donderdag 31 juli 2014

De essentie van informatieoorlog

Ondanks dat ik wist dat er een wezenlijk verschil is tussen een afbeelding en zijn origineel, was ik diep onder de indruk van dat verschil. De reden is eigenlijk heel eenvoudig. Ik zag een schilderij. Een schilderij dat, in woorden beschreven, een blauw vlak is. Hoe moeilijk kan dat zijn?

Dit is het:

Untitled blue monochrome2.png
"Untitled blue monochrome2". Licentie Public domain via Wikimedia Commons.



In het Stedelijk Museum in Amsterdam een ander blauw doek van dezelfde kunstenaar: L’accord bleu van Yves Klein.

Het is alweer meer dan een jaar geleden dat ik het doek zag en werd verpletterd. Niks blauw vlak. Ja, het is een blauw vlak, maar het lijkt te leven! Het is het beroemde ultramarijnpigment van Klein: International Klein Blue. In feite doen afbeeldingen beide werken he-le-maal geen recht. Kunstkenner ben ik niet. Mijn oordeel is voor honderd procent gebaseerd op míjn ervaring, míjn gevoel. Mijn vooroordeel was dat zo'n eenvoudig blauw vlak toch niet echt moeilijk moest zijn weer te geven op, bijvoorbeeld, een computerscherm. Inmiddels weet ik dat dat dus níet (altijd) kan en dat een origineel onkopieerbaar uniek kan zijn.

Zulke ervaringen heb je wel meer. Dat je een origineel ziet, of hoort, en dat je denkt: 'Dat líjkt niet op de kopie!'. Nog afgezien van de omkering - de kopie lijkt niet op het origineel - is het wel een vaststelling waarvan je je kunt afvragen tot waar die geldt. Kopieën, van kunst, muziek, literatuur, teksten, analoge bronnen: daarvan weten we allemaal wel dat die inferieur zijn. Bij digitale originelen is dat al veel onduidelijker. Sterker, de veronderstelling dat digitale bronnen oneindig gekopieerd kunnen worden zonder kwaliteitsverlies is waar. Of ze ook met dezelfde kwaliteit overal getóónd kunnen worden, is een andere vraag. Op een waardeloze monitor zal zelfs het allerscherpste fotobestand er erbarmelijk uitzien, ondanks de identieke code.

Maar voor dat doek van Klein staand, bekroop me weer de gedachte: er is een onderscheid tussen de twee werelden die we 'de echte' en 'de digitale' noemen. Dat schilderij was niet in al z'n facetten te reproduceren. Je kunt er wel een indruk van krijgen, een impressie. Maar dat essentiële effect, dat overdonderend blauw, dat kunnen we niet overbrengen.

Een Belg, ene Magritte - ben ik groot fan van - wees daar al op: het bedrieglijke van waarneming en interpretatie, van onze gedachten. We denken (te) snel te weten wat we zien, horen, voelen of ruiken. En dat is de 'echte wereld'.

De vraag is of we in 'de digitale wereld' diezelfde misleiding niet ook ontmoeten, maar dan nog sterker. Want niet alleen misleidt onze geest ons, maar mogelijk ook de schepper van de digitale werkelijkheid. Da's niet per sé een zorgwekkend idee. Het is wel iets waar we alert op moeten zijn: er is geen ijkpunt voor waarheid in 'het digitale'. Je bent aan jezelf overgeleverd, je eigen gezond verstand en kennis.

Dan zit je ineens van een blauw vlak middenin de essentie van een informatieoorlog, de zoveelste.

woensdag 30 juli 2014

We zijn een zak micro-organismen

Ik ben een beetje een veelvraat. Het kost me grote moeite me te committeren aan één onderwerp. De hoogleraar waarvoor ik ooit werkte, heeft het me weleens gevraagd: "Zou je niet willen promoveren?". Mijn antwoord was er direct. Ik zou niet weten waarop, want er zijn teveel fascinerende onderwerpen én - belangrijker - ik wilde niet gekoppeld worden aan één onderwerp. Het is me ook nooit echt gelukt. Ik volg mijn nieuwsgierigheid en dat bevalt enorm goed.

Die houding laat me reageren op zeer diverse dingen. Niet dat ik daarvan alles weet, maar omdat het me boeit en vaak ook vragen oproept. En vragen, dat weet jij als lezer van dit blog inmiddels, zijn de motor achter vooruitgang. Zo, nu snap je, als scherpe lezer, meteen ook waar mijn fascinatie met innovatie vandaan komt (en mijn scepsis): die vooruitgang.

Innovatie is geen technologisch trucje. Dat dreigt het wel te worden met alle aandacht voor technologische vernieuwing. Maar dat zijn merendeels gevalletjes Oude Wijn In Nieuwe Zakken. Bestaande procedures en producten worden gedigitaliseerd, versneld of verkleind en dan innovatie genoemd. Innovatie vereist echter eerder een heel nieuwe manier van kijken.

Dat is echt verschrikkelijk moeilijk. Een zijstapje. Ik ben al een ruim half jaar bezig een project te starten waarin het, volgens mij, essentieel is dat het begrip 'arbeid' wordt geherdefinieerd. Alleen als je die stap kunt zetten, ben je in staat de broodnodige verandering te zien. Wat me opvalt, is dat de mensen met wie ik dit traject doe - en die echt open staan en wíllen - geregeld tóch terugvallen op bestaande concepten. Niet dat het mij makkelijk af gaat of dat ik het beter kan; mijn conclusie is dat het voor iedereen tergend moeilijk is. Als een kunstenaar die zijn meesterwerk voor zijn geestesoog ziet, maar het niet op het doek krijgt.

Als ik me niet vergis, schreef de De Volkskrant er afgelopen zaterdag ook al iets over: het werk van Nicole King cum suis. Niet dat ik ooit eerder van hen had gehoord. Maar wat ze poneren, pakt wel. In Quanta Magazine - ook nooit eerder van gehoord, overigens - brengt daarover een artikel onder de titel Where Animals Come From.

Historically, photosynthetic bacteria pumped oxygen into the oceans for billions of years, setting the stage for complex multicellular life. And according to the endosymbiotic theory, proposed in the 20th century and now widely accepted, the mitochondria inside every eukaryotic cell were once free-living bacteria. At some point more than a billion years ago, they took up residence inside other cells in a symbiotic relationship that endures in nearly every animal cell to this day. In their role as dinner, bacteria also likely provided raw genetic material for the first animals, which probably incorporated chunks of microbial DNA directly into their own genomes as they digested their meals.


Het gaat niet eens om actualiteit, want uit het artikel kun je opmaken dat deze kennis al tijden beschikbaar is. Het gaat om het innovatieve karakter van de gedachte: bacterieën, die ook ons hebben gevormd, en waardoor je eigenlijk naar mensen en dieren zou moeten kijken als samenlevende en samenwerkende kolonies micro-organismes.

Ooit leerde ik dat we grotendeels uit water bestaan. Nu komt er een nieuwe dimensie bij: en voor de rest uit materiaal van duizenden, miljoenen eerdere organismen. Genetisch materiaal. Dat samenvoegen is intrigerend, want er is geen enkele reden waarom dat proces nú, met ons, zou stoppen. Maar als het doorgaat; waar leidt het dan toe? Dan zijn we een tussenstap. Dat wisten we al, want de omgeving bepaalt welke vorm zich handhaaft ('survival of the fittest').

Maar daar hoort iets bij. Het is niet alleen de best aangepaste. Het zou ook de best samenwerkende, samengestelde kunnen zijn. Ik vind dát soort denken dus innovatief.

The influence of microbes is even inscribed on our genome: More than a third of human genes have their origins in bacteria.

dinsdag 29 juli 2014

De lean startup wil gewoon veel verdienen

Weet je, je kunt er helemaal naast zitten. Ik heb al eens geblogd over mijn ervaringen in een klachtencommissie over politie-optreden. De harde les die ik daar leerde, is dat het ongelooflijk makkelijk is te snel te oordelen. Je leest dossiers en construeert een beeld, en 'oordeelt'. Heel vaak zat ik ernaast. Heel vaak bleek tijdens de zitting de zaak genuanceerd anders te liggen. Terughoudendheid en bescheidenheid: ik heb er alleen maar meer waardering voor gekregen.

Eerst goed kijken. Het is zo makkelijk gezegd.

Je blijft dan wel zitten met losse eindjes. Of, misschien beter, zaken die nog moeten 'rijpen'. Eén van de grote vragen waarmee ik nog niet klaar ben, is die naar startups.

Het is niet het Internet wat baanbrekend was (denk ik). Baanbrekend was de fase die jaren geleden leidde tot 'alles wordt 2.0'. Helemaal hysterisch werd je van dat 2.0. De toevoeging 2.0 alleen al leek de deur te openen naar innovatie en wonderbaarlijk mooie toekomsten. Toch gebeurde er iets fundamenteel anders: de mogelijkheid om te creëren kwam dichter bij de basis te liggen. Burgerjournalistiek, deeleconomie, netwerksamenleving, 'gratis': allemaal worden ze in die periode (opnieuw) gelabeld.

Dat is echt een fundamentele omwenteling. 'We' waren ooggetuige van de ontwikkeling van zelfbeschikking. De democratisering van vanalles gloorde. In die storm bleken startups de kwajongens die tegen de gevestigde orde aanschopten. Rode en blauwe oceanen, onderstromen en lange staarten: allemaal zijn ze gebruikt om aan te tonen dat het einde van de moloch-onderneming nakende was. Kleine, flexibele, tijdelijke samenwerkende ondernemingen worden de toekomst.

Da's de economische, de organisatorische kant. Maar ook qua bedrijfsdoelen veranderde iets. De eerste bedrijven dreven op de gedachte dat nu eindelijk iets kon worden gedaan in het belang van 'de burger', 'de patiënt', 'de klant', de kleine man. Nooit werd het zo expliciet gesteld, maar een zweem van een ideologisch sausje was er wel.

Massaal is het omarmd: de zoveelste keer dat we (euforisch) geloven dat techniek, technologie een betere samenleving gaat opleveren. Degenen - waaronder mijn persoontje - die daarvan niet zo zeker waren, waren zwartkijkers, cynici.

In de loop van ongeveer vijf jaar wordt de geschokte markt weer rustiger. De startups worden volwassener, professioneler. De tijd van 'we hebben een goed idee en beginnen' is over. De tijd van Business Canvas Modellen en Lean Startup breekt door.

Kijk, en da's dus een interessant moment.

Los van de juistheid van methodes en veronderstellingen, los van behaalde resultaten, zie ik (weer) iets fundamenteels wijzigen. Maar nu terug, geloof ik. Terug naar oude principes.

Lean Startup is een mooi concept. Bouw een eerste model met minimale maar levensvatbare mogelijkheden. Test die bij gebruikers en bouw op basis van hun terugkoppeling verder. Mooi, mooi, mooi. En logisch toch?

Nee. Het is de terugkeer naar een oud principe: de ondernemer is niet geïnteresseerd in zijn klant anders dan als geldbron. De fabrikant vraagt de klant naar zijn wensen met de primaire bedoeling daaraan geld te verdienen.

Dat is wezenlijk anders dan de situatie waarin je een idee hebt hoe de wereld te verbeteren, aan te passen of een cadeau te geven. In die situatie heb, ook met nádelen, zelf een beeld van hoe het zou moeten zijn en werk je dáár naartoe. Het zijn de projecten die zich pas later zijn gaan bekommeren om hun ((bedrijfs-)economisch) bestaansrecht en continuïteit. De projecten die in 'de oude economie' niet kunnen bestaan.

Ze bestaan ook niet (meer). Wat ik zie gebeuren is een snel groeiende aandacht juist voor 'het geld', het bedrijfsmodel.

Mijn conclusie nu is een andere dan een paar jaar terug. Toen zou ik hebben ingezet op het ontwikkelen van een fundamenteel andere economie. Nu moet de nieuwe economie stevig worden gestut, want ze kraakt in haar voegen en dreigt om te vallen.

