vrijdag 28 februari 2014

Opleuken in Leiden

Zojuist vielen er drie stempassen op de deurmat. Het vierde lid van ons gezin krijgt 'm in een 'studentenhuis' toegestuurd; vast op en daarna verdwijnend in de stapels folders en onduidelijk drukwerk. Niet voor niets loopt het mis met allerlei betalingen. Maar dat terzijde.

Waarom we stempassen krijgen, is me een raadsel. Niet alleen zijn het gewoon A5-formaat velletjes papier - en zeker geen pasjes - maar ze lijken me ook overbodig. Sinds járen zijn alle Nederlanders verplicht zich te kunnen legitimeren. Dus waarom die extra post? Omdat we het al lang zo doen? Dá's een goede reden, zeg: omdat we het zo altijd al doen.

In Leiden niet, hoor.

Op de envelop staat dat de stempas er in zit. Voor mij altijd reden om hem daarom maar niet open te maken. De datum waarop je voor iets moet gaan stemmen, ontgaat je door al die media-aandacht niet - met uitzondering van het waterschap misschien, want da's niet sexy genoeg voor de media.

Toch zou je de envelop meteen moeten open maken. Want de gemeente Leiden is inmiddels ook over op 'jolige bijsluiters om u enthousiast te maken'.

Photo 28-02-14 11 49 48

Natuurlijk is je stem een serieuze zaak. En natuurlijk is het slecht als veel mensen niet meer de moeite nemen om te stemmen.

Maar natuurlijk is het even kwalijk te denken dat die mensen niet gaan stemmen omdat het niet léuk zou zijn.

Stemmen, je vertegenwoordiger kiezen, ís geen zaak van 'leuk' of populariteit. Daarmee degradeer je democratie tot hetzelfde niveau als talloze 'contests' op televisie, die minder met kwaliteit dan met deelnemerspopulariteit hebben te maken. Dan versterk je de behoefte aan aandachtpakkende slagzinnen. Dan is verleuken het doel geworden.

Het is een Leidse gewoonte aan het worden. In de stad wordt als oplossing voor veel het opleuken gedacht. De vraag óf iets zinvol is op te leuken, wordt - in elk geval niet publiek - gesteld. Zo moet de - ooit! - belangrijkste straat van Leiden weer leuk worden om 'er te zijn'. De eerste vraag is of het nog steeds zo'n belangrijke straat ís. Leiden heeft een serie aaneengeschakelde singels. Die leuken we op door er één singelpark van te maken. De eerste vraag is: voor wíe? Leiden heeft geen spectaculair hoge opkomstpercentages bij raadsverkiezingen. Die leuken we op. De eerste vraag is: komen die kiezers niet omdat het stemproces niet léuk is?!

Screenshot

Mij doet dit weer denken aan die eindeloze discussies met mensen die menen dat 'alles in eenvoudig en begrijpelijk Nederlands beschikbaar moet zijn'. Dat is nonsens. Er zíjn onderwerpen die complex zijn en er zíjn mensen die te dom zijn om iets te begrijpen.

Ook als dat een grondrecht is, zijn er mensen die dat niets interesseert. Dát is eerder aan de orde dan dat er sprake is van de behoefte aan 'leuker maken dan het is'. Voordat je het weet, bevind je je in de situatie waarin benefietconcerten de heel terechte vraag oproepen: komen al die duizenden vanwege het dóel of vanwege de muziek? Zullen we maar uit gaan van die laatste optie?

Is het een slecht idee?

Zeer zeker niet. Iedere extra vrolijkheid is altijd meegenomen, of het nu verkiezingen zijn of een gewone grauwe winterdag. Maar mijn advies zou zijn Verkiezingsdag te organiseren, waarbij het feit dat je mág en kúnt stemmen de reden is om te feesten. Een variant op Koningsdag, dus. Met aankondigingen die níet bij de stempassen zijn ingesloten.

Maar, gemeente, probeer me niet te verleiden te komen stemmen door dát op te leuken. Zó onnozel ben ik niet.

Photo 28-02-14 11 50 01

donderdag 27 februari 2014

Stad der ouderen

Eerlijk gezegd, is het geen dagelijkse gedachte. Zo af en toe fladdert-i weer 's binnen. Waarom, waardoor opgewekt? Geen (bewust) idee.

Het gaat over ouderdom en tijd. Vandaag bedacht ik het me weer toen ik door Leiden reed:
een stad verandert langzamer dan een mens


Mocht je nu dubbelknikken van de lach over deze open deur, heb je er weleens bij stilgestaan?

Inmiddels zal het iedereen wel bekend zijn dat niet alle ontwikkelingen in dezelfde pas lopen. Sommige, zeker de moderne, gaan waanzinnig snel in vergelijking tot andere, bijvoorbeeld biologische aanpassingen. Tot de komst van computers was dat uit de pas lopen nog binnen een hanteerbare bandbreedte, alhoewel de apocalytische essays al tijdens de Industriële Revolutie piekten.

Passagiers zíjn niet gestikt door zuurstofgebrek als gevolg van té snel rijdende treinen. De auto maakte de mens niet onvruchtbaar. En de telefoon heeft niet geleid tot vooral veel leeghoofdig vrouwengeklets.

Die voorspellingen zijn echt gedaan. Bij vernieuwing hoort angst voor het onbekende. Interessant is vooral dat de snelheid van verandering een grote rol speelt. Snel, té snel vooral, werkt weerstand in de hand.

Dan ben je geneigd te denken dat het vooral de technologische ontwikkelingen zijn die voor die spanning zorgen. Maar jouw stad of dorp is het ook!

Steden leven. Ze veranderen. Over de jaren heen verandert het straatbeeld, de winkels, de woningen, de staat van de woningen, de aanwezigheid van hoogbouw, de esthetische waarden. Zo'n stad past zich aan aan z'n bewoners. Maar... binnen grenzen.

De samenleving veroudert. Het aantal ouderen in stad, dorp en gehucht zal toenemen. Daarop zie je de stad al wat anticiperen. Twintig jaar geleden was een opticien een normaal beeld in de winkelstraat. Vandaag vind je er ook de handel in gehoorapparaten en verkoopt de supermarkt rollators.

Maar de stad is nog lang niet gereed.

Er zijn nog een jaar of twintig te gaan en dan gaat die hausse aan ouderen loskomen. Maar is de stád dan klaar? Want die ouderen zijn langzamer, onnauwkeuriger in hun fijne motoriek, slechthorender, slechtziender. Dat hoef j niet eens dramatisch voor te stellen om de gevolgen te voorzien.

Alleen het verkeer al. Een stad als Leiden wil een rustige, wandelbare binnenstad hebben. Da's een prima beeld toch, zul je denken. Het is een beeld dat goed aansluit bij gezonde mensen, maar niet bij minder mobiele. Parkeergarages aan de rand van de stad? Hopelijk wel met brede parkeerplaatsen en brede aan- en afvoerwegen. En in die binnenstad zijn toch wel voldoende rustplaatsen? En goed sanitair? Wat? Liggen er kinderhoofdjes? Maar hoe rollator je daar overheen?

Op die manier wordt een binnenstad speelplaats voor gezonden. Draconisch voorgesteld: de oudere medemens wordt - bewust of onbewust - in de buitenwijken gehouden. Een reservaat: die hippe en leuke binnenstad, of de saaie en vergeten buitenwijken?

woensdag 26 februari 2014

Hoogtevrees

De kop tikkend, realiseer ik me dat ik nu twee kanten op kan. Ik zou kunnen doorgaan op hoogtevrees in overdrachtelijke zin en je iets voorhouden uit de interviews die ik momenteel doe met Leidse politici over het politiek bedrijf. Daar zitten best leuke dingen in.

Ik kan ook naar de letterlijk betekenis van hoogtevrees. de vrees om op hoogte te zijn. Dat hoeft niet eens echt hoog te zijn, hoorde ik ooit. Een echte hoogtevrezer heeft daar al last van op een meter hoogte, bij wijze van spreken. Ik stond op vijftien meter.

Die eerste optie zal ik vast nog 's uitwerken; zo tegen de tijd dat het mogelijk is 'conclusies over de hele populatie' te trekken. Da's gebrabbel om aan te geven dat ik niet wil bloggen over individuen. Daarover wordt in de lokale pers al teveel en te sturend verslag gedaan. Vind ik. En met de komst van amateur-verslaggevers, zoals ik, is dat alleen maar erger geworden. Ik snap niet waarom bepaalde partijen níet aan het woord zouden mogen komen. Een soort van onuitgesproken cordon sanitaire?

Maar goed. Ik sta dus op vijftien meter hoogte.

Niet dat ik echt hoogtevrees heb, maar om te beweren dat ik me gelukkig voel op zo'n steiger? Nee. Hij zit met haken aan de muur vast. Voor me loopt een architect - een dame die ook nog 's een paar jaar ouder is dan ik - en een restauratieschilder. Achter me de uitvoerder en verderop zit een restauratiemetselaar te metselen. Maar wat er in vredesnaam aan muziek uit z'n stoere bouwradio, met ketting aan de steiger vastgehaakt, komt?! Geen idee. Da's vast bewustzijnsvernauwing.

We zijn boven omdat de architect me wil laten zien hoe dit pand is gerestaureerd. Da's echt enorm interessant, verhalen van restauratievakmensen. Zowel vanwege de vaktechnische aspecten als vanwege de projecties naar vandaag de dag.

Vijftien meter boven de Leidse Oude Vest wijst de schilder me op de timpanen. Die zijn voorzien van houtsnijwerk, zoals je hieronder ziet.

Photo 25-02-14 10 54 29

Het bijzondere is dat dat houtsnijwerk is gerestaureerd. De schilder vertelt dat met branders laag voor laag de verf is afgepeld op zoek naar de oorspronkelijke kleur. In dat proces kwam het houtsnijwerk tevoorschijn. In de afgelopen eeuwen was 'vol en vet' geschilderd en waren ze weggeschilderd. Bij deze restauratie wordt geprobeerd zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke vorm te komen. Dat op zich is al de moeite waard.

Maar wat me nog het meest frappeert: dit is een mooi voorbeeld van de omslag in kosten. In de zeventiende eeuw - als dit werk wordt uitgevoerd - zijn materiaalkosten bepalender dan arbeidskosten. Arbeid was goedkoop. Wat je dan ziet, is dat details worden gemaakt op plekken die je met het blote oog niet - ik neem toch aan van niet?! - ziet.

Het lijkt zo onbenullig: wat maakt het uit dat ze toen op die hoogte, onzichtbaar, die details aanbrachten?

Nou, omdat het ook een weergave is van de aandacht die ze voor het geheel hadden. Het feit dat die details zo zijn uitgewerkt, maakt de aanblik van het hele gebouw net anders. Als alles zou worden gladgestreken, verdwijnt het karakter van het pand.

Maf, toch, iets wat je 'niet ziet' bepaalt toch de emotie, de kwaliteit.

dinsdag 25 februari 2014

Blauwe zones-onzin

Er wordt beweerd dat regeren vooruitzien is. Dat zou betekenen dat besturen - ook een vorm van regeren, regie voeren - dat ook moet zijn en dat bestuursknechten, de beleidsmakers, dat ook doen.

Daar geloof ik steeds minder van.

Over gemeente-ambtenaren werd door (ex-)collega's laatdunkend gesproken. Buiten hun gehoord, uiteraard, want het waren wel de opdrachtgevers. Maar wat ik ervan begreep, is dat het niet veel zaaks is. Niet veel kennis en niet veel visie, om het nog netjes te herformuleren. Toen ik dat voor het eerst hoorde, weet ik nog, dacht ik: 'dat kan niet waar zijn. Dat zien ze verkeerd'.

Nou, er zit een kern van waarheid in. Inmiddels ben ik zo ver dat ik stevig twijfel.

Ongelooflijk veel 'beleid' is die titel niet waard. Uit mijn SCPtijd weet ik dat tóen al is vastgesteld dat op lokaal niveau beleidsstukken werden gekopieerd en dat externe bureaus leefden van het schrijven van lokaal beleid voor diverse gemeenten. Zeker als een nieuwe wet in uitvoering moest worden genomen, werd driftig 'inspiratie gezocht bij collega-gemeenten'. Die praktijken zullen vandaag de dag niet anders zijn. Het bewijs daarvoor zijn al die die organisaties die nog steeds een goede boterham verdienen aan dergelijke 'implementatietrajecten'; of zoals momenteel 'transities'.

