kwam, uiteraard, goed. In de jaren daarna hebben we veel samen gedaan en vooral ook veel gesproken. Innovatie, dat was vooral technologische. De gesprekken gingen dan ook vooral over techniek en de mogelijkheden van de nieuwe technologieën. Het heeft mij veel opgeleverd, niet in de laatste plaats over het werk van kantoorICT-ers.

Wat me daarvan het meest is bijgebleven, is de positie die ze in nemen. Kort gezegd: ICT-ers zijn de lastpakken. Er kán nooit iets. Er mág nooit iets. Als ze langskomen, is er meestal iets onzaligs aan verbonden: je krijgt "een update" (en bent daarna van alles kwijt) of ze hadden weer iets te zeuren over "het systeem wat aangaf dat er een virus op je computer zit". Hun mailberichten waren meestal ook in de categorie "Vanaf 16.00 uur kunnen jullie het netwerk niet gebruiken ivm noodzakelijk onderhoud". Kortom, gezeur.

Toch?

Wat we, gebruikers, níet zagen, is het aantal keren dat een probleem werd voorkómen. Wat me verbaasde, was dat ze ons dat nooit meedeelden. Dat heb ik dan ook bepleit (en zij hebben dat heel incidenteel gedaan): "Meld toch óók dat je iets hebt voorkomen. 'Zojuist hebben we een grote virusaanval afgeslagen. Het kan zijn dat je dat den beetje hebt gemerkt in de snelheid van het netwerk'. Gewoon: zéggen wat je doet.

Aan die periode moet ik heel vaak terugdenken. Het komt zó vaak voor dat al die mensen die preventief werken niet gewaardeerd worden. Het is ook zó moeilijk aan te tonen wat níet is gebeurd.

Preventie heeft wel iets weg van kunst: beide zijn enorm kwetsbaar. Beide kunnen hun maatschappelijk - economisch - nut niet keihard aantonen. De politie moet boeven pákken. Misdaad voorkomen door aanwezig te zijn, telt niet. Veiligheidsdiensten zijn per definitie onbetrouwbaar, want iederéén kan wel beweren dat-i een aanslag heeft voorkomen. Gezondheidspreventie is er ook zo een: dat jongeren géén SOA krijgen, hoe ze dat moeten doen hebben ze érgens gehoord.

Sluw is het gebruik van preventie door, met name, politici en beleidsmakers. Het is een bewijs uit het ongerijmde en onbewijsbaar: "dankzij mij en mijn beleid is grotere ellende voorkomen". En, als dat zo uitkomt, "daarop kunnen we bezuinigen want het effect van die preventie is onmeetbaar en niet uit onderzoek gebleken".

Het idiote is dat preventie feitelijk heel erg past in onze samenleving. Met een iets andere bril bekeken, is het een vorm van permanent onderwijs. Onderwijs over veranderende verhoudingen, nieuwe ontwikkelingen, weggezakte kennis en opfrissen van bestaande kennis. Preventie ís helemaal niet per definitie synoniem met disciplinering, regulering en verbieden.

Preventie leidt liefst tot niets.

dinsdag 6 augustus 2013

Het ego van de schrijver

Ik worstel. Met een boek. Met een digitale versie van een boek, om precies te zijn. Voordat je denkt dat ik werkelijk lig te rollebollen met een boek. Dat niet. Sterker, het ís niet eens een boek om mee te rollebollen. Misschien is juist dat het probleem.

Het is een serieus boek. Van een serieus iemand. Iemand die al eerder serieuze boeken schreef. Ook boeken die aandacht trokken, in de zin dat ze werkelijk invloed hadden op het denken van lezers.

20130806-174650.jpg

Het boek dat ik doorworstel, is 848 pagina's dik. Dat is variabel, want het is de digitale versie. Als ik m'n iPad kantel naar landscape zijn het plots 1546 pagina's. De beste samenvatting is dan ook: best veel bladzijdes om te lezen.

De worsteling kroop er langzaam in. Zeker de eerste tientallen pagina's gingen vlotjes en vooral gepaard met een gevoel dat er hier zich iets moois zou gaan ontrollen. Wat is er mooier, in deze turbulente tijden, dan iets te lezen over situaties die juist worden gevoed door chaos, crisis en fragiliteit? Die daaruit dus juist stérker tevoorschijn komen?

Nassim Nicholas Taleb zal dat uit de doeken doen in Antifragility; Things That Gain From Disorder. Zoals gezegd, de start ís ook veelbelovend. Maar Nassim loopt hopeloos vast, terwijl-i de lezer al veel eerder kwijtraakte. Ik neem mezelf maar even als 'de lezer'. Dat kan ik vast wel doen, omdat ik mezelf zorgen maakte toen ik de draad niet meer zag en ben gaan zoeken op het Internet. Het boek wordt met de grond gelijk gemaakt. Vanwege het met de haren erbij slepen van willekeurige voorbeelden. Enigmatisch is een term die schrijfsels dekt die ondoorgrondelijk zijn, maar mooi in hun stijl. Da's dit niet. Het is een gesloten bolwerk waarin geen twijfel bestaat over de juistheid en grootsheid van de schrijver.