Kapitaal als drijfveer is aan de winnende hand en daaraan is niets, maar dan ook helemaal niets, innovatiefs te ontdekken, laat staan iets disruptiefs.

Geen doorsneedag

Dat zul je altijd zien. Een dag die begint als alle andere, maar uiteindelijk tot de nok vol zit met bijzonderheden en afscheid. En dat je pas om 22.30 uur de tijd hebt dat mee te delen.

Maandag 28 juli is een dag geworden die vol met blogposts bleek te (kunnen) zitten. En over geen komt er iets uitgebreids of doordachts, vanwege de tijd.

Het begon 's ochtends al met de regen op de ruiten. Zo'n ochtend dat je liefst nog eens omdraait om de boel de boel te laten. Maar ja, verplichtingen. Er zijn mensen van jouw werk afhankelijk. Een doorslaggevend argument; als je iets concreets doet voor anderen en die anderen anders de dupe worden van jouw luiheid.

Dat je ziet dat het regent, dat Buienradar voorspelt dat dat nog een uurtje gaat duren en dat het ook nog even harder zal gaan gieten.

Dat je nat aankomt bij je werk, je regenkleding achterlaat want 'het regent toch nog maar even en in de bus zit ik droog'. Dat je dan tóch nat regent op weg naar de bus, maar erger: het helemaal níet 'nog even' regent maar je midden in een traag boven de stad wentelend onweer verzeild raakt. En toch je bijrijder buiten de bus moet helpen.

Dan word je dus tot op de draad nat.

Op weg naar huis, natte kleding ónder je regenkleding nu, klettert het gezellig door om tegen de middag stil te vallen en plaats te maken voor de zon. Dan is het meteen broeierig warm. Nederland is hollen of stilstaan soms: kil en nat, en een paar uur daarna warm en klam. Het schijnt dat de klimaatverandering extreem weer tot gevolg heeft.

Waar ook geen aparte blogpost over komt, is het ongeluk dat aan het begin van de avond honderd meter verderop plaatsvond. Eén van de beruchtste spoorwegovergangen in Leiden eiste een slachtoffer. Een blijkbaar verwarde vrouw liep tegen een passerende trein aan. Veel politie, ambulances, ontzette mensen, en een traumahelikopter. Die heeft minstens vijf minuten gezocht (gewacht?) naar een landingsplek. Uiteindelijk, en voorspelbaar, bleek dat het brugdek aan de overkant te zijn.

Dat trekt toch aan. Niet het ongeluk. Maar wel de helikopter midden op straat.

Photo 28-07-14 19 26 22

Hoe het met de vrouw is afgelopen, weet ik niet. Wel dat de spoorwegovergang illegaal oversteken uitlokt. Een trein uit de richting Utrecht activeert de bomen minuten voordat de trein in beweging komt, waardoor je soms de pech hebt bijna tien minuten naar die slagbomen te kijken. Het mag niet, maar gebeurt wel omdat het menselijk is: ongeduld wint het dan van het verstand. 'Het is maar één spoor en waarom sta ik hier te wachten op niets?'

Ook het formele einde van mijn maatjesdienst was een bijzonder moment. Na twee jaar is daaraan nu een eind gekomen, alhoewel we wel hebben afgesproken de gesprekken als vrienden van elkaar voort te zetten. Hoe je het wendt of keert, na twee jaar ontstaat er een band. Om die, omdat het zo is afgesproken, abrupt af te breken - wat we overigens verleden jaar dan hadden moeten doen - is ook zo wat. Je ként elkaar. En dus gaan we elkaar in een andere frequentie toch blijven zien.

En tussen die laatste gebeurtenissen door is er ook nog degene die langskwam om te verhalen van dreigende werkloosheid en gestopte relatie. Die laatste ook dreigend, denk ik. Maar voor hem allebei al absoluut. Hoe we - ik ook - veel makkelijker de dreiging zien dan de kans. En dat we dan handelen naar het doemscenario.

Zo'n dag dus. Die je in bijna zeshonderd woorden en vijfentwintig minuten samenvat. Een gewone dag toen-i begon.

zaterdag 26 juli 2014

Het gesprek met de onbekende

Negentien jaar heb ik geforensd tussen Leiden en Utrecht, een jaar of drie tussen Leiden en Rijswijk, en een krappe driekwart jaar tussen Leiden en 's Hertogenbosch. Het lijkt me dat ik wel enige forens-ervaring heb.

Forensen is een bezigheid die voor degene die een beetje oplet, een bron van vermaak en verhalen is. Er gebeurt eigenlijk altijd wel iets. Maar wat de meeste forensen opvalt, is dat er zo weinig contact is. We stappen in en 'doen ons ding'.

Van Leiden-Utrecht kan ik me vooral herinneren dat na verloop van jaren heel veel mensen elkaar van gezicht kennen en ook bijna altijd dezelfde wachtplek op een perron kiezen en dezelfde zitplaats in de trein. Maar elkaar bijna nooit spreken.

Eigenlijk maf. Dé momenten om elkaar kort te spreken, waren de verstoringen. Bij dat van buiten komend onheil treden al die psychologisch processen in werking die horen bij onzekerheid. Er is een aanleiding om contact te zoeken; net zoals jonge kinderen aanleiding zijn voor contact maken, of dieren. Maar zo, zonder aanleiding elkaar aanspreken? Nee, dát doen we niet.

Laat ik duidelijk zijn: ik deed en doe het ook niet (vaak). De treinreis heen was in mijn geval net lang genoeg om de krant te lezen (minus de sportpagina's). De terugreis was ik vaak versuft door het kantoorklimaat,samen met zo te zien de rest van de coupé. Dan heb je niet zoveel behoefte aan een gesprek.

Dat is precies de gedachte die ik had toen ik las over een psychologisch experiment/onderzoek, dat aantoont dat die gesprekken het reizen juist aantrekkelijker maken. In tegenstelling tot wat werd verwacht en in tegenstelling tot de algemene notie dat het ook niet hóórt, vreemden aankijken en vreemden aanspreken.

In het artikel wordt benadrukt dat op een steeds dichter bevolkt rakende planeet - enigszins dramatisch geformuleerd - juist die (kennis van) sociale interactie van groot belang is. Drukke omgevingen met stampvol openbaar vervoer zou in die optiek baat hebben bij pratende mensen, die voor elkaar de reispijn verzachten.

Stel dat dat waar is. Voor mij blijft er dan toch echt nog een vraagteken staan. Op de plek van de vraag 'waaróver begin je dan?'.

Dat is toch wel een cruciale vraag, lijkt me. Als je dat verkeerd doet, dan pakt je goedbedoelde actie wellicht faliekant verkeerd uit. Dan ben je ineens opdringerig. Of vreemd. Je moet wel een goede aanleiding hebben.

Jaren geleden zat ik in de trein terug te lezen in Why Everything Bas Is Good For You toen de jongen die naast me zat me vroeg waar dat boek met die intrigerende titel over ging. Dat werd een leuk gesprek. En ik ben een keer aangesproken door een jongedame die wilde weten wat dat "zo leuk vormgegeven apparaatje" voor diende. Dat was een gekraakte mifi (zoiets als deze) en dat gesprek stokte al vrij snel.

En dan zijn er al die keren dat ikzelf eigenlijk wel iets zou hebben willen zeggen, maar de woorden niet vond. Het is net anders dan op een conferentie of receptie, waar je kunt vragen waarom de ander daar is. Om die vraag in de trein naar Utrecht te stellen, komt toch anders over lijkt me.

Een paar jaar geleden heb ik al 's iets geschreven over het probleem. Het probleem van sociale conventies die het moeilijk maken je te uiten. Want sommige dingen 'zeg je niet'.

Toch is het onderzoeksresultaat waar. Ik heb zelf gemerkt dat je in een andere rol véél makkelijker mensen aanspreekt. Alsof je buiten jezelf staat. Journalisten en fotografen kennen het verschijnsel (vast). Dat zou betekenen dat de belemmering sociaal en aangeleerd is. En dus af te leren.

Eerlijk gezegd, spreek ik steeds meer mensen aan. Nog lang niet zoveel als ik zou willen. En ook vaak nog de foute (de aso automobilist bijvoorbeeld). Maar het gebeurt. En het is waar: met uitzondering van die aso automobilist zijn het eigenlijk altijd leuke gesprekjes.

Er blijkt niks engs aan het aanspreken van wildvreemden te zijn.

vrijdag 25 juli 2014

Laat die ambitie toch varen

Het is een populair op conferenties en workshops: de topsporter die komt uitleggen hoe hij of zij dat bereikte. Altijd leuk, want de organisator krijgt het vaak voor elkaar zo iemand ook nog te laten zeggen dat volharden een belangrijke factor is. Slim verpakt, kom je de boodschap tegen dat hard werken en je uiterste best doen je naar je doel brengen. Een betere motivatie voor je medewerkers kun je je haast niet voorstellen: een beroemdheid die je medewerkers duidelijk maakt dat hard werken góed is.

Het is onzin!

Een paar jaar geleden schreef, naar ik me herinner Wired, er al over. De aandacht voor de verhalen van succesvollen als leerstof voor niet-succesvollen is onzin. De gedachte die aan die aandacht ten grondslag ligt, gaat er van uit dat dat gebleken succes extern valt te verklaren. Ofwel: het is aan te leren door je uiterste best te doen. Wat te vaak wordt veronachtzaamd, is de factor aanleg. Het wordt niet vergeten, maar speelt in die theorie slechts een marginale rol.

Al die jochies die fanatiek voetballen in de hoop ooit wereldberoemd voetballer te worden. Al die ouders die hun kinderen als paarden aansporen hun uiterste best te doen een Bijzonder Mens te worden, hetzij sportief hetzij intellectueel. IJdele hoop. Die ene toevallige passeerbeweging is geen indicatie voor een nieuwe topvoetballer, maar ouders hebben de neiging strohalmpjes te grijpen. En dus pieken de aantallen hoogbegaafden.

Dat appeleren aan ambitie is zo heerlijk doorzichtig dat het verbazingwekkend is dat er nog zóveel mensen serieus op in gaan.

Niet om jou, lezer, te beledigen, maar je zult echt nooit tot de top gaan behoren. Waarom zou je je daarom wel daarnaar gedragen en je daarvoor inspannen?

De slimste houding is de wijze lessen van top-sporters en top-ondernemers níet te beoordelen als wíjze lessen, maar als leuke wetenswaardigheden over het leven en loopbaan van talentvolle types. Ze zijn immers geen gemiddelde voorbeelden, maar uitbijters, extremen, exoten.

Een paar dagen geleden schreef ik over goal setting als methode die verkeerd kan uitpakken. Dat geldt in sterke mate voor deze voorbeelden. Mensen voorbeelden voorhouden waarvan overduidelijk is dat zij die nooit zullen evenaren, zal averechts werken. Het is daarom een Groot Raadsel waarom ex-sporters menen (beter) organisatie-advies te kunnen geven vanwege hun specifieke sportieve inspanning.

Het is veel verstandiger te weten waar jóuw grenzen liggen, wat jóuw ambities zijn en wat jíj daarvoor wilt opofferen.

Voor werkgevers is het verstandig zich ook af te vragen of zij wel over voldoende middelen om top-kwaliteit in huis te hebben, halen en houden. Want de niet-genoemde kant van die topdogs is wel dat zij een aantal factoren méér verdienen dan de gemiddelde werknemer.

Dat is het idiote aan al die voorbeeldmensen. Ze dienen vooral als voorbeelden voor wat ambitie, inspanning en volharding teweeg kunnen brengen. Maar systematisch wordt vergeten wat dat kóst. Zoals zo vaak: alleen de voordelen worden benadrukt.

Misschien moet eens worden gekeken naar die kosten: de gekreukte en gekwetste kinderen, de opgebrande en naar de concurrent vertrokken werknemers.

donderdag 24 juli 2014

De kruideniersmentaliteit van werkgevers

Wellicht moeten we hen toch eens met andere ogen gaan bekijken: werkgevers.