Maar dat is omdat het niet hun éigen beleid is, niet hún visie. Dat is dus omdat ze iets móeten uitvoeren, zul je wellicht ter verdediging aanvoeren. Daarin heb je deels gelijk (zij dat het nogal wat zegt over het draagvlak als implementaties zó moeten verlopen).

Toch zit het dieper.

Neem in Leiden het parkeren. Da's echt zo'n onderwerp dat in veel steden en dorpen als onkruid in een aangeharkte tuin een probleem vormt.

Net als overal neemt ook in Leiden de parkeerdruk toe. Dat heeft álles te maken met nieuwe vormen en mogelijkheden van mobiliteit. Vormen die overigens de komende twintig jaar fundamenteel zullen kunnen gaan veranderen, denk ik. Voorlopig zitten we er nog even mee: meer auto's - en autogebruik - dan parkeerplekken.

Maar als mensen vaak of vaker de auto nemen om zich te verplaatsen, dan moeten ze die auto ook ergens kwijt; daar waar je woont, waar je werkt, waar je koopt en waar je recreërt. De hoogste in die pikorde is 'daar waar je woont', want dat vervoermiddel is vooral handig als je het 'bij de hand' hebt. Volgens sommigen is dat synoniem aan 'recht voor de deur'.

In een omgeving met weinig parkeerplaatsen en veel behoefte daaraan levert dat dus een probleem op. Binnensteden zijn ook botsende belangen van bewoners en bezoekers. In de meeste gevallen hebben de bouwers uit de 17de, 18de en 19de eeuw, en eerder, geen rekening gehouden met automobiliteit.

Wat bedenkt een gemeente in zo'n geval? De druk krijg je naar beneden door het parkeren in die ongewenste gebieden te ontmoedigen. 'Van die hot spots maken we blauwe zônes." En dus worden de stoepbanden bij stations en in winkelgebieden blauw geverfd: kort-parkeren toegestaan. Of er wordt een vergunningensysteem ingevoerd. Dat levert nog wat óp ook.

Wat mij betreft een voorbeeld van geen-beleid. Wat onmiddellijk gebeurt - ook in Leiden - is dat de automobilist uitwijkt naar omliggende wijken waar parkeren zonder beperkingen nog wél mogelijk is. Inderdaad, nu ontstaat dáár het probleem. Dat had een kind kunnen voorzien. Pas als een kritische afstand tot de bestemming wordt bereikt stopt dat verspreidingseffect. In een kleine stad als Leiden is dat dus een probleem.

Het zijn dingen als dit die mij aan twijfelen brachten: wordt er nu echt zo slecht nagedacht?

maandag 24 februari 2014

Wegcijferen als methode

Zeker ook bij mijn laatste werkgever kwamen ze voor; van die cursussen Adviesvaardigheden. Ik heb er altijd een afkeer van gehad, omdat onder de prachtigste titels iedere keer weer dat ene doel terug kwam: hoe verkóóp ik de ander iets. Adviesvaardigheden? Dan heeft zo'n verkoper bij een van de dozenschuivende ketens die vast ook.

Het wrange is dat de cursussen vaak de nadruk leggen op 'de klant'. Die moet centraal staan. Daar moet je naar luisteren. Diens problemen moet je oplossen. Je zou haast denken dat iedereen die die cursussen heeft gevolg en ieder bedrijf dat ze afneemt, mensen en bedrijven zijn die het beste met je voorhebben, altruïstische meedenkers.

Niets is minder waar.

De klant wordt in het pak genaaid waar-i bij staat. De klant centraal stellen? Ja, om hem een probleem aan te praten of een probleem groter en zwaarder te maken dan nodig. Wat je leert, is jezelf echter niet te zichtbaar te maken als verkoper. Ik kan dat slecht, omdat ik het nog steeds een bepaalde vorm van oplichting, van manipulatie vind. Maar ja, duizenden adviseurs en consultants verdienen een enorme zakcent met dat 'adviseren'.

Wat ik zo mis in die trainingen en bij die adviseurs, is de vaardigheid jezelf weg te cijferen. Niet jezelf onzichtbaar maken, maar jezelf dienstbaar maken.

Dat klinkt als een open deur. Want dat dóen ze toch allemaal? Nee, dat doen ze niet, want ze moeten geld opbrengen. Wegcijferen leidt in een (fors?) aantal gevallen tot het advies eens bij een concurrent raad of hulp te zoeken. Gewoon, omdat díe op een bepaald punt gewoon beter is. En dá's in het belang van de klant. Bijna nooit in het belang van de cliënt is een adviesorganisátie. Die is niet in staat zichzelf weg te cijferen.

Dat ik veel hoop heb gevestigd op de komst van netwerken van individuen verraadt dit blog wel. Niet dat daarmee de werelden als bij toverslag een vriendelijke, eerlijke wordt. Mensen zijn uiteindelijk de actoren. Wat me wel opvalt, is dat individuen dan andere referenties en morele waarden hanteren dan organisaties (waarin het morele kompas van de directeur of het management team de koers bepaalt).

Een half jaar geleden werd ik benaderd om een grote arbeidsmarktorganisatie te adviseren en begeleiden in het omgaan met social media. In het bijzonder in het omgaan met online bedreiging.

Mijn eerste contact met de directeur deed me denken dat ik wel een groot deel van de kennis heb, maar dat het raadzaam zou zijn een collega in te schakelen. Zo gezegd, zo gedaan. Samen hebben we de opzet verkend.

Uiteindelijk hebben we naar aanleiding daarvan de directeur geadviseerd ons helemaal níet in te huren. Zijn probleem, leek ons, een heel ander. Een probleem waarbij hij ook marginaal tot niet externe hulp nodig zou hebben. Op zijn vraag naar de vergoeding voor onze verbruikte tijd: "Geen natuurlijk".

Kijk, dát is wat ik bedoel. Sámen iets doen, maar ook durven en vooral kúnnen, mógen zeggen dat een andere oplossing een betere is. Als ik dit voorheen had gedaan, was het uitgelopen op een schrobbering. Een 'misgelopen lead'.

Kul.

Deze directeur zal ons onthouden als niet-geldwolven, niet uurtje-factuurje types. Sterker, wellicht zal-i ons in de toekomst toch nog eens benaderen. Niet, Marije?

zondag 23 februari 2014

Joie de vivre

'Zijn acteurs vaker depressief dan andere mensen? Is dat zo? Vaker dan schrijvers?'


Dit bleek zo'n citaat dat je vaker leest, maar waardoor je ineens een gedachte krijgt. Het is een citaat uit het interview van Marcel van Roosmalen met Anna Drijver. het staat in het De Volkskrant Magazine van 22 februari.

'Ik zat vol twijfels. Ik dacht: wat heb ik eigenlijk toe te voegen aan het vak, weet je wel? Als ik op een feestja was, wist ik niet wat ik moest zeggen. Als ik goed in mijn vel zit, denk ik daar niet over na, maar in die periode dacht ik over alles na. Over hoe ik een trap afliep bijvoorbeeld. Dat kan heel ingewikkeld zijn, dan struikel je ook gewoon.'


Die vétte zin - dat deed ik inderdaad - dát is zo'n sleutelzin. Bedacht ik me later. Nádenken. Over alles. Over oorzaak, verloop en afloop moet je zelf die De Volkskrant maar kopen. Over depressies kun je veel vinden. Wellicht de belangrijkste les: onderschat het niet. Depressie is niet een paar dagen somberheid. En ook is het echt niet altijd duidelijk herkenbaar aan mensen.

Maar dat 'nadenken' dus.

Het zette mij aan het denken. Over de gedachte dat, als je daar iets anders naar kijkt, nadenken een gevaarlijke activiteit kan zijn. Ik weet niet of jij daarvan verstand hebt, maar het is wel iets wat ik me eerder wel 's afvroeg in een andere context. Genialiteit en gekte liggen dicht bij elkaar, is de algemene gedachte. Wat ze gemeen hebben, is in elk geval hun non-conformisme en daardoor vaak hun eigen idioom en werkelijkheid.

Kennis vergaren, slim zijn, de beste zijn, innovatief zijn: we putten onszelf uit. Niet alleen in overdrachtelijke zin door steeds mooiere en veelbelovender bewoordingen te vinden, maar ook letterlijk: we worden er moe van, doodmoe. Die beruchte rattenrace; die bestáát. Zonder lullig te willen doen: je zult later merken hoe kortzichtig veel dertigers bezig zijn (geweest) met 'carrière maken' en zichzelf, en hun sociale omgeving, volledig misliepen. En, ja, dat wordt nú hartgrondig ontkend door hen.

Als ik iets zou mogen veranderen aan onze samenleving(en), dan zou dat iets worden als 'onthaasten'; een heel andere verdeling van werk, tijd en bestaanszekerheid (wat we nu geld en salaris noemen).

Dat is dus mogelijk vertekenend. Karakters als Oblomov en Swiebertje konden me mateloos intrigeren. Nietsdoen; wat zou daarvan de lol zijn? Het zijn dan wel verhaalsels, maar toch... .

Zou het echt niet zo kunnen zijn dat we de plank helemaal, compleet en finaal misslaan? Dat 'kennis is macht' slechts een deel van de vergelijking is? Dat er iets bij hoort als 'en neemt uw geest over'?

Misschien dat ook jij anders met je tijd moet omgaan? Zorgen dat je geregeld 'lekker dom werk' kan doen. Lékker dom. Je las het, hè? Niet voor niets hebben veel mensen die kantoorwerk doen dat bijvoeglijk naamwoord erbij staan.

Morgen is het maandag. Meteen maar eens nadanken over hoe en wat? Over hoe jezelf te beschermen tegen nadenkelijk opbranden. Over de bescherming tegen depressie: niet meer kunnen stóppen met nadenken over alles. Tot je 'op zwart gaat'.

'Ik functioneerde nog wel, maar lag ook hele dagen op bed. Het was alleen nog maar zwart.'

zaterdag 22 februari 2014

Trollen zijn écht gek

In spreekbeurten en workshops vertel ik geregeld over veranderende omgangsvormen en -normen. Als je er scherp naar kijkt, is vooral de term dis-inhibition relevant: ontremming. Niet de vormen als zodanig zijn nieuw - dat wordt vaak gedacht van alles wat Internet mogelijk maakt - maar wel snelheid en omvang. Lekker anoniem - ís dat zo?! - zeg je vanachter een machine meer dan in een persoonlijk contact. We schelden elkaar verrot. Maar ook: we zijn veel eerlijker in het invullen van vragenlijsten over gevoelige onderwerpen.

De samenvatting is feitelijk heel erg eenvoudig: de digitale uiting is een vergroting en versnelling van de fysieke wereld.

Dat betekent dus dat er ook criminelen zijn - die groter bereik en meer effect (kunnen) hebben - en ettertjes. Die laatste groep is al heel lang bekend onder de naam trollen.

Als je actief zichtbaar bent in en met social media ben je vast al eens met zo iemand in aanraking gekomen; ik wel in elk geval. Je beweert iets, jouw mening bevalt iemand niet en die reageert op een onwaarschijnlijk aggressieve manier daarop. Ik heb die mensen altijd geprobeerd te zien als mensen die het lastig vinden in gesprek te zijn, maar wel degelijk een mening hebben. Als ik móet toegeven: diep in m'n hart zaten er wel veel tussen die volslagen randdebiel leken te zijn. Geen land mee te bezeilen.

Niet reageren op trollen, is een belangrijke tip. Maar ja, wat ís een trol? Dat is iets wat ik nog steeds lastig vind, dus de eerste keer is de kans groot dat ik wél zal reageren. Totdat zelfs ik doorheb dat dit een echte trol is.

Dat dat toch 'best wel vreemde mensen' zijn, kun je lezen in bijvoorbeeld dit artikel op Addicting Info: Internet Trolls Are Psychopathic, Sadistic, And Sometimes Paid By Fox News.

