maandag 31 maart 2014

De menselijke pakezel

Het eerste wat ik van 'm zag was de trolleykoffer. Juister: ik hóórde 'm eerst.

De man liep richting de Zijlpoort. De wieltjes onder z'n hardtop trolleykoffer maakten dat karakteristiek ratelende tik-geluid. Het geluid van vakantie. Het geluid van vertegenwoordigers. Het geluid van drukbezette mensen.

Dit was anders.

Het eerste wat aandacht trok, was de roze hardtop trolleykoffer. En dan vooral het witte lint dat aan het hengsel vast zat. Een wit lint dat ook over de borst van de man liep. Een uitschuifbaar handvat ontbrak.

Ik keek naar een menselijke ezel.

Zoals trekdieren worden ingetuigd, zo liep de man. Hij zag er niet uit als een zwerver. Alleen die koffer kwam wat vreemd over. Een man met een koffer op wieltjes achter zich aan trekkend. Stoïcijns. De gewoonste zaak van de wereld.

De inhoud van de koffer rammelde met hoge tonen. Zo te horen zaten er lege flessen in. Volle zouden nooit het geluid van een mini-glasbak hebben voortgebracht. De harde schil van de koffer zorgde ervoor dat het geluid niet op enige manier werd gedempt.

Een man die een roze koffer aan een lint voorttrekt. Glasrinkelend.

Waarom doe je flessen in een reiskoffer? Is het omdat er zoveel flessen te vervoeren zijn? Hoe kom je op het idee jezelf te zien, en vooral in te zetten, als pakezel?

En, vooral, kloppen al die gedachten? Het beeld klopt. Maar klopt mijn interpretatie ervan ook? Het blijft fascinerend hoe snel we aan alles een betekenis en een verklaring 'moeten' toekennen. Accepteren dat het er is omdat het er is... onbevangen. Lastig.

zondag 30 maart 2014

Groene waas

Fotografen kennen een magisch moment. Zo tegen het vallen van de avond heb je een uurtje wonderbaarlijk mooi licht, mits zomer, mits onbewolkt, mits onbelemmerd. Nogal wat mitsen, waardoor je de echte magie slechts sporadisch ervaart. Overigens, ook 's ochtends gebeurt het. Maar ik ben om een of andere reden nimmer in staat bij het krieken van de dag wakker te zijn en met een camera de magie te vangen.

Nog steeds ben ik blij dat ik (ooit) fotografeerde en licht ben gaan waarderen. In de loop van de jaren is het versleten vaardigheid geworden: kíjken. Het terughalen daarvan blijkt niet eens zo eenvoudig. Je merkt hoe je geleidelijk steeds oppervlakkiger bent geworden.

Gelukkig kwam er toen een cursus mindfulness langs (om andere redenen overigens).

Mindfulness leert je 'in het moment te leven'. Dat vónd ik toch vaag. Inmiddels weet ik iets beter. Er wordt niets anders mee bedoelt dan dat je je bewust moet zijn van wat er op dít moment gebeurt, is te zien, is te ervaren. En hoe jij daarin staat, met welke gevoelens, welke pijnen, welke vreugde. Nog steeds heb ik het idee dat je daar ondermeer leert te kijken als een fotograaf.

Vandaag fietsten we van Leiden naar Wassenaar. Een weg waar niets valt te zien, zo langs de A44. Totdat je toch eens beter kijkt.

Dan zitten er futen te broeden in de sloten. Dan zijn de sloten eigenlijk wel enorm mooi helder. Dan staan er heel veel meer bloeiende planten. Dan is het ruisen van snelweg-autobanden ineens haast muziek. Dan voel je de zwakke wind in je rug. Dan zie je de haas, de vader en zoon die een skate-ramp bouwen (het ís Wassenaar), de familie op het terras. Dan zie je de narcissen in groepjes in het bos (wie zette die daar?!) en het licht dat met de nog kale takken speelt.

Dan zie je ineens meer.

Mijn mooiste moment was de boom die langs de A44 staat. Een berk, als ik eega geloof (en die heeft daar meer kijk op dan ik). Het eerste wat je ziet, is zo'n gouden moment. De boom staat in een groene waas. Over een paar weken is dat z'n bladerdak. Nu staat er een boom in pasteltint groen. Het blad kruipt de knop uit. Mooie naam voor de kleur: Kwetsbaar Groen.

Meestal is het slecht weer in deze tijd van het jaar en fiets je stug stug door. Nu was het stralend weer en kwamen we precies in de gouden periode van de boom langs.

Het tweede zag ik niet, maar zij zag het wel. Berken hebben een witte stam. Deze waren grijs. De snelweg?!

In één object: de belofte van nieuw leven en de grauwheid van vernietiging.

zaterdag 29 maart 2014

Alleen geld telt.

Herman Pley maakte het een paar jaar terug vlijmscherp en dus pijnlijk duidelijk: we zijn te gehaast.

Zijn verhaal is te mooi om zelfs maar proberen na te vertellen. De strekking is dat informatie steeds sneller beschikbaar komt. In de Middeleeuwen kon het maanden duren voordat informatie over een veldslag, een belangrijk huwelijk of een andere gebeurtenis beschikbaar kwam. Dan hebben we het over, laten we zeggen, de afstand Frankrijk-Nederland. Tegenwoordig weten we in Nederland soms eerder van zeebevingen of andere ellende dan mensen die misschien honderd kilometer verderop wonen.

Pley kan dat smakelijk vertellen. En en passant een opmerking maken die ongelooflijk relevant is voor ons, de moderne mens. Die snelheidstoename is gepaard gegaan met iets anders. Iets waarbij je best wel mag stil staan.

Snelheid leidt tot ongeduld. Dat ken jij ook vast en zeker. Je hebt een computer en die wordt in de loop van de jaren te traag. Je koopt een nieuwe en bent in de zevende hemel - mag ik hopen - door diens snelheid. Binnen een jaar, twee jaar, drie ga je merken dat ook die trager wordt. Maar traagheid, vertraging, hoort bij de relatieve begrippen: trager ten opzichte van wat?! Uiteraard kan een machine trager worden door slijtage. Bij een computer is dat niet zo waarschijnlijk. Traagheid dáár wordt bepaald door of slecht onderhoud - teveel rommelbestanden en zo - of doordat de nieuwe software steeds hogere eisen stelt aan de machine. In principe ís de machine niet noemenswaardig trager geworden. Jij bent andere verwachtingen gaan koesteren.

Pley trok die conclusie ook, maar net anders. Ik vond het een mooie. Hij stelt dat ons ongeduld ook de verwachtingen beïnvloedt. Zijn voorbeeld? YouTube-successen. Op basis van in de media gemelde succesverhalen gaan we het allemaal proberen; en zijn teleurgesteld als we geen wereldster worden.

Overdreven? Nee, denk ik. Zeker niet op het punt van sluipende invloed op ons sociale leven. Het is niet niks, als je de situatie anders formuleert: 'succes is makkelijk bereikbaar' en als je geen succes hebt, ligt dat dus aan jezelf. Alsof iedere amateurvoetballer succesvol wordt. Voor internetactiviteiten is dat besef griezelig laag. Veel mensen denken echt dat er makkelijk geld valt te verdienen. Ga bloggen, en wordt rijk. Begin een tv-station; en wordt rijk. Begin een videokanaal; en wordt rijk.

Vandaag deed de publieke omroep in een actualiteitenrubriek er een schepje bij. 'Wist u dat jongeren grote hoeveelheden geld verdienen met YouTube-kanalen? Dat dat niet veel anders is dan voor een camera staan en vertellen?'. Ongeveer dat.

Dénk toch 's.

Is het de bedoeling van alles wat we doen dat het (veel) geld oplevert? Zou er echt niemand zijn die een intrinsieke motivatie heeft, het gewoon leuk vindt? Denk je nu echt dat er niet honderden, duizenden zijn die níet rijk worden van hun activiteit?

Waar ik zo van baal is dat die 'je kunt er geld mee verdienen'-mentaliteit niet alleen de verkeerde drijfveren activeert, maar ook mensen die lekker voor de lol bezig zijn, ontmoedigt. Want, tja, blijkbaar móet je succesvol zijn.

Káp nâh!

vrijdag 28 maart 2014

Getverderrie, een nieuw apparaat

Uit m'n jeugd kan ik me herinneren dat we het altijd enorm leuk en opwindend vonden als onze ouders een nieuw apparaat kochten. Niet dat we enorm warm liepen voor een wasmachine of een gasfornuis. Er was wél verschil.

De wegen van je geheuegn zijn ondoorgrondelijk. Dus waarom ik het beeld nog steeds tevoorschijn kan toveren, weet ik niet. Maar ik zie nog steeds hoe mijn vader en ik een hifi-installatie gingen kopen. Waarom ik mee ging? Geen idee. Waar de winkel was? Ook zo vreemd: ik denk in de Willemstraat in Rijswijk. Die straatnaam moest ik opzoeken. De straat zie ik zo voor me, maar de winkel niet. Als je dan een half uurtje zoekt naar de naam van die winkel, verdwaal je al snel in de herinneringen, van anderen en jezelf.

In die winkel kochten we een tuner-versterker van Sony, een platenspeler (Sony), een spoelendeck van Akai en geluidsboxen. Het bijzondere is dat ik nu niet meer weet van welk merk die waren, maar dat ik nog wel weet dat we over die keuze het langst hebben gedaan. In een afgezonderde kamer stonden er een stuk of twintig. Maar wat was mooi geluid? Dat was, denk ik, de eerste keer dat ik de naam Kev hoorde. De boxen die we niet kochten. Te schel.

Blijkbaar kunnen sommige keuzeprocessen grote indruk achterlaten.

In die jaren zeventig viel het nog mee. De wereld was nog vrij overzichtelijk en dat gold ook voor de keuzemogelijkheden. Wij vonden het al een hele klus, maar waren nog volslagen onwetend van de keur aan keuzes die vier decennia later zou zijn ontstaan; met keuzestress en al.

Toen was het een belevenis, een ervaring die je met vreugde vervulde. Dat zal vast ook met dat spreekwoordelijke kinderhart en kinderhand te maken hebben. Mijn eigen herinnering voegt er echter ook aan toe dat het bijzonder was, alsof het een verjaardag of sinterklaas was.

Mijn iMac loopt op z'n einde. Soms start-i, soms niet. Na tien jaar is het welletjes; temeer daar één van de katten het nodig vond op het scherm zijn territoriumgeurvlag te plaatsen (ik ken de dader, want die zit schijnheilig naar dit typewerk te kijken). In elk geval zat een half jaar geleden ineens rechtsonder op het scherm van de iMac een verkleuring. Zo eentje die je kunt oproepen door op het scherm te duwen. Deze had een andere oorzaak. En wat er binnenin de iMac is verzuurd?

Wellicht ben ik al te laat en heeft-i de geest gegeven. Het is in elk geval tijd voor een vervanging. En da's volledige ellende. Keuze één was niet héél moeilijk, afgezien van de kosten. De backup is met Time Machine gemaakt en die zinvol gebruiken betekent een Apple-machine aanschaffen. Dat gaat niet met tegenzin: het zijn goede, onverwoestbare dingen. Maar die prijzen.

Daar zit je dan. Het grote afwegen begint.

De Eeepc, waarop ik dit tik, is ook prima, open source én goedkoper. PC's met Windows er op zijn tegenwoordig ook stabiel en vriendelijk, ook qua prijs. Maar de ellende is dat ik nu een 'systeem' met gewoontes heb waarin een Mac zijn werk doet.

