Posts tonen met het label illusie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label illusie. Alle posts tonen

maandag 7 juli 2014

De waanwerkelijkheid van 'spookjongeren'

Vorige week verscheen een lokaal Amsterdams rapport over 'spookjongeren'. Blijkbaar is door de onderzoekers geschat dat in heel Nederland tussen de 100.000 en 200.000 'spookjongeren' leven. In nieuws-arme tijden is dat een aantal dat voldoende reden is voor landelijke media om aandacht aan 'spookjongeren' te besteden.

Wat jongeren tot 'spookjongeren' maakt, is hun onzichtbaarheid voor instanties. Da's een uitermate interessante. Wie bovenstaande link naar Het Parool volgde, zal hebben gelezen dat die onzichtbaarheid de (veronderstelde) ellende waarin die jongeren verkeren alleen maar vergroten; buiten bereik van de (schuld)hulpverlening, van de sociale dienst, van opleidingsinstituten. Ze groei(d)en op voor galg en rad, een mega-Pietje Bell maar dan misdadig; het beeld is dat van randfiguren.

Deze blogpost gaat zoals altijd niet over wel of niet gelijk. Wat opvalt, is die ene zin 'onttrekken aan instanties'. Blijkbaar mág dat niet. Gisteren deed ik de voor mij stuitende ontdekking dat voor sommigen in de (schuld)hulpverlening dat niet mag omdat er regels zijn, omdat in de samenleving rechten en plichten bestaan.

Dat is een waanidee: dat een samenleving door regels, bij diktaat, bestaat. Toch is het die irrealiteit die momenteel overheerst. Geregeld is geregeld. Klaar. Voltooid.

In die waan geloven heel veel mensen. Zo is de regel dat jongeren onder de 27 of op school moeten zitten of werken. Dat is zo geregeld bij wet (waarin ook is geregeld dat ze de eerste maand geen recht op financiële ondersteuning hebben). Dat mag je vinden. Maar de grap is dat gemeenten daarop, de wet, beleid ontwikkelen en zich duur laten adviseren en duur laten ondersteunen, met 'innovatieve apps en methoden', die de plank volledig mis slaan.

De mogelijkheid dat een groeiende groep jongeren zich actief onttrekt aan de overheid komt niet op. En toch is dat wat je ziet gebeuren. Dat een deel van de heterogene groep jongeren de overheid niet nodig denkt te hebben. Laat dat nu net het type jongere zijn dat vaak wordt betiteld als 'problematisch' of 'spookjongere'.

De werkelijkheid van alledag is de samenleving; niet de werkelijkheid van regels.

Dat je iets niet mág, is voor veel mensen geen enkele belemmering het toch te doen. Het verkeer vind ik nog steeds een prima voorbeeld. Op papier waterdicht geregeld, maar in de praktijk één janboel van meer toevallige niet-ongelukken dan van goed gereguleerde verkeersstromen.

Dat heeft alles te maken met een regelsysteem dat niet in staat is - de steeds snellere - veranderingen in de samenleving bij te benen. Op dat moment wordt dat regelsysteem belemmerend, een keurslijf. Dan gaan we met z'n allen sluiproutes zoeken.

Dat eist nieuwe aanpakken en nieuwe uitvoerders. Eerste Kamerlid Tof Thissen heb ik in zijn toenmalige functie van directeur van Divosa - 'de sociale diensten' - meerdere keren gloedvol horen betogen dat 'medewerkers van sociale diensten er zijn voor de cliënten en dat zij in hun belang de grenzen van de wetgeving moeten opzoeken en oprekken'. Grandioos! Helemaal mee eens. Maar waar Thissen keer op keer géén oplossing voor had, is dat die medewerker daarna wel zou worden beoordeeld aan de hand van het handhaven van regels.

Het eist ook nadenken. In Leiden hebben we een levensgevaarlijke weg, waar veilige passeermogelijkheden zijn gemaakt. Die zijn binnen een maand alweer vervangen door een levensgevaarlijke (vanwege bouwwerkzaamheden). Die ligt er nu een jaartje en het ís een levensgevaarlijke plek.

Vooral kinderen die niet wachten op groen. Eigen schuld, dikke bult; je kúnt het zeggen. Maar toch. Ikzelf heb er binnen twee maanden drie keer meegemaakt dat vrachtwagencombinaties het behouden van snelheid belangrijker vonden dan stoppen voor rood en die eenzame fietser. Serieus, je schrikt je lam.