De samenvatting van het onderzoek is wellicht handig:
In two online studies (total N = 1215), respondents completed personality inventories and a survey of their Internet commenting styles. Overall, strong positive associations emerged among online commenting frequency, trolling enjoyment, and troll identity, pointing to a common construct underlying the measures. Both studies revealed similar patterns of relations between trolling and the Dark Tetrad of personality: trolling correlated positively with sadism, psychopathy, and Machiavellianism, using both enjoyment ratings and identity scores. Of all personality measures, sadism showed the most robust associations with trolling and, importantly, the relationship was specific to trolling behavior. Enjoyment of other online activities, such as chatting and debating, was unrelated to sadism. Thus cyber-trolling appears to be an Internet manifestation of everyday sadism.


Die laatste zin heb ik vet gezet. Dit is zo'n zin waar je leuke gevolgen aan kunt verbinden. Als het zo is dat trolgedrag een uiting is die wordt gebruikt door sadisten, psychopaten en Machiavellinisten; mag je dan, omgekeerd, zeggen dat de stijl van bijvoorbeeld GeenStijl een indicatie is voor dat persoonlijkheidstype en dat dat daarmee een verzamelplaats is van horrible people, zoals Slate ze noemt?

Ik denk dat dat wat ver gaat, maar zeker ook niet onzin is. Die gestoorde geesten zijn daar inderdaad te vinden. Maar ook al die figuren zie het allemaal wel 'mooi' en 'stoer' vinden wat in dergelijke omgevingen wordt beweerd en gedaan; wellicht is het toch goed eens aan zelfreflectie te doen en je af te vragen of het wel sociaal gezien normaal is wat je zo leuk vind.

Niet dat ik enige illusie heb dat die mensen dat kúnnen:
For example, people with Machiavellian traits just want to manipulate the conversation, as well as the people who are involved in it. This type of person isn’t going to take part in an honest discussion of the issues, no matter what you do.

It is also pointless to try to reason with a psychopath, or to expect such a person to have empathy for others. Someone with these traits doesn’t have the ability to feel emotions like empathy, sympathy or concern for others.

A sadist gets pleasure out of knowing that he or she has upset someone. The more you argue or fight with a sadistic person, the more he or she gets out of the exchange.

vrijdag 21 februari 2014

Vandaag niet

Het is niet dat er geen grondstof was voor een blogpost. De reden is veel banaler: ik ben moe van het sjouwen en doen in het ouderlijk huis, dat nu dus echt op een haar na leeg is. Met excuses dus aan jou, lezer. Morgen zal er vast weer voldoende voorbij zijn gekomen om me over te verwonderen en dat al bloggend met je te delen.

donderdag 20 februari 2014

Waarin geld verdwijnt

Inmiddels weten we het: De Crisis is niet een crisis met een oorzaak als de vorige. Eerder heeft hij trekjes van de beurskrach van 1929.

De belangrijkste parallel is het kunstmatige. De krach was vooral een gevolg van het uiteen lopen van de realiteit van alledag en de kunstmatige realiteit van de beurskoers. Op het moment dat het elastiekje tussen die twee te strak kwam te staan, knapte het. En donderde de wereld de Grote Depressie is.

De crisis die wij nu meemaken, heeft ook alles met kunstmatigheid te maken. Een luchtkasteel, een reus op lemen voeten, een bouwwerk van speelkaarten is ingestort: ons financieel systeem. Dat blijkt steeds virtueler te zijn geworden.

Waar in de jaren twintig van de vorige eeuw de kassier nog achter een loket met mouwbeschermers en rubber 'duimpjes' bankbiljetten telde, verzorgt nu een (reken)machine de transacties. Die machine wordt gestuurd door regels, algoritmes, die niet alleen complex zijn, maar daardoor vooral ook ónvoorspelbaar in hun gezamenlijk effect.

Kunstmatig en virtueel. Da's ook precies de ontwikkeling die ons (spaar)geld doormaakt.

Het is een moment voor grote zorgen. Langzaam maar zeker verliest de reden waarom jij werkt, alle grond onder de voeten. Dat kun je zwartkijken noemen. Het wegvallen van de Gouden Standaard onder symbolische middelen als munten en papiergeld leidde immers ook niet tot ellende. Die vergelijking loopt echter mank. Die munten en dat papier kun je nog steeds onder de matras opslaan. Het was immers fysiek. Dat je er verstandiger aan deed waardevaste materialen onder je matras op te slaan, is een andere vraag.

Wij kúnnen al bijna niets meer opslaan. Contant geld wordt uitgebannen. Als jij nú je portemonnee openmaakt; zit daar dan meer, evenveel of minder in dan, pak 'm beet, vijf jaar geleden? Minder, weet ik zeker. Contant geld verdwijnt uit de geldcirculatie. Onder aanvoering van de banken wordt ons aangepraat dat virtueel geld veiliger is. De winkelier kan niet meer worden overvallen. Voor de consument is het o zo handig: altijd geld bij de hand.

Overigens zie ik tegelijkertijd ook een verwante beweging; die van groeiend wantrouwen waardoor er juist meer contant geld wordt opgenomen. Geld dat wordt 'gespaard'- onder de matras? - of dat wordt gebruikt uit (protest)reactie tegen de surveillancemogelijkheden van digitale transactiesystemen.

Mijn verwachting is echter dat 'gemak' en 'veiligheid' doorslaggevend zijn en waardesymbolen als munten en biljetten steeds meer uit het dagelijks leven zullen verdwijnen.

De eerste keer dat ik me dat realiseerde, is toen een kennis me vertelde dat hij steeds minder fooien kreeg "omdat mensen steeds meer gaan chippen". Indertijd heb ik dat vooral opgevat als een teken dat er minder inkomen was voor de 'fooi-afhankelijken'. Dat is overigens ook zo.

Een volgende moment was de uitspraak van m'n eega: "Ik kan voor m'n werk geen kleingeld wisselen. Vroeger kon ik in het dorp nog 2-euromunten krijgen bij de bank. Die is er niet meer en de automaat geeft niet eens meer de optie van 5-eurobiljetten."

Contant geld zou weleens z'n langste tijd kunnen hebben gehad. Of dat bewust beleid is, durf ik niet met zekerheid te zeggen. Mij zou dat niet verbazen. Digitale transacties zijn immers mens-vrije kosten-efficiënte.

Een volledig gedigitaliseerd waarderuilsysteem heeft, net als andere waarderuilsystemen, nadelen. In dit geval zelfs enorme. Waar ooit de inbreker of andere rampspoed de waardepapieren onder de matras kon laten verdwijnen; waar ooit de bankkluis waar dat geld dan wél veilig was, kon worden gekraakt; daar komt nu de digitale versie, waar jouw geld plots niet meer jóuw geld kan zijn.

Het is geen angst voor bits of bytes. Die kunnen net als munten een waarde weergeven. Wéérgeven, niet zíjn of vertégenwoordigen. De virtualisatie is dan compleet. En met de digitalisering is ook de beruchte transparantie weer een stap verder. "Wij weten wat u doet met die waarde". Maar wie zijn 'wij'? En wie zegt me dat er niet tóch een onzalig plan wordt uitgevoerd om het, bekende!, spaargeld af te romen ter dekking van overheidstekorten?

Dan was die matras nog zo slecht niet. Maar wat leg je er onder???

woensdag 19 februari 2014

Kwaad op de verkeerde

Schoppen doe je niet naar boven. Dat doe je naar beneden.

Het lijkt een natuurwet.

Bij ons in de stad windt een aantal mensen zich enorm op. Of dat wel of niet terecht is, maakt niet eens uit in dit geval. Wat je ziet, is een groep mensen die zelf niet bepaald in de sociaal kansrijkste positie verkeren. Of ze nu werken of niet: tot de hogere sociaal-economische statusklassen horen ze niet.

Ze zijn kwaad omdat Leiden een veroordeelde toestaat in de stad te komen wonen.

Ze belegeren de woning. Ze bedreigen de ex-gestrafte. Ze bedreigen de burgemeester. Ze tonen hun tanden en spierballen.

De gemeente reageert met een samenscholingsverbod. Niet dat in de APV van Leiden te vinden is bij hoeveel mensen van samenscholing sprake is. Je zou denken dat het helemaal afhankelijk is van de beoordeling door Oom Agent.

Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

1. Het is verboden op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag te vertonen als dat leidt tot wanordelijkheden.
2. Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3. De burgemeester kan voor een openbare plaats of weg voor een beperkte periode een samenscholingsverbod afkondigen indien naar het oordeel van de burgemeester op deze openbare plaats of weg de openbare orde ernstig wordt verstoord door veelvuldige en structurele hinder of andere vormen van door een groep veroorzaakte overlast.
4. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
5. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het vierde lid gestelde verbod.
6. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.


Het gebod geldt in een vrij groot gebied; een gebied waarin ook scholen en supermarkten liggen. Je kúnt je afvragen of groepjes leerlingen, en vooral groepjes ouders, nu ook samenscholen en weggestuurd kunnen worden.

Samenscholingsverbod

Het is toch wel weer grandioos. In hun blinde verontwaardiging - laten we het maar netjes formuleren - hebben de demonstranten het voor elkaar wéér de lasten neer te leggen bij degenen die er geen bal mee te maken hebben. Opruiers hebben vaker de verkeerde dan de juiste doelen geraakt.

Ook hier geldt het: naar beneden schoppen en trappen durven we wel. Die slachtoffers zijn toch niet goed in het zichzelf verdedigen. Datzelfde naar boven doen durven we niet. Dan loop je echt risico; om stevig vervolgd en gestraft te worden.

Zo laf zijn we ook weer wel.

dinsdag 18 februari 2014

Zou 't echt waar zijn?!

Stel, je organiseert een feest - liefst een kinderfeest. Waar doe je dat dan? Op een drukke plek waar al veel mensen zijn? Of ergens waar je 'onder elkaar' kunt zijn, zonder de hele omgeving in de gaten te moeten houden of tot last te zijn? Mijn idee is dat je die tweede optie kiest omdat dat een stuk ontspanner is.

Nederland is niet van de feesten en partijen. Onze regering organiseert zulke activiteiten niet vaak genoeg. Dat is eind maart goed te merken. Dan wordt een gebied zo groot als de provincie Zuid Holland lastig gevallen met de effecten van zo'n feestje. En als ze daarvoor dan nog een locatie kiezen die Nederland als gidsland weer 's op kaart zou zetten... Maar nee, het feest gaat plaatsvinden in het voormalig Congresgebouw. Dát is Nederlandse allure, net als witte broodjes kaas.

Je bent verblind door de mogelijkheid alle wereldleiders - die ertoe doen dan - op je grondgebied te verwelkomen. Dat kan. Dan overeet je je, omdat je ogen meer denken aan te kunnen dan je maag kan verwerken. Het gevolg is dan buikpijn. Die buikpijn treedt nu ook op, want de nucleaire top - dat raadde je toch al, hè? - wordt in één van de drukstbevolkste gebieden van Nederland georganiseerd.

Als je dan toch bereid en in staat bent een groot deel van het land op te zadelen met de gevolgen; waarom zoek je dan niet een bijzóndere plek? Met z'n allen op een Waddeneiland; goed voor de contacten, goed te beveiligen en qua accommodaties ook goed te doen, hoor. Een land dat officiële (ambtelijke) bezoekers met droge ogen broodjes kaas met een glas melk als lunch aanbiedt, kan best gidsland zijn wég van verkwisting. En als je dan toch wenst te patsen met je pracht, vergader dan op dat eiland en verplaats je gasten per helikopter naar locaties verspreid over het héle land.

Nu verplaatst het hele circus zich over de grond en vanuit een relatief klein aantal locaties. Daardoor ondervindt een groot gebied hinder.

Het ergste is dat die hinder zich niet beperkt tot die twee dagen en evenmin tot de paar dagen ervoor. De hinder is al begonnen.

In het hele gebied worden 'de burgers' geïnformeerd over 'mogelijke verkeershinder'. Zo wordt een hele snelweg vrijgemaakt voor het transport van de gasten; 's ochtends richting Den Haag en 's avonds richting Amsterdam. De waarschuwing is duidelijk: houd daar rekening mee.