Een oplossing voor de crisis is nog niet in zicht. De cynicus verwacht dat die ook niet zal komen, maar dat wordt afgewacht tot de crisis weg gaat. Een formulering die past bij een beeld van een doodnormale straat waar mensen wonen die wachten tot die overlast gevende buurman weggaat. De buurman waartegen ze geen verweer hebben. Een ingrijpen van buiten is nodig. In de verhalenkunde wordt dat de deus ex machina. De televisie-detective bestaat zowat bij de gratie van het konijn uit de hoge hoed: hij is degene die nu net die ene aanwijzing te weten komt die ons kijkers al die tijd is onthouden.

Economen hebben wel iets (gehad) met deze stijlfiguur. De goddelijke hand en andere black boxes vullen de hiaten in. De nieuwe termen zijn 'innovatie' en 'entrepreneurschap'. Vernieuwing en ondernemingszin zijn de benodigde wonderen. De oplossing zit daardoor ongeveer op het niveau 'er is een oplossing nodig'. Blijkbaar is er niemand die hardop zegt 'we hebben geen flauw benul en hopen op een wonder'.

Nu wordt het tijd wat anders te kijken en eerlijker te zijn.

De ondernemers, de werk-gevers, kunnen het niet. Niet dat zij de crisis veroorzaakten - dat waren banken - maar zij zijn het wel die (teveel en) te optimistisch wilden geloven in de geboden kredieten en mogelijkheden. Zij pasten hun concept van 'ondernemen' aan en verschoven naar risicovolle ondernemingen met als prioriteit 'eigen inkomen eerst'. In dat opzicht zijn ook de ondernemers schatplichtig, zeker de grote, anonieme ondernemingen.

Zij zijn het niet die het wonder gaan bieden. Sterker, zij maken gebruik van de situatie. Gebruik om als echte kruideniers uit de jaren vijftig een slaatje te slaan uit de situatie. Massaal dumpen ze personeel. Dit zijn niet de mensen of bedrijven die hoop kunnen bieden, als herstel voor herstel van eigen inkomen is.

Wellicht moeten we anders kijken en zien dat die werkgevers feitelijk degene zijn die op kosten van de samenleving bestaan. Zonder moeite, zonder scrupules en vooral zonder al teveel kosten lozen ze personeel, dat daarna ten laste van de samenleving komt. Veel principieel verschil met het gedrag van mensen die vinden dat 'de overheid er is om de straat schoon te houden' en dus alles op straat mieteren wat ze niet meer nodig hebben, is er niet.

Als ondernemer niet ook je éigen salaris aanpassen, is kwalijk. Je risico-gevolg afwentelen en zelf niet nemen, is dat ook. Bijzonder kwalijk zijn degene die daarna drogredenen hanteren om toch vooral onaangepast verder te gaan.

De werkgever die de opengevallen vacatures publiek maakt; plots als vrijwilligerswerk. In de zorg is dat een publiek geheim. Functie worden afgepeld en afgepeld. Iedere afgepelde laag is vrijwilliger-geschikt.

De werkgever die de idee fixe aanhangt dat jong beter is, daarom oudere collega's de deur uit schopt en soms zelfs de brutaliteit op brengt hen als zzp'er weer in te huren.

Jong is beter ís een idee fixe. Dat is een idee wat voor 100% is gebaseerd op kostenoverwegingen. Jong is goedkoper: dát klopt. Beter is baarlijke nonsens.

Wat de oudere biedt en de jongere niet zijn zaken als:
flexibiliteit: de kinderen leveren geen slapeloze nachten meer op, geen slaaptekort, geen zorgen en veroorzaken geen dúbbele kans op ziekteverzuim;
ambitie: de oudere hoeft zichzelf niet te bewijzen over de ruggen van anderen, door roddel en achterklap, stapt niet snel over naar 'een betere kans' (voor zichzelf);
kennis: je zult versteld staan hoeveel kennis helemaal níet nieuw is en hoeveel kennis wel wordt gepresenteerd als nieuw. Dat zien en wegen, eist ervaring. Daarvoor bestaat maar één weg: ouder worden;
dreiging: de jongere gaat het beter doen dan z'n collega's, z'n leidinggevende, z'n baas: dát is een uitgangspunt. De oudere hoeft zich niet te bewijzen. Die weet een echt team op waarde te schatten.

Dát is de kruidenier die ons níet gaat redden. De man of vrouw die uitsluitend naar zijn eigen, kortetermijn belangetjes kijkt en alles wat hij of zij ziet als afval op straat mietert om door anderen te worden opgeruimd.

De spannende vraag is dan ook helemaal niet wat de bestaande ondernemers doen, maar welke recycler iets kan met dat 'afval'.

woensdag 23 juli 2014

dinsdag 22 juli 2014

Als letterlijk fout is

Later on, when they had all said “Good-bye” and “Thank-you” to Christopher Robin, Pooh and Piglet walked home thoughtfully together in the golden evening, and for a long time they were silent.
“When you wake up in the morning, Pooh,” said Piglet at last, “what's the first thing you say to yourself?”
“What's for breakfast?” said Pooh. “What do you say, Piglet?”
“I say, I wonder what's going to happen exciting to-day?” said Piglet.
Pooh nodded thoughtfully. “It's the same thing,” he said.”
― A.A. Milne, Winnie-the-Pooh







"Met mij kun je alle kanten op. Mij maakt het echt niet uit."
"Echt niet?"
"Nee, écht. Ik vind alles goed."
"Zeker? Ik doe het graag, hoor. Geen enkel probleem."
"Nee, nee. Het is goed."

Als je een béétje empathisch bent aangelegd, heb je zulke dialogen vast weleens gevoerd. Dit is er eentje van deze week. Het gaat over de tijd van thuis gebracht worden. Het is een dialoogje waaruit (later) weer 's bleek hoe gevaarlijk het is iemand letterlijk te nemen, z'n woorden voor waar aan te nemen en niet te wegen, zelf na te denken. Het is als de baas die je verleidt dingen (toe) te zeggen die je niet meent, niet hélemaal zult kunnen waarmaken, waarvan je de reikwijdte niet helemaal overziet. Maar waar je wél aan wordt gehouden.

Het gebeurt zó vaak en het gebeurt zó vaak fout. Het is deels een gevolg van ons haastgedrag. Snelle beslissingen en snel handelen hebben een mythische status gekregen, in de slechte betekenis van onbewezen. De collega die doordramt op z'n eigen standpunt, de baas die woordspelletjes speelt om je 'vast te zetten'. "Maar je hebt zélf gezegd dat het kan..!" Hele contexten, hele discussies weggeveegd tot die ene zin blijft staan. Het zijn echt psychopathische trekjes; misschien niet zo opvallend doordat ze zo vaak voorkomen. Maar ga er maar eens op letten, op het "Maar jij zei...".

Natuurlijk heeft dat binnen organisaties ook alles te maken met lafheid en afschuifgedrag. Een sterk mens heeft het helemaal niet nodig. Die weet wat de waarde van onzekerheid, twijfel en fouten is. Het zijn de zwakke broeders die woordspelletjes, contractentaal en mierengeneuk nodig hebben. Overigens ben tot de ontdekking gekomen dat veel van de mensen die 'zo' zijn abominabel slecht Nederlands schrijven, terwijl zij zichzelf (te) hoog achten. Moet ik toch ook 's uitzoeken.

Dat is een uitwas van letterlijk nemen: het (bewust) pakken op woorden.

Toch doen we het allemaal. Niet zo systematisch als hierboven - alhoewel ik benieuwd ben hoe die werknemers zich in hun privé leven gedragen - maar we dóen het.

Het zijn de momenten waarop een keuze moet worden gemaakt en iedereen wordt gevraagd positie te kiezen. Díe positie kun je niet altijd even zwaar wegen. Kinderen zullen bijvoorbeeld de neiging hebben dat te antwoorden wat zij denken dat gewenst is. Da's niet hetzelfde als hun eigen mening.

De beruchte dominante schreeuwers in de samenleving kunnen ook heel goed de wat timidere mens imponeren. De mensen die zijn opgevoed met de idee dat de wijste altijd de lieve vrede moet bewaren. En de ouderen die wel heel vaak niemand tot last willen zijn. Kijk altijd verder dan wat letterlijk wordt gezegd. Sterker, probeer je voor te stellen wat níet wordt gezegd.

Weet je wat nu eigenlijk zo vreemd is? Dat het me is opgevallen dat de letterlijkheid al decennia lijkt toe te nemen? Nee, dat niet. Wel dát het zo is. Want als je het anders formuleert: het lijkt er op dat we steeds minder (ontvangst)gevoelig worden voor onderliggende boodschappen in de taal, voor de ander. Is dat vreemd? Voor mij wel, want het zou betekenen dat ons gedrag steeds meer geformaliseerd gedrag wordt. Geen wereld van robots; wel een wereld van functionele mensen met instrumenteel gedrag. Maar waar blijft in zo'n wereld wat we écht willen? Al die gedachten en ideeën die ook jij vast hebt, maar voor je houdt.

Die mevrouw?

Ze aten altijd vroeg en om iedereen op haar te laten wachten, is ook zo wat. Het maakte haar wel degelijk wat uit hoe laat ze thuis was. 'met mij kun je alle kanten op'?! Nogal wiedes als je niet tot last wilt zijn, ook als je daardoor wellicht een wárme maaltijd misliep.

maandag 21 juli 2014

De mythe van de spaarlamp

Genaaid; we zijn genaaid. Niet alleen ik, maar ook jij bent een oor aangenaaid, denk ik.

In Nederland is de gloeilamp in de ban gedaan. Sinds bijna twee jaar heeft de Europese Unie de gloeilamp verbannen. De reden is weer eens zuiver rekenkundig: de gloeilamp springt ondoelmatig om met energie. Slechts tien procent van de energie wordt licht, de resterende negentig wordt warmte. Als je licht zoekt, is dat inderdaad een teleurstellend resultaat. En dus is-t-i verbannen ten faveure van de spaarlamp.

Inmiddels ben ik er aardig aan gewend. Op zolder ligt een voorraad gloeilampen, maar waar het kon is nu een spaarlamp ingedraaid. Voorraden hebben wat mij betreft alleen zin als een noodzakelijk product ook echt helemaal verdwijnt. In ons geval hebben we een aantal lampen met fittingen waarin van die schakelbordlampjes in moeten.

download

Ik heb het geprobeerd. Naast een kleine fitting hebben ze ook een klein lichaam. Zelfs de kleinste spaarlamp bleken we niet binnen het armatuur te krijgen. Gewoon te groot. Dan stak er een stukje lamp uit, of je kreeg het ding er gewoon niet ingedraaid vanwege ruimtegebrek. In dergelijke gevallen ben je dus genoodzaakt te hamsteren.

Op de meeste plaatsen in huis zitten nu echter de verplichte spaarlampen.

En ik heb me zelden zó belazerd gevoeld.

Het is me wat: twee gloeilampen voor €1 of één spaarlamp voor zo'n €3. Da's een verhoging van 600% (toch?). En dat is dan nog de goedkoopste optie, want er bestaan ook nog duurdere lampen ter vervanging. Géén van die dingen geeft overigens dat wonderlijke jaren vijftig schemerlicht. Althans niet de makkelijk verkrijgbare in de supermarkten en zo. Gelukkig ben ik al wat ouder en heb om goed te kunnen lezen steeds méér licht nodig. Ik eindig met fel tl-licht in huis, verwacht ik. Dat verzacht het leed: "we moesten toch al over" (perfect staaltje cognitieve dissonantie).

Dan denk ik mijn steentje te hebben bijgedragen aan het tegengaan van energieverspilling, wordt dat meteen de bodem ingeslagen.

Die verdoemde spaarlamp is niets anders dan een grotere winstmarge voor de fabrikant of de winkelier. Op alle doosjes staat in ronkende bewoordingen hoeveel duizenden uren de lampen mee gaan. Dúizenden uren! En als om die claim kracht bij te zetten, geeft de fabrikant ook nog eens vier jaar garantie. Víer jaar. Op een lámp! Nou, dat kreeg de goede oude gloeilamp echt niet.