Dan ben je er nog niet. Aan de overkant wacht je een regelgewijs juiste situatie. Haaietanden geven aan dat je een voorrangsweg nadert en je dus moet wachten.

Maar dít is de realiteit:

Photo 07-07-14 14 42 58

Meer dan twee, drie fietsers kunnen er niet wachten (ooit gezien hoeveel scholieren op dit soort van plekken wil oversteken?). Maar werkelijk knots: je zíet niets. De gemeente Leiden laat het onkruid er welig en hoog tieren en zorgt er daarmee voor dat onveilig nu extreem onveilig is. Een volwassenen van gemiddelde lengte ziet niets (laat staan alles onder de 1.78). Achter je een drukke verkeersweg, voor je verkeer dat voorrang heeft en jouw 'veilige' plek is zo'n vier vierkante meter. Ooit zo gestaan?

Dat is waanrealiteit. Dat we kunnen regelen en we ons daarna daar ook nog eens aan houden.

'Spookjongeren'?! Ik zou als gemeente, als sociale dienst, eens héél hard gaan nadenken over dat fenomeen. En dan niet in termen van 'ze houden zich niet aan regels'.

woensdag 16 april 2014

Een unieke eenheid gezocht

Het is nog steeds één van de beste indicatoren voor een principieel andere houding: de hoeveelheid definities voor één fenomeen.

In de tijd dat ik actief onderzoek deed, was dat vooral naar langdurige werkloosheid (en armoede). Daar valt veel over te zeggen. De wrangste opmerking is dat er in de voorbije bijna dertig jaar niets is veranderd. Echt. Nog steeds wordt de oplossing op de verkeerde plek gezocht. De mensen die geen banen overeind konden houden, zouden nu dan plots dat wel kunnen? Het is en blijft een ideeënarmoede en vooral gebrek aan lef.

Eén van de bijzondere aspecten aan die situatie is dat er níet vanuit één subject, één persoon, één klant, één vraag wordt geredeneerd. Dat is nog steeds zo. Vooral 'de overheid' is er sterk in. Ondanks al die himmelhoch jauchzend taalgebruik, voornemens en aanspraak op het gedachtengoed van de 'klant centraal' of 'vraaggestuurd'.

Waarom dat zo is?

De belangrijkste reden is dat men het diep in het hart helemaal niet wíl. Vraaggestuurd en klant centraal worden vaak gezien als synoniem met afstaan van macht. Is die gedachte eenmaal uit z'n doos ontsnapt, dan wordt het lastig hem in toom te houden. Mácht afstaan; wie wil dat nou? Dan is met de mond belijden een stuk eenvoudiger. Dat gebeurt dan ook.

De wellicht beste indicatie voor de manier waarop wordt gedacht over degene voor wie wordt gewerkt, is de definitie ervan. Niet eens de inhoud, maar het áántal. Zo waren er rond de jaren 1989 meerdere definities van 'werkloos', van 'arbeid' en van 'inkomen'. Dat is nog steeds zo.

Dat naakte feit getuigt van een aanpak die uitsluitend in het belang van de aanbieder is. In dit geval is dat een dienstverlener.Een?! Niks daarvan. Het zijn er meerdere, met hun eigen belangen.

Dan wordt het ineens een ander perspectief. Dat perspectief verraadt de overheidspositie die helemaal níet klantvriendelijk is.

Jij en ik ervaren onszelf als één en ondeelbaar, zowel fysiek als in ons handelen. Maar de definitievraag maakt duidelijk dat 'de overheid' dat niet zo ziet.

Ik ben vrijwilliger (vanaf m'n zestiende overigens). Maar de manier waarop de Belastingdienst dat definieert, zoals de wetenschap dat definieert, zoals het UWV dat definieert, zoals de gemeente dat definieert, spoort niet met elkaar. De belastingdienst definieert in termen van inkomen, terwijl een UWV dat doet in termen van arbeid. Die (kunnen) conflicteren. Wat je daar dan ziet gebeuren, is dat ondernemingsbelang prevaleert boven vraag of individu. Omdat 'de overheid' niet bestaat, maar is opgebouwd uit relatief onafhankelijke delen, leidt dat tot conflict. Waar sommigen meer vrijwillige inzet bepleiten, dwarsboomt de ander dat.