Inmiddels begint het evenement te leven onder de bevolking. "Ik heb die twee dagen vrij genomen, hoor" en "Ik werk die twee dagen thuis" zijn veelgehoorde uitspraken. Het roept meteen wel de vraag op wie er dan wél in Den Haag of in de andere moeilijk bereikbare plaatsen tussen Amsterdam en Den Haag werken. De realiteit zal zijn dat 'gewoon' twee dagen productieverlies wordt genomen. En dat in een land dat hamert op hard werken uit de crisis te komen en op werklozen die nooit en te nimmer mogen lanterfanten. Het maakt duidelijk uit wie wat wil.

Je kunt ook zien hoe wordt geprobeerd ons subtiel te beïnvloeden.

Daar waar de A44 Wassenaar binnenkomt, regelen verkeerslichten het verkeer. Die zijn nu al aangepast. De ter plekke bekende - de forens bijvoorbeeld - zal het al zijn opgevallen. Het verkeer dat het dorp uit de snelweg op wil, staat véél langer op groen te wachten dan ooit tevoren. Het verkeer dat vanaf de parallelweg de snelweg op wil, is hetzelfde lot beschoren: véél langer wachten. Slechts een klein oranje apparaat in de berm verraadt mogelijk de oorzaak: de hoofdrijstroom op de snelweg krijgt veel vaker groen en stroomt sneller door. Of: het kruisend verkeer wordt nu al actief ontmoedigt.

Op het Rozenplein kun je je nu afvragen of Rijkswaterstaat en de gemeente Wassenaar al zo bewust aan gedragsbeïnvloeding doen. Of dat de verkeerslicht-installatie stomweg kaduuk is. Maar wie overtuigt me dan dat dat wáár is?!

maandag 17 februari 2014

Móe ben ik, spierpijnmoe

Een huis leegruimen - een ouderlijk in dit geval - is een omvangrijkere klus dan je voorzag. Dat kan ik inmiddels uit eigen ervaring bevestigen. Wij zijn al heel wat uurtjes zoet ermee.

Even terzijde, ook hier zie je een voorbeeld van mijn stokpaard dat doelmatig (denken) en doen twee heel verschillende dingen zijn. Zoals de bazen die menen dat taak na taak kan worden gedaan, zonder rekening te houden met tijdverlies bij het omschakelen van de ene naar de andere taak. Of mensen die niet in staat zijn het functionele te zien van lummelgedrag - of van vervelen. Het leegruimen kost een factor twee tot drie meer tijd als je emotioneel verbonden bent; alles wordt bekeken, gaat minstens lángzamer en vaak wordt er ook nog bij stilgestaan.

Vandaag was de dag waarop we de grote stukken met een gehuurde bus hebben rondgebracht. Kastjes en kasten, gedemonteerd of in hun geheel, vrij licht of loodzwaar vanwege een granieten blad. Een koelkast, 'n vriezer, 'n gasfornuis, 'n wasmachine en een vaatwasser (die verdulleme dus een deuk opliep bij het uitladen op z'n bestemming).

Natuurlijk is het best zwaar, maar niet overdreven. De wasmachine en een parasolvoet spanden de kroon. Veel vermoeiender zijn de bewegingen die je de hele dag door maakt. Bukken, tillen, stukken hout - de kasten dus - naar beneden laten zakken door een open raam, spulletjes in een bus verschuiven, gebogen staand.

Dat is wat je uiteindelijk sloopt: de bewegingen die je normaal gesproken heel weinig maakt.

Terwijl ik, de volleerde verhuizer, m'n wonden likte - een snijwond in de muis van m'n rechterhand, een schaafwond op de linkerpols en een bloeduitstorting op m'n linkerscheenbeen - realiseerde ik me dat het ook ontspánnend was geweest. Lekker ongecompliceerd sjouwen, tillen en vervoeren: eigenlijk zou iedereen met een kantoorbaan zoiets iedere drie weken een dagje moeten doen.

Verplicht. Want zoals we denken dat werklozen geen klap uitvoeren zonder dwang, zo gaan mensen ook echt niet zonder dwang anders bewegen of rust nemen.

Je kunt natuurlijk gaan sporten. Dat kunnen werklozen ook en toch móeten die.

Maar het principe van mijn voorstel is dat je maatschappelijk zinvol bezig kunt zijn én ontspannen. Het gaat er vooral om dat je je realiseert dat er ook ander werk bestaat, dat je even stil staat bij 'werken'. Dat doe je niet door in het weekeinde actief te zijn, maar door een werkdag te mogen/moeten benutten voor bijvoorbeeld fysiek werk.

Het is toch zonde dat al die mensen met een zittend beroep niet dezelfde gezondheidskans krijgen. Het is toch zonde dat we als samenleving al die mensen laten vervetten achter bureaus in arme lucht. Uiteindelijk betalen we met z'n allen de prijs.

Het lijkt een idioot idee. Maar realiseer je wel dat tal van bedrijven eens per jaar 'maatschappelijk bezig gaan'. Dan schoffelen ze een dagje de moestuin, 'verven' de speeltuin of gaan wandelen met ouderen. Eén dag per jaar! Lieve help, dat is toch niet anders dan symboolgedrag?!

Pas als serieuze consequenties ontstaan, wordt duidelijk hoe gemeend gedrag is. Maatschappelijk verantwoord ben je bezig als je daadwerkelijk effect sorteert. Er zíjn een paar (grote) bedrijven die hun personeel die ruimte gunnen, zij het dat dat niet fysiek werk is. Een kniesoor die daarover valt. Het is een belangrijke stap.

Hoe zit het bij jou?

zondag 16 februari 2014

Het dilemma

Oei, een dilemma. Altijd lastig, want de beide kanten van de zaak zijn of lijken je in evenwicht. Wat te kiezen?

Sinds kort woont in Leiden een pedofiel. Althans, er wonen er ongetwijfeld meer. Maar omdat wij Leidenaren die niet kennen, denken we dat er eentje woont: de veroordeelde Benno L.. Die heeft zijn straf uitgezeten, maar mag nog niet emigreren naar Duitsland waar hij familie heeft wonen. Tot juli volgend jaar woont hij in afwachting van die emigratie in Leiden.

Het dilemma zal duidelijk zijn. Met een ex-gestrafte in je stad ben je nooit blij, er vanuit gaand dat die straf terecht was. Maar waar leg je dan de grens. Als je eerlijk bent, zit ook Leiden vol met ex-gestraften. Mensen die dronken achter het stuur zaten, mensen die bekeuringen niet betaalden, mensen die anderen mishandelden, mensen die in mensen handelden, mensen die de belasting tilden, mensen die... . Toch frappant hoe we die gestraften allemaal anders waarderen. Wonen naast iemand die de belasting - jóu dus - tilde, lijkt minder belastend te zijn dan wonen naast een iemand die - in een vlaag van blind liefdesverdriet? - een ander doodde.

Een pedofiel is moeilijk. Het is ongeneeslijk, net als homofilie dat is. Beide zijn seksuele voorkeuren die afwijken van de grootste gemene deler: heterofilie. Maar pedofilie achten we lager vanwege de onbalans in de verhoudingen. 'Onmondige, weinig weerbare kinderen'; het is waar, zoals ook waar is dat in veel hetero-relaties die balans niet evenwichtig is. Huiselijk geweld is niet bepaald een uiting van een harmonieuze relatie. En laten we vooral ook de incestueuze relaties niet vergeten.

Je bént het dus. Als je je driften volgt en praktiserend wordt, noemen we dat pedosexueel. Voor zover ik weet, is dat een veel beperktere groep. En om maar een knuppel in het hoenderhok te gooien: waar scharen we onze eigen hartverwarmende gevoelens voor vertederende kleine kinderen, of voor die leuke jonge diertjes? Zijn vast principieel héél anders, nietwaar?

Door de samenleving is bij monde van de rechtbank iemand gestraft. Die straf zit er op. Een nieuwe start moet volgen. Maar we weten dat pedofilie niet 'over gaat', net zo min als homofilie. Dat maakt het wel heel lastig, want hoe groot is de kans op recidive? Dat is op zich al een interessante vraag, omdat hij feitelijk niet gaat over sexueel misbruik - pedosexualiteit - maar geaardheid. Dat laatste lijkt de grond voor de straf te zijn, in de ogen van velen. Daarmee kun je ook homofilie strafbaar maken. O, en het gaat uit van een helder en eenduidig idee van wat sexualiteit is. Laat dat nu net níet te bestaan: dat eenduidige.

Daar zitten we dus in Leiden. Met iemand die afwijkt van wat het gros normaal acht, en die daarvoor is bestraft. Iemand die een voorkeur heeft die in een stad van 120.000 inwoners bij meer inwoners dan die ene móet bestaan. Maar dat weten we niet. En wat niet weet... .

Ook ik worstel er mee. Maar ik vind wel dat Leiden - ooit stad der vluchtelingen! - eigenlijk apetrots zou moeten zijn, áls het lukt die opvang te realiseren. Alleen dat zou al een prestatie zijn, als je hoort welke voorwaarden worden gesteld.

Maar ik geef Leiden weinig kans. Die nieuwe start kun je alleen maken als je niet volop in de aandacht wordt gezet. Als niet allerlei mensen zich tegen je keren. Mensen die je verder niet veel zult zien als het gaat om kopschoppers - die kent Leiden óók - of potenrammers.

Dat is mijn dilemma. Niet blij met de komst, maar als het zo is geregeld dan hebben we het dus ook zo geregeld. Niet blij met de aandacht die een nieuwe start op voorhand al een valse maakt. Niet blij met mensen die zich boven de wet(shandhavers) plaatsen.

Maar het is allemaal wel o zo begrijpelijk.

zaterdag 15 februari 2014

Oma als kostenpost

Geen bal snap ik er van. Dat mensen een geheel eigen logica volgen, weet ik. Dat er mensen zijn die menen dat dat niet zo is, ook. Dat die figuren vaak mechanisch-functioneel denken, ook. Dat 'als we dit doen, gebeurt er dat'-denken, denk ik veel te zien bij politici. Die kunnen van die prachtig in het gehoor liggende redeneringen samenstellen. Die, als je er bij stil staat, ook nogal eens vooral veelbelóvend zijn.

Mantelzorg is er zo een.

Stel dat het lukt; dat we als samenleving een situatie krijgen waarin de hulp aan hulpbehoevende wordt overgelaten aan zijn of haar sociale netwerk. Mooi woord daarvoor is ook steunsysteem. Stel dat dat lukt.

Heb je enig idee wat dat betekent?

Mij lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat die zorg amateuristisch wordt. Niet voor niets is zorg- en hulpverlening ondergebracht in controleerbare, professionele instellingen. Dat is géén garantie op voorkomen van misstappen. Dat, immers, is gekoppeld aan de mens als soort. Wij maken fouten. Die instellingen voorkomen dat niet, maar zorgen wel voor vermindering door een systeem van checks and balances.

Zelfs dat imperfecte systeem wordt nu uitgeschakeld. Wij gaan zélf zorgen voor oma. Lijkt me grandioos: zonder inmenging van deskundigen gaan we 'verzorgen'. Net zoals we allemaal van nature kunnen 'opvoeden', kunnen we dat ook.

Niet dus.

Oma zal in een fors aantal gevallen verkeerd worden behandeld. Niet eens kwaadwillend - die zullen er ook zijn - maar onwetend of om irrelevante redenen. Oma kost geld. Alleen dat is al reden genoeg om je zorgen te maken. Gaat ze medicatie krijgen op het niveau van "een paracetamolletje uit de supermarkt helpt tegen alles"?! Gaat ze voeding krijgen als "goed koop kipvlees van de kiloknaller"?!

Dat zijn wél de beslissingen waarom het gaat, dames en heren fantasten.

Net zo min als dat thuiszorg uitsluitend om de technische schoonmaakhandelingen gaat, maar óók om sociaal contact. Natuurlijk kan een gemeente bezuinigen door een glazenwasser in te huren om ramen te lappen. Maar dan snap je geen bal, geen flikker en geen fluit van wat er gebeurt: het praatje tíjdens het ramen lappen is belangrijker.