Mijn spaarlampen gaan geen uur langer mee dan de gloeilamp. Ik koop nog steeds net zo vaak nieuwe lampen, maar nu voor veel meer geld.

Daar kan ik woest van worden. Dat hele spaarlampcircus levert me niets op, maar kost me alleen.

De eerste keer denk je nog dat het komt omdat het spaarlampen van de HEMA waren - alhoewel hun producten eigenlijk altijd goed zijn - en schaf je een eerstvolgende keer echte Philips-spaarlampen aan. Die zijn geen haar beter (sterker, ik meen me te herinneren dat daarbij het kaarsje nog sneller doofde).

Inmiddels weet ik waar de beste oplossing te vinden is: bij de Action. De lampen zijn schandalig goedkoop, vast op de een of andere manier 'fout', en zeker niet langer brandend, maar de kosten-batenverhouding ligt lichtjaren voor op de rest.

Dat is dus het resultaat van beloften niet waarmaken. Ik gooi alles nu op één hoop en kies de voor mij voordeligste oplossing. Da's de goedkoopste lamp; ook als die langzamer start en dus de bijna hele godganse dag blijft branden.

Van energiewinst is bijna geen sprake, maar ik heb wel het gevoel iets met m'n woede over die spaarlampverplichting te hebben gedaan.

zondag 20 juli 2014

Waarin Twitter vreselijk faalt

Al twee dagen niet geblogd. Niet omdat er niets gebeurde. Nog steeds is er iedere dag wel iets noemenswaardigs te vinden. Het is ook niet helemaal toe te schrijven aan de on-Nederlandse hitte de afgelopen dagen; alhoewel dat wel een verlammende uitwerking heeft (op mij). Nee, het is de combinatie van die hitte die me heel rustig in de schaduw deed zitten en de nasleep van het neerstorten van MH017.

Voor mij blijft Twitter een wond're wereld. Niet te veroordelen, omdat het een afspiegeling is van onszelf. Net toen ik dacht dat Twitter wat indommelde tot een marketingkanaal, ontplofte de zaak. Jammer genoeg als gevolg van een aanleiding die nooit aanleiding had mógen worden. Maar ja, gedane zaken....

Vorige week is een vliegtuig uit de lucht gevallen en de wereld weet nog steeds niet precies hoe, waarom of wat nu te doen. Onzekerheid, onduidelijkheid, ongeregeldheid; alles wat te koppelen is aan wanorde is sindsdien aan de orde.

Dan toont Twitter zijn zwakte. Eigenlijk is dat onzin, want Twitter dóet niets. Net zo min dat je de telefoon of de brief de schuld kunt geven van de overgebrachte boodschap kun je dat met Twitter. Het is een neutraal medium. Het gebruik bepaalt zijn waarde en zijn gevolgen. Wíj zijn waarom het gaat.

Dan ben ik alsnog enorm verbaasd over wat we doen in een situatie als deze waarin emoties een belangrijke rol spelen. Dan wordt het versterkend effect van een massamedium wel erg duidelijk, en griezelig.

Ik heb mensen die ik 'ken' ruzie zien krijgen over wie nu wie manipuleerde. Ik heb mensen berichten zien geloven, en doorzenden, die aangetoond onjuist waren. Ik heb verklaringen zien ontstaan die nergens op waren gebaseerd en verklaringen die waren gebaseerd op interpretaties. Ik denk dat bijna iedereen in mijn tijdlijn is meegezogen; ook verstandige, nadenkende mensen.

Ik heb van dichtbij massahysterie gezien.

Mijn gevoel is heel ambivalent. Een medium als Twitter ís een kroeg, een receptie, een plek waar op een gegeven moment een heftige, emotionele discussie ontstaat. Misschien zijn de beelden van oververhitte volksvertegenwoordigers in andere landen wel het beste beeld. Mannen(!) die elkaar méppen; waarvoor woorden ontoereikende strijdwapens zijn (geworden).

In zo'n situatie maakt een massamedium als Twitter olie op het vuur mogelijk. Daarvan wordt sluw en smerig gebruik gemaakt door manipulatoren. De onbewijsbaarheid van veel stellingen maakt ook dat geruchten de wijsheid van de massa volledig lamleggen.

Natuurlijk moet je niet alleen naar de details kijken. De grote lijn, de rode draad, is ook interessant. Dan zie je 'nederland' draaien en zwenken. Net zo in verwarring als iedereen. Een discussie wie wat deed, gevolgd door ontzetting over trage reactie van onze regering, en daarna het dreunend besef dat er líchamen terug moeten komen, dat er hier families zijn die rouwen en treuren. De reacties zijn ook daar naar; in feite wordt geroepen om iemand die, iets dat de leiding neemt. 'Als 'zij', de strijdende partijen, dat niet doen, dan moeten 'wij' dat maar doen'. Ook ik heb dat gevoel gisteren gekregen: dat machteloze weten dat anderen andere zaken belangrijker vinden dan jij en je niet helpen.

Wat mijzelf enorm begint te hinderen, is het geblêr en geschreeuw dat volkomen immoreel wordt gehandeld in het rampgebied. dat geloof ik dus niet als ik de verhalen van correspondenten ter plaatse lees.

Dan lees ik over dorpjes waar op een slechte dag een een vliegtuig en lijken uit de lucht vallen. Mensen, zoals de bewoners zelf. Dan lees ik van mensen die doen wat ook ik zou doen: helpen. Maar hoe? Als je mag verwachten dat hulp op zich zal laten wachten in een oorlogsgebied, dan doe je het logische. Je redt de overschotten en je probeert hun bezittingen bij elkaar te brengen. Dat je daarmee sporen wist? Dat je wellicht identificatie bemoeilijkt? Wees 's eerlijk: denk jíj daaraan als zoiets apocalyptisch om je heen gebeurt?

Wellicht zit ik er helemaal naast. Maar ik verwacht het niet; zeker niet nadat ik vandaag dit las The Wall Street Journal: Bodies Removed From MH17 Crash Site

The duty nurse at the morgue in Torez was surprised Thursday night when a man showed up in a Zhiguli with the injured and burned corpse of a young boy from the crash site. The man, who lived near where the plane debris landed, went to have a look after hearing the crash and came across the 5- to 7-year-old boy's body in a field. He said he decided to bring the boy to the local morgue out of fear that a dog would find it if he didn't do something, the duty nurse said.

"It was an absolute accident that he ended up here," the nurse said, standing outside the run-down hospital complex that looked almost abandoned. She had tears in her eyes as she described never imaging a war in her own backyard, let alone a downed civilian airliner.

The arrival of the little boy, whom she said was clearly not Ukrainian or Russian and dressed in a little green t-shirt pulled up around his neck, drove the pain home. "He was covered in blood, and his corpse had just been lying there," she said, introducing herself as Lyubov Nikolaevna, her name and patronymic. "It was this fresh kind of blood."

She said the man who brought the boy warned her that more bodies would likely be arriving, but no others showed up, as emergency workers took over control of the crash scene. She said she was heartbroken and wants the chaos to end. "We don't care who is president," she said. "We just want peace to cook borsht, bake pirozhki and bring up our kids."

The little boy's body stayed in the tiny morgue's refrigerator before the ambulance worker on site brought him to local emergency workers who were gathering the bodies and remains from the flight. It was the only body that ended up at the Torez morgue, but the ambulance worker said she knew of others that landed in neighboring towns within the 35-kilometer-wide crash site.

"They fell on people's homes, everywhere, both full bodies and in pieces," said the medical worker, Olga Vyacheslavovna, who also gave only her name and patronymic. She was happy the boy had been removed quickly from the site by a good samaritan. "They didn't want a dog to eat him," she said. "I helped get him home."


Boeven? Allemaal boeven?

vrijdag 18 juli 2014

Twitters waarde bij rampen

Vrijdagochtend. 's Ochtends vroeg is al duidelijk dat het een warme zomerdag wordt, een zeer warme.

Gistermiddag stortte een vliegtuig neer met bijna driehonderd doden als gevolg.

In de tuin is de sproeier bezig de planten van water te voorzien. Met ijzeren regelmaat klettert om de halve minuut een watergordijn voorbij. Van enige opwinding is niets te merken.

Het is vreemd te zien hoe gisteren Twittergebruikers reageerden op de ramp. Alhoewel: vreemd?! Eigenlijk is dat niet zo. Het is eigenlijk precies hetzelfde gedrag als het binnendringen van een gerucht. De effecten zijn ook identiek.

Een gerucht, in zijn eenvoudigste definitie, is een onbevestigd feit dat als feit wordt gedeeld. In de meeste gevallen hebben geruchten een kern van waarheid. Dat gebeurde gisteren ook.

Op Twitter verschijnen al snel na 16.15 uur - het waarschijnlijke tijdstip van de ramp - berichten dat het regulier radio- en radarcontact met een vliegtuig is verbroken. Het vliegtuig passeerde op grote hoogte een conflictgebied: Oekraïne. Dat is het enige wat bekend is, maar het is voldoende. Binnen de kortste keren verschijnen er verklaringen: bommen, raketten van de ene, raketten van de andere partij. Het adstrueren is begonnen.

Veel materiaal daarvoor is er niet. Persbureaus als Intertass zijn in het begin de voornaamste bron voor twitteraars, al snel gevolgd door bronnen als luchthavens, luchtvaartmaatchappijen, reisorganisaties, overheden, omroepen. De geruchtenmachine start. Op precies dezelfde manier als in 'het echie': "ik heb gehoord dat.....". De Twitter-equivalent is de RT, het doorsturen van berichten van anderen. Berichten die overigens door de doorstuurder wel degelijk als informatief worden beschouwd!

Het effect laat zich eenvoudig voorspellen. Berichten en informatie die in een enorme draaikolk rondspint, herhaald en herhaald. Niet dat ze meer waarheidsgehalte krijgt, maar wel meer omvang. Het is een ideale voedingsbodem voor 'des-informatie' in een 'informatie-oorlog': bewúst geïnjecteerde halve waarheden en onwaarheden, waardoor onzekerheid over feiten toeneemt. Niet de informatie op zichzelf is het probleem, maar het fenomeen dat ze wordt opgenomen in de geruchtenmachine: wijzelf.

Ik zal vast een slecht nieuwsjager zijn, want ik heb de neiging om op afstand te blijven en secundair te reageren. Af en toe een vraag die me bezighoudt - en daarop geen antwoord krijgen, want vragen is niet wat de geruchtenmachine zoekt - is het maximum. In mijn twitterleven heb ik het lesje wel geleerd. Een keer of twee, drie heb ik me wél laten verleiden tot meedraaien in de caroussel; twee keer zat ik er compleet naast. Ik kijk nu naar Twitter als een groot gis- en goksysteem, wat niet wegneemt dat er wel degelijk brokjes informatie voorbij komen.

Wat me verbaast, zijn de enorm sterke (afkeurende) reacties op beeldmateriaal. Natuurlijk is het confronterend. Dat is de héle gebeurtenis. Met opzet sensatie zoekend beeldmateriaal vind ikzelf niets toevoegend. Maar gisteren leken mensen zoals jij en ik 'verslag' te doen van de rampplek. Om hún indruk en emoties vorm te geven maakten ze foto's. Met de onbevangen en rauwe blik van een willekeurig toeschouwer. Foto's die verschrikkelijk veel hebben bijgedragen aan óns besef (ik ben benieuwd wat jíj hebt gezien). Ik ervaar het iedere keer weer als ongepaste piëteit als een moreel oordeel wordt geveld dat 'dit niet mag, want denk aan de familie'. Families die heel waarschijnlijk zo snel als mogelijk de onzekerheid kwijt willen wat met hun geliefde(n) is gebeurt.

Vrijdagochtend is er eigenlijk niet veel méér nieuws. Het aantal Nederlandse slachtoffers is véél hoger dan de eerste gissingen gister. De oorzaak is voorspelbaar nog steeds niet aangetoond. De geruchtenmachine draait weer op normale snelheid, met nabranders en al. De georganiseerde media vatten samen en analyseren. Het wachten op feiten is begonnen.