Wat was ik opgelucht toen ik las dat gerenommeerde critici en lezers dat ook zo vonden. En veel beter verwoordden.

Inmiddels ben ik iets over de helft van het boek. Of ik ooit het eind ga halen, durf ik nu nog niet te voorspellen. Wel dat er zeer zinnige gedachten in staan, waarvan de belangrijkste is dat we niet teveel moeten vertrouwen op ons rekenkundig vermogen als het gaat om de toekomst. In het begin dacht ik dat hij zowat de statistiek als zodanig ter discussie stelde, maar gaandeweg werd duidelijk dat het gaat om het gebruik en de interpretatie. Taleb blijkt zich vooral druk te maken over onze verwaarlozing van de statistische uitbijters en scheve verhoudingen. Terecht stelt hij dat effecten moeten worden gewógen. Veel nadelige kunnen heel goed worden gecompenseerd door minder voorkomende, maar grotere, positieve effecten.

figure-12

Wat het betoog echter stoort, is het ego van de schrijver. Dom ben ik niet. Bovenmatig slim ook niet. Zeer geregeld raakte ik de draad van het betoog kwijt. Vooral daar waar hij voor mijn gevoel aan de haal ging met de oude filosofen. Het werd echter duidelijker op de momenten dat hij 'eer opeist'.

Dan ineens zie je de schrijver voor je: aan zijn schrijftafel, gefrustreerd over al dat onbegrip voor hem en zijn genialiteit. Die frustratie klinkt teveel door in het boek. Da's jammer, want mij weerhoudt het ervan lekker door te lezen.

Zoals gezegd: ik zocht naar boekbesprekingen. Die vond ik ook. Omdat dit absoluut geen inhoudelijke boekbespreking moest worden, maar de signalering hoe de boodschap kan verdwijnen onder een ego; deze vond ik wel mooi: The New York Times, The Guardian en Forbes.

Wel of niet lezen? Moeilijk. Ik denk dat het goed is te worden gewezen op 'onverwachtheid', 'onvoorspelbaarheid', 'risico' en 'kansen'. En op de beperkingen van de dominante manier van denken daarover. Maar het zou allemaal wel een stuk toegankelijker kunnen.

maandag 5 augustus 2013

De functionele tent-indeling

Ze kwamen op een zaterdag terwijl wij weg waren. Bij terugkeer stond-i er: een blauw met oranje bungalowtent met eromheen de gevolgen van een soort bominslag.

Een nieuwe omgeving maakt altijd onzeker. Waar staat alles? Waar laat je alles? Waar vind ik wat? Je moet echt je draai vinden.

Heel lang geleden ben ik begonnen met het bepleiten van het denken in termen van life events. In mijn ogen zijn dat ingrijpende veranderingen in je bestaan, waarbij ingrijpend wordt gekarakteriseerd door zijn complexiteit en meerlagigheid. Je leven staat even op zijn kop en de effecten reiken tot in meerdere domeinen van je bestaan. Bekende life events zijn geboorte en dood. Maar ook baanverlies, inbraak(!) en verhuizing horen ertoe.

Life events zijn géén instrument, zoals mijn vorige werkgever maar blééf denken, maar een manier van kijken, beoordelen en werken. Een methodiek?! Dat eerder, ja. Mijn insteek is altijd geweest een alternatief te bieden voor het eendimensionaal (overheids)denken. Alsof we alleen maar bestaan uit simpele, enkelvoudige vragen. Mensen zijn complexer; ónlogisch soms en veel levenssituaties zijn niet tot één vraag terug te brengen. Laat staan tot concepten als 'vraagpatronen'. Wij vereisen een flexibele, responsieve aanpak; geen sjablonen, matrices of schemata.

Sinds deze zomer ben ik er nog meer van overtuigd dat ook 'vakantie' eigenlijk in die rijen van life events hoort. Het is dat 'vakantie' niet een permanente, maar tijdelijke situatie is, maar verder...

Photo 05-08-13 17 23 40

Onze nieuwe Franse overburen bleken niet alleen. Het zijn twee gezinnen: man-vrouw en 1 respectievelijk 3 kinderen. Schuin tegenover was dan ook een futuristische ogende koepeltent opgetrokken. Zo'n ding waarin je je in een ruimtestation waant met slaap- en leefruimtes.

Het meest in het oog springend, was de ontstressing. Dat, althans, maakte ik ervan op basis van wat ik zag. Kinderen die er auditief nogal van langs kregen omdat ze in de weg liepen, iets wilden of iets níet deden. Altijd link als je ouders bij dreigend onweer bezig zijn.

Een half uurtje voordat een enorme onweers- en regenbui losbarstte waren ze klaar en weg naar het zwembad. Jammer dat 'iemand''iets' verkeerd had gedaan of open laten staan, waardoor ná de enorme onweers- en regenbui de halve tent vol water bleek te staan. Een slecht begin, maar niet rampzalig.