Het is niets anders dan een áánname dat mantelzorg net zo goed zal werken als professionele zorg. Het kan net zo goed een fantasíe zijn waarin alle randvoorwaarden kunnen worden gemanipuleerd vanwege de verhaallijn. Dat in sprookjes en fantasieën het Kwaad zeer, zeer zelden overleeft, is geen kwestie van realiteit, hoor.

Wat ik zie, is een rare poging te rationaliseren. Zonder de zorg voor ouderen en hulpbehoevenden aan te tasten, kan dat worden overgelaten aan partijen die dat op eigen kosten en kennis moeten gaan doen?! Precies de reden waarom het daar indertijd is weggehaald!

Opportunistisch. Een ander woord voor politiek.

vrijdag 14 februari 2014

Ik, de vijand van Mezelf

In mijn vorige baan wisten ze niet wat ze ermee moesten als ik zei dat ik graag artikelen wilde schrijven, maar dat dat stroef ging omdat ik meteen wereldschokkend wilde zijn. Heel veel verder dan "Ja, da's onhandig" kwam het niet. De enige oplossing leek daar gestructureerd werken. Je bedenkt wat je wilt betogen, voor wie en daarna hak je dat in stukjes en werkt de afzonderlijke stappen uit tot paragrafen.

Ik heb dat altijd een verschrikkelijke manier van werken gevonden. Niet alleen omdat ze niet bij me past, maar vooral omdat daarmee schrijven wordt gereduceerd tot een geestloze bezigheid. Die teksten sprankelen niet, struikelen niet, en weerspiegelen enthousiasme niet. Niet zo vreemd als je je realiseert dat deze aanpak en dit soort van teksten bijna altijd voorkomt bij en voortkomt uit een ambtelijke houding.

Om het met opzet onvriendelijk te formuleren: het levert slaapverwekkend saaie stukken op.

De ironie wil dat de lezers van dergelijke stukken niets anders verwachten en zelfs zo zijn gaan dénken. Als je die teksten zou beoordelen op leesbaarheid zoals een boeiend boek kan worden beoordeeld, dan zouden ze een krappe 5 krijgen. Vermoed ik. Het verhaal léeft niet. Het beléid leeft niet.

Inmiddels zijn we een paar jaar verder en hoef ik me niet meer te voegen. Ik schrijf in m'n eigen stijl. Ik word gewaardeerd om m'n eigen stijl (en, naar ik hoop, inhoud).

In The Atlantic las ik een artikel met de titel Why Writers Are the Worst Procrastinators; the psychological origins of waiting (... and waiting, and waiting) to work

Zeker de eerste helft van het artikel is een feest van herkenning voor iedereen die moet creëren. Die fase dat je ineens allerlei andere dingen eerst moet doen en automatisch je werkelijke werk uitstelt.

Most writers manage to get by because, as the deadline creeps closer, their fears of turning in nothing eventually surpasses their fears of turning in something terrible. (...) they seem to be paralyzed by the prospect of writing something that isn’t very good.


Maar waar komt dat vandaan? Gewoon faalangst, dus? Zo kun je er naar kijken, maar het artikel levert meer informatie op. Een verklaring voor dat gedrag, zo luidt de stelling, is dat mensen die zo werken, op school niet hebben geleerd dat fouten maken een leerproces is.

“The kids who race ahead in the readers without much supervision get praised for being smart,” says Dweck. “What are they learning? They’re learning that being smart is not about overcoming tough challenges. It’s about finding work easy.


"Slimme mensen vinden hun werk eenvoudig". Een misvatting met nogal wat consequenties.

(...) people who dislike challenges think that talent is a fixed thing that you’re either born with or not. The people who relish them think that it’s something you can nourish by doing stuff you’re not good at.

“There was this eureka moment,” says Dweck. She now identifies the former group as people with a “fixed mind-set,” while the latter group has a “growth mind-set.” Whether you are more fixed or more of a grower helps determine how you react to anything that tests your intellectual abilities. For growth people, challenges are an opportunity to deepen their talents, but for “fixed” people, they are just a dipstick that measures how high your ability level is. Finding out that you’re not as good as you thought is not an opportunity to improve; it’s a signal that you should maybe look into a less demanding career, like mopping floors.

This fear of being unmasked as the incompetent you “really” are is so common that it actually has a clinical name: impostor syndrome. A shocking number of successful people (particularly women), believe that they haven’t really earned their spots, and are at risk of being unmasked as frauds at any moment.


VPRO SEIZOEN 10/11

Raad eens wat dit alles oplevert. Een schoolsysteem dat vooral 'fixed mindset' mensen aflevert, waardoor zij niet automatisch denken in leerprocéssen maar in leerresultáten. Tests die niet combinerend en probleemoplossend vermogen (intelligentie) testen. Een systeem ook dat onzekerheid inbouwt waardoor beter opgeleide mensen méér gestuurd moeten worden.

Het klopt dat ik ben gaan schrijven. Dat gebeurde toen ik me niet meer liet leiden door anderen die meenden te kunnen oordelen - 'fouten maken, mag hier', maar niet heus - en ik m'n 'growth mindset' de vrije loop liet. Een verademing.

donderdag 13 februari 2014

Naming and shaming: zwaktebod

Hoe vaker ik het tegen kom, hoe vreemder het wordt.

Ergens in het kielzog van de transparantie- en open data-gesprekken vind je de gedachte dat het corrigerend werkt om regelovertreders met naam en toenaam bekend te maken. In fatsoenlijk modieus Nederlands heet dat naming and shaming. Het heeft iets weg van het Middeleeuwse gebruik om tentoonstelling in een schandpaal als straf te hanteren.

4723-476-385

Maar 'onze' variant is volgens mij vooral een zwaktebod.

De schandpaal was de straf. Die werd toegepast als straf voor relatief lichte vergrijpen. Terzijde, ook interessant is de ontwikkeling van de réden voor bestraffing. Foucault beschrijft dat prachtig: begonnen als persoonlijke belediging van de heerser die moest worden bestraft, ontwikkelt de grondslag tot vrijheidsberoving wegens maatschappelijke belang.

Enacting the revenge upon the convict's body, which the sovereign seeks for having been injured by the crime. Foucault argues that the law was considered an extension of the sovereign's body, and so the revenge must take the form of harming the convict's body.
(...)
The emergence of prison as the form of punishment for every crime grew out of the development of discipline in the 18th and 19th centuries, according to Foucault.
(...)
Foucault's argument is that discipline creates "docile bodies", ideal for the new economics, politics and warfare of the modern industrial age - bodies that function in factories, ordered military regiments, and school classrooms.


Fysieke schandpalen en schavotten hebben we niet meer; bijeenkomsten op dorps- en stadspleinen overigens evenmin. Toch lijkt ook onze tijd met al z'n digitale werkelijkheden iets te hebben wat op schandpalen lijkt.

Wij hebben lijsten, openbare lijsten.

Het past netjes in Foucaults beeld van een disciplinerende macht. Als je niet oppast, kom je op een lijst. Een lijst waarop iedereen staat die iets 'fouts' deed. Er zijn lijsten van belastingontduikers, van verzekeringsoplichters, van kinderlokkers, van wanbetalers, van benzinedieven, van excessief graaiende bestuurders, van failliete personen, en van failliete bedrijven, van smerige horeca, van dieronvriendelijke winkels, van 'slechte service leverende' bedrijven, van... ga maar door. Tientallen.

Veel van die lijsten zijn lijsten uit onmacht. Blijkbaar is de corrigerende instantie niet in staat (geweest) de betrokkene te corrigeren. Dan is de hulp nodig van de massa, van de crowd, van - ooit zo genoemd - het gepeupel. Dat vind ik een teken van onmacht: "Het lukt me niet. Help!". Dat helpen kan bestaan uit helpen zoeken, maar steeds vaker ook uit helpen door te verbannen, door te stoppen er te kopen. Waarom bén je er dan?

Het loont de moeite zoiets als open data ook eens door die bril te bekijken. Openheid en transparantie spelen in die disciplineringsdiscussie een niet onbelangrijke rol.

woensdag 12 februari 2014

Een ander pilletje, meneer?

Vandaag moest ik m'n voorraad medicijnen weer aanvullen. Op naar de apotheek. Daar staat altijd iedereen te wachten. Een prima moment om 's na te denken over die wereld.

Ik schreef al eerder over de verpakking-idioterie. Hoe zot het is dat medicijnen - steeds vaker - van verpakking en soms van vorm veranderen? Ik heb er twee die, als je niet goed oplet, makkelijk voor elkaar kunnen worden aangezien. Het verschil is dat tussen een bijna-identieke tweeling: pas als je ze naast elkaar ziet, zie je het onderscheid. Zoals ik een jaar geleden schreef: je zal maar slechtziend zijn, of vergeetachtig, of achterdochtig. Achterdochtig omdat je wéér andere verpakkingen ziet. Klopt dat wel???

Vandaag was het weer raak.

Eén medicijn kreeg ik altijd in een potje. Toen veranderde een jaar of twee terug de tekst op de potje in het Grieks. Altijd handig; áls je van plan was Grieks te gaan leren. En vorig jaar verdween het potje en verscheen de doordrukstrip. Nu leek die pil in elk geval weer meer op die andere in doordrukstrip. Maar daar eindigt het niet, want vandaag kwamen de potjes weer op de toonbank. Wel van een ander merk.

Nu ben ik niet een van de domste en evenmin lijdend aan vergeetachtigheid of wanen. Toch is het ook mij gelukt om die twee pillen te verwisselen. Dan sta je 's avonds te kijken met die ene vraag knagend: "Barst, ben ik nu die ene vergeten of heb ik nu twee keer die andere ingenomen?". Dus toen die potjes daar zo stonden, hoorde ik mezelf zeggen: "Gôh, de potjes zijn weer terug? Ik was net gewend aan de doordrukstrips.".

Dan staan en zitten er nog wel mensen te wachten in die apotheek, maar toch hebben we er een minuutje aan besteed. Die opmerking maakte nogal wat los namelijk.

"Meneer, ik snap het. Maar uw verzekering heeft preferente geneesmiddelen. Meestal zijn dat de goedkoopste. De kans is aanwezig dat u over drie maanden wéér andere krijgt, van een ander merk. Dat is de drijfveer van de verzekeraar: de kosten. Voor de patiënt is dat lastig. Voor ons is het ook lastig, want we maken echt mee dat zo'n preferente fabrikant in het begin niet voldoende kan leveren. En dan? Zoeken naar een collega-apotheek die ze wél heeft. Of andere verstrekken en maar zien hoe we die kosten dekken. Over de oudere mensen hier in de wijk die de kluts kwijtraken, hebben we het dan nog niet eens. Het kost enorm veel tijd. Maar de verzekeraar denkt alleen aan geld."

Dat gaat die verzekeraar natuurlijk met klem ontkennen. Daar krijg je dan van die antwoorden als 'de werkzame stof is écht hetzelfde'. Maar, meneer of mevrouw van de zorgverzekering, het gaat om de verpakking. En, tussen twee haakjes, inmiddels is ook aangetoond dat verschillende dragerstoffen wel degelijk effect (kunnen) hebben.

20140212-201619.jpg

Maar goed; stel dat die verzekeraar zich enorm druk maakt over kosten (waarmee overigens niets anders wordt bedoeld dan de eigen portemonnee. De kosten van de totale zorg interesseren hen verder geen ene klap.): waarom zouden zij zich dan druk maken over míjn kosten, míjn portemonnee?

Terug lopend kauwde ik daar op door. Waarom doen die zorgverzekeraars niet wat iedere andere verzekeraar ook doet? Die keren een vastgesteld bedrag uit. Ook daarover kun je twisten. Maar als mijn auto wordt aangereden, krijg ik een bedrag uitgekeerd. Dat beruchte total loss. Mijn autoverzekeraar bepaalt níet welke auto ik nieuw aanschaf. (Misschien moet ik dat onzalige idee meteen afkloppen)

Waarom vergoed mijn zorgverzekeraar niet 'gewoon' een bedrag, ongeacht welk merk ik aanschaf bij de apotheek? Het systeem van huisarts-apotheker behoedt ons er echt wel van al te grote financiële misgrepen te doen. En wij klanten zijn ook niet gek. We zoeken al de voordeligste supermarkt en hebben onze voorkeursmerken. Een systeem van standaardvergoedingen zou daar goed bij aansluiten, een stuk eenvoudigere en goedkopere verzekering mogelijk maken én concurrentie op prijs in stand houden.