Psychologen kennen een verschil in reactie op fear of anxiety, op angst of gespannen opwinding. De eerste heeft eerder stilte tot gevolg. De tweede de drang tot praten. Dat is niet te veroordelen. Dat ís nu eenmaal zo. In dat licht bezien is wat Twitter laat zien óók betrokkenheid.

Op vrijdagochtend draait boven Leiden een verkeersvliegtuig zijn rondje om op lijn te komen met de landingsbaan van Schiphol. Beneden wordt een tuinsproeier uit gezet.






(Wat mij betreft goed achtergrond-artikel: The New Yorker - After the crash, by David Remnick)

donderdag 17 juli 2014

Speeltuin van de toekomst

Daar heeft Leiden een jaar of twintig geleden dus een mooie kans laten liggen. Dat is de periode waarin een groep wijkbewoners een speeltuin wilde realiseren. Ik was één van hen.

Wat de gemeente liet liggen, is de kans een speeltuin te realiseren die nu Speeltuin van de Toekomst schijnt te zijn; in Den Haag ligt, en gerealiseerd wordt onder de vleugels van de Richard Krajicek Foundation.*

Mijn idee is dat dát doorslaggevend is bij overheden.

Burgers hebben geen ideeën. Wat moet je met individuen met een visie, een goed idee. Veel vanzelfsprekender is het een autoriteit te volgen; een groot adviesbureau, een concern, een bekende naam, een 'foundation'. Daar ben ik inderdaad nogal cynisch over: burgerparticipatie. Het organisatievermogen is bepalend (en de connecties met de ambtenaren, voor een deel van hen het eigen beroep).

De speeltuin die wij wilden ontwikkelen, is er uiteindelijk wel gekomen. Maar anders. Ons idee was een combinatie van spelen en natuur. Anders, maar in hoge mate overeenkomstig met wat nu in Den Haag als Speeltuin van de Toekomst wordt betiteld. Het is een lang proces geweeest. Ik denk dat we vijf tot zeven jaar ermee bezig zijn geweest.

De wijk is één van de welvarendste in Leiden. Maar openbáár groen, laat staan speelplekken: die zijn er haast niet. Toch leven ook in die wijk veel kinderen die willen ravotten. Er staan ook nog eens een áántal basisscholen op een kleine oppervlakte. In de buurt: een park, slecht onderhouden en op de nominatie te worden opgekalefaterd. De plek werd dus daar, een deel van het park (het gedoe daarover is een zelfstandig verhaal over vooroordelen en weerstand tegen verandering).

Het gedoe om een speeltuin te realiseren - geld, scepsis bij de bestaande Leidse speeltuinen, vergaderingen, lobby-werk - sla ik over; met uitzondering van de inrichting. Dat was voor mij een ervaring.

In Leiden bleek het godsonmogelijk een wilde speeltuin te realiseren. Ondanks de inzet van een professioneel speeltuin-ontwerper - waarvan ik tot dan niet eens wist dat die bestáán - is dat nooit gelukt. Geen klim- en ravotplek. Geen waterspeelmogelijkheid met modder. Overal veiligheidseisen. Voor mij de grootste desillusie; dat de gemeente niet in staat bleek los te komen van de veiligheidsgedachte.

De speeltuin is geopend in de maand dat wij uit de wijk weg verhuisden. Hij bestaat nog steeds, maar anders.

De Haagse en de Leidse verhalen vind ik tekenend. Niet voor de noodzaak met namen te kunnen zwaaien om iets voor elkaar te krijgen, maar voor de angstige terughoudendheid. Een terughoudendheid die voortkomt, denk ik, uit je niet kunnen verplaatsen in wat kinderen leuk vinden en doen. Iedere ouder kent het: kinderen vinden stukken hout vaak leuker dan het prachtigste speelgoed. En van spelregels houden ze ook niet als ze zelf niet mogen aanpassen, tussen twee haakjes.

Eerder heb ik al eens gepleit voor dieren en produktie(fruit)bomen in Leiden. Dit past naadloos daarin. Het is van de zotte dat we speciaal aangewezen en ingerichte gebieden nodig hebben voor kinderen om te spelen. Dat heb ik anderszins ook meegemaakt: dat buurtbewoners kinderen wég sturen van veilige plekken naar de straat 'omdat ze anders mijn eigendom beschadigen'.

Goed dat de Krajicek Foundation deze speeltuin voor elkaar krijgt, goed dat er speeltuinen zíjn, maar ik vraag me al jaren af waarom gemeenten geen speelbeleid ontwikkelen. Niet over speeltuinen, maar over de mogelijkheid overal in stad of dorp te kunnen spelen. Dat betekent echt niet per sé 'regelen en betalen'. Dat betekent wél nadenken over wat je je inwoners, de kinderen, te bieden hebt en vooral waarom.


* Jammer genoeg heeft de De Volkskrant het artikel daarover achter een betaalmuur geplaatst.

woensdag 16 juli 2014

Griezelig buitenaards leven. Op aarde.

Twee citaten om te lezen. Ik vond ze wereldschokkend, omdat ze gaan over iets waarvan wij dachten het te begrijpen: leven heeft voedsel nodig. Maar dat pure energie voedsel kan zijn... voor mij is dat, zoals The New Scientist schreef, iets buitenaards. Toch gebeurt het hier. Om ons heen.

Griezelig?
Een fundamenteel ontregelende ontdekking?


Meet the electric life forms that live on pure energy - life - 16 July 2014 - New Scientist

Unlike any other life on Earth, these extraordinary bacteria use energy in its purest form – they eat and breathe electrons – and they are everywhere

STICK an electrode in the ground, pump electrons down it, and they will come: living cells that eat electricity. We have known bacteria to survive on a variety of energy sources, but none as weird as this. Think of Frankenstein's monster, brought to life by galvanic energy, except these "electric bacteria" are very real and are popping up all over the place.

Unlike any other living thing on Earth, electric bacteria use energy in its purest form – naked electricity in the shape of electrons harvested from rocks and metals. We already knew about two types, Shewanella and Geobacter. Now, biologists are showing that they can entice many more out of rocks and marine mud by tempting them with a bit of electrical juice. Experiments growing bacteria on battery electrodes demonstrate that these novel, mind-boggling forms of life are essentially eating and excreting electricity.


(...)


The discovery of electric bacteria shows that some very basic forms of life can do away with sugary middlemen and handle the energy in its purest form – electrons, harvested from the surface of minerals. "It is truly foreign, you know," says Nealson. "In a sense, alien."

Nealson's team is one of a handful that is now growing these bacteria directly on electrodes, keeping them alive with electricity and nothing else – neither sugars nor any other kind of nutrient. The highly dangerous equivalent in humans, he says, would be for us to power up by shoving our fingers in a DC electrical socket.


En?

Vooral zelf verder lezen. Hier.

dinsdag 15 juli 2014

Hoe ik meewerkte aan ontvoering, of...

Soms denk ik dat het te vaak in dit blog te vaak terugkeert. Maar het zijn en blijven enorm indrukwekkende momenten. Momenten die jij, lezer, hoogstwaarschijnlijk (nog) niet hebt meegemaakt. Momenten die in alle beleid en statistiek zijn gereduceerd tot cijfers. Het is de wereld van gewone mensen die ouder en afhankelijk worden. En wat zíj mee maken.

Probeer je dit eens voor te stellen. Jij bent degene die dit overkomt.

Sinds een paar maanden wordt je enkele keren per week opgehaald om naar een activiteitencentrum te gaan. Je bent wezen kijken. Niet dat het een plek is waarop je zat te wachten; het liefst ben je op jezelf en doe je je eigen dingetjes thuis. Maar huisarts en kinderen hebben je aan het twijfelen gebracht: misschien is het toch verstandig hier naartoe te gaan.

Iedere week wordt je 's ochtends opgehaald met een busje. Je bent vaak de eerste in de bus, want je woont aan de rand van de stad. Daardoor zit je al snel een uurtje in de bus die nog een stuk of vijf mensen ophaalt. Comfortabel is het niet, maar ook niet ón-comfortabel doordat de chauffeur de bus met 10-15 km/u over verkeersdrempels en door kuilen stuurt.

Inmiddels ben je gewend aan het activiteitencentrum, z'n gewoontes, de andere gasten en de medewerkers. Eigenlijk is het zelfs wel gezellig, maar de zelfstandigheid en de eigen omgeving mis je tóch.

Maandagochtend staat op een frisse zomerochtend de bus weer voor de deur. Je stapt in. Het gebruikelijke ritueel. Een beetje mopperen dat jij weer als eerste wordt opgehaald. Het ritueel van tegen het eind van de rit ongeduldig te worden dat het zo lang duurt. Zoals iedere keer.

Wat jij niet weet, is dat je die dag niet naar huis terug zal gaan. Je wordt opgenomen. 's Middags rijdt de bus zijn route met één passagier minder.

Dit is geen fantasie. Dit is heel recent gebeurd. Ik was erbij. Wij wisten 's ochtends al dat je 's middags niet mee naar huis zou gaan.

Dat is heel, heel onwerkelijk om mee te maken.

Het zijn de kleine verhalen - kleine?! - die als enige de werkelijkheid weergeven. De werkelijkheid van mensen die zorg nodig hebben en de moeilijke weg tussen helder en vergetend. De werkelijkheid van gezinsleden en omgeving die het ook niet meer aankunnen en de niet eenvoudig toegankelijke intramurale zorg. De werkelijkheid van moeilijke beslissingen, die niet lichtzinnig worden genomen.

Jij, lezer, kent de cijfers wellicht en hopelijk ook een deel van de verhalen achter die cijfers. De verhalen van individuen, van mensen. De verhalen waar het uiteindelijk om draait. De kans is klein dat jij, lezer, ook de angst in de ogen hebt gezien of de onwetendheid wat voor en over jou is beslist.

Ik ga niet veel woorden meer verspillen aan de stelling dat beleid(s-cijfers) volstrekt tekort schiet als het gaat om persoonlijke effecten. We hebben die verhalen veilig weg gestopt achter neutraal gewauwel. Het is tijd dat die verhalen weer leidend worden. Niks casuïstiek als degraderend fenomeen: het is juist die casuïstiek waarom het gaat. De pijn, ellende, hoop en geloof van ménsen.

maandag 14 juli 2014

Benauwende imago's

Om te beginnen: ook ik heb het ervaren. Ook ik heb uiteraard de ogen gesloten. En ook jij bent er mee in aanraking geweest: de vraag of je uiterlijk wel past bij je imago. Of andersom. Het is een vraag die iedere teenager, zo heetten wij ooit, bezighoudt, enórm bezighoudt.

Als ik nu over nadenk en probeer een beeld terug te halen, dan schieten me idiote beelden binnen. Tijdloze, want ik zie ze vandaag de dag nog steeds bij jongeren. Vooral bij warm weer vallen ze me weer op.

Op een bepaalde leeftijd ga je je verzetten als weg om een eigen plek te krijgen in de sociale structuur. Puberteit!! Dan móet je onbedwingbaar dat doen wat anderen niet doen of afkeuren. Als je dan ook nog kind bent van een hele generatie opstandigen, dan weet je het wel.

Mijn herinnering is die aan lang haar, militaire (sic!) jasjes en pukkels, afghaanse jassen, zwarte of witte, strakke, heel strakke broeken, buttons tegen en over ik weet niet meer wat. Van de schoenen kan ik me vooral canvas bergwandelschoenen en Roots herinneren.

full26196508_a

Het uniform van de onaangepaste. Heerlijk doorzichtig, maar dat wisten wij natuurlijk niet.

Omdat het feitelijk een uniform was, moest het ook iedere dag worden gedragen. In mijn herinnering zijn de schoenen en de jassen, tot op de draad versleten, gedragen. En toen kwam plots, echt in een moment, het eind; m'n sliertig lang haar ging er af. Zomaar. Zonder aanleiding.

Wat me vandaag de dag opvalt bij de moderne 'zestienjarige' is diezelfde uniformdrang en -dwang. Ik herken ze echt niet allemaal, maar eentje lijkt onveranderd.