Een Mac?! Waarom niet één of twee iPads gekocht en een Macmini in het netwerk frutselen? Die laatste kan dan de netwerkserver (en NAS-functie) zijn, waardoor de backups eindelijk eens automátisch worden gemaakt. Tot op de dag van vandaag doe ik dat op willekeurige momenten, soms maanden na elkaar. Helemaal fout. Of een Macbook Pro; want waarom een vaste machine?

Maar als ik dat al doe: hoe maak ik dan een fatsoenlijk draadloos netwerk met één server daarin? Op een plek die níet de keukentafel is waar de kabelmodem staat.

Kiezen. Niks leuks aan. Het betekent, zeker in dit geval, volgens mij vooral veel werk en 'leermomenten'. Ik word oud, want alleen de gedachte daaraan maakt me nu al moe.

donderdag 27 maart 2014

Omroepbeleid is merkenbeleid

Het stond in m'n krant en dus is het waar. Toch?!

In de De Volkskrant stond dit naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur over de toekomst van het omroepbestel:
Daarnaast is versterking van het merk NPO achterhaald, volgens ingewijden. 'Het is niet van deze tijd om merken rond netten te bouwen', aldus een commissielid. 'Juist merken als De Wereld Draait Door en Wie is de mol?, die ook op internet groot zijn, hebben de toekomst.'


Da's een verontrustende mening, vind ik.

Een merk 'bouwen' is niet een kwestie van een nachtje ijs. In tegenstelling tot wat het werkwoord 'bouwen' insinueert, is het niet bepaald een beheerst proces. Eerder is het vallen en opstaan, zoeken naar fans en luisteren naar hun wensen, overwegen of daarbij kan en wil worden aangesloten. Dat is dus toch principieel anders dan het bouwen van een gebouw vanaf een blauwdruk.

Merk. Tijd. Sleutelwoorden.

Stel, je bent verantwoordelijk voor de positionering van DWDD in die nieuwe situatie. Dan heb je een paar jaar 'gebouwd' aan 'het merk'. Denkt iemand nu echt dat dat merk zich laat verdringen door iets anders? Wat gebeurt, is dat prográmma's veel meer macht krijgen. Voor de sombermansen: ook - vooral? - de populistische flutpogramma's.

Maar wellicht gaat iemand me ooit eens uitleggen waarin, op dit punt, de vernieuwing zit. Het bredere 'omroep' wordt ingewisseld voor het smalle 'programma'. Dat zou vooruitgang zijn, omdat "het niet van deze tijd is merken rond netten te bouwen". Nee, om programma's wel. Wat een ongelooflijke onzin. Zég dan dat er binnen afzienbare tijd één omroep is met talloze programma's. Want da's de enig logisch volgende stap als programma's zelfstandige eenheden worden. Zoals nu een omroep z'n programma's ordent, zo zal dat dan ook gebeuren. Dat immers is een groot verschil tussen tv en internet: de schaalbaarheid.

Maar goed; ik zie met angst en beven nu de toekomst tegemoet. De genoemde programma's blijven tot het bittere einde werken aan hun merk en dus hun overlevingskansen. Lieve help. Programma's die Peyton Place-achtig nooit meer weg gaan. Een angstbeeld. Een nachtmerrie.

images

Gelukkig is dit niet de kern van het advies.

Dat is een pleidooi voor een veel opener systeem, waarin ook nieuwkomers een uitzendplek kunnen krijgen. Da's mooi, toch? Niet dat het zo zal gaan werken, als de kansen zich eens per vijf jaar voordoen en er toch echt verdeeld gaat worden. Het klinkt allemaal o zo sympathiek zo'n open systeem, maar dat heeft alleen waarde als er geen platformschaarste is. Gaan we dus naar heel veel meer zenders? Gaan we naar programma=zender=tvkanaal?

Snel dat rapport lezen, dus. En vooral te zijner tijd ook de reactie van de staatssecretaris, want die geeft de uiteindelijke richting aan. De Raad voor Cultuur adviseert.

Ik duim voor een situatie waarin we niet worden geconfronteerd met nooit verdwijnende programma's. Dat heeft niets dynamisch, maar wel iets enorm statisch. Leuteren over merken? Prima. Debatteren over het verschil tussen tv en internet? Vast machtig mooi. Maar zorg nu eens voor dynamiek! Da's een stuk moeilijker, hè?

woensdag 26 maart 2014

Omvallende ketens

D'r kwam een mailtje binnen. Van onze ziektekostenverzekeraar; dat ze post terugkregen die ze ons hadden willen sturen. En dat we moesten controleren of zíj het juiste adres hadden, want dat was echt wel nodig. Mochten we het correcte adres niet binnen twee weken doorgeven, dan zou de polis(sen) worden geannuleerd. Dan zouden we niet meer zijn verzekerd.

Over de tekst was overigens wel nagedacht, hoor. Die was genuanceerder dan ik hem nu samenvat. Het blijkt echter erg moeilijk een brief te maken waarin de schuldvraag níet verscholen aan de orde komt.

Veel leuker is wat er gebeurde.

We hebben gebeld, zul je begrijpen. Mijn echtgenote kreeg een vriendelijke jongeman aan de lijn. Die kwam uiteindelijk tot de conclusie dat 'er sprake was van een foutje'. 'Van het systeem' zei-i net niet, geloof ik. Maar omdat het te controleren adres klopte, en het polisnummer ook, was dat een vrij logische conclusie. Bij phishing en zo was het nooit gelukt zó nauwkeurig te zijn. Foutje, dus. Sorry.

Dat bleef me een beetje dwarszitten.

Hoezo, foutje? En van wie? Vanzelfsprekender leek me dat er helemaal geen foutje is gemaakt door IZZ of door ons. Het zou heel goed zo kunnen zijn dat er inderdaad post onbestelbaar bleek terug te komen.

Geen idee hoe vaak jou dat overkomt, maar hier behoorlijk vaak: post die bij ons door de brievenbus wordt gemieterd terwijl er andere nummers op staan (vaak kloppen de straatnamen wel). Zolang het gaat om de buren kun je je voorstellen dat een poststuk aan een ander kleeft. Kan af en toe gebeuren. Het gebeurt echter vaak. Niet alleen voor de buren, maar inmiddels ook voor andere straten. Het zooitje-gehalte bij Post.nl cum suis stijgt met de week.

Kort zijstapje: dat geldt ook voor de pakketdiensten. We kunnen hier geld gaan vragen voor onze depotdiensten. Voor een steeds wijder wordende cirkel buurtgenoten nemen we pakketjes in ontvangst. Inmiddels ként de pakketbezorger ons en groet-i jolig als-i aanbelt. Het is dat ik niet weet wat de depottarieven zijn....

Volgens mij is het - vast geautomatiseerde - systeem van onze ziektekostenverzekeraar met dit fenomeen in aanraking gekomen. Met post die bij anderen in de bus is gemikt, die daarna niet in staat/te beroerd/te laat/niet begrepen dat die envelop een straat verder, of bij de buren, in de bus hoorde. Van die types die zo'n brief dan als 'onbestelbaar / onbekend op dit adres' in de brievenbus gooien.

Waardoor 'het systeem' in de stress schiet, want er staat 'onbestelbaar'.

De grap is dat er daarna blijkbaar maar één scenario mogelijk is bij 'onbestelbaar'. Er is een zender en een ontvanger. Bij één van hen móet de fout dus liggen. Het hele tussenliggende systeem wordt blijkbaar niet in beeld gebracht (door de systeembouwer?!).

Of het klopt, weet ik niet. Het lijkt me wel een aannemelijk verklaring. Als-i waar is, is het wel de zoveelste keer dat blijkt - naar míjn mening, hè - dat proces- en systeemontwerp kwetsbaar is. Het is nooit ofte nimmer waterdicht.

Toch zijn er mensen, vooral leidinggevenden en verantwoordelijken, die menen dat dat wél kan. Het echte leven vang je zo makkelijk niet, dames en heren.

dinsdag 25 maart 2014

Mannelijke machts(wel)lust

Handig? Nee, dat ben ik niet. Dat klinkt een beetje alsof handigheid is aangeboren. Da's niet zo. Het is, denk ik, primair een kwestie van interesse. Het moet je boeien: dingen zélf doen of maken. Maar bovenal is het een kwestie van oefenen. Handigheid vereist oefening.

Handigheid beweegt mee met de samenleving. Mijn moeder, bijvoorbeeld, was handig met naald en draad, en in het stoppen van sokken. Heb jij ooit nog een sok gestopt? Ik nog nooit. En mijn handigheid met naald en draad - laat staan een naaimachine - is uitermate beperkt. Een knoop aanzetten; dat lukt. Maar pas geleden een gat in een broekzak herstellen... je wilt niet weten hoe dát uitpakte. De beste omschrijving is dat die zak nu half zo groot is. Met woorden ben ik dan weer wel handig(er); met computers ook wel. Dat zijn weer vaardigheden die m'n moeder minder beheerst. Die is dan ook 94.

Voor mannen heeft handigheid nog een extra dimensie: lust.

De grap is dat je handig bent met íets. Zeer zelden zul je iemand tegenkomen die vindt dat je 'handig denkt' of 'handig praat', en dat positief bedoelt. Handig ben je als je een instrument beheerst, goed beheerst in de ogen van anderen. Handig ben je met de pen, de boormachine, de vrachtwagencombinatie, met een apparaat.

En het is een mannendingetje. Handig met de stofzuiger?! Ík hoorde het nooit. Handig afwassen? Ook niet. Handig stoffen? Ramen lappen, heel misschien. Dat is zoiets als koken, waarbij - kunstmatig - sterren koken wordt onderscheiden van dagelijkse pot koken. Generaliserend zijn mannen dol op apparaten. Laat juist dat nu nodig zijn om 'handig' te zijn.

Binnenkort moet ik naar de bouwmarkt. Onze accu-boor/schroefmachine legde het loodje. Omdat ik niet meer van de generatie van m'n vader ben, die nog netjes voorboorde en daarna met de hand schroefde, ram ik zelfborende schroeven in hout. Met een apparaat.

Ik weet ook wat me daar gaat gebeuren. Ook als niet-handig mens overvalt me daar wellust. Mijn vrouw snapt dat niet, en ikzelf eerlijk gezegd ook niet goed. Maar als ik terecht kom tussen de boorhamers, klopboordingen, slijptollen en schaaf- en vijlmachines ontwaakt de begeerte. Dan liggen en hangen daar wellustig apparaten die er machtig en stoer uitzien.

Volslagen idioot, maar zo werkt het wel. Het geeft je blijkbaar een gevoel van controle, van macht. Controle over energie. In dat opzicht lijkt het als twee druppels water op al die andere krachtbronnen (en jongetjes): de diesellocomotief die, wolken walm uitstotend, kracht zet; de pletwals die dof dreunend voorbijdóndert; het aanzwellend gebrul van startende vliegtuigstraalmotoren; het witte schuim van de scheepsschroef; of de Hel van Dante in de smelterijen en platwalserijen van Hoogovens.

Die fascinatie kwam pas geleden op een heel andere manier voorbij.

Op de achtergrond deed de regionale televisie verslag van de aankomst van Obama in Den Haag. Frappant vond ik de man die ik hoorde zeggen dat-i eigenlijk niet had willen komen, nu toevallig langskwam en bleef staan. En dan zegt "het was tóch imponerender dan ik had gedacht". De verleidende macht. In vergelijkbare bewoordingen lieten in Amsterdam mensen zich uit over de helikopters die de president op het Museumplein zetten.