Over dat thema van aanbod- versus aanbodgericht denken en werken is meer bekend. De Kafkabrigade is er al een poos mee bezig. Jammer genoeg valt er een verschuiving te constateren in de negen jaar dat de Kafkabrigade bestaat. In 2005 gaat het vooral nog om de idioterie in overheidsland die de naam Kafkabrigade rechtvaardigt. In 2014 is die positie een stuk minder duidelijk, terwijl de idioterie geen spat minder lijkt te zijn geworden.

De conclusie is voor de hand liggend: er ís geen sprake van een klant centraal stellende overheid (en die zal er ook niet komen). Het maximaal haalbare is een zekere klantvriendelijkheid. Dat is echter echt iets anders.

Die hele discussie heeft ons nu al meer dan vijftien jaar als een rookgordijn afgeleid van waar het werkelijk om gaat: een gevecht tussen belangen. Met de digitalisering komt ook de ontmaskering dichterbij, omdat niet alles koppelbaar zal blijken te zijn.

Pas als we één unieke eenheid hanteren, kan dat lukken. En die unieke eenheid? Dat zijn bijvoorbeeld jij en ik.

vrijdag 6 september 2013

De tovenaar van Oz bestaat

Het was Erik Huizer die een tweet stuurde over een artikel in The Guardian waarvan de eerste regel luidt:
Government and industry have betrayed the internet, and us.

Overheid en industrie, machtsblokken, eenheden. Het is té makkelijk te stellen dat die niet bestaan; dat er meerdere lagen overheid bestaan en meerdere industrieën, zoals ook 'de (gemiddelde) mens' niet bestaat. En die werken echt niet allemaal in hetzelfde belang. Sterker, ze kunnen elkaar ook tégenwerken. Eén strakke regie is er niet. Of?!

Voordat ik verder ga: het artikel gaat daarna zo verder (inderdaad goed om bij stil te staan):

By subverting the internet at every level to make it a vast, multi-layered and robust surveillance platform, the NSA has undermined a fundamental social contract. The companies that build and manage our internet infrastructure, the companies that create and sell us our hardware and software, or the companies that host our data: we can no longer trust them to be ethical internet stewards.

This is not the internet the world needs, or the internet its creators envisioned. We need to take it back.

Zoals bij zoveel (complexe) zaken is ook dit geen kwestie van of-of, maar van en-en. Nee, er is geen sprake van coherente entiteiten als 'overheid', 'industrie' of 'mensen'. Toch is het goed je iets te realiseren.

Hoe breed is eigenlijk de basis voor beleidsvoorbereiding en vooral beslissing?

Die is smal, heel smal. Alhoewel bij voorbeeld de term 'overheid' breedte suggereert, is de realiteit anders. In veel gevallen bestaat 'de overheid' uit een handjevol personen. En ja, dat gaat ook op voor 'de industrie', 'de wetenschap' en 'de adviesorganisatie'. De feitelijke basis voor ons collectief handelen is véél smaller dan we denken.

Het invloedrijke planbureau waar ik ooit werkte, doet aanbevelingen en onderzoek. Daarvoor worden ook externe opdrachten uitgezet en adviezen ingewonnen. Maar het is één, of soms enkele, wetenschapper die daaruit het rapport destilleert, die de grote lijn aangeeft en benoemt. In het traject van managementbespreking en ambtelijk overleg is aanpassing mogelijk, maar gebeurt dat vaker marginaal dan fundamenteel. In dat laatste geval zal eerder 'de onderste bureaula' worden gezocht (en grijpt dus weer een enkel persoon en niet een instituut in).

Verscholen in en achter anonieme instituten is het veilig bezig zijn. Als het beeld bestaat dat 'de organisatie' doet en beslist, hebben we precies zoiets als 'het algemeen belang is van iedereen en dús van niemand'. Alhoewel wel degelijk individuen het werk doen en beslissen, zijn ze niet aanspreekbaar daarop.

Raar eigenlijk.

'De organisatie' bestaat niet. Maar binnen dat onbestaande verschuilen zich wel enkelingen. Enkelingen, die sámen 'de organisatie' vormen. Dat is echter geen reden om niet aanspreekbaar op hun werk te zijn. Dat zouden we ons goed moeten realiseren:

dat we geneigd zijn te kijken naar organisaties als naar The Wizard Of Oz. Die indrukwekkende tovenaar blijkt de façade van één gewoon mens.