Die laat zich heel makkelijk herkennen. Ondanks de hoge zomerse temperatuur weigert-i andere kleding. Een kórte broek? Onmogelijk! Een shirt met korte mouwen? Hoe haal je het in je hoofd. Zelfs in de grootste hitte zijn ze in staat hun favoriete (winter)jas, liefst zwart, aan te houden. Ze sjokken door het zand met een rood hoofd van hun veel te warme lichaam, maar wel met het uniform aan.

Ze zijn er nog steeds. Norsig en dwars. Zeker als je met je ouders wordt gezien. Onwetend van oudere mensen die je zien gaan of staan en die zichzelf herkennen in die verhitte, donkere wolk. Een wolk die zich op een naar eigen idee uníeke manier verzet. Zoals generaties daarvoor en generaties daarna vast ook zullen doen. Zó uniek.

Je moet vast wat ouder zijn om je iets voor te stellen bij de gedachten die rond wervelen in het brein van zulke uniformdragers. Persoonlijk vind ik dat ook het leukst. Het herkennen van alle uitingen van jeugdculturen is niet het belangrijkste. Dat is net zoiets als alle losse lemma in een encyclopedie kennen. Dat levert geen enkel begrip op.

Jeugd en -culturen zijn en blijven onderzocht. Als economisch fenomeen - ze hebben enorm veel te besteden -, als biologisch fenomeen - het puberbrein -, als criminologisch fenomeen - wat veroorzaakt crimineel gedrag in deze groep -, als sociologisch fenomeen - bestaat de groep wel of is het een beleidsindeling.

Wat ik echter nog nooit ben tegen gekomen - maar ik zóek ook niet meer zo actief - is het antwoord op de vraag hoe ze nu écht die periode beleven. Dus los van de invloed van de groep waartoe je wilt behoren of het antwoord dat het zo mooi is.

Misschien is het ook wel een vraag die je pas kunt en wilt beantwoorden als je die periode al lang weer uit bent. Als je denkt er vrijuit over te kunnen praten. Zoals je op steeds hogere leeftijd over steeds meer zaken des levens vrijuit kunt praten.

Dat, alleen dát al, is een belangrijk signaal voor onderzoekers en beleidsmakers: hoe werkelijk is de werkelijkheid?

zondag 13 juli 2014

Dankzij de onwetenden

Vrouwen hebben geen verstand van voetbal (en van autorijden, noch van kaartlezen en timmeren om wat vrijblijvende vooroordelen op te sommen). Eigenlijk hóóp ik van harte dat ze inderdaad geen verstand hebben van voetbal. Dan zou ik ze iets kunnen vragen.

Wat vinden mensen die van iets 'geen verstand van hebben' van dat iets? Hoe beoordelen zij dat? Hoe kijken er ervaren zij dat?

"Ergens geen verstand van hebben", betekent namelijk bijna altijd de regels niet kennen. Dat zou juist enorm moeten bekoren omdat zij waarnemen op een heel basaal niveau: aantrekkelijkheid.

'Kenners' bevinden zich altijd in een keurslijf; dat van de regels. Zeker bij voetbal is dat prachtig. Veruit de meeste discussie gaat over de toepassing van regels. Dat is dan ook bijna tot kunst verheven, zij het dat die kunst dodelijk is voor het spelletje.

Dat je voetbalt om te winnen, leidt geen twijfel: het is een wed-strijd. Toch zou je daar al een vraagteken kunnen plaatsen. Want waarom op basis van doelpunten, als we weten dat één opmerking heel vaak wordt gemaakt? Dat 'ze dan wel verloren hebben, maar wel veel beter/mooier speelden'. Blijkbaar kennen we een waardering toe aan wedstrijden die niet wordt 'gemeten' in doelpunten. Ik denk dat neutrale kijkers dát perfect aanvoelen en verwoorden.

Dat er regels moeten zijn, ga ik maar niet betwisten. Dat neemt niet weg dat het gebruik van regels naar mijn mening ook altijd gepaard moet gaan met waardering. Niet eens alleen in de sport, maar op tal van plekken waar we 'geregeld' leven.

Tijdens de wereldkampioenschappen voetbal bekroop me geregeld de gedachte dat de regels het spel sloopten. In mijn jeugd bestond er nog zoiets als opzettelijk en aangeschoten hands. Da's niet zo vreemd, want armen zitten nu eenmaal aan een lichaam en soms in de weg. Maar aangeschoten hands lijkt niet meer te bestaan. Da's een idiote gewaarwording.

Inderdaad leidt regeltoepassing tot de scheidsrechter als degene die beslist. Sinds ik verslingerd ben aan rugby, weet ik ook dat een onduidelijke scheidsrechter gevaarlijk is. Letterlijk gevaarlijk, omdat spelers niet goed weten waar ze aan toe zijn. Meer risico dan goed is, meer beschadiging is vaak het gevolg.

Is dit een pleidooi voor minder regels?

Nee, da's niet de opzet. Het is wel een vraag naar het effect van regels. Het is tekenend als onwetende kijkers enthousiast reageren op wat in een wedstrijd gebeurt en als antwoord krijgen 'maar volgens de regels mag dat niet'. Ga nu niet beginnen over doodschoppen en zo; dat heeft niets met regels te maken, maar alles met sportiviteit, je meerdere erkennen en zelfbeheersing.

Regels zijn vervormend.

Als ik de discussie rond de voetbalspelregels goed volg, gaan die voor een belangrijk deel over de vraag hoe de aantrekkelijkheid van het spel te vergroten. Regels wijzigen zijn dan een lapmiddel, omdat de aantrekkelijkheid helemaal niet schuilt in regels. Sterker, die zullen het spel nog minder aantrekkelijk maken.

Datzelfde verschijnsel - de essentie formaliseren - zie je elders ook. Kunst, cultuu en muziek: idem. Het gaat helemaal niet meer om de aansprekendheid, maar om het voldoen aan regels. Regels die overigens ook nog eens sterk klassegebonden zijn. Het zal toch niet gebeuren dat de platte smaak van het volk waarde krijgt?

Nogmaals, ik ga me hier niet opwerpen als pleiter voor minder regels; wel voor een zoeken naar balans. Een balans tussen zij die onbevangen kijken, luisteren en genieten en degenen die menen te weten hoe het volgens de regels zou moeten.

zaterdag 12 juli 2014

"you don't get what you want in life, you get in life what you are.”

De wereld is vergeven van de raadslieden en leidraden. Zonder coach, adviseur of guru dan wel een boek lijken we niet meer tot handelen in staat. Alles moet worden ondersteund door zinsdelen als ' xx stelt dat ...' of 'uit onderzoek van xxx is gebleken dat ...'. De meeste van die jongens zijn ook erg goed in het maken van kleurige schema's en processchema's. Indrukwekkend. Maar vooral ook weer materiaal voor de gelovers om naar te verwijzen. Want zelf denken en een mening uiten; dát lijkt niet de bedoeling.

Wellicht viel het je op: dit blog heeft niet zoveel verwijzingen. Niet dat ik er geen heb, maar ik heb er een weerstand tegen ontwikkeld om ze te gebruiken om een betoog zeggingskracht en status te geven. Name dropping, maar dan anders, is het. En niet ongevaarlijk, als de bewijsvoering scheef wordt. Dan krijg je (management)fabels. Of wou je beweren dat de grappen over "de nieuwste managementhype" iedere grondslag missen?

Of het zwakke managers zijn die zich op boekjes en methodes moeten baseren, durf ik niet stellig te beweren. Wat me wel opviel, is de enorme vlucht die managementtheorie heeft genomen de afgelopen jaren. De moderne 'ondernemer' heeft boekenkennis en, naar mijn mening, steeds minder mensenwijsheid. Het komt technocratisch over.

Een mooi voorbeeld van scheve bewijsvoering vond ik in Psychology Today: Why Goal Setting Doesn't Work, goal setting may actually be counter productive if not a waste of time.

Ons managementvolksgeloof bestaat ondermeer uit het idee dat het stellen van doelen helpt, bij het ordenen, bij het beheersen, bij het plannen. Daarvan heb ik mooie voorbeelden meegemaakt: doelen die feitelijk volledig uit de duim waren gezogen en financiële projecties die zó irreëel waren dat ze net zo makkelijk naar boven als naar beneden konden worden bijgesteld. Maar ze moesten wel SMART zijn. In het bedrijf nam, buiten het management, die met een enorme hoeveelheid zout.

Zo'n bedrijf zou, samen met heel veel andere, de opmerkingen uit Psychology Today ter harte zou moeten nemen. Opmerkingen als de gedachte dat doelen stellen werkt en leidt tot beter resultaat, maar niet zo absoluut waar zijn. Sterker, doelen op een verkeerde manier stellen, werkt contra-produktief. Ik denk dat veel mensen dat zullen herkennen. Dat je dingen moet doen waarvan je zelf denkt dat ze te hoog gegrepen zijn. Of dingen die op een manier zijn geformuleerd dat je ze niet goed voor ogen ziet. Dat je niet weet wat er gebeurt als iets níet lukt. Het effect van verkeerde doelen stellen, is voorspelbaar. Je faalt. Ook als je baas vooraf zegt dat dat niet zal gebeuren, voel je de veroordeling (en vaak wordt het tóch op die manier uitgesproken).

The authors of Goals Gone Wild, have identified several specific negative side effects associated with goal setting: "An overly narrow focus that neglects non-goal areas; a rise in unethical behavior; distorted risk preferences; corrosion of organizational culture; and reduced intrinsic motivation."


Je raadt de oplossing(srichting) vast al: kleinere stappen, niet té gedetailleerde doelen, geen tijdsklém, aandacht voor effect op het individu. Een aantal vragen die je je zou kunnen stellen, vind je ook in het artikel:

If you must set goals, consider these questions to guide you, suggested by Max Bazerman:

Are the goals too specific? Narrow goals can blind people to important aspects of a problem. Be sure that goals are comprehensive and include all of the critical components for firm success (e.g., quantity and quality);

Are the goals too challenging? What will happen if goals are not met? How will individual employees and outcomes be evaluated? Will failure harm motivation and self-efficacy? Provide skills and training to enable employees to reach goals. Avoid harsh punishment for failure to reach a goal;

Who sets the goals? People will become more committed to goals they help to set. At the same time, people may be tempted to set easy to reach goals;

Is the time horizon appropriate? Be sure that short-term efforts to reach a goal do not harm investment in long-term outcomes. For example, consider eliminating quarterly reports as Coca-Cola did;

Consider how might goals influence risk taking? Be sure to articulate acceptable levels of risk;

Consider how might goals motivate unethical behavior? Goals narrow focus, such that employees may be less likely to recognize ethical issues. Goals also induce employees to rationalize their unethical behavior and can corrupt organizational cultures. Multiple safeguards may be necessary to ensure ethical behavior while attaining goals (e.g., leaders as exemplars of ethical behavior, making the costs of cheating far greater than the benefit, strong oversight);

Can goals be idiosyncratically tailored for individual abilities and circumstances while preserving fairness? Strive to set goals that use common standards and account for individual variation;
How will goals influence organizational culture? If cooperation is essential, consider setting team-based rather than individual goals;

Are individuals intrinsically motivated? Assess intrinsic motivation and recognize that goals can curtail intrinsic motivation;

Consider the ultimate goals of the organization and what type of goal (performance or learning) is most appropriate? In complex, changing environments learning goals may be more effective.


Als ik dit soort van artikelen lees, dan denk ik heel vaak: 'eigenlijk is de kern 'wees menselijk'.

vrijdag 11 juli 2014

Hoe zit het met sex?

Nee, dit gaat niet over 'de daad'. Maar het is wel een vraag aan jou, lezer. Als je, zoals ik, ouder wordt, blijken er soms in je hoofd vragen op te duiken die je eerder niet zo (bewust) bezig hielden. Sex is er zo een.

We worden ermee doodgegooid; alsof er een megaswafle wordt uitgevoerd die we niet gaan overleven, zo hard komt-i aan. Het lijkt alsof alles wordt versext en alsof alles wat we doen er aan wordt afgemeten. Maar da's oud nieuws. Eerlijk gezegd, is dat een fenomeen wat al tijdens mijn studie - 1977-1985 - bekend was.