Maar de zorgverzekeraar vaart er minder wel bij. Die verliest macht. Ik win aan macht.

dinsdag 11 februari 2014

De premier liegt

We worden afgeluisterd, de godganse dag. Niet dat dat nieuw voor je kan zijn. In een openbare ruimte iets bespreken, kan altijd toevallig worden gehoord. Ooit was dat dé bron voor journalisten, het café, restaurant, receptie, maakt niet uit wat. Dáár hoorde je iets.

Het openbaar vervoer is ook een goede bron. Toen ik rond de eeuwwisseling bij OL2000 was gedetacheerd, kregen we van het ministerie van BZK een legpuzzel. Het was een goedkoop dingetje op karton, maar wel steekhoudend. De boodschap van de puzzel was dat je goed moest opletten wat je in het openbaar vervoer doet.

Dat ís ook zo. In de trein kun je, als je goed luistert, vertrouwelijke informatie oppikken. Daar heb je echt geen dure apparatuur voor nodig. Soms zit je 'ineens' naast een nota-lezer waarop Vertrouwelijk staat. Soms zit je 'ineens' vlakbij twee mannen die met elkaar 'de dag doornemen, inclusief naam en toenaam'. Soms zit je in een coupé samen met iemand die telefonisch rapporteert.

Ze vertellen het je gewoon zélf!

Kijk, dat NSA, AIVD en MIVD zichzelf uitputten door voor alle zekerheid maar meer dan strikt noodzakelijk te onderscheppen, is tot daar aan toe. Persoonlijk vind ik het vooral nogal knullig over komen. De ervaring is immers dat geen enkele veiligheidsdienst grootse dingen heeft gedaan met die data, noch al te veel aanslagen heeft kunnen voorkomen.

Big data klinkt goed, maar ís levensgevaarlijk.

Da's echt niet van mij. Da's standaardkennis voor iedereen die onderzoek leerde doen (als het goed is). In het wilde weg zoeken naar 'verbanden' levert, zonder theorie daaronder, meestal onzin op. Wat wél kan, is terug redeneren. En dan blijkt in al die data inderdaad al het materiaal te hebben gezeten, dat de aanslag op de Twin Towers indiceerde. Maar geen respons opriep.

Dat ministers verstrikt raken, verbaast me absoluut niet. Sterker, hoe meer er naar buiten komt hoe meer de indruk wordt versterkt dat eigenlijk niemand goed meer weet wat waarom en voor wie wordt verzameld. Het is procedure geworden. Dat dóe je nu eenmaal zo. Daar denk je niet echt bij na. Het is zóveel dat je blij bent als het is overgepompt. Regels zijn regels, nietwaar?!

Doodeng.

Het engst is echter iets heel anders. In dat Plasterk-drama gebeurt iets veel ernstigers dan een minister, of ministers, die zich verslikt in zijn overschatting van z'n eigen kennis.

Veruit het engst is dat het hele kabinet, in de persoon van de minister-president, partij is. In de De Volkskrant wordt dat als volgt benoemd:
Als de actiegroep 'Burgers tegen Plasterk' geen rechtszaak zou hebben aangespannen, zouden de ministers nooit opheldering hebben gegeven over het feit dat niet de NSA maar de Nederlandse inlichtingendiensten die telefoondata over Nederlandse onderdanen verzamelden, zo blijkt uit de brief. In die rechtszaak zou de lezing van Plasterk 'voor waar kunnen worden aangenomen'. Oftewel: de regering zegt iets dat niet klopt, maar neemt dat pas terug als dat tegen haar kan worden gebruikt.


Dit is de regering die vind dat we niet moeten lullen maar doen. Dit is de regering van de partijen die transparant zijn. Dit is de regering die vindt dat zíj ons de weg kunnen wijzen.

Dít is de regering die ons misleid en stomweg voorliegt. Pas als we er om vragen, komt de waarheid (wellicht) boven water. Dit zijn geen leugentjes om bestwil. Dit is "Shit, we zitten fout. Laten we niets zeggen en hopen dat het overwaait, want we hebben het fout."

Die twee ministers zijn helemaal niet (zo) interessant, of relevant. Dat is de mentaliteit van 'fouten verzwijgen en toedekken'. Het is een gradueel verschil met regimes die boven open zee mensen uit vliegtuigen flikkerden, met presidenten die met snoeiharde hand de oppositie (laten) uitmoorden, met leiders die drugs smokkelen, met historische gekken die bevolkingsgroepen tot zondebok maakten. Gradueel, want alle logen.

En díe regering zou met droge ogen durven beweren dat zij ons níet misleid op andere gebieden?

maandag 10 februari 2014

Als Disney de baas zou zijn

United stuff of America. Ken je dat? Als ik moet gokken, zal het spannend worden. Fifty-fifty kans dat je het kent, om maar in de taal te blijven.

Het is een televisieprogramma. Iedere zondag te zien op Zapp. Er zijn er nogal wat die Zapp associëren met kinderuurtjes van vroeger, televisie voor kinderen. Waar een speciaal journaal bestaat dat nieuws voor kinderen brengt. Deels is dat waar. Het ís een reeks programma's waarbij vooral jonge mensen, aka kinderen, worden gezien als belangrijkste kijkersgroep.

Maar dat betekent absoluut niet een soort debilisering.

Dat bewijst dat United stuff of America wel. Als je het nog nooit zag, zou ik zometeen na het lezen van deze blogpost meteen even Uitzending Gemist raadplegen.

De VPRO maakte een enorm gaaf programma. Stef Biemans - ik ben wel fan van zijn stem en dictie die ook Metropolis iets extra's geven - maakt en presenteert het programma. Hij reist door hét icoon van het kapitalisme, de Verenigde Staten, om eens uit te vissen hoe goedgeefs men daar is: hij zamelt spulletjes in voor Nicaragua.

Dat levert echt prachtige televisie op. Vooral omdat en passant een beeld wordt gegeven van zo'n samenleving en de mensen die er wonen. Heel belangrijk: zónder er een soort infantiele toestand van te maken. Nee, VPRO's Stef neemt iedereen serieus: de kijker en de geportretteerde. Dat heeft inderdaad wel iets van het ongeëvenaarde Man Bijt Hond, dat dat tot een (interview)kunst verhief.

Vooral deze, over de gemeente Celebration (Disney design), deed me denken of sommige mensen ronduit gek zijn geworden. Het kost je vijfentwintig minuten kijken. Als je erg veel haast heb, kún je vanaf een minuut of tien gaan kijken.

http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1396356

Een vreemd stadje, hoor. Alles picobello, maar tegelijk, zoals dat meisje hieronder zegt, zó gereglementeerd dat je je gevangen voelt.

Als je hier lang woont, voel je je een beetje gevangen. Het is prettig hier, maar op den duur krijg je er genoeg van.


Je gras hoger dan toegestaan? Dan maait een bedrijf het, ongevraagd, en krijg jij de rekening. Bedelen (solliciting)?! Streng verboden. Stef ontdekt dat-i het risico loopt een boete van $5000 te krijgen voor zijn goedbedoelde actie. Skateboarden? Verboden. Vuilnisbakken? Áchter het huis, op straffe van een boete. En dus ziet dat Celebration er schoon en zonnig uit, zoals een Disney-attractie.

Daar zit je dan naar te kijken en denkt: die zijn gek. Maar vlak daarna ook dat we met z'n allen die kant wel opgaan. Regels lijken wel Haarlemmerolie: het middel tegen alles, van hoest tot en met vastgeroeste scharnieren. Amerika als wanstaltig voorbeeld? Mwah... we gaan hard die kant op, hoor.

Da's dus óók Disney. Die van dit boek:
1001004006442773
Ik wil maar zeggen...

En het ergste? Het is een herhaling! Ook ik heb te weinig opgelet en de programmering van Zapp veronachtzaamt.

zaterdag 8 februari 2014

Drijfveren

Innovatie is verandering. Toch?! In de jaren dat ik heb rondgekeken in dat wereldje is me daar wel iets opgevallen: de drijfveren.

Innovatie is niet iets wat zomaar uit de lucht valt. Ploef, en we innoveren. Waarmee ik maar wil zeggen dat het geen autonoom proces is. Of, zoals anderen het zouden zeggen, een middel en geen doel. Het beeld van een hamer is wellicht verhelderend. Het maakt nogal uit met welke intentie je een hamer vasthoudt voor de bepaling of het werktuig of een moordwapen is.

Innoveren, innovaties en innovatoren hebben iets vergelijkbaars: hun beweegredenen.

In de afgelopen jaren ben ik twee belangrijke tegen gekomen bij mensen: nieuwsgierigheid en angst.

Nieuwsgierigheid is een drijfveer die je verwacht bij academici. Dat zijn immers van die mensen die dingen uitzoeken om het uitzoeken. Fundamenteel (natuurwetenschappelijk) onderzoek is daarom zo kwetsbaar. Daar wordt onderzoek gedaan, gericht op kennisvermeerdering. Hoe je die daarna praktisch kunt gebruiken speelt geen rol. Mág geen rol spelen, vind ik zelf.

Angst, de andere drijfveer, ligt een stuk moeilijker. Die wordt, natuurlijk, zeer zelden zo benoemd. Toch is dit wellicht de belangrijkere drijfveer voor innovatie. Zeker als je innovatie opvat als de concrete verandering van gedrag, produkten of diensten.

Met angst bedoel ik niet de directe angst die ontstaat als je oog in oog staat met een woeste tijger of een ontsnapte dierentuingorilla, evenmin de angst voor een examen of het je eigen slechtnieuwsgesprek. Nee, dit gaat over de angst die zich op meta-niveau bevindt. De angst in de vergetelheid te verdwijnen is er zo eentje. Ik noem het angsten. Anderen zullen het wellicht het ontkennen van de realiteit noemen of het overwinnen van de natuur.

De reden dat ik er op kom, is dat ik pas geleden in de krant las dat er weer een prachtige toepassing is bedacht voor alzheimer patiënten. In navolging van het lifelogging - de godganse dag op intervalbasis foto's maken van wat je doet - lijkt het zo handig voor mensen met geheugenproblemen geheugensteuntjes te maken.

Maar waarom?!

Dat er brillen en gehoorapparaten bestaan, lijkt me verklaarbaar. Beide grijpen direct in op de gevolgen van het gebrek. Overigens heeft ongetwijfeld ook dáár de angst slechter te zien of te horen een rol gespeeld. Maar bij zoiets als geheugenproblemen lijkt dat een nog grotere rol te spelen, met als summum het uitstellen van ouderdom en de dood.

Waarom zou dat zo belangrijk zijn? Omdat angst een slechte raadgever is. Een van de grootste verschillen tussen beide drijfveren is dat de nieuwsgierige zowel voor- als nadelen in kaart brengt. De angst-versie zal dat niet zo vanzelfsprekend doen. Zoals patiënten selectief luisteren. Zoals slechtnieuwsgesprekken vaak maar half gehoord worden.

Dat je dan mensen krijgt die hun tijd van leven voor een deel gebruiken om pilletjes te slikken die hun leven wellicht verlengen, is tot daar aan toe. Wat je aan tijd verslikt, krijg je wellicht terug. Het lijkt me echter wel een variant van Zeno's Achilles en de Schildpad.

Wat wel nodig is in deze turbulente tijden is jezelf de vraag stellen wat die drijfveren mogelijkerwijs zijn. Want verandering omwille van de verandering bestaat niet echt. Wel verandering omwille van een onuitgesproken reden en doel. En zeker dat laatste is toch echt wel belangrijk.

Anders verkoop je een klauwhamer als moordwapen.

vrijdag 7 februari 2014

Grenzeloosheid

Mensen zijn eigenlijk arrogante wezens. In alles wat we denken en doen plaatsen we onszelf centraal. Het hele begrip 'de mens als sociaal wezen' dien je te begrijpen als 'de mens kan solitair niet overleven'.