Een dag later leek die bom weer ontploft. Alles werd de tent uitgesleept. Niet om te drogen, zo bleek. Blijkbaar was er een lumineus idee ontstaan. De bungalowtent werd de keuken annex eetkamer en het koepelorgaan het collectief slaapverblijf. Na een half uurtje stevig doorsjouwen en vooral langdurig pielen om de gasgestookte campingkoelkasten precies horizontaal te krijgen, was de indeling klaar. Heel functioneel.

Heel opvallend was dat de - verdomd dikke - moeder van het grootste gezin zo te zien altijd de touwtjes in handen had en geen enkele keer echt opgewonden raakte van ook maar iets. Haar man was diametraal het tegenovergestelde: de merde's vlogen in 't rond.

In zo'n week zíe je het systeem zich zetten. Spulletjes krijgen vastere plekken. Er wordt steeds minder gevraagd wat wáár staat. En de rust keert weer, inclusief een stuk ontspannender omgang met de kinderen. De mannen en jongens gingen zelfs vissen in de visvijver. Zonder resultaat.

Het zijn eigenlijk micro life events, die vakantie. Even is alles uit balans. Even ontstaat daardoor spanning op plekken die je niet had voorzien. Even wordt het gezinssysteem aan een krachtproef onderworpen.

En de lol is, dat, als je eenmaal je draai weer hebt gevonden en alles vertrouwd begint te worden, de vakantie voorbij is.

zondag 4 augustus 2013

Eenzame mens

Een jochie van een jaar of vijftien op een racefiets. Dat zal mijn eerste indruk zijn geweest toen de van rechts komende fietser een meter of twintig voor me ook de parallelweg nam.

Wat zal het zijn? Twee? Drie kilometer? Een weg van stad A naar dorp B. Met aan de ene kant een haag waarachter een snelweg schuilgaat die je het langste deel van de weg alleen maar hoort. Aan de andere kant weilanden, waarvan je je kunt voorstellen dat stadsbestuurders daar graag 'iets' mee zouden willen. En dat ook gaan doen: er komt een verbindingsweg van de snelweg aan deze kant naar eentje aan de andere kant van de stad.

Pas na een paar honderd meter realiseerde ik me dat het geen jochie was. De ruggegraat was het eerste wat me opviel. Die paste niet in het beeld. Klein en tenger, met stevige wandelschoenen in te grote toe clips, grijs haar, en onverstoorbaar voortpeddelend zonder op of om te kijken; ik fietste achter een bijzonder iemand.

Tussen stad A en dorp B fietst, over de parallelweg, dag in dag uit, heen en weer een vrouw. Iedereen die die weg geregeld fietst, weet dat en is haar ook vast en zeker tegen gekomen.

Ze fietst er altijd. Of het nu zomer of winter is, je komt haar tegen. Of ze onder álle weersomstandigheden fietst, weet ik niet want ík doe dat niet.

Wat haar precies beweegt, weet ik niet. Want zo gauw ze in dorp B het eerste kruispunt aan de rand van het dorp bereikt, draait ze een rondje en fietst weer terug. Waar in stad A die keerlus is, moet ik nog eens uitzoeken. In elk geval fietst zij dwangmatig op en neer over die parallelweg.

20130804-152556.jpg

In dorp B hadden we in mijn jeugd een paar van die publieke zonderlingen. Een geflipte junk, een verkoper van een-paar-dagen-oude-kranten, en de majoor. Of hij majoor was, wisten we niet. Wel dat hij altijd in hoog tempo met zwaaiende armen liep en om de tien stappen achterom keek.

Dat is meer dan dertig jaar geleden.

In stad A, waar ik nu woon, hebben we ze ook. De wellicht opvallendste is een man in vrouwenkleren. De anderen zijn onzichtbaarder. Opgegaan in de rafelrand van een stadse bevolking, met zwervers, bedelaars en verslaafden.

Eenzame mensen moeten het zijn. In een eigen wereld. Wat ik ermee moet, weet ik niet; anders dan te accepteren wie ze zijn en wat ze doen. Waar ik wel heel erg bang voor ben, is dat hun wereld aan het wankelen gaat. Zo lang ze geen overlast bezorgen - en feitelijk een bezienswaardigheid zijn, een (kermis)attractie, een freak - is er weinig aan de hand. Maar wat als hun gedrag wél tot overlast wordt bestempeld? Wat gebeurt er dan?

Onze instellingen vermaatschappelijken en extramuraliseren. Da's heel mooi voor al die bewoners die daarmee kunnen omgaan. Maar je zult maar als verslaafde in de stad worden geconfronteerd met een snoepwinkel aan middelen. Je zult maar onverwacht in een drukke winkel terechtkomen terwijl je niet tegen drukte bent opgewassen. Je zult je aan veel meer regels moeten houden dan ooit. Schreeuwen, krijsen, gooien, gillen of bonken? Denk aan de buren!

Dat wordt nog wat.

Op de terugweg van B naar A kwam ik haar weer tegen, op driekwart van de route van A naar B. De komende maanden moet ik beter opletten of ze er nog steeds is en fietst.