Wat me vandaag te binnen schoot, is de vraag hoe symbolisch sex eigenlijk is.

Op een strikt biologisch niveau is het niet meer of minder dan voortplanting om de soort te laten voortbestaan (en mogelijk te verbeteren, volgens evolutiebiologen dan). Dat zou in zo'n 20 seconden gepiept moeten kunnen zijn en in het dierenrijk gebeurt dat ook. Niet alle sex is gelijk: pure lust(bevrediging) past er net zo goed in als, hoe noem ik dat, voorbehouden sex tussen monogame mensen.

Maar er is een symbolische functie. Want bij mensen is de koppeling met voortplanting doorgeknipt doordat we talloze manieren van beheersing en beleving tot onze beschikking hebben. In principe gaat het mensen nu vooral om de lol.

Daar begint voor mij de zoektocht. Want waarom is sex dan zo beladen en belangrijk? Om de intimiteit? Die is ook grotendeels sociaal bepaald. En waarom zou een kus dan die functie niet kunnen hebben?

Niet dat ik het karakter heb van generatiegenoten die 'vrije liefde' - let op: liefde! - predikten. Bij mezelf merk ik die rem dat dit een onderwerp is dat a. niet zo makkelijke openbaar wordt besproken en b. op een of andere manier niet los kan of mag worden gezien van relatievorming. En van dat laatste kun je zeggen dat dat een sociale conventie is.

Dan zit ik dus met de gedachte wat er zou gebeuren als sex gewoon alleen de biologische betekenis heeft - wat wordt gestimuleerd door de dominante beeldvorming in de media -, maar dat de intimiteit die blijkbaar nodig is voor een relatie bijvoorbeeld wordt gevormd door het drinken van koffie.

Dat zou betekenen dat het drinken van een kop koffie met een ander de betekenis krijgt van overspel.

donderdag 10 juli 2014

De tranen van een olifant

Als je mij zou vragen 'Zou jij een krantenbericht lezen over een olifant die huilt als-i wordt bevrijd?' dan had ik ontkennend geantwoord. Ik heb een gruwelijke hekel aan het projecteren van menselijk gedrag op dieren. De pekinees Wolf ís geen wezen met wie je communiceert via taal. En een olifant die húilt?!

Toch heb ik het gelezen.

Het is de Huffington Post die een paar dagen terug het verhaal bracht onder de kop Raju The Elephant Cries After Being Rescued Following 50 Years Of Abuse, Chains. Mijn cynische Ik verwachtte een tranentrekkend verhaal over de heldhaftige, succesvolle poging een zielige olifant te jatten onder de ogen van een bende slechterikken. Het verhaal zoals iedere organisatie op zoek naar geld, naar buiten zou brengen.

Dat is ook zo. Er wórdt geld gezocht. Maar ik ben nu wel geboeid door die tranen van de olifant. Is het zo dat het dier, dat zonder twijfel zwaar is mishandeld door opeenvolgende volslagen geschifte eigenaren, die emotie zo gericht kan tonen? Is een vijftigjarige(!) olifant die meer dan de helft van z'n leven slécht is behandeld door mensen, weten dat deze mensen góede bedoelingen hebben? Dat het niet de volgende eigenaren zijn in een serie van wellicht 27?!

De Huffington Post hyperlinkte ook naar een artikel in de Daily Mail.

Wellicht wat sensationeel en emotie zoekend van toon is het wel een artikel met a. veel foto's - onthutsende - en b. net iets meer informatie over de tranen.

"But we stood our ground and refused to back down – and as we did so, tears began to roll down Raju's face. Some no doubt were due to the pain being inflicted by the chains, but he also seemed to sense that change was coming. It was as if he felt hope for the first time in a very long time."


Uiteindelijk ben ik er niet uit. Helemaal los van het idiote exploiteren van dieren ten behoeve van toeristen - wij - komen de tranen me vreemd over. Een dier met pijn dat weet dat dit alles goedbedoeld is?! Als mens vind ik het soms al moeilijk te accepteren dat de tandarts me pijn deed om me te helpen. Of de analist om bloed af te nemen. De tranen vind ik nog steeds een vreemd verhaal.

Geen enkel probleem heb ik met het redden, ook niet als het illegaal zou zijn gebeurt (maar een olifant breng je niet zo makkelijk ergens anoniem onder als bijvoorbeeld een kolibrie).

Lastig wordt het als je me vraagt wat het oplevert. Weinig, denk ik. Blijkbaar bestaat er op plekken op de wereld een heel ander idee over de relatie mens-dier. Voor mij is dat net zoiets als de vraag of de Islam barbaars is omdat in sommige landen de sharia geldt. Zijn wij superieur? Nee. En dus zul je andersdenkenden moeten overtuigen, niet verketteren.

Daar ligt dus nog een hele weg te gaan. Naast de ethische vraag of je dit met dieren mág doen, ligt er ook de vraag naar inkomsten. Daarmee ook meteen de vraag aan onszelf. Wíj zijn het die dergelijke olifanten zo behandelen (laten) door ernaar te kijken. Of de beren die langs de weg in voormalig Joegoslavië kunstjes doen.

Da's misschien nog de belangrijkste conclusie die je als lezer zou moeten trekken; dat je, als je ooit een geketend toeristisch dier tegenkomt, je omdraait en wegloopt.

woensdag 9 juli 2014

De kracht van beelden en woorden

Ze zijn niet allemaal even leuk. Waarschijnlijk correleert dat in hoge mate met mijn begrip van de grap. Maar grappen liggen me wel. Ze zetten je op een verkeerd been en in een flits aan tot nadenken. Vooral de beroemde jiddische humor vind ik onovertroffen.

Het web is een zo grote omgeving dat je jarenlang ontdekkingen zult kunnen doen. Mijn ontdekking van vandaag is dit:
xkcd

Als je dít over jezelf zegt, heb je mij:
I'm just this guy, you know? I'm a CNU graduate with a degree in physics. Before starting xkcd, I worked on robots at NASA's Langley Research Center in Virginia. As of June 2007 I live in Massachusetts. In my spare time I climb things, open strange doors, and go to goth clubs dressed as a frat guy so I can stand around and look terribly uncomfortable. At frat parties I do the same thing, but the other way around.


Je moet natuurlijk zelf gaan kijken en mij niet geloven. Smaken verschillen. Maar dat beelden meer zeggen dan woorden? Kijk:

http://imgs.xkcd.com/comics/research_ethics.png

http://imgs.xkcd.com/comics/people_are_stupid.png

http://imgs.xkcd.com/comics/margin.png

Jiddische witzen kun je in overvloed vinden. Dit is er een over slimheid.

In de tsaristische tijd mochten joden alleen in een stad wonen als ze aantoonbaar een beroep hadden.
Moos loopt op straat in Kiev. Komt hem een officier tegemoet, die zegt plotseling: 'Jij bent jood!'
Moos: '...'
Zegt die officier: 'Wat is je beroep?!'
Moos: 'Ik ben minyanman'.
'Minyanman? Wat is dat?', vraagt de officier.
Moos: 'O, als er maar negen man zijn, halen ze mij erbij en dan zijn er tien.'
Officier: 'Maar dat is toch geen beroep?'
Moos: 'Tuurlijk wel.'
'Maar kerel', roept de officier, 'als er negen man zijn en ze halen mij erbij, zijn er toch ook tien?'
Moos blij: 'O ja? Bent u ook jood?'

dinsdag 8 juli 2014

Ook de bijna-zestiger heeft geen oplossing

Het begint met een schokje als je krant openslaat. Op een dag zul je de krant doorbladeren en je oog laten vallen op de pagina die je niet eerder serieus in de gaten hield. De overlijdensberichten. Dat is het begin.

Die dag realiseer je je dat die berichten geboortejaren van overledenen bevatten die dicht bij de jouwe liggen. Veel meer is het niet. Maar dát is het begin, het begin van jezelf realiseren dat je ouder bent geworden en dat (dus) de dood nadert.

Zo absoluut gaat het uiteraard niet. Het gebeurt in een vreemde mengelmoes van actief en alert opletten en af en toe met de neus op de feiten gedrukt worden. Het overkomt je en langzaam verschuift je focus en perspectief.

Deze post gaat je niet gerust stellen, kán je niet gerust stellen. Er is niet echt een oplossing voor. Die fase komt onvermijdelijk en het enige wat ik kan doen, is vertellen. Mijn enige hoop is dat jij, lezer, je realiseert dat zoiets bestaat en dat het belangrijk is jezelf te verplaatsen in die fase. Ook ik ging er heel lang gedachteloos van uit dat, afgezien van tijdelijke ziektejes, niets kapot. Vanzelfsprekend. De gezonde mens als uitgangspunt.

En dan komt de periode van, laten we zeggen, 50 tot 60 jaar. De periode waarin de vanzelfsprekendheid als spiegelglas aan gruzelementen gaat.

Dat ouders en oudere familieleden, bekenden en buren overlijden, werkt anders door. In de meeste gevallen kun je je daarbij neerleggen. Normaal gesproken gebeurt dat op leeftijden waarvan je denkt: 'je hebt een lang leven gehad'. Of dat een rijk en gezond leven was, maakt in deze post even niet uit. Het gaat erom wíe uit je leven en omgeving verdwijnen.

Iedere keer dat iemand verdwijnt, krijg je even een moment waarop je stilstaat bij dat vertrek. Nee, dat is echt niet altijd een bewust nadenken, alhoewel die kans steeds groter wordt gaande je ouder worden. Het gáát je niet in de kouwe kleren zitten als die 'tikjes' elkaar steeds sneller opvolgen. In dat opzicht lijkt het op de onzinnige gedachte dat mensen elkaar voor rot kunnen schelden in context a om in context b, minuten later, daar afstand van te nemen. Dat bestaat niet.

Bewuster is de verkeerde term. Gevoeliger ook. Wat groeit, is relativeringsvermogen. Jij gaat dat ook doen (en zo niet, dan moet je tegen die tijd, te laat, toch eens in therapie). Denk vooral niet 'sentimenteel geneuzel van oude mensen'. Stel jezelf dan eerst de vraag hoe het kan dat het overgrote deel van 'die oude mensen' dit zo ervaren. Realiseer je dat die de fasen die jongeren meemaken ook meemaakten, maar de jongeren die van de ouderen niet kúnnen kennen!

Of het een fase is, weet ik niet. Maar sinds een paar jaar is de kwetsbaarheid van mensen heel zichtbaar dichtbij.

Een toenmalige buurman van een jaar of 45 die binnen drie weken overlijdt, de echtgenote van een ex-collega die ten prooi viel aan ALS, een ex-collega, begin vijftig, die je wéér naar een begraafplaats brengt. Ze liggen nog jaren uit elkaar en a-typisch. Denk je.

Maar ze gaan steeds meer en sneller komen. Niks a-typisch. De oorzaken zijn nooit 'ouderdom', maar ziekten (of ongelukken). In een steeds hoger tempo, zo lijkt het, vallen goede vrienden, goede en vage bekenden, weg. Plots zit je met de ontdekking dat dit een levensfase is waarin sterven niet meer kan worden afgedaan als een ziekte die je overkomt, pech. Dit is de leeftijd waarop 'ziekte' en 'leeftijd' samenspannen. En 'leeftijd', ouder worden, is iets wat ook jou onvermijdelijk gaat overkomen.

Eerlijk gezegd, heb ik (nog) geen idee hoe het mij beïnvloedt. Dat is eng als je gewend bent 'gewoon' te leven en alles min of meer onder controle te hebben. Wat ik wel merk, is dat er stevig aan allerlei fundamenten wordt gerammeld.

Sterkte, lezer.

maandag 7 juli 2014

De waanwerkelijkheid van 'spookjongeren'

Vorige week verscheen een lokaal Amsterdams rapport over 'spookjongeren'. Blijkbaar is door de onderzoekers geschat dat in heel Nederland tussen de 100.000 en 200.000 'spookjongeren' leven. In nieuws-arme tijden is dat een aantal dat voldoende reden is voor landelijke media om aandacht aan 'spookjongeren' te besteden.