Als jongetjes lazen wij westerns: Arendsoog, maar ook Karl May. Door hun ogen zag je dat Wilde Westen (en de Balkan in het geval van May). In de geschiedenislessen leerde je er later nog meer van. Van de Frontier, van de landclaims en de -onteigening, van de gruweldaden en de wetteloosheid.

Het lijkt zo bizar. Hoe kóm je erbij te denken dat, als jíj ergens bent en niemand ziet, dat dan tot jóuw eigendom kan worden verklaard? Dan kom je, als oorspronkelijk bewoner, zo iemand tegen en hoort dat die meent de nieuwe eigenaar te zijn. Alsof je je huis verlaat en bij thuiskomt iemand anders aantreft die zich de eigenaar acht.

Dat vanuit jezelf redeneren, doen we vaak; vaker dan we wellicht toegeven.

Het is ook enorm verleidelijk om te doen. De eerste kolonisten kwamen in enorme, lege gebieden. Hoezo je dus druk maken over ruimte? Er is ruimte zat voor iedereen! Vonden zij.

Een belangrijk aspect is de beschikbaarheid van oneindigheid. Da's dodelijk voor ons. Op het moment dat we geen grenzen duidelijk zien, worden we gemakzuchtig. Dat deden de kolonisten. Dat doen we met fossiele brandstoffen, het klimaat, de oceanen, genetische (gewas)manipulatie. Allemaal zaken waarvan we de reikwijdte niet (goed) bevatten en die we 'dus' nogal nonchalant benaderen.

Denk je dat dit vooral opgaat voor zaken die ons voorstellingsvermogen te boven gaan?

Dan kun je dichter bij huis ook wel voorbeelden vinden. Een mooie is parkeren in de stad. Zo lang er ruimte genoeg is, wordt er niet over nagedacht. Een nieuwe situatie ontstaat als de parkeerdruk toeneemt. Al snel zie je het gebeuren: de dubbelparkeerder, de stoepparkeerder, de uitwijkparkeerder. Allemaal gevolgen van een vergelijking die niet meer klopt: (parkeerplaatsen x A) = (auto's x B). Dat kun je in evenwicht brengen door A óf B aan te passen. De meestgehoorde is om A dan maar te verhogen. Dat mag best ten koste van groen of kinderspeelruimte gaan. Net als dat 'onontgonnen' land: je kunt doorgaan met ontginnen, totdat je op de grens stuit. Als overal auto's staan, is er geen andere weg dan naar B te gaan kijken.

Jammer genoeg is er dan waarschijnlijk bar weinig groen overgebleven.

donderdag 6 februari 2014

De creatieve klasse als construct

Laat ik eens opschrijven wat ik zag gebeuren; zonder ingewikkeldheden en ruimte voor gevoeligheden. Da's een ideaal recept voor "Kop eraf!" en Onheuse Bejegening. Soms is een onbevangen blik ontnuchterend-verhelderend. Daarop hoop ik dan maar.

http://www.youtube.com/watch?v=Eobuu-IexvI

De creatieve sector. De creatieve industrie. Creatief is de norm. Steden pompen miljoenen in beleid, voorzieningen en PR die hen tot creatieve stad moeten maken. De vraag is of ze dan hebben begrépen wat de heer Florida nu eigenlijk bedoelde of deed met zijn creative class.

Niks doen, is geen optie. De vraag is wel wat je wél kunt en zou moeten doen. Discussie, dus. Ook in Leiden.

In het wikipedia-lemma staan twee citaten die ik treffend vind (en mee eens ben). Treffend omdat precies dat is wat ik waarnam.

Florida’s message was so quickly and enthusiastically adopted by cities because he argued that any city had the potential to become a vibrant, creative city with the right infrastructure investments, policies, and consulting advice.


In "Urban Development and the Politics of the Creative Class", Ann Markusen argues that workers qualified as being in the Creative Class have no concept of group identity, nor are they in occupations that are inherently creative.


In het concept zoals Florida dat neerzet, is de creatieve klasse niets meer of minder dan die groep mensen die economische groei kan bewerkstelligen. Da's hun bestaansreden: economische groei. Terzijde, kritiek op Florida geldt daarnaast vooral ook zijn voorliefde voor meritocratie en opleiding.

Maar goed. Leiden.

Daar kwam de groep er eigenlijk niet uit. Precies in het verlengde van Markusens kritiek bleek de groep niet goed tot overeenstemming te kunnen komen wat het probleem nu eigenlijk is. Zonder probleem wordt het moeilijk om 'iets voor de creatieve sector' te doen.

Een cynicus ziet in de discussie vooral een belangenstrijd; niet direct en open, maar wel degelijk een belangenstrijd. Die belangen zijn heel banaal te omschrijven als: het moet mij werk opleveren. Het zijn geen altruïstische vrijwilligers, maar vrijwilligers die een biotoop proberen te creëren waarin zíj gedijen. Dat heb ik vaker meegemaakt. In de zorg zijn een aantal initiatieven geweest 'in het algemeen belang'. Die vielen om toen de belangen manifest(er) werden en partijen feitelijk weinig anders voor ogen hadden dan welbegrepen eigenbelang.

Aha! In Leiden barst het dus van de huichelaars?! Nou, nee. Zeker niet. Men is welzeker oprecht. Daarvan ben ik overtuigd. Is men realistisch? Da's wel aan de orde.

Het krachtige aan Florida's benadering is de benadrukking van cultuuraspecten. Het zwakke is vooral het gebruik daarna van dat inzicht; alsof je cultuur kunt afdwingen. In Leiden zie je dat terug in oplossingen als een cultuurmanager, een cultuurstichting, een subsidiefonds. Allemaal structuuroplossingen. Prima, áls er een structuurprobleem is.

Leiden heeft een heel klein aantal 'creatieve enclaves'. Stuk voor stuk zijn dat panden die alleen met de hulp van institutionele investeerders en de overheid die status verwierven. Interessant is dat het uitmaakt wie je spreekt voor het antwoord op de vraag of daar ook een meerwaarde is te vinden in de vorm van kruisbestuiving. Eén ding concludeer ik wel: die kruisbestuiving is aanwezig, maar niet spectaculair.

Da's wat ik miste: realiteit.

Vooralsnog wint mijn cynische inborst het van zijn tweelingbroertje Vertrouwen. Ook die huist in mij. Maar zolang ik het idee heb dat het vooral wensdenken en communicatiestrategie is wat ik zie, hoor en lees... ben ik nog niet overtuigd van die creatieve klasse en zijn kracht, in Leiden.

woensdag 5 februari 2014

Da's míjn kijkwerk!

In de jaren negentig van de vorige eeuw ontstond de grafische schil van het internet: het WorldWideWeb. In die jaren werkte ik bij een landelijke welzijnskoepel. Nou ja, 'een'?! Eerder dé. Mijn werk was (toen al) innovatie-strateeg. Da's zo'n beetje beweren dat je weet wat de toekomst gaat brengen. Mijn grote voordeel was dat ik ben opgeleid als socioloog en niet veel geloof van toekomstvoorspellingen. Maar wel van begrip van mensen en hun gedrag.

Eén van de dingen waarin ik me vergiste, is ons leervermogen. Nota's en beleidsstukken waarin zinnen staan als dat 'we bouwen op de schouders van onze voorgangers'? Geloof ze niet. Het enige wat een beetje klopt, is 'voortschrijdend inzicht'. Jij leert vooral van je eigen fouten. Ook een organisatie, die uit talloos veel jij-en bestaat, leert zo.

Zo meende ik dat we vrij snel konden doorontwikkelen naar tweede generatie websites (echt, zo sprak men erover) en de fouten uit de eerste generatie konden overslaan. Nou, mooi niet. Dat is een ongelooflijke waarnemingsfout. Alsof het maken van websites niet vooral een paradigmawisseling is waarbij het maken van die 'fouten' haast noodzakelijk is om te snappen wat je doet. Om een website en interactiviteit te snappen, moest je eerst de bedrijfsinformatie online zetten.

Screenshot-2

In al die jaren daarna heb ik dat 'leren van je eigen fouten, maar niet van andermans fouten' terug zien komen. Mensen zijn hardleers, is de voor de hand liggende conclusie. Eerlijk gezegd, denk ik dat de conclusie eerder moet zijn dat paradigmawisselingen niet anders kunnen plaatsvinden dan door ervaring. Waarom zou je een ander geloven? Hoe vaak denk je dat innovatie-strategen zeggen of denken "weet je wat: wacht maar tot je er zelf tegenaan loopt"?

Ach, zo vreemd is het ook niet. Zo'n paradigmawisseling is als een zwart gordijn waarachter iets onbekends schuilgaat. Je zult die stap altijd zélf moeten zetten.

In de afgelopen weken kwam er weer een bedrijfstak langs die die fase in gaat: de uitgevers. Tot hun schrik is 80% van de boektitels op e-readers niet betaald. Potjandorie! Jatwerk! Die arme auteurs wordt het brood uit de mond gestoten. Maar niemand van hen die publiekelijk erkent dat ze eigenlijk een kopietraject doorlopen wat met name muziekuitgeverijen al pijnlijk doorliepen. Daarvan leren, lukt niet. De pijnlijke les komt er aan. En nu weten ze ook al hoe die er uit gaat zien!

Paradigmawisselingen zijn heel ingrijpend.

Deze kwam vandaag voorbij. Daphne is professioneel fotograaf. Beelden vastleggen is voor haar inkomen. En toch zit er iets bijzonders in de onderste van onderstaande tweets.

20140205-165514.jpg

Daphne was blijkbaar op een bijeenkomst geweest waar Google's Glass werd getoond. Daarvan deed Adformatie verslag. En zíj gebruikten Glass-registraties van Daphne.

In die situatie zie ik (dus) weer zo'n paradigmawisseling.

De fotograaf die kijkt, kiest, ontwikkelt, afdrukt en bewerkt, kreeg voor dat creatieve proces een vergoeding als iemand anders dat beeld wilde gebruiken. Een gemiddeld fotograaf ontwikkelt, stopt en fixeert niet meer. Retoucheren heet fotoshoppen tegenwoordig (en is absoluut eenvoudiger én ingrijpender). Glass doet daarin weer een stap verder. Je kijkt en zegt "Take picture".

Da's interessant. Het vakmanschap van de fotograaf van ooit is dan vervangen door het kijken. Nu is dat ook een wezenskenmerk van een fotograaf, maar ook van een mens. We kijken allemaal. Kun je daarop dan een recht doen gelden?

"Ik zag dit en dus is dat beeld van mij" ?
"Ik zag dit het eerst en dus is het beeld van mij" ?
"Ik zag dit, stuurde het naar het Collectief Geheugen, maar het blíjft van mij" ?

dinsdag 4 februari 2014

Wiet

Tegenwoordig heeft iedere zichzelf respecterende gemeente er wel één of meerdere: wietverkooppunten, hashcafé's of coffeeshops. Leiden ook.

Er is er bijvoorbeeld eentje te vinden aan het eind van de Haarlemmerstraat - 'één kilometer winkelplezier', voor 't geval je aan de verkeerde kant begint met zoeken - vlakbij de Haven. Da's een gebied wat een enorm duister imago had: onduidelijke café's, drugs en verval. Vandaag de dag kun je je dat haast niet meer voorstellen. Zeker zomers niet; dan zijn er terrassen aan het water en vind je in het jachthaventje ook de grote plezierjachten die niet verder de stad in kunnen.

Achtereenvolgende colleges van B&W werkten aan het uit een diep dal, ontstaan door het verdwijnen van maakindustrie, laten klimmen van de stad. Alsof de tandarts aan de slag moest met een verrot gebit vol zwarte tanden en open gaten. Dat betekent ingrijpen en ordenen. Precies dát deed Leiden ook.

En dus een wietdistribútiepunt.

De schimmige handel is - daar - verdwenen. In de plaats kwam er zo'n doelmatig systeem met lokettenverkoop. En openingstijden.

Ik kom er vaak vlak voor 17.00 uur langs fietsen. Dan staat er een man of vijftien te wachten. Niks geen enkel probleem: ze staan in een soort van rij. Hoe het 's avonds en 's nachts is, weet ik niet. Maar aan het eind van de dag lijkt het meer op de dagelijkse opening van een supermarkt, 's ochtends.