Imponerende macht: van accuboormachine tot presidentiële voertuigen.

maandag 24 maart 2014

De zzp-er overdrijft

Gisteren kreeg je geen blogpost. We waren bij vrienden op bezoek. Die verrasten ons (volledig) met een etentje. Tja, dan leggen jullie het af, hoor. Mijn trouwheid qua bloggen heeft een grens. Ik beken; met lekker eten ben ik makkelijk omkoopbaar.

Met een beschrijving van het eten zal ik je niet martelen. Het gesprek bevatte echter wel iets waar ik iets over kwijt wil.

We zaten zo'n beetje te praten over van alles, onder andere over de agenda-voering en mail. Infostress, zeg je? Nee, juist niet!

We hebben het over iemand die een groot, gespecialiseerd aannemingsbedrijf heeft met minstens zo'n dertig man personeel. Wat me opviel, is het strikte onderscheid dat hij maakte tussen werktijd en vrije tijd. In verband met de NSStop was het bedrijf twee dagen gesloten. Dat wordt ook benút als vrije tijd. Er wordt geen mailbericht gelezen bijvoorbeeld. Er wordt in de - arbeidsintensieve - tuin gewerkt.

Een dag ervoor was een vriend op bezoek geweest bij óns. Die werkt in een groot theater en heeft een nieuwe chef. Meer dan een half jaar heeft hij dat werk ad interim gedaan, in afwachting van de nieuwkomer. Die is er nu. Eerlijk gezegd, geef ik hem weinig kans van overleven als ik het zo hoor. Niet vanwege vakkennis of iets dergelijks, maar stomweg omdat hij géén duidelijke scheiding maakt. Continue reagerend op binnenkomende informatie, van welke bron dan ook, zorgt voor een ideale voedingsbodem voor een burn out: Help, ik mis iets!

Twee heel verschillende mensen, situaties en oplossingen (de eerste is ondernemer, de tweede is in loondienst). Maar wel zo dat ik me achteraf zat af te vragen hoe dat eigenlijk zit met die ZZPers - en anderen - die beweren permanent te (moeten) werken.

Een aannemer-directeur is een ondernemer, net als een ZZPer. Op enig moment is blijkbaar de situatie ontstaan dat er teveel werk was voor 'een man alleen'. Het aannemingsbedrijf is dan geen eenmansbedrijf meer. Er is personeel en - bij een groeiende orderportefeuille - het aantal personeelsleden groeit mee.

Dat vind ik interessant.

Want waar zit de omslag? Op welk moment zou een zzp'er geen zzp'er meer moeten willen zijn?

De zzp'ers die ik ken, zijn mensen die stuk voor stuk aangeven veel tijd te steken in hun werk - met over het algemeen veel plezier - ; vooral ook omdat dat de enige manier lijkt om het hoofd boven water te houden. Ze hebben ook allemaal iets van: ik moet niets missen, ik moet on top of zijn.

Ik realiseer me dat overal uitzonderingen op zijn en dat alles gefaseerd verloopt in fases die echt niet scherp scheidbaar zijn. Zo is de grens eenman-meerman er een waarin ook acquisitie een rol speelt, een bezigheid die geen directe rooie cent oplevert.

En toch: waarom zouden zzp'ers (en andere eenmansbedrijven) eigenlijk niet óók voldoende vrije tijd kunnen hebben? Komt dat stressniveau niet (vooral?) voort uit dat tweede voorbeeld: een soort gebrek aan zelfbeheersing? Tijdbeheersing? Verslaving? Is de geen-keuze uiteindelijk tóch een keuze?

zaterdag 22 maart 2014

Een filmpje, meer niet

Het is mijn zoons schuld dat ik aan dit filmpje moest denken. Hij zat America's Funniest Home Video's te kijken.

https://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=UWXictuN0wI

vrijdag 21 maart 2014

Onze 'wiens naam men niet uitspreekt'

In de serie boeken over het tovenaartje Harry Potter wordt het onvermijdelijke kwaad verbeeldt door een karakter met de naam Voldemort. Die is zo angstaanjagend dat men zijn naam zelfs niet meer uitspreekt: 'hij wiens naam niet wordt uitgesproken'. Niet dat dat helpt, want met de hulp van een schare duistere volgelingen zegeviert hij, bijna.

Geert, wiens naam we proberen niet uit te spreken, het heeft wel wat.

Hij is leep, maar leep zoals de tovenaarsleerling die geen enkele controle bleek te hebben over de machten die hij ontketende. Het is de leepheid van een zelfingenomene. Voor hen is het misschien wel onmogelijk iets anders te zien dan wat hún bedoeling is.

Heb je ooit Der Untergang gezien? Doen. Het is dé film over iemand die de wereld in de ellende stortte. Wat die film zo bijzonder maakt, is de aandacht voor het totale gebrek aan neveninzicht wat de man tentoonspreid. Terwijl alles, maar dan ook alles, misloopt, twijfelt hij (nog steeds) niet aan zijn eigen waarheid. Volkomen geschift, zouden we nu diagnosticeren.

Diezelfde diagnose kreeg ook een waanzinnige Afrikaanse dictator die zijn eigen land zowat uitmoordde, een Russische dictator die zonder problemen ook vrienden liet kelen, een Koreaanse en een Chinese revolutie die meedogenloos huishielden. Het lijstje gekken is nog veel langer: in Zuidamerika hadden we er ook een paar, maar ook in Spanje en Griekenland. Maar het is teveel eer voor dat Nederlandse geval om daarmee te worden vergeleken.

Die overspeelde zijn hand.

Het is een intrigerende situatie. Ons imitatortje doet het lang goed. De vergelijking met ministers van propaganda klopt voor bijna honderd procent en ook de sprekerskwaliteiten van mening dictator gaan 'm goed af. Na járen vuur slaan en blazen, is het gelukt een klein fikkie te stoken. Er zijn zelfs mensen die geloven dat wat-i beloofd ook werkelijkheid wordt.

Wat precies gebeurde, vind ik het onderzoeken waard. Hij zei in elk geval iets en de zaak ontplofte. Het bizarre is dat-i iets zéi wat-i al die jaren insinueerde. Samengevat: we flikkeren iedereen die we niet mogen er uit. Het is net zoiets als dat ik zou beweren dat het een goed idee is hem en z'n volgelingen te verbannen omdat zij de bron van alle ellende zijn. Zottigheid. Dan zou, als ik daaraan een hekel zou hebben, ook alle albino's en daarop gelijkenden kunnen verbannen. Of alles wat niet de harde G spreekt. De nerveuzen. Iedereen met een IQ onder de 115. Degene die z'n stoepje niet wekelijks schrobt.

De flauwekul is dat tot op zekere hoogte. Want de gek vindt gehoor en mag daarom niet worden gebagatelliseerd. Meneer escaleert: inmiddels wordt-i zo expliciet dat we nu weten dat er hele bevolkingsgroepen het land moeten worden uitgeflikkert (waarbij mijn vraag blíjft of dat expliciete, dat hele bevolkingsgroepen of dat uitflikkeren de overschreden grens vormt).

Griezelig is echter zijn horde. Daarvan kan moeilijk worden volgehouden dat ook die allemaal een steekje los hebben zitten. Toch brullen ze mee.

Gelukkig is het maar de vraag hoe saamhorig die horde is. Het meebrallende café ís niet zo groot. En de eerste Kamer(!)leden haken al af van de partij. Het wordt nog eens eenzaam aan de top. In een centraal geleide, starre organisatie is een breuk gevaarlijker dan in een soepel reagerende open systeem. Het is meer dan craquelé.

In Den Haag kreeg-i 14% van de stemmen (27.938). Da's veel, totdat je gaat corrigeren. Op álle kiesgerechtigden (391.844) is het minder: 7,1%. Op alle inwoners van de stad (508.592) nog 5,49%.

Dat is dus minder een probleem. Het probleem is het gif dat-i inspuit: de angst voor 'hem wiens naam niet wordt genoemd'.

donderdag 20 maart 2014

Verdwenen in de massa's

Het zijn griezelige tijden voor ons individuen. We zijn gekend. We zijn bespied en bekeken. Als we niet opletten, zijn binnen afzienbare tijd onze gedachten bekend. Kortom, we gaan naar een situatie waarin anderen onszelf beter kennen dan wij zelf.

Een draconisch spookbeeld.

Het heeft iets bedreigends omdat het wáár is dat er voldoende kennis in zit om ons in kaart te brengen. Big data. Het spook dat rondwaart over de wereld. Een rupsje-nooit-genoeg als het gaat over 'gegevens'. Er valt niet aan te ontkomen dat over jou en mij heel interessante conclusies zijn te trekken op basis van het combineren van afzonderlijke gegevensbanken.

En toch is het onzin.

Big data is een soort hoax. Niet dat het een echt broodje-aapverhaal is. Maar er zit wel enorm veel fantasie, veel projectie en veel overschatting aan vast. Precies zoals een broodje-aapverhaal een reële griezelsensatie versterkt; het 'het zal je maar gebeuren, zeg'-gevoel.

Uit alle data die beschikbaar is, ben ik te destilleren. En vast ook nog geloofwaardig en accuraat. Jij ook. En zowat willekeurig ieder ander ook. Dus wat is er dan zo broodje-aap?

Het feit dat je de naald in de hooiberg niet zult vinden. Het is statistisch onjuist, maar wel realistisch: nóóit zult vinden (anders dan bij toeval).

De miljarden die zijn gestoken in data crushers zijn weggegooid geld, tenzij je vindt dat het uitzoeken hoe dit te doen die investeringen waard zijn. Als de drijfveer primair academische interesse is, prima. Maar de verkoopargumenten zijn heel andere: 'met behulp van de nieuwe algoritmes kunnen we onheil voorkomen, doordat we terroristen en ander tuig in beeld krijgen'.

Iets vinden, is ongelooflijk lastig. Iets vinden waarvan je niet weet hoe het er uit ziet of wat het is, is zo goed als ondoenlijk. Wat wél goed kan, is iets terugzoeken. Maar dan weet je wat je zoekt, na afloop van een aanslag bijvoorbeeld. Dan blijken inderdaad alle gegevens over de daders al in je bezit te zijn. Dan blijkt er (ineens?!) in de hooiberg een duidelijke route te zien naar de dader(s). Maar dat lukt pas als je wéét wie of wat je zoekt.

Daarom is big data onzin.

Natuurlijk is het handig om patronen te herkennen. Maar dat doet statistiek al honderden jaren, zij het langzamer en met kleinere datasets. Maar jij en ik zijn niet te vinden.

Om een individu te vinden, zul je precies dáár moeten beginnen: bij dat individu. Alleen dan kun je een spoor (terug) volgen. Wat dat betreft, zal het belang van goede informatieverzamelaars, bekend als bijvoorbeeld rechercheurs, alleen maar toenemen. Intelligence noemen de Amerikanen dat: spionnen, goede straatagenten, rechercheurs, ménsen die luisteren en op basis van díe informatie verder zoeken. Dán kan big data een handig instrument zijn.

Het is een ruwe, primitieve techniek waar we nu bang voor zijn. Mensen die met grof geweld op die enorme berg data af stormen in de hoop daaruit interessante conclusies te trekken. Nog nooit ís er iets uit geconcludeerd dat privacy-bedreigend is. Nog leuker: de keren dat big data een rol van betekenis speelden, waren het niet de data crushers die iets konden aanreiken. het waren veeleer 'sociale professionals' als journalisten of (sociale) wetenschappers.

Nee hoor, als je je in een berg hooi als hooi gedraagt, wordt het lastig je als speld te identificeren. Dat neemt niet weg dat je alert moet blijven op je eigen privacy. Maar of dat nu plots significant meer is dan voor de komst van de term big data?! Ook toen was het een kwestie van niet opvallen.

woensdag 19 maart 2014

Zó voelt het dus.

Het is járen geleden dat ik 'besloot' geen boeken meer te lezen of films te gaan kijken over 'de oorlog'. Ik had er m'n buik van vol. Een overdosis helden en heldhaftigheid was me opgebroken. Op de een of andere manier werd het allemaal ongeloofwaardig.

Voor mijn gevoel klopte het allemaal niet. De verhaallijnen zullen vast ergens een kern van waarheid hebben (gehad). Waar ik niet uit kwam, is het beeld van de samenleving in die periode. Dat is decor, dat snap ik. Maar waar was eigenlijk de aandacht, als thema voor een speelfilm, voor dat leven? Nederland, zo lijkt het, zat vol met verzetstrijders en moedige mensen.

Ik geloof er geen barst van.

Natuurlijk zullen er Duitse militairen in het straatbeeld zijn geweest. Hoeveel zou het straatbeeld zijn afgeweken? Zou in 95% van de tijd en voor 95% van de mensen de wereld haast onveranderd hebben geleken? Met zonnige en regenachtige dagen, bomen en planten die in de lente uitlopen, de herfst die storm brengt en kortere dagen?

Dat was een bezetting. Da's wel een heel heftige. Zeker de interventies zullen indrukwekkend zijn geweest. De arrestaties, de verdwijningen, de aanslagen, de razzia's, de ge- en verboden. En toch blijft me de vraag bezighouden in hoeveel Nederlandse straten eigenlijk niet veel gebeurd is in die periode.

Hoe ziet het dagelijks leven er uit? Persoonlijk is dat de vraag die míj boeit. Dat je voor een landschap staat, geschilderd tijdens de Kleine IJstijd, en je je afvraagt hoe dat die dagen voelde. Hoe kóud was het? Die schaatsende mensen: wat deden en dachten ze? Hoe was het leven in een middeleeuwse stad? Ik schreef er al eerder over. Echt heel mooi zijn De Gekaapte Brieven. Ik vind het zo gaaf dat je een beeld krijgt van het alledaagse in een bepaalde periode.

Eigenlijk zou je het ook eens moeten doen; liefst bij ons in Leiden. Zoek een stukje stad wat nog 'ongerept' is. De kans is heel groot dat het misschien maar tien meter zijn. Zoek een plek waar je niet de hedendaagse samenleving ziet. Stop dan. Kijk héél aandachtig om je heen, vooral ook naar boven. Probeer je nu eens voor te stellen dat hier, op deze plek, heel lang geleden óoḱ mensen keken naar wat jij nu ziet. Wat deden ze? Hoe zagen zij het?

Dat fascineert me (het alledaagse vandaag de dag ook, hoor).

In Den Haag liep ik pas geleden een smal straatje uit toen ik het ineens realiseerde. Ik lóóp nu in een historische periode. Dat heeft geen bal met dat straatje te maken. Wat ik me realiseerde is dat de geschiedenisboekjes over een paar jaar gewag zullen maken van een forse wereldcrisis als gevolg van het annexeren van de Krim. Met een beetje pech gaat het ook nog eens verder dan 'een crisis'.

Zo voelt het dus. Wellicht.

Den Haag bleef Den Haag. Het lentelicht het lentelicht. De trein naar Leiden de trein naar Leiden (maar: op tijd!). Kortom, niks veranderd. De dreiging en de crisis waren nergens tastbaar. Ze zijn, voor ons!, virtueel; nieuwsberichten in krant en op tv. Een wereldwijde dreiging zoals de Cubacrisis (Varkensbaai, schepen met raketten, atoombomaanvalsdreiging), leerden wij, hield de wereld in zijn greep. De Koude Oorlog met z'n Wapenwedloop ook.

Het zijn geen oorlogen in jóuw vaderland. Maar toch: een historische periode - 'waar was jij, toen ...'- en je merkt het niet.

dinsdag 18 maart 2014

Stemmen móet?!

Het zal wel. Sinds wanneer is het zo dat je móet stemmen om recht van klagen of spreken te hebben? Da's baarlijke nonsens.

Stemmen is een democratisch recht. Toch? Tenzij ik ooit ergens een fundamentele wetswijziging heb gemist, is dat toch echt nog steeds het uitgangspunt. Maar omdat ik ook weleens een wijziging in de wegenverkeerswet miste over de maximale asdruk van de aanhanger die ik niet heb, sluit ik niet uit ooit iets anders belangrijk ook te hebben gemist. In dit geval meen ik oprecht te kunnen zeggen dat dat niet zo is. Stemmen is een democratisch recht.

Als dat zo is, snap ik het niet meer.

Blijkbaar is er een soort collectieve misleiding ontstaan dat je je democratisch recht móet uitoefenen. Maar een recht is juist een recht omdat het jou het recht geeft het níet uit te oefenen. Anders is het een plicht. Een een stemplicht kennen we al lang niet meer.

Maar je moet stemmen omdat je anders geen recht van spreken - lees: klagen - hebt later. Is ook drog. Volgens aanhangers van die redenering is stemrecht een zwaarwegend en belangrijk recht waarmee je niet lichtzinnig mag omspringen. Daar kan ik me helemaal in vinden. Wat dan wel weer frappant is, is dat dat zwaarbelangrijk recht onmiddellijk totaal waardeloos wordt gemaakt door te doen alsof je het aanbod partijen altijd voldoende keuze biedt om jouw mening te verkondigen.

Als er iets is wat we de afgelopen jaren steeds meer zijn realiseren, dan is dat toch echt dat dat een wensbeeld is. Er is geen enkele partij die jouw meningen en doelen precíes onderschrijft. Niet voor niets is dat kiezen zo moeilijk. Ze passen geen van allen voor honderd procent en dus dient zich die (ellendige) keuzevraag aan: wat geef ik prioriteit en wat minder? Da's kiezen: van maximaal naar optimaal (en verder naar beneden via suboptimaal en 'minst slechte').

Als ik serieus zou omgaan met m'n stemrecht zou het heel goed zo kunnen zijn dat ik níet stem. Althans, geen stem uitbreng. De gang naar het stemlokaal maak ik dan wel, maar op een of andere manier moet ik kunnen uitdrukken dat ik voor niemand of geen partij in het bijzonder kies.

Eigenlijk is het dwingelandij van diegenen die vinden dat je móet stemmen om recht van (mee)spreken te hebben. Nog afgezien van het gegeven dat niemand kan weten óf ik heb gestemd en op wie, is die houding feitelijk enorm aanmatigend.

Als iemand serieus zaken afwegend tot de ontdekking komt dat niemand zijn stem verdiend, dan moet hij die stem ook niet vergooien aan soort van tweede, derde of vierde keuze.

Dat is ook een van de verontrustende zaken aan de toenemende fixatie op opkomstcijfers. Die zeggen niets; zeker niet als mensen naar de stembus worden gelokt met feestjes en braderieën of worden gedwongen door sociale druk. Daarmee wordt het opkomstpercentage wellicht opgekrikt, maar de democratie zeker geen dienst bewezen.

Dat doe je door je af te vragen waarom die opkomst zo laag is. Mogelijk zijn dat de vragenstellers zelf: de politieke partijen en zij die leven van het politiek bedrijf. Om in hun eigen termen te blijven: het is lastig voor wc-eend iets anders aan te bevelen dan wc-eend.

Da's een ongemakkelijke mogelijke waarheid.

maandag 17 maart 2014

Help toeval een handje

Eigenlijk zóu ik moeten zoeken naar de ontkrachting. Maar het toeval wil dat ik vandaag wel heel mooie voorbeelden hoorde van de rol van toeval. Toevallig. Dus.

Eigenlijk is het woord toeval niet precies genoeg. Maar het is wel het woord wat het best associeert met wat in chaostheorie wordt bedoeld: het onvoorziene, het onverwachte. Die vlinderslag met een orkaan als gevolg is het bekendste voorbeeld. Het is een wiskundige manier om dynamische systemen te beschrijven (en te onderzoeken).

Toeval is een belangrijke factor in ons sociale leven. Het is zeker niet zo dat we alles onder controle hebben of kunnen plannen. Da's voor mij een uitgangspunt.

In het verleden kwam ik er al vaker mee in aanraking. OL2000 - het oer-overheidsproject om eenloketontwikkelingen aan te jagen, zonder veel succes - dacht bijvoorbeeld met blauwdrukachtige handboeken richtlijnen te kunnen geven hoe dat allemaal dan te doen. Maar de realiteit was dat de succesvolle lokale projecten die waren waarin de chemie goed was. Dat was en is niet na te bootsen. Zeker de chemie tussen mensen is essentieel.

Precies datzelfde hoorde ik de afgelopen weken in Leiden. In het stadsbestuur, zo vertelden stadsbestuurders me, is het niet zo dat iedereen vriendjes is met elkaar. "Gezamenlijk op vakantie gaan we niet", legde iemand uit. Maar er was wel begrip voor elkaar en er was oprechte onderlinge beleefdheid. Sommigen zouden dat wellicht respect noemen. Hoe je het beestje ook noemt; chemie tussen partijen betekent elkaar in z'n waarde laten zonder klef te worden of elkaar dood te meppen.

In Leiden krijgt een opleiding het voor elkaar miljoenen bij elkaar te harken voor een uitbreiding. De opleiding is zo populair, bij studenten en bij werkgevers, dat die uitbreiding is gerechtvaardigd. Maar hoe financier je dat?

De overheid draagt een steen bij. Maar toeval wil dat bestuursleden van twee belangrijke spelers les krijgen van dezelfde muzieklerares. Via haar komt het contact tot stand. De directeur komt in contact met een belangrijke intermediair - een tweedekamerlid - ...... via z'n huisarts, die beide als patiënt heeft.

Toeval kun je wel een handje helpen.

Statistisch gezien, neemt de kans op relevante contacten toe als het totaal aantal contacten toeneemt. Veel mensen kennen, helpt. Netwerken helpt (mits je in staat bent overzicht te houden over al die mensen die je 'kent'). Wat ook een optie is: het netwerk kleiner maken en zorgen dat alle relevantie daarbinnen komt te vallen. Het old boys network-idee.

Maar voor veruit de meeste mensen: toeval. Dan is het weer wel raadzaam je ook eens te interesseren voor al die anderen. Want, tja, als je met niemand praat, ga je ook nooit weten wie voor jou wellicht interessant is.

zondag 16 maart 2014

Integriteit

Daarom geloof ik steeds minder dat er een echte bedreiging uitgaat van de nieuwe verslaggevers. Als je genoeg tijd doorbrengt tussen de mensen die lokaal nieuws verslaan, dan zal je gaan opvallen dat dat een een cultuurtje is.

Een nieuwsjager zal ik niet snel worden. Dat behoeft enige uitleg. Want onderzoeksjournalistiek - voor mij een synoniem voor langere artikelen met diepgang - lijkt me weer wél wat. Wat me niet boeit, is de jacht op nieuwtjes en 'de eerste zijn'. Ik vond, vind en zal vast blijven vinden dat mensen die dat nastreven met vuur spelen. In hun gefixeerdheid op de scoop lopen ze een reëel risico de realiteit uit ogen te verliezen, of interpretatiefouten te maken. Het heeft iets van de beruchte jacht op bonussen.

Wat je vastlegt, zijn je eigen waarneming en interpretatie. In de afgelopen jaren heb ik gemerkt hoe dat tot verschillen kan leiden, óók bij ogenschijnlijk triviale zaken. Een politicus op verkiezingstournee die één kraam bezoekt, bezoekt ook één kraam, maar elders "bleef (hij) staan bij kramen'. Meervoud. Zeker nu, in verkiezingstijd, sta ik af en toe verbaasd en denk "waren wij echt bij dezelfde bijeenkomst?!".

Het heeft allemaal volgens de deskundigen te maken met professionaliteit. De professional, de opgeleide journalist, betrap je niet op interpretatie. Nou, mooi wel. Zeker voor 'het plaatje' maken televisieverslaggevers ook esthetische keuzes, waardoor de context wordt beïnvloed. Da's wezenlijk anders dan de werkelijkheid manipuleren, zoals critici nogal makkelijk-ongenuanceerd geregeld brullen.

Het grote verschil tussen beide groepen is, denk ik nu, de integriteit.

Ook mensen die niet de beroepsopleiding hebben gevolgd, kunnen heel goed journalist zijn. Een goede pen, een scherpe blik en een goed stel hersens zijn belangrijke instrumenten. De beroepsopleiding voegt daaraan in essentie niets toe, anders dan methodieken. De belangrijkste, ethiek en integriteit, léér je niet echt. Daar moet je wel van op de hoogte zijn, maar, net als levenservaring, zal ervaring met de dilemma's vormend zijn.

Wat ik denk te zien, is dat veel van de nieuwe verslaggevers zich vooral daar niet al te veel mee bezig houden. Er lijkt veel te worden gewerkt vanuit een zeer particuliere interesse. Dat speelt altijd een rol, zoals ik beweerde, maar nu beïnvloedt het het keuzemoment. Da's wezenlijk anders: iemand die ergens wel of niet naartoe gaat en iemand die schrijft wat-i zag of hoorde (en dat alleen vanuit eigen perspectief kán).

Dat is wat me opvalt bij lokale media: de selectieve interesse. Stomweg omdat het geen dagelijks werk is in de zin van loonvormend en er 'dus' minder tijd aan kan worden besteedt, of wordt besteed. In het gros van de gevallen is het (vergelijkbaar met) vrijwiligerswerk. Zelfs met dat gegeven bekend en geaccepteerd, is er nog steeds selectie op basis van voorkeur, niet van praktische belemmeringen en bezwaren.

Dát lijkt mij dus wel een reusachtig interessant en relevant onderzoek: de werkwijze van journalisten bij lokale media. Niet dat ik enthousiast word van een invulling als 'is er hoor en wederhoor' toegepast, maar wel 'waarom is iets gekozen als nieuwswaardig'. Ik zou als hypothese willen stellen dat lokale verslaggevers ceteris paribus, onder gelijke omstandigheden, selectiever zijn.

Vooralsnog ga ík er van uit dat dat waar is en dat de integriteit van veel lokale verslagleggers betwistbaar is; omdat ze sommige dingen niet wíllen verslaan.

zaterdag 15 maart 2014

Meeuwen

Ik zal ze nog missen ook: de Leidse meeuwen. Althans, er van uitgaand dat ze ook echt verdwijnen gaan.

Leiden heeft last van meeuwen. Ze maken onze vuilniszakken op. Ze krijsen. Ze schijten enorme flatsen bijtende meeuwenpoep. Ze jatten. En ze kijken vals. Maar ze hóren bij Leiden.

Ons stadsbestuur heeft nu (eindelijk) de stap genomen naar ondergrondse vuilcontainers. Dat moet meeuwenoverlast tegengaan. Eerlijk gezegd, vind ik dat een dolkomische - want onzinnige en onjuiste - redenatie. De bovengrondse containers waren immers ook al meeuwenproof, hoor. Ik heb nog nooit een meeuw een stalen omhulsel zien doorprikken, ondanks de vervaarlijk snavels die de grotere exemplaren hebben. Niet het ondergrondse is relevant, maar de grootte. De bovengrondse waren te snel vol, werden te laat geleegd en 'dus' zette de mens het vuil ernaast.

En dan de meeuw de schuld geven.

Voorlopig zijn we ook niet van de meeuw af, hoor. Want die vuilnisbakken waren maar één van hun voedselbronnen. Wie goed om zich heen keek, zag de meeuw ook vaardig voedsel uit openbare vuilnisbakken halen. Vast afgekeken van de spreeuw trekken ze daar van alles en nog wat uit. Omdat ook die dingen vaak te vol zijn en te laat worden geleegd, zijn ook dit prima fourageerplekken. Iets kleiner, dat wel, maar toch. Mensen zijn nogal domme dieren, weten de meeuwen. Als een afvalbak vol is, zoeken ze geen andere maar gooien het er naast. Een meeuwenbuffet.

Natuurlijk hebben de meeuwen gelijk. Mensen zijn dol op dieren, voor zover die niet storen, niet met teveel zijn, niet verharen, niet vervuilen, geen nare geluiden maken - op ongewenste tijden ook nog - en aaibaar zijn; kortom, zich als surrogaatmens gedragen.

De dieren passen zich wel aan, hoor. De koe kijkt al lang niet meer op van de trein. Langs de snelweg staat het wild óns te bekijken (of, veel fantasierijker, te denken over "eerst links en dan rechts kijken voor het oversteken"). De buizerd weet zich al zo veilig dat-i tegenwoordig op heel veel paaltjes te zien is. En de reiger dingt mee naar de titel Meest Opdringerige Vogel, terwijl-i ooit 'zeldzaam en schuw' was.

Leiden gaat niet veel meeuwen kwijtraken, hoor. Wel gaan de meeuwen meer moeite moeten doen om te kunnen eten.

Gisteren fietste ik langs een lantaarnpaal, waaronder fietsers, scooters en auto's voorbijraasden. Niemand keek naar boven. Bovenop het armatuur zaten twee meeuwen. Ze keken rond en negeerden de wereld ónder hen volkomen.

vrijdag 14 maart 2014

Innovatie als verkeerde keuze

Eén van de dingen die ik zelf leuk vind aan al die aandacht voor 'innovatie' is de herwaardering van sociale wetenschappen. Sterker, ik ben inmiddels zo ver dat ik denk dat heel mensen die zich nu innovator of trendwatcher noemen feitelijk ooit een verkeerde studie- of beroepskeuze hebben gemaakt.

Het blijft frappant hoe 'we' iedere keer menen dat vernieuwing technische vernieuwing is. In elk geval is het iets wat buiten onszelf staat. Zelden, heel zelden, is vernieuwing de mens of zijn sociale organisatie zelf; zeker in 'geciviliseerde samenlevingen'.

Het is echt heel goed te zien hoe mensen die zich bezig houden met innovatie na verloop van tijd allemaal interesse ontwikkelen in de kennis uit de sociale wetenschappen. Het is, voor mij, weer een bewijs dat, wat badinerend wel de 'zachte wetenschap' wordt genoemd, essentiële kennis over mensen en hun gedrag oplevert. Wat dat betreft, is het precies hetzelfde als met welzijnswerk. Dat ís niet koffieochtenden en zinloze bezigheidstherapie. Als je er echt zo over denkt, heb je nooit iets gesnapt van dergelijk werk.

Dat is ook een beetje de makke van praten over 'innovatie'. In veel gevallen is dat gewauwel. Mensen worden daarin ondergeschikt gemaakt. Nieuwe mogelijkheden worden dan niet per sé in het voordeel van mensen gebruikt.

Innovatie heeft een sterke marketingkracht, als term. Niet voor niets barst het inmiddels van de innovatieve bedrijven en zoeken bedrijven zelfs innovatieve medewerkers. Die snappen er werkelijk geen bal van.

Innovatie heeft ook dat verleidelijke van een mooie droom. De vraag waarom vooruitgang altijd positief zou zijn, is er een die pas de afgelopen twee jaar vaker en vaker wordt gesteld.

Als je je met innovatie bezighoudt, had je het allang moeten herkennen. Geen van de voorspellingen over succesvolle innovaties of over de termijn waarop veranderingen massaal omarmt worden, is uitgekomen. Alle ontwikkelingen duurden langer. Niet vanwege de technische ontwikkeling, maar omdat de acceptatie een sóciaal proces is.

Vandaar dat ik zo blij ben te denken te merken dat sinds een paar jaar ook de aandacht voor die sociale component toeneemt. Dat zou de realiteitswaarde moeten doen toenemen.

Dat is nog best lastig. Veel niet-sociale wetenschappers grasduinen in onderzoek op zoek naar hun mening bevestigende conclusies. Falsificeren ligt ons mensen niet.

donderdag 13 maart 2014

"The limit..."

Mijn vertrouwen is aan scherven. Mijn ideeën over de perverse misdadigheid van bonussen zijn bevestigd.

Dit stond vandaag in de De Volkskrant.

Photo 13-03-14 19 22 12

Hier schieten woorden te kort. Hoe noem je dit? Schokkend? Stuitend? Neerbuigend? Arrogant? Pervers? Misleid? Crimineel? Asociaal? Slim? Vanzelfsprekend? Natuurlijk? Marktwerking?

Alsof er geen vuiltje aan de lucht is, gaat de windhandel weer verder. Is het al wrevelwekkend dat béurskoersen - gebaseerd op risiconemende beleggingen - blijkbaar (onder andere voor de media) indicator zijn voor welvaart en economische staat, het is ronduit crimineel dat in de bron van alle ellende blijkbaar weer wordt gegraaid.

Eerlijk gezegd, geloof ik er helemaal niets van dat daarin ooit iets fundamenteel zal veranderen. Mensen die in bonussen denken, zijn inherent crimineel. Het zijn valse geesten die van mening zijn dat je met geld kunt omkopen en verleiden, stimuleren (bewezen onwaar). Heel bewust creëren ze een uitlokkend, corrupt milieu waar niet geweld, maar geld de basis van alles is.

Ik heb geen idee wat te doen.

Wat ik weet, is dat ik het zát ben.

Misschien wordt het tijd de samenleving maar eens te ontdoen van deze gezwellen. De Brigades Rosso deden wat al te letterlijk. Niet dat ik me niet dat voorstellen dat zo'n explosie van geweld er zit aan te komen. Je zult 'm alleen niet zien aankomen, net zo min als die uit de jaren zeventig. Het bijzondere is dat ik in m'n jeugd die aanpak eigenlijk heel logisch vond; het was de logische, maar uiterste consequentie. Dan word je ouder en denk je: in m'n jeugd toch verkeerd geredeneerd. Dan komt de bankencrisis en dit graaien: blijkbaar is de hardleersheid zo groot dat straffen noodzakelijk is.

Uiteraard ben ik niet zo'n held. Ik vermoed dat ik niet veel verder zal komen dan het níet verlenen van galante voorrang in het verkeer aan dat soort mensen. Ze wachten maar op hun beurt.

woensdag 12 maart 2014

Moderne bedelaars

We bedenken het niet zelf. We kopiëren het uit een buitenland, uit de VS bijvoorbeeld. In dat 'land' - meer een continent - bestaat al tijden het idee dat je niet voor alles een overheid nodig hebt (wel heb je voor veel een ander nodig, maar die mag niet overheid heten). Dat leidt onder andere tot bedelen. Dat nóem je uiteraard niet zo, want bedelen doen alleen armen om in hun levensonderhoud te voorzien.

De bedelpartij noem je bijvoorbeeld fund raiser. Klinkt sjieker, maar is in essentie precies hetzelfde: wij vragen u geld te geven. Het slimme aan fund raisers is dat je in ruil voor deelname veel meer aardse gunsten terugkrijgt dan bij het altruïstisch bedoeld gebaar. Een diner waarvoor je extreem betaalt, omdat het grootste deel van dat bedrag naar Het Doel gaat. En met gelijkgestemden; altijd mooi voor het netwerk.

Dergelijke bijeenkomsten bestaan al tíjden. Ook de debutantenballen, roeiwedstrijden en hippische evenementen kennen die traditie. En wie kent de namen niet? De Rotary en Lions als bekendste?! De serviceclubs, dus; zij het dat die min of meer permanent goede doelen steunen en fund raisers gericht eenmalig.

Het ligt er maar net aan hoe je zo'n fund raiser organiseert. Te patserig en je vliegt de hoek in van de neerbuigende giften, de aalmoezen. Da's een subtiele grens, hoor. Je hebt het immers over mensen die geld kunnen míssen en dat schenken aan een doel wat er (ongetwijfeld) om zit te spríngen. De juiste mores zijn dan ongelooflijk belangrijk.

Van de week was ik bij zo'n fund raiser. Althans, bij het deel ná het diner. En niet als funder. Het was leerzaam.

Ten behoeve van een Goed Doel werd De Slag Om Leiden georganiseerd. Alles en iedereen deed belangeloos mee, alhoewel ik dat niet zeker weet van de catering. Veel leuker om over te hebben, is dat De Slag Om Leiden de zaken omkeert. Natuurlijk, het gáát erom zoveel als mogelijk op te halen. Maar de trekker is eigenlijk ook dat waarvoor ik kwam: de quiz. Zesentwintig teams - eentje kwam niet opdagen, hoorde ik - strijden om de eer.

Nou, dan zie je gamification in aktie, hoor.

Zo'n quiz maakt iets los bij mensen. De teams bestonden uit vijf volwassenen, maar dat werden gedurende de quiz steeds meer vijf kinderen die een wedstrijdje doen. Het is toch frappant te zien hoe mensen in zo'n spel worden gezogen en zich niet willen laten kennen. De spelende mens is toch anders. De sfeer zíe je veranderen: afkijkers, maar ook rode koppen en 'niet te hard praten'-overleg. Het toppunt was 21.31 uur. Dan gaat de hoorn ten teken dat het is gedaan (en het wachten op de tellingen begint).

Dan ontspant zo'n hele zaal. Even stilte en dan barst er een geroezemoes los. Niet alleen dat, ook mensen die plots naar de wc moeten. Wat rest, is de sfeer vlak na een examen of tijdens een schoolsportdag. Uitgelatenheid, die geleidelijk plaats maakt voor nervositeit. Want, tja, het ís een wedstrijd, ook als je vooral voor de lol meedeed.

Tuurlijk, er worden ook zakendeals voorbereid. Tuurlijk, er ís veel betaald om aanwezig te kunnen zijn. Tuurlijk, het ís geen dwarsdoorsnee van de bevolking. Bezwaren, bezwaren, bezwaren, en bedenkingen. Die heb ik ook.

Maar het bewijs dat je met 'spel' heel veel kunt bereiken - al is het maar een goede, constructieve sfeer - is wat mij betreft weer wat sterker. Dat van die homo ludens van Huizinga ís zo gek nog niet, hoor.

dinsdag 11 maart 2014

kankerafdeling F8

Tja, tijdgebrek nekt me nu. Na twee dagen al ver na mijn zelf opgelegde deadline van 20.15 uur te hebben geschonden, ga ik het vandaag niet eens meer probéren.

Te druk geweest.

Toch is er iets wat ik zéker wil melden. Dat is een deel van het onverslaanbare Man Bijt Hond. Daarin zit een (zoveelste) human interest-onderdeel. Over een kinderkankerafdeling, F8 van het AMC.

Die móet je kijken als je ook maar iets wilt snappen van mensen en van kracht. Mijn god - dat woord en het woord 'hemel' vermijd ik liefst, maar nu niet - wat zijn die kinderen sterk.

Wellicht wordt het weer 's tijd veel meer naar kinderen te luisteren, Gewone. Niet van die hyper-intelligente. Gewone. Niet van die oudere mediagevoelige. Gewone. Van de soort die leven belangrijk vindt.

maandag 10 maart 2014

Fantasie niet nodig

Ik ben overtuigd. Fantasie verdwijnt.

Wat klets je nu?

Nou. Dan moet je dat onverslaanbare Tegenlicht, van zondag 9 maart 2014, maar eens terug kijken. Die ging over de vraag Hoe echt is echt?. Da's een enorm onderwerp en, eerlijk is eerlijk, deze aflevering is een voorbeeld van een iets grotere mond dan de maag: teveel hooi op de vork, dus.

Dat neemt niet weg dat er zat interessants is.

Wat te denken van Next Media. Dat bedrijf 'visualiseert nieuws'. Het is nog niet zo ver, maar over een tijdje kun je 'gewoon rondlopen' in het nieuws: rondkijken bij een kettingbotsing, rondkruipen in het karkas van een neergestort vliegtuig, neuzen op de moordplek, en naast de persident van de VS staan. Of in het publiek, natuurlijk.

Ik vind het nog steeds één van de angstwekkendste ontwikkelingen die we doormaken vandaag de dag: het verdwijnen van fantasie.

Moet je eens denken. Ooit waren er de verhalen die werden verteld. Zo onbetrouwbaar als de neten, want de verteller vertelde iedere keer andere versies en de luisteraars vertelden weer andere variaties verder. Met de boekdrukkunst verdween dat probleem grotendeels (wist je dat de monnikken die in de periode daarvoor manuscripten overschreven daarin soms eigen aanpassingen maakten?). Het verhaal lag vast in meerdere identieke kopieën. En zo verder.

Wat in die reeks vermindert is verbeelding. De verteller riep een beeld óp, maar liet de constructie daarvan aan de luisteraar over. De gedrukte tekst vermindert de vrijheid van Fantasie nog meer; de beschrijvingen worden gedetailleerder en de lezer meer en meer bij de hand genomen. Met media als televisie is het weer een stap minder. Nu zíe je zelfs wat Fantasie had moeten doen. Nóóit zie je een verbeelding in film of op tv van jóuw fantasie. Jouw beeld van Harry Potter was een ander dan het figuur dat in de film figureert.

Dat is essentieel. Fantasie wordt vervangen door de realiteit van een ander.

Nu dus de verbeelding van nieuws. Dat kán niet. Hoe je het ook bekijkt, in alle gevallen is het een interpretatie. Misschien dat het nog enigszins mogelijk is de fysieke omgeving neutraal weer te geven, maar iedere sociale actie is een interpretatie. Daarvan moet je je bewust zijn (vandaar dat Tegenlicht een belangrijk onderwerp bij de kop had met de vraag wat dan écht is).

Het grote verschil is dat je niet in de overwegingen en historie van subjecten, mensen kunt hebben. Anders gezegd: je kijkt naar de oppervlakte, naar het zichtbare. Een kopie van een kunstwerk laat je naar een afbeelding kijken, hoe goed ook. Rondlopen ín een omgeving? Onzin, je kijkt naar een continue schérm, zonder emotie, zonder toeval of chaos.

Belangrijker is wellicht wat de gevolgen van verminderende invloed van Fantasie zijn. Die gaan ver, net als het verdwijnen van de bij zoiets is als die spreekwoordelijke vlinder die een orkaan veroorzaakt. Over chaostheorie, waar die vlinder iconisch voor is geworden, gaan we het niet hebben, maar wel over het effect.

Fantasie stuwt nogal wat voort. Géén van de grote en kleine uitvindingen zou zonder Fantasie tot stand zijn gekomen. Geen van de dromen van een betere wereld zouden zijn ontstaan (en evenmin die van de dictator en totale alleenheerschappij). Dan heb jij ook geen mogelijkheid even te ontsnappen uit de werkelijkheid. Dan word je gevangene van het dagelijks leven, vaak 'werk'. Dan is het maar de vraag waarom je nog zou nadenken over andere zaken. Dat leidt immers alleen af van jouw functie.

Wat ís jouw functie eigenlijk?!

zondag 9 maart 2014

Politiek: invasie van gedachtendieven

De afgelopen weken laait de politieke strijd om jouw stem weer op. Het is een prima tijd om je voorraad gratis balpennen, notitieblokjes en zelfs schuursponsjes aan te vullen. Net zoals gratis op het Internet niet gratis is, maar een ruil tegen jouw privacy, zo moet je voor die balpen dan wel even beleefd een wervend praatje aanhoren. Voor niets gaat (nog) de zon op...

De tijd ook voor extra aandacht voor politici. Eindredacteuren die vragen om nieuws uit 'de debatten' en verslaggevers die braaf die debatten aflopen, aanhoren en verslaan.

Debatten die zelden interessant zijn voor de kiezer.

Mij blijft het frapperen. Natuurlijk is het waar dat politici zich, generaliserend, marginaal interesseren voor de kiezer. Eens per vier jaar is de aandacht er en twittert, facebookt en begeeft de hele politieke gemeenschap zich onder het volk dat het een lieve lust is. Maar communiceren, ho maar.

Is het je weleens opgevallen dat er zelden tot nooit een debat is van één politiek dier met het publiek? Of voor mijn part een panel met het publiek? Het publiek mag, vaak als laatste, vrágen stellen. Het debat is tussen de dames en heren onderling. Dat het op details vliegen afvangen alleen interessant is voor ingevoerden als zijzelf en de politiekverslaggever van het plaatselijk blaadje, dát ontgaat ze.

Jazeker, je kijkt naar een toneelstuk.

Een goede reden dat zo te stellen, denk ik te hebben gevonden in de interviews die ik deed en doe met politici. Zeker in de reeks die nu wordt gemaakt, valt het op.

Een politicus voor de zoveelste keer vragen naar zijn partijpolitieke standpunten, zijn behaalde resultaten en zijn doelen voor de komende vier jaar, leek me overbodig. Nog afgezien van de vraag of dat allemaal wel zo realistisch is onder continu veranderende omstandigheden, ben ikzelf veel meer geïnteresseerd in de drijfveren van mensen. Liggen díe me me, dan is dat een belangrijke reden mijn stem op die persoon uit te brengen.

Mijn insteek voor de interviews is dus een laag dieper te graven. Wat brengt iemand ertoe de politiek in te gaan? Hoe denk je over 'het volk' en de verhouding tot hen? Hoe ga je om met dilemma's en wat is je wereldbeeld? Ik kan zeggen dat lokale politici die vragen blijkbaar niet vaak krijgen en soms gewoon echt geen antwoord hebben. "Jee, waaróm zit ik eigenlijk in de politiek? Goede vraag. Daar heb ik eigenlijk (al lang) niet over nagedacht." Ja, dit was een écht antwoord.

Maar er is iets anders, veel interessanter vind ik, vast te stellen.

Als je een kandidaatreaadslid interviewt, kun je zo'n gesprek wel voeren. Het kost zo'n drie kwartier koudwatervrees overwinnen, maar dan willen ze meestal wel, bewust of onbewust. Maar ex-wethouders zijn een voorbeeld van hoe mensen kunnen worden overgenomen door andere entiteiten. Ze zien er nog steeds hetzelfde uit, maar ze zíjn anders.

Het verklaart waarom veel voormalig landelijke politici plots andere zienswijzen lijken te hebben dan in hun politiek-actieve periode. Toen waren ze zichzelf niet. Ze deden wat ze dáchten dat ze moesten doen in het belang van hun functie. Kiezers voelen die onechtheid. Als dan, later, kritiek wordt geuit op 'toen' dan is het wantrouwen bevestigd. Lokaal gebeurt precies hetzelfde.

Het zou 'de democratie' en ons keuzeproces reusachtig hebben geholpen en helpen als politici integer zouden zijn naar zichzelf in plaats van naar de partij of de functie. Dan krijgen gedachtendieven geen kans.

zaterdag 8 maart 2014

Gerrit of Gérard Dou

Gisteren was ik bij de perspresentatie van de grote Gerrit Doutentoonstelling in museum De Lakenhal in Leiden. Ik was verbaasd.

Niet dat mijn verbazing verrassend is. Zoals bekend, ben ik geen kunstkenner in de zin van opgeleid deskundige. Ik kijk en vind iets. Gelukkig begrijp ik van de wél deskundigen dat de beste leidsman is: je smaak, of het stuk iets met je doet. Nou, die Dou deed dat.

Gerrit Dou - of zoals hij later werd genoemd als gevolg van Franstalige verbastering: - was een Leids fijnschilder. Hij blijkt te hebben gewoond en gewerkt binnen 100 meter van de plek waar wij onze Leidse wooncarrière zijn begonnen, het Leidse Kort Galgewater. Niet van invloed, maar wel leuk.

Wat wél van invloed is op mijn indruk van de man, is wat ik in het museum zag. Kleine schilderijen die met een ongelooflijk detail en een enorme energie zijn geschilderd. Zoals ik noteerde "ze spetteren van het doek, als foto's". Dat is volgens de curator van De Lakenhal een onjuiste vergelijking. Maar toch... kijk:

20140308-215151.jpg

Eigenlijk denk ik nu, een dag later, dat foto's zelfs onderdoen voor Dou's werk. Hij regisseerde alles en manipuleerde daardoor als de pest. De taferelen die hij schilderde, waren daardoor echt en onecht. Ik was overdonderd door de details. Een fotograaf die een geit fotografeert, zal veel moeite hebben de haren van de vacht zó vast te leggen. Dou schilderde ze, zowat één voor één. Het bleek een feest dat ik kippig ben. Door mijn bijziendheid kon ik, met de bril van de neus en de neus zowat óp het schilderijtje, zíen hoe gedetailleerd was geschilderd. Een schrijver die een boek kopieert, is haast letterlijk leesbaar.

20140308-215134.jpg

Maar veel en veel mooier is dat Dou in staat blijkt dynamiek te vangen. Het is echt onbeschrijfelijk - je met het zíen - hoe goed hij dat doet. Dát is wat mij deed besluiten de kop 'Gerrit Dou: schilder het fotografisch oog' te gebruiken. Het is zó griezelig lijkend op een snap shot. Als je dan weet, zoals ík hoorde, dat Dou "honderden types kwasten had voor al die effecten en kleuren" dan ligt de bal toch echt voor het open doel van 'fotograaf': dit is Photoshop voordat dat bestond.

Wat me ook zo intrigeerde; de traagheid. Dou deed láng over de schilderijtjes - een A5je groot. Dat kun je je ook wel voorstellen als je al die details ziet. En dan snap je ook dat in zijn atelier parasols stonden; om stóf en gruis niet neer te laten dalen op het natte schilderwerk. Dat is immers zó gedetailleerd dat zelfs stof storend is. Dat geldt, stel ik me voor, ook voor de kijker. Dit zijn geen werken die je even snel tot je neemt.

Niet dat dit allemaal zo uniek is. Het gebeurt me wel vaker dat ik plots een symmetrie zie of een verbinding tussen toen en nu. Het is wel leerzaam om je te realiseren wat onze snelle samenleving doet. Dat veel van wat er 'toen' mogelijk was nu onmogelijk - lees: onbetaalbaar - is geworden.

vrijdag 7 maart 2014

Een georganiseerde vriendschap

De term was me nieuw: georganiseerde vriendschap. Toch is het een vriendschap die de komende jaren enorm belangrijk zal gaan worden; let op mijn woorden.

De term werd gebruikt door de coördinator van de Vriendendienst in Leiden. Dat is een vrijwilligersverband van mensen die belangeloos contact opnemen en onderhouden met mensen die heel erg verlegen zitten om sociaal contact. De reden daartoe doet er hier niet toe. Zo'n vriendendienst verzorgt een koppeling tussen jou en je maatje. Als dat klikt, onderhoud je een jaar lang dat contact. De inhoud ervan is wisselend. De een wil sporten - en krijgt mij haast zeker nooit als maatje - de ander wil er op uit, terwijl een derde wellicht vooral iemand zoekt om mee te praten.

Ons contact duurt nu ruim anderhalf jaar. Officieel te lang, dus. Ook omdat mijn maatje vooral iemand nodig heeft voor weekeinde-bezigheden - en ik dat te weinig kan 'leveren' - was er contact met de coördinator. In het gesprek met haar kwam de aanleiding voor deze blogpost voorbij.

De vriendendienst wordt overstelpt met verzoeken voor maatjes. En er zijn te weinig vrijwilligers. Deels is dat een gevolg van achterstallige werving (vanwege een, tot mijn ontsteltenis, terminale ziekte bij een sleutelpersoon), maar ook vanwege iets wat veel grotere zorgen moet baren.

De vriendendienst merkt al een poos een grotere aanwas van hulpvragen. Een aanwas die vooral lijkt te kunnen worden verklaard uit de veranderingen in de ggz en uit de komst van cliënten uit de ggz naar de gemeente. Hulpvragen ook waarvan de coördinator zelf zegt dat die 'veel te zwaar zijn voor vrijwilligers'.

Leuk om even bij stil te staan.

We hebben het over vrijwilligers die allemaal een - korte - training hebben gehad, die positief gemotiveerd zijn om dit werk te doen, die tijd en energie willen steken in zo'n relatie; en die niet geschikt zijn voor een deel van de huidige aanwas omdat die té complexe problematieken en gedrag met zich meebrengen. Dat zijn dus wel mensen die nú de steden binnen komen. Dat zijn dus wel mensen die nú bij de gemeente gaan aankloppen. Dat zijn dus wel mensen die nú worden opgevangen door... ja, door wie dan wel als de professionele opvang er niet meer is en de vrijwillige te licht.

Ga eens praten bij je lokale hulpverleningsinstantie. Geheel vrijblijvend. Niet eens om je aan te zetten je aan te melden als maatje of iets dergelijks. Vooral om je eens goed te informeren. Over de puinhoop die langzaamaan is ontstaan en die binnen twee jaar zichtbaar wordt.

donderdag 6 maart 2014

De aanleiding

Het zal een jaar of dertig geleden zijn geweest. Op een pleintje in midden-Frankrijk zitten vier oude mannetjes onder een plataan. Het plein is zonovergoten. Een vijfde staat zich te beraden op een petanque-worp. Zo'n stereotype beeld, wat je wellicht maar eens in de zoveel jaar bij toeval ontmoet in je vakantie. Onze aanleiding daar te zijn, was weinig romantisch: onze auto vertoonde olieproblemen (de APK lag nog in de toekomst verscholen).

Dertig jaar later. Een vroege lentedag in Leiden.

Op een stadsbankje zit een jonge vrouw in de zon. Te bellen. Een paar straten verder begint een langgerekt park. Spelende honden. Wandelende moeders. Spelende kinderen. Bankjes en borderhekjes zitten vol. Vanaf het bruggetje over de singel worden 'de eendjes gevoerd' (tot ze ploffen, zo te zien).

Stadsbankjes zijn interessante plekken. Ze staan er (vaak) het hele jaar, in weer en wind. Veruit het grootste deel van hun bestaan worden ze niet gebruikt, niet bezeten, niet benut. Nederland is ook niet zo'n buitenleef-land (hetgeen ik zelf jammer vind). Dan worden al die buiten-elementen die zijn bedoeld voor buitengebruik zo verschrikkelijk intriest. Druipende schommels, eenzame veertoestellen, verwaaide klautertouwconstructies.

Met een beetje mooi weer slaat de situatie als een blad aan de boom om. Er komt leven in de brouwerij, want er is een aanleiding voor.

Die aanleiding heeft er, als ik het goed zag de afgelopen jaren, een variant bij: de mobiele telefoon.

De eenzame bankzitter kwam vroeger minder voor, denk ik. Eigenlijk vrij vaak zie ik tegenwoordig eenzame bankzitters, ook in situaties waarin het weer dat maar nét aan toelaat. Frappant is dat heel veel van die eenzame bankzitters zitten te bellen. In je eentje op een bankje zittend voor je uit staren, is er dus niet bij. Dat staren wellicht wel, want bellende mensen zíen niet veel.

Statistisch zwaar onverantwoord, maar wel leuk als stelling: van de vier stadsbankjes die ik vandaag vier keer passeerde, waren er drie op die manier in gebruik, door bellende mensen. O, en vooral in de middag. 's Ochtends zat er eigenlijk nergens iemand te bellen of te zitten, uitgezonderd een schaftende ploeg groen-onderhouders.

Dat mobiel bellen gevolgen heeft voor ons gedrag weten we nu wel. In workshops heb ik plaatjes als dit, over nieuwe bewegingen en houdingen:
Photo 15-02-13 20 23 54

Mooi boekje overigens. Het bevat ook voorbeelden van gedrag als: mensen staan tegenwoordig ook tegen een muur te praten, om een beetje rustig te kunnen spreken. Gelukkig blogde ik er in 2013 over en kan ik je zeggen dat het hier is te vinden.

Aan die bevindingen wil ik er eentje toevoegen: bellende mensen zoeken na een poosje steun, een zitplaats. Het begint niet per sé zittend, maar na verloop van tijd zie je mensen toch vaak gaan zitten. Ga maar eens na hoe jij zelf langere gesprekken belt. De kans is groot dat je een beetje loopt te ijsberen, of ergens naar staat te staren, of ergens op bent gaan zitten.

Kijk, dat wordt interessant. Want in dat geval zal 'de stadsbank' gaan opleven. Mocht je de kans krijgen: koop aandelen stadsbankfabrieken. Mij gaat het niet verbazen als in de loop van de komende jaren veel meer dan nu stadsbanken weer in het stadsbeeld verschijnen.

Gewoon. Omdat we er al bellend een nieuw gebruik voor hebben gevonden.

woensdag 5 maart 2014

De verstorende oudere

Tijdens de introductie vond ik het een wat vreemde nadruk: "vooral klein leed aan de orde laten komen". Dat leek, en lijkt, me nu niet bepaald een openingszin bij een openbaar debat. Hij is, eufemistisch, koersbepalend. Toch?!

En wat ís 'klein leed'?

Even terug. Het is woensdagmiddag en buiten begint de lente op stoom te komen. Binnen hebben zich ouderen verzameld om met kandidaatraadsleden te praten over zaken die ouderen bezig houden. Zes raadsleden en een stuk of zestig ouderen. Met m'n - haast - 59 bevind ik me onderaan hun leeftijdspyramide. Da's het decor.

Klein leed; waarom zouden we het zo nadrukkelijk moeten hebben over klein leed? Dat houd me vanaf het moment dat ik het denk bezig. Zijn die ouderen nu echt nergens anders mee bezig dan klein leed? Hun eigen kleine leed?

Voor zover ik het begreep, is de sneeuw- en ijsbestrijding klein leed. Of, juister, het ontbreken ervan, waardoor het buiten glad en kledderig is. Het is, in Leiden, het idee dat het verdwijnen van gescheiden voet- en fietspaden een achteruitgang is. Het schijnt dat wij ouderen ons ongemakkelijk voelen in een situatie waarin we een vlak moeten delen met auto's en fietsen. Nou, die fietsen - en soms auto's - kom je ook op die vrijliggende voetgangersstoep tegen, hoor.

Maar goed, klein leed is dus klein leed. En in mijn beleving narrig gemor. Van dat ouwezeuren gezeik. Precies passend bij het vooroordeel van 'ouderen'. Dáár zaten we in Leiden op te wachten. Gaan die oude knarren zich eindelijk eens serieus ergens voor interesseren, worden ze meteen weer in het hokje terug gejaagd.

Gelukkig ging het al vrij snel mis.

Diezelfde ochtend had ik met een aantal mensen mijn, onze ideeën over maatschappelijke participatie door ouderen besproken (ergens in de komende maanden zul je daar, in Leiden, vast meer over horen). Ik moet er nog wat tekst omheen fabriceren, maar de kern is dit:
het is doodzonde inactiviteit op te leggen aan mensen die nog actief willen en kunnen zijn
.

Een poos terug maakte ik er al 's een blogpost over: Open brief aan de wethouder Werkgelegenheid. De rest van de ideeën zijn, sluw, verwerkt in andere blogposts. Gelukkig is het gesprek met de wethouder er aan het eind van de zomer van 2013 gekomen. Niet dat we dat goed afrondden, want na anderhalf uur kregen we honger. De wethouder sloot met de woorden "zullen we hier een komma zetten? Ik bespreek het met het management van de sociale dienst en kom dan bij je terug.".

Nooit meer iets over gehoord.

Gelukkig spreek ik hem vrij vaak. En hij was er vandaag ook. En helemaal mooi - mooi, hè, dat twee keer 'en'?... Helemaal mooi is dat die wethouder aan het eind van de middag zei dat degene die pleitte voor het waarderen en benutten van het kapitaal van ouderen hém het meest had geïnspireerd.

Dat was ik dus niet.

Nu zal me dat een relatieve biet wezen. "Jan, claim je eigen ideeën nu eens. Houd ze bij jezelf. Houd de regie." Hoe vaak ik dát wel niet hoorde in m'n leven, en zeker de laatste paar jaren. Maar dat ga ik dus nooit leren. De mentaliteit van 'delen' ligt me niet alleen meer; het is m'n natuurlijke houding. En dus was het idee allang gedeeld met het kerngroepje, waardoor één van de leden daarvan de wethouder kon inspireren.

Nu nog even zorgen dat het plan verder komt. Delen is één, maar er moet nog 's een optelsom van komen: the disruptive citizen.

dinsdag 4 maart 2014

Vergeten!

Het is echt waar: iedere dag gebeurt je wel iets waarover je verbaast, of waarover je je kúnt verbazen.

Wat me de afgelopen weken echter steeds zwaarder valt, is die dingen onthouden. Dan zit ik, zoals nu, rond 19.13 uur achter (voor?) een tekstinvoer-apparaat en denk: Tja, wat nu?! Terugploegend in m'n herinneringen vind ik vaak m'n 'briljante ingeving' weer terug. Maar ook niet.

Grotendeels komt het doordat ik het bloggen te weinig prioriteit geef. Je kent het wellicht wel. Dat je iets bedenkt om te vertellen en dan 'eerst even' iets anders denkt te moeten doen. Daarna is het idee weg. Zoals je ook 's ochtends nooit meer die roman kunt reproduceren die je in je slaap, in je dromen al helemaal had geschreven.

Maar, zul je denken, er zijn toch zat van apparaten en mogelijkheden om je gedachten vast te leggen? Klopt. En omdat dat het probleem niet is, zijn die niet de oplossing. Ik heb altijd een iPhone bij me. Maar ik pak 'm níet om even snel in eéń van de daarop staande notitie-apps een notitie te maken. Sterker, die staan er vooral stoffig te worden. Zelden door me gebruikt.

Overigens is een belangrijke reden daarvoor dat de meeste van die registratie-toepassingen rust en gelegenheid eisen. Achter het stuur van een verpleeghuisbus heb ik er geen bal aan. Dan kan ik niet even rustig iets uit m'n broekzak vissen en de ingeving 'opnoteren'. Werkt niet. Dat geldt ook voor de dictafoon(-functie): niet te doen, in de meeste situaties.

Het enige wat werkt(e), is een snelle eerste uitwerking maken van het (blog-)idee. In het weekeinde gaat het daarom vaak een tikkie beter. O, en op Leiden Centraal een hele blogpost tikken op een iPhone; het idee was er, maar die 'toetsjes'... . Ik was blij dat het er na een half uur op stond.

Wat ik maar wil beweren, is dat de gedachte dat er voor alles een app-oplossing - een technologische - is, wat mij betreft veuls te kort door de bocht is. Het belangrijkste effect van die gedachte is dat mensen nog gaan denken dat het aan hén ligt als iets niet lukt. Je hebt immers álle mogelijkheden tot je beschikking?!

Misschien dat ik toch weer aan de slag ga met tientallen Post-It's, die de vraag oproepen wat je in vrédesnaam bedoelde met die cryptische omschrijvingen. Want hoe ik het ook draai en wentel: ondanks m'n ook voor mezelf haast oncijferbare handschrift-in-haast, is dat handschrijven toch echt de snelste manier om zoiets vluchtigs als een gedachte te vangen.

maandag 3 maart 2014

Een slimme verslaving

Onze privacy wordt verkwanseld. In ruil voor de gegevens over je gedrag krijg je 'gratis' van alles en nog wat. Wie wat doet met al die gegevens is in nevelen gehuld. Wat steeds duidelijker wordt, is wél dat die gegevens geld waard zijn.

Wellicht is de parallel na bovenstaande alinea al te zien. Dit is stomweg het gedrag van een verslaafde, een junk en z'n pusher/dealer. Maar als dat zo is; waaraan ben je dan verslaafd?

Mijn stelling is dat het probleem helemaal niet een verlies aan privacy is, maar een verslaving aan technologie.

De ruil is net zo eerlijk als een kind vragen of het snoep wil. Natúúrlijk wil het dat (met uitzondering wellicht van de vroegwijze). In een omgeving waarin alles gratis lijkt te zijn - zoiets als het Internet - is het niet verwonderlijk dat gebruikers wel de voorzieningen treffen om dat lekkers dan ook te bereiken. En dus kochten we een computer, en daarna een laptop, daarna de mobiele telefoon die steeds slimmer werd, en ten slotte, vooralsnog, de tablet. Toen die waren gekocht, bleek dat ook dat 'gratis' minder gratis dan verwacht. Zónder reclame en ander afleidend gelazer diende je een dienst af te nemen tegen betáling.

Toch is plots de grootste angst voor velen het wegvallen van privacy.

Zoals gezegd, ik denk dat dat niet het probleem is. Omdat we zo verslingerd zijn geraakt aan technologie, verwachten we er ook veel van. Steeds meer. En daar geven we steeds meer op. Denk niet dat dat des internets is. Ook televisie, ook automobielen; ze kunnen steeds meer en jij bent steeds minder bepalend. Dat 'meer' dat we verwachten, kan vaak alleen worden verwezenlijkt door meer van onszelf prijs te geven. Pas dan voegt een apparaat iets toe aan je persóónlijke behoefte. Daartoe moet je die persoon wel kénnen.

Het is natuurlijk makkelijk beweren dat al die grote industrieën kwaadaardig zijn. Dat zijn ze ook.

Google bestaat echter bij de gratie van techno-verslaafdheid. Het doel van dat bedrijf is níet jouw privacy te doen verdwijnen (naast zoveel mogelijk winst maken). Het doel is jou en anderen op maat te informeren, want, tja, het gaat om jóuw ervaring. Jouw apparaten zijn bedoeld om jouw individualiteit te bevestigen.

Het is ook zo lekker: doen waarin je zin hebt, zonder rekening te houden met anderen. Zoals een junk moet scoren; ook dít kost je wat...

zondag 2 maart 2014

De waarde van ervaring

Wellicht heb jij je rijbewijs? Zo niet, dan moet je eens proberen je verkeerslessen op school terug te halen.

Dat zijn wellicht nog de tekenendste voorbeelden van de afstand tussen theorie en praktijk. Mijn rijbewijs haalde ik ergens halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw. Inmiddels zijn de lessen en het examen gemoderniseerd. De essentie is niet anders.

Nooit of te nimmer ben ik zo'n autootje, fietser, tram, bus of voetganger tegen gekomen, zoals ze werden getekend gebruikt in het theorieboekje. En nooit ben ik een verkeerssituatie tegen gekomen die zo lekker rustig was als die in dat boekje. In werkelijkheid was het altijd net anders, was het altijd een stuk rommeliger en onoverzichtelijker. Met de komst van dia's en daarna video is dat al een stuk beter. Maar nog steeds... om te kunnen toetsen op regelkennis heb je simulaties nodig.

Zoals iedere goede instructeur en examinator je na het slagen op het hart drukte: 'Autorijden ga je pas nú echt leren. Overschat jezelf niet en onderschat vooral andermans gedrag niet.' En daar gíng je; het verkeer in, vol met anderen die het helemaal niet zo nauw nemen met de geleerde regels.

En inderdaad, pas na jaren snap je wat ze daarmee bedoelden. Pas als je kennis toepast, wordt ze waardevol voor je: praktijkervaring. Dat wordt exponentieel belangrijker in 'sociale' beroepen, iedereen die met mensen omgaat. Van de politieagent in blauw op straat tot en met de psychiatrisch verpleegkundige en de gemeentelijke beslisser. Allemaal hebben ze hun regels geleerd en weten ze, in theorie, hoe het moet, in elkaar steekt of waar je recht op hebt.

Maar pas na jaren ervaring kunnen ze die regels adequaat toepassen.

Na jaren zie het verschill - wellicht - tussen iets met opzet doen, bij toeval doen of niets aan kunnen doen. Ik durf te wedden dat ook jij daarvan voorbeelden hebt meegemaakt. En dat je in die situaties eigenlijk niet goed uit de voeten kon met 'de regels'.

De reden dat ik dit alles - "wisten we al lang!" - zo opschrijf, is dat het verbazingwekkend en verontrustend is dat we steeds meer de nadruk leggen op die formele kennis. Om een baan te krijgen, moet je een bepaald niveau halen: afgemeten aan formele kennis. Pas geleden zocht een organisatie een 'excellente kracht'.

Heb je je weleens afgevraagd wat er gebeurt als je een team hebt van dat soort van medewerkers? Die allemaal worden gepositioneerd als 'excellent zo ook worden verkocht aan de klanten, zo ook worden benaderd? Als excelleren uitblinken is; hoe doe je dat dan onder gelijken? Zou zoiets uiteindelijk niet ongelooflijk slecht uitpakken?

Dat pákt slecht uit. De best presterende teams en bedrijven zijn de gemêleerde. Ook bekend: combineer de creatieve geest met de zakelijke, slim met ervaren, analyticus met pragmaticus. Voeg daaraan dan wel de vereiste toe dat men elkaar in diens capaciteiten waardeert en respecteert; da's wel noodzakelijk. De slimmerik die meent dat-i meer waard is dan een ongeschoolde, is feitelijk de zandkorrel in de machinerie.

Wat rest, lezer, is de vraag: als je dat allemaal (al) weet, hoe is het dan in vredesnaam mogelijk dat we al die ervaring door het gootsteenputje laten verdwijnen? Want hoe je het wendt of keert, ervaring is leeftijdgebonden. En juist de ouderen raken we nu kwijt.

zaterdag 1 maart 2014

Zelfportret met een BN-er