Het is flinterdun ijs waarop we staan.

zondag 1 september 2013

Innovatie-ellende

Het is een gevaarlijk woord; innovatie. Nu zijn heel veel woorden gevaarlijk. Maar de gevaarlijkste categorie is wellicht die van de multi-interpretabelen: de woorden met meerdere betekenissen.

De simpele - en leukste om mee te spelen - zijn degene waar de klemtoon zijn betekenis bepaalt. Vergaand. Vérgaand of vergáánd? De context bepaalt je keuze (en dus kan het soms vals-leuk zijn je lezer die informatie pas laat te geven). Email. Zonder context is de kans groot dat je hier elektronische post in ziet en niet de glaslaag. Terwijl het woord toch echt maar één betekenis heeft. Jóuw context bepaalde de inhoud van het losstaande woord. En emailleren... wie komt dat woord nog vaak tegen?

Innovatie is ook zo'n woord.

Proef het woord eens. Ruik er eens aan. Kijk eens goed. Luister naar z'n klank. Wat roept innovatie dan voor gevoel op? Welke woorden bevinden zich in de woordenwolk die je kunt maken? Opgewekte? Magische? Hoopvolle? Positieve? Of juist hun tegenpolen? Roept innovatie een aangenaam, vertrouwenwekkend gevoel op?

Innovatie is vernieuwing. Vernieuwing is vooruitgang. Iedereen die daarvan is overtuigd, bevindt zich in een stroom die eeuwen geleden begon als het Vooruitgangsgeloof.

Het is De Ellende Van Onze Tijd; de idee dat op de schouders van het verleden doorgaan vóóruit gaan betekent.

Er is geen enkele reden aan te nemen dat vooruitgang positief is, noch dat zij negatief is.

We zijn zoals de overdrachtelijke tovenaarsleerling 'maar wat aan het doen'. 'We' is in dit geval 'de mensheid' en dat 'zijn maar wat aan het doen' refereert aan het ontbreken van een plan. Er bestaat geen (goddelijk of anders) plan en er is geen doel. Afzonderlijke elementen ontwikkelen zich, met eigen doelen, en de optelsom van toevalligheden bepaalt de koers.

Da's helemaal niet defaitistisch. Het betekent vooral dat we achter ons een lijn (menen te) zien, maar dat de toekomst terra incognita is omdat we niet weten hoe de elementen op elkaar reageren.

Dat is dus innovatie: bewegen in een onbekende omgeving, vol gevaren en mogelijkheden. Die beweging is vooruit. Maar pas als de omgeving in kaart is gebracht, is duidelijk wat dat je aan vooruitgang bracht. Vooruitgáng kan best terugkeer op je schreden inhouden en opnieuw beginnen.

Mooi. We zijn er. Want da's precies wat me zo fascineert aan innovatie: de idee dat innovatie goed is. Da's absoluut geen noodzakelijkheid. Sterker, vanaf het moment dat 'de mens' zich ging bemoeien met de aarde, is het exponentieel slechter gegaan. Met de aarde. Niet alleen omdat we denken beter te kunnen - hetgeen impliciet is gebaseerd op de idee dat er wél een plan bestaat - maar vooral omdat we zijn gaan denken dat vooruitgang en vooruitgaan gelijk zijn.

Dat we ruim een eeuw nodig hebben gehad om de desastreuze grenzen van industrialisatie te ontmoeten, is tekenend. Ongebreideld kopen van al die spullen, consumentisme, is daarvoor nodig. Parasiteren op grondstoffen, is daarvoor nodig. Het stimuleren van afgunst, is daarvoor nodig. Als je alleen de nadelige effecten van die 'vernieuwing' er uit licht, krijg je een zwartgallig, apocalyptisch beeld.

Het zou best kunnen dat we het Eind Van Een Tijdperk meemaken, gelet op het tegelijk optreden van verschillende veranderingen. In dat geval zou ik iedereen die innovatie associeert met vooruitgang wantrouwen. Dat zijn eerder oude patroondenkers dan gidsen in onbekend terrein.

Hoe je die herkent? Eenvoudig toch? Da's degene die je wijst op voor- én nadelen, die kansen én gevaren ziet. Zijn er niet veel.

dinsdag 20 augustus 2013

In deze put verdwijnt in Leiden geld

Net als zowat iedere gemeente worstelt ook Leiden met 'zijn' verkeer. Hoe dat in goede banen te leiden? Hoe de stad leefbaar te houden voor iedereen? Iedere ouder weet dat je niet álle kinderen tevreden kunt stellen. In de stad geldt precies hetzelfde: het wringt.

Over de overheid en ambtenaren gaat de beeldspraak rond dat die alleen maar bezig zijn werk voor zichzelf te scheppen door problemen te máken. Problemen die er voordien niet waren.

Wat mij betreft, heeft er altijd een kern van waarheid in die beeldspraken gezeten. Maar niet exclusief voor overheden. Iedere grotere organisatie zal daaraan gaan leiden: traagheid en fouten. Waar succes bij mensen makkelijk leidt tot onfeilbaarheidsdenken, zo denken grote organisaties haast onkwetsbaar het bij het rechte eind te hebben. Maar ook zij blijven niet de jonge goden uit hun jeugd, maar steeds strammere organisaties met coördinatieproblemen.

Dat kan leiden tot vreemde situaties.

Leiden heeft een aantal verkeersaders. Die móeten uiteraard aangepakt, want iedere overheid is permanent bezig met 'mobiliteit'. Leiden dus ook, want we willen niet achterblijven.

Eén van die aders werd altijd gezien als een gevaarlijke weg; voor overstekend langzaam verkeer met name. En dus werd er een plan gemaakt en uitgevoerd. Voor een periode van enkele jaren werd de oostkant van de stad omgetoverd in een woestenij. Het was de natuurlijke omgeving van graafmachines en zware bouwmachines. Omwonenden, fietsers, voetgangers, doorgaande autoverkeer: voor hen was de omgeving haast vijandig.

Maar na jaren ligt-i er dan. Een nieuwe weg met twee tunnelducten, van die constructies die halfverdiept zijn uitgevoerd en nu tussen tunnel en viaduct balanceren. Eén van de twee moet de groene verbinding zijn tussen de buitenwijk en de binnenstad. Een voet- en een fietspad en veel groen markeren het kunstwerk. De andere is zijn tegenpool. Die moet bebouwd gaan worden.

Nu is de redenering dat de weg voorzien moet zijn van een snelle en veilige verbinding tussen de stadsdelen. Voorheen moesten de bewoners zich behelpen met gelijkvloerse kruisingen en stoplichten. En, inderdaad, dodelijke slachtoffers als gevolg van ongeduld en levensgevaarlijk oversteken. Dat is iets wat niemand zal betwisten.

Nu liggen de tunnelducten er. De groene kent een mooie glooiende aanloop voor fietsers. Als je daaraan begint, zie je in de verte je doel: de oversteek. Maar die is dan nog heel ver weg. De andere maakt goede kans op de nationale titel Kunstwerk Dat Nooit Gereed Kwam. Niets daar is klaar. De situatie is onveilig en rommelig. Over de weg ligt de tunnelbak. Met daarop betonnen liggers. Dat alles ligt er al meer dan een jaar zo bij. En het gerucht doet de ronde dat er helemaal niet gebouwd kán worden op de tunnelbak: te lichte constructie.

Het hele kleine beetje ongeloof dat ik had in zotte beslissingen van een overheid, is vandaag de bodem ingeslagen. Echt, ze zíjn gek. Leiden smijt met geld.

Vandaag was de weg deels afgezet en aan het eind van de dag wisten we waarom. Halverwege de twee nieuwe, veilige oversteken is een derde gemaakt.

Op precies dezelfde plek als één van de vorige gevaarlijk is een gelijkvloerse, met stoplichten beveiligde oversteekplaats in aanleg! Hoe bedénk je het.

Jaren werk, investeren en voor gebruikers ellende is de situatie nu zo dat er nog steeds evenveel stoplichten staan en de veiligheid slechts marginaal is verbeterd. Leiden heeft hiermee níets gewonnen.

Eigenlijk ben ik nu wel benieuwd naar de verklaringen voor dit hele proces en dit resultaat. Heeft er nu werkelijk níemand naar de gebruikers - overstekende voetgangers en fietsers - gekeken en geluisterd?! Of denken planners nu echt dat voetgangers tweemaal honderd meter omlopen om veilig over te steken? Als we weten dat een paar meter naar een oversteekplaats al teveel is gevraagd?

Met de oversteekplaats heeft Leiden dan wel de wens van gebruikers gehonoreerd, maar tegelijk ook een certificaat van Mislukt Onvermogen voor dit project afgegeven. Dat is gewoon mislukt.

Het volgende project gaat binnenkort beginnen: de Rijnlandroute, de verbinding tussen A44 en A4. Nog groter, nog complexer.