Soft drugs en bier lijken wel wat op elkaar. Niet qua samenstelling of effect, maar wel qua consumptie. Bier is bijna overal te koop en heeft een bedwelmend effect. Soft drugs ook, zij het dat je die níet in de supermarkt kunt kopen. Daarvoor hebben we een eigen circuit.

Zowel bierdrinkers als hashpaffers zijn erg goed in met stelligheid beweren dat zíj niet verslaafd zijn en dat ook niet gaan wórden. Als je echter in de rij gaat staan voor wiet, heb je toch een dringende behoefte waarvan de bevrediging niet uitgesteld kan worden. Dat geeft toch best wel te denken. Net als bierdrinkers die precies weten hoeveel ze drinken (of hoeveel dagen ze al níet dronken).

Het vreemde is dat de bierdrinker veel eenvoudiger kan promoveren naar hoger alcoholische dranken. Ook die zijn makkelijk voorhanden. Hard drugs niet, daarvoor moet je de illegaliteit in.

Het belangrijkste verschil tussen beide verslavingsdomeinen is eigenlijk de (il)legaliteit van de productie en handel.

Het - voor de bühne - keihard verbieden en proberen aan te pakken van een ontstane gewoonte is een heilloze weg. De Drooglegging in de VS tonen dat wel aan. Of je voor of tegen de schadelijke effecten van alcohol of drugs bent, maakt niet uit: ze zíjn er. De belangrijkste vraag is hoe dat maatschappelijk acceptabel te kanaliseren.

Alhoewel het maar de vraag is of je dan moet streven naar een situatie als met multinationale brouwerijen en destilleerderijen. Natuurlijk heeft de politie gelijk met de conclusie dat de illegale status van kweek en (groot)handel ook leidt tot andere, met dat drugsgeld gefinancierde, activiteiten, veelal ook duister van karakter.

Maar waar zit nu precies het verschil tussen die miljonair-criminelen en de CEO's van drankfabrikanten? Beide maken bewust verslavende genotsmiddelen; de een illegaal en de ander legaal.

maandag 3 februari 2014

Over katten, honden en bazen

Gisteren ben ik ontploft. Overdrachtelijk.

Ons huis heeft een voor- en een achtertuin. Dat ding aan de voorkant mag de naam 'tuin' eigenlijk niet eens voeren. Het beslaat zo'n twee bij vijf meter. We hebben er wat planten in staan omdat we niet zo van de stenenwoestenijen zijn.

We hebben in dat voortuintje ook een bank staan. Die is ietwat vermolmd-pittoresk. Niet dat dat een probleem is. Op dat bankje zitten is niet eens mogelijk omdat een 'enorm stekelige plant met mooie gele bloemen' nu zó groot is geworden dat het bankje er al bijna ónder staat.

Onze achtertuin ligt pal noord en dus de voortuin... pal zuid. In de zomer kan het er verschroeiend heet zijn. In voor- en najaar - en zelfs deze wínterdag - is het echter een ideale temperatuur daar. Voor katten.

De beste plek, begrijp ik, is ingeklemd liggen tussen de bankleuning en het keukenraam waar i voor staat. Maar dat is een voorbehouden recht van onze eigen (buiten)kat. Gasten, mits gedoogd door hem, mogen wel op de bankzítting van de zon genieten. En dus ligt er geregeld wel een of andere kat daar te soezen.

Dat klinkt allemaal heel idyllisch. Dat kan het soms ook zijn. Het kan ook dolkomisch zijn als een jonge vriend zich vergist en door het keukenraam naar binnen klautert, alwaar een oude (dementerende?) binnenkat hem stomverbaasd aanstaart. Waar háál je de euvele moed vandaan?

Niet alle katten zijn vriendjes en vriendinnetjes. Geregeld is het knokken. Althans, in drie van de vier gevallen maken ze enorm veel misbaar om de ander te verjagen. Die denkt dat ook zo te moeten doen en dus zitten de klungels minutenlang tegenover elkaar te imponeren.

En dan zijn er de honden.

Die moeten in Leiden zijn aangelijnd, tenzij op daartoe aangewezen plaatsen. De meeste eigenaren houden zich daaraan. Een enkeling niet. Zo iemand woont aan de overkant.

Zijn hond heeft het idee dat katten er zijn om achtervolgt te worden. Da's een onverstandig idee. Als een kat al in het nauw kan worden gedreven door hem, dan is het gevaar alleen maar groter geworden. Die kat zal uithalen, naar de neus en de ogen. Veilig is anders. Zo'n hond aan de lijn is toch echt veiliger voor 'm.

Die hond is dom. De katten zijn slim. Dat stralen ze ook uit als ze in de voortuin zitten. 'Dit is privé terrein. Lekker op het stoepje blijven, Fikkie. Mij krijg je niet.'. De stommerd trekt zich daar niets van aan en staat dan tussen de planten op een krappe meter van de kat zijn longen uit het lijf te imponeren.

Gisteravond was ik dat zat.

De baas van die hond laat z'n hond lekker los lopen. Dat mag niet, maar als je je hond echt onder controle hebt lijkt mij dat geen probleem. Dat is 't 'm. Baas loopt shaggie lurkend door en laat de hond de hond. Als-t-i merkt dat wij zien dat zijn Fikkie midden in 't tuintje staat, stapt ook hij plompverloren op zaaigoed en jonge plantjes om zijn hond terug te slepen. Geen woord of gebaar van "Sorry..". Niks.

Dit is dus zo'n situatie die heel frustrerend kan uitpakken als je niets kunt doen. Hoe klein ook: het is ónze voortuin en wíj accepteren die katten daar. Het kan toch niet zo zijn dat dat allemaal niets voorstelt?

Vandaag ben ik dus naar het politiebureau geweest voor advies. "En niet: wees de wijste. Als oudste in het gezin heb ik dat al te lang, te vaak moeten doen." Dat was het advies ook niet. Men wilde weten hoe die man heet en waar hij woont. Dan kan-i worden aangesproken op z'n gedrag, en dat van z'n hond.

zondag 2 februari 2014

Ik was 'm vergeten

Door te communiceren, onthouden we. Een dooddoener van het zuiverste water zullen sommigen denken. Toch is dít de basis van wat we ons collectief geheugen noemen. Niet het internet - da's ons collectief archíef - maar het benóemen maakt een geheugen collectief, gedeeld.

Ik was drie toen-i het schreef. Jammer genoeg kan ik dat niet als excuus aanvoeren. De man werd toonaangevend socioloog. Samen met Peter Wilmott schreef hij een studie die me altijd is bijgebleven (als studie van Wilmott, verdorie). Kwalitatief, descriptief onderzoek heeft me altijd meer geboeid dan kwantitatief. Sociale geschiedenis vind ik nog steeds prachtig om te lezen. En zij schreven een baanbrekend, beeldend boek over een heel hechte Londense wijk, Bethnal Green; in 1957 Family and Kinship in East London. De herinnering kwam toen ik zijn naam opzocht in Wikipedia: Michael Young, baron van Dartington.

Ik was 'm kwijt. Het boek niet. Wilmott een beetje (namen, hè). Maar Young zeker. Totdat hij in de krant werd genoemd met een heel ander werk: The Rise of the Meritocracy: 1870-2033: An Essay on Education and Equality
.

(It) pictured the United Kingdom under the rule of a government favouring intelligence and aptitude (merit) above all else, being the combination of the root of Latin origin "merit" (from "mereō") and the Ancient Greek suffix "-cracy" (meaning "power", "rule"). In this book the term had distinctly negative connotations as Young questioned both the legitimacy of the selection process used to become a member of this elite and the outcomes of being ruled by such a narrowly defined group. The essay, written in the first-person by a fictional historical narrator in 2034, interweaves history from the politics of pre- and post-war Britain with those of fictional future events in the short (1960 onward) and long term (2020 onward).


Niet zijn kritiek op het Britse onderwijssysteem is het interessantst - het drie-wegenmodel is afgeschaft. Het interessantst is zijn verwachting dat bestuur op basis van intelligentie en 'verdienste' uiteindelijk leidt tot onderdrukking (en zelfs opstand).

Screenshot-1

Het is het overdenken waard. Over dit meritocratisch denken is een heel debat ontstaan. De grootste kritiek op Youngs dystopie is dat er juist géén centraal geleide economie is ontstaan, maar dat landsgrenzen zijn weggevallen en de economie open.

Maar wat als nu de natiestaten (inderdaad) niet meer belangrijk zijn? Als de grote ondernemingen de nieuwe staten zijn? Als we hen laten bepalen wat wel en wat niet 'goed voor ons' is? Wat als het zo is dat Young wél gelijk heeft met de gevolgen van meritocratie, maar fout zat met de belangrijkste spelers?

Waartoe leiden meningen als 'we moeten studiekeuzes afstemmen op de vraag'? Of 'natuurlijk moeten we aan de poort (van het onderwijs) selecteren!'?

zaterdag 1 februari 2014

Achteraf

Achteraf denk ik: "waarom is dat eigenlijk allemaal bewaard?".

Typisch zo'n vraag die heel vaak terugkomt als je moet opruimen. Móet. Als je verhuist bijvoorbeeld. Of het nu op kantoor is of privé; iedere keer weer sta je er van versteld wat je hebt bewaard... en nooit meer gebruikt of ingekeken.

Het antwoord op de vraag weet ik niet. Wel weet ik dat veel mensen vrij veel bewaren en dat er maar weinig mensen zijn die niets tot zeer weinig bewaren. Want ook de verkondigers van Het Lege Onpersoonlijke Kantoor als werkplek vergeten dat ze ook nog een thuis hebben. En of daar herinneringen worden bewaard.

Dat is mogelijk nog de beste verklaring voor dat bewaren. Er kleven herinneringen aan.

Op mijn werk ben ik indertijd een paar keer verhuisd. Al die keren gaan dan hele stapels papier door je handen. Verslagen, rapporten, notulen, nota's, berichten; allemaal herinneringen. De echt oninteressante zijn dan allang weggemikt. De 'sleutelstukken' bewaar je.

Als je tijdens zo'n verhuizing eenmaal op stoom bent met opruimen, dreig je al vrij snel veel te veel toeren te maken. Ik zie mezelf nog steeds in onze werkkamer staan en samen met een collega enorme hoeveelheden papier door de openstaande deur een grote blauwe papiercontainer in gooien. Om de seconde vloog er wel iets in die richting, totdat ons werd verboden het op die manier te doen. Passerende collega's dreigden de papieren tegen het hoofd te krijgen.

Da's dan nog je werkplek. De herinneringsfunctie is daar vooral verbonden met een rechtvaardigingsfunctie. Je wordt er zó moe van; al dat gedoe over tijdbesteding en opbrengst. Dan is het noodzákelijk je aan alle kanten in t dekken door 'een dossier te vormen'. Da's ambtenarentaal voor 'alles bewaren wat je als bewijs van je gelijk kunt gebruiken'. En, ja, dat ambtenaar in de vorige zin is symbolisch. Ook particuliere werkgevers, zeker die die in hun hart ambtenaar zijn, kunnen er wat van, hoor.

Al die mensen die menen dat een klinisch kantoor een goede zaak is, moeten vooral eens stilstaan bij dat belangrijke aspect van herinnering dat emotie heet. Wellicht zoeken zij klinische medewerkers. Of ze zich realiseren dat dat meestal ook de minst loyale zijn, is de vraag. Ik ken ze, hoor, de werkgevers die de minst betrouwbaren aanzien voor de beste medewerkers die ze in dienst hebben.

Het wegmikken van aandenkens heeft iets louterends. Weg is weg, is vergeten. Althans, weer ietsje moeilijker op te roepen. Vandaar dat het toch wel moeite kost om zaken die dicht bij je staan, weg te gooien. Op je werk als in een roes weggooien, gaat stukken makkelijker dan in je eigen huis.

Uiteindelijk gooien we toch weg. Altijd en overal. En nooit zonder slag of stoot. Of het nu het weggooien van de stad is of het weggooien van spullen; er kleven herinneringen aan, particuliere herinneringen. En die conflicteren heel vaak...