Wat jongeren tot 'spookjongeren' maakt, is hun onzichtbaarheid voor instanties. Da's een uitermate interessante. Wie bovenstaande link naar Het Parool volgde, zal hebben gelezen dat die onzichtbaarheid de (veronderstelde) ellende waarin die jongeren verkeren alleen maar vergroten; buiten bereik van de (schuld)hulpverlening, van de sociale dienst, van opleidingsinstituten. Ze groei(d)en op voor galg en rad, een mega-Pietje Bell maar dan misdadig; het beeld is dat van randfiguren.

Deze blogpost gaat zoals altijd niet over wel of niet gelijk. Wat opvalt, is die ene zin 'onttrekken aan instanties'. Blijkbaar mág dat niet. Gisteren deed ik de voor mij stuitende ontdekking dat voor sommigen in de (schuld)hulpverlening dat niet mag omdat er regels zijn, omdat in de samenleving rechten en plichten bestaan.

Dat is een waanidee: dat een samenleving door regels, bij diktaat, bestaat. Toch is het die irrealiteit die momenteel overheerst. Geregeld is geregeld. Klaar. Voltooid.

In die waan geloven heel veel mensen. Zo is de regel dat jongeren onder de 27 of op school moeten zitten of werken. Dat is zo geregeld bij wet (waarin ook is geregeld dat ze de eerste maand geen recht op financiële ondersteuning hebben). Dat mag je vinden. Maar de grap is dat gemeenten daarop, de wet, beleid ontwikkelen en zich duur laten adviseren en duur laten ondersteunen, met 'innovatieve apps en methoden', die de plank volledig mis slaan.

De mogelijkheid dat een groeiende groep jongeren zich actief onttrekt aan de overheid komt niet op. En toch is dat wat je ziet gebeuren. Dat een deel van de heterogene groep jongeren de overheid niet nodig denkt te hebben. Laat dat nu net het type jongere zijn dat vaak wordt betiteld als 'problematisch' of 'spookjongere'.

De werkelijkheid van alledag is de samenleving; niet de werkelijkheid van regels.

Dat je iets niet mág, is voor veel mensen geen enkele belemmering het toch te doen. Het verkeer vind ik nog steeds een prima voorbeeld. Op papier waterdicht geregeld, maar in de praktijk één janboel van meer toevallige niet-ongelukken dan van goed gereguleerde verkeersstromen.

Dat heeft alles te maken met een regelsysteem dat niet in staat is - de steeds snellere - veranderingen in de samenleving bij te benen. Op dat moment wordt dat regelsysteem belemmerend, een keurslijf. Dan gaan we met z'n allen sluiproutes zoeken.

Dat eist nieuwe aanpakken en nieuwe uitvoerders. Eerste Kamerlid Tof Thissen heb ik in zijn toenmalige functie van directeur van Divosa - 'de sociale diensten' - meerdere keren gloedvol horen betogen dat 'medewerkers van sociale diensten er zijn voor de cliënten en dat zij in hun belang de grenzen van de wetgeving moeten opzoeken en oprekken'. Grandioos! Helemaal mee eens. Maar waar Thissen keer op keer géén oplossing voor had, is dat die medewerker daarna wel zou worden beoordeeld aan de hand van het handhaven van regels.

Het eist ook nadenken. In Leiden hebben we een levensgevaarlijke weg, waar veilige passeermogelijkheden zijn gemaakt. Die zijn binnen een maand alweer vervangen door een levensgevaarlijke (vanwege bouwwerkzaamheden). Die ligt er nu een jaartje en het ís een levensgevaarlijke plek.

Vooral kinderen die niet wachten op groen. Eigen schuld, dikke bult; je kúnt het zeggen. Maar toch. Ikzelf heb er binnen twee maanden drie keer meegemaakt dat vrachtwagencombinaties het behouden van snelheid belangrijker vonden dan stoppen voor rood en die eenzame fietser. Serieus, je schrikt je lam.

Dan ben je er nog niet. Aan de overkant wacht je een regelgewijs juiste situatie. Haaietanden geven aan dat je een voorrangsweg nadert en je dus moet wachten.

Maar dít is de realiteit:

Photo 07-07-14 14 42 58

Meer dan twee, drie fietsers kunnen er niet wachten (ooit gezien hoeveel scholieren op dit soort van plekken wil oversteken?). Maar werkelijk knots: je zíet niets. De gemeente Leiden laat het onkruid er welig en hoog tieren en zorgt er daarmee voor dat onveilig nu extreem onveilig is. Een volwassenen van gemiddelde lengte ziet niets (laat staan alles onder de 1.78). Achter je een drukke verkeersweg, voor je verkeer dat voorrang heeft en jouw 'veilige' plek is zo'n vier vierkante meter. Ooit zo gestaan?

Dat is waanrealiteit. Dat we kunnen regelen en we ons daarna daar ook nog eens aan houden.

'Spookjongeren'?! Ik zou als gemeente, als sociale dienst, eens héél hard gaan nadenken over dat fenomeen. En dan niet in termen van 'ze houden zich niet aan regels'.

vrijdag 4 juli 2014

We zijn ronduit slecht in nadenken

Bezig zijn met technologie is, voor mij, niet: bezig zijn met techniek maar met mensen. Hoe softwarecode precies in elkaar steekt, hoe hardware precies werkt; leuk om in grote lijnen te snappen, maar tot in detail willen begrijpen, leidt af van waarom het gaat. Dat is hoe mensen en technologie elkaar beïnvloeden; zeker ook op maatschappelijk niveau.

In dat verband schreef The Atlantic een artikel met een titel die m'n aandacht trok: People Prefer Electric Shocks to Being Alone With Their Thoughts, A new study finds we're not very good at entertaining ourselves.

“We, like everyone else, noticed how wedded people seem to be to modern technology, and seem to shy away from just using their own thoughts to occupy themselves,” the lead researcher, Timothy Wilson of the University of Virginia (said).


Hun onderzoek leverde op dat mensen de grootste moeite hebben alleen te zijn met hun gedachten!

Dat moet je dus letterlijk nemen. Alleen zijn met je gedachten, lukt het grootste deel van ons niet. Het 'goede nieuws' is dat dat niet samenhangt met leeftijd of met social media/smart phone-gebruik. De meeste mensen vinden het onaangenaam 'niets' te doen; zelfs als tips worden gegeven als 'denk eens over leuke ervaringen'.

'Iets doen' is leuker. Twee deelnemers werden uit het databestand verwijderd. De ene omdat-i met een achtergebleven pen lijstjes ging maken. De ander omdat-i met een achtergebleven vel papier origami ging vouwen. De mooiste was de test waarin deelnemers konden kiezen tussen 'denken' en zichzelf een elektrische schok toedienen. Een kwart van de vrouwen en tweederde van de mannen deed dat.

De verklaring waarom we het doen, is er nog niet. Maar:

Passief alleen zijn met onze gedachten ligt ons dus blijkbaar niet.

Da's een interessante conclusie. Niet omdat-i technologie lijkt vrij te pleiten van allerlei beschuldigingen dat die leidt tot afstomping en passiviteit.

De interessante vraag lijkt me ook of onze aannames waarop beleid is gebaseerd, wel kloppen; met name die welke zijn gebaseerd op 'technologie maakt langere zelfstandigheid en hulp-op-afstand mogelijk'.

Eigenlijk weten we het antwoord al lang. Mensen kunnen niet tegen eenzaamheid. Ik schreef er al eerder over naar aanleiding van gesprekken met mensen voor wie die eenzaamheid inmiddels realiteit is: ouderen, maar ook jonge alleengaanden. Hun zelfstandigheid - met eenzaamheid als gevolg - is heel vaak een sociale isoleercel. Thuis of in een verzorgingshuis: alleen en beperkt in beweging en contact (slechtziend, slechthorend) is dat een isoleercel. Voor een contactarme - en geloof me: die zíjn er - is een vrij weekeinde hetzelfde als opsluiting.

Ik denk dat we ons enorm vergissen in de effecten van de zakelijke, vermarkte en doelmatige aanpak. Die gaat, zo blijkt steeds vaker, uit gaat van mensen als neutrale wezens. Maar als veronderstellingen als dat we 6-15 minuten alleen kunnen zijn met onze gedachten al niet kloppen.... ?!

dinsdag 1 juli 2014

OverheidsICT, een klucht in (te)veel bedrijven

Als er niet zulke onvoorstelbaar astronomische bedragen mee gemoeid zouden zijn en mensen die serieus menen goed werk te verzetten, zou het als een klucht moeten worden opgevat: overheidsICT.

Een klucht laat zich het eenvoudigst karakteriseren als een opeenvolging van misverstanden. Je moet er van houden, maar je kunt dan eindigen met in kasten verborgen geliefden van echtgenotes en echtgenoten die denken dat dat de loodgieter is.

Misverstanden, maar dan van een andere orde, spelen in de wereld van ICT een belangrijke rol. In feite begint dat bijna altijd bij de uitgangspunten en de bijbehorende beelden van de doelen.

De eerste vraag die dan gesteld moet worden, is waarom je aan de slag gaat. Wat wil je bereiken? Voor wíe doe je het? Vanzelfsprekende vragen. Maar worden ze gesteld (en beantwoord)?

Al die jaren dat ik betrokken ben geweest bij overheidsICT bleek die vraag - voor wie - de niet of halfslachtig gestelde. In al die gevallen was het doel zo algemeen dat feitelijk architectuur- en ontwerpbeslissingen leidend waren. Let wel, dat zijn geen inhoudelijk verantwoordelijken en evenmin opdrachtgevers. Hun belang is een heel ander!

De ellende is dat de opdrachtgevers enorme verwachtingen ventileren. Zonder overdrijving; de basishouding is dat ICT dé problemen oplost. Het gevolg is dat alles aan alles moet kunnen worden geknoopt en de systemen onoverzichtelijk en complex worden.

Het is de identieke valkuil als die waarin al diegenen stappen die denken dat het internet op alle vragen een antwoord heeft. Het heeft níets met techniek van doen, maar wel met logica en realiteitszin. Het is denken dat er één weg is tussen vraag en antwoord, één oplossing voor een probleem. Dat is er niet.

Dát is het probleem. Bladen als iBestuur, Binnenlands Bestuur en clubs als ICTU en KING; ze geven aan dat de overheid op de verkeerde weg zit. Natuurlijk, er zijn standaarden nodig om één taal te krijgen met dezelfde inhoud bij dezelfde begrippen. Anders wordt de klucht ook nog eens een Babylonische.

Wat echter gebeurde, is dat die taal bepálend werd en, in zijn kielzog, de illusie volgde dat er ook generieke software nodig en mogelijk is. Software bepaalt te volgen procedures, waardoor feitelijk eenzelfde manier van werken wordt afgedwongen.

Een mogelijke reactie uit dat enorme bastion van belanghebbenden bij overheidsICT is dat alles toch modulair is opgebouwd, dat flexibiliteit uitgangspunt is. Laat ik zeggen dat zij dan in een parallel universum verkeren. Software ís niet flexibel. Modulair betekent níet lokaal aangepaste modules.

Feitelijk zie je dan ook een verháál over klantvriendelijkheid - bedoeld wordt: gemeentelijk voordeel voorop - en flexibiliteit en eigen beleidsinvulling. Dat verhaal spoort niet met wat ontstaat binnen ICTU en KING. Daar ontstaat een situatie van verminderende autonomie.

Verhaal - beleid en rapportages - wijkt daarmee af van realiteit. Dát zorgt voor afwijkingen: in verwachtingen en in financiën "maar dát wilden we zo niet hebben". En dus staat deze klucht al járen in het theater.

De oplossing? De erkenning dat er specifieke oplossingen nodig zijn. Specifiek voor bepaalde taken. Specifiek voor bepaalde doelgroepen. Specifiek voor bepaalde contexten/overheden (gemeenten!).

Dat wíl je wellicht in één systeem, maar het kán niet: meerdere meesters dienen kan zelfs een softwaresysteem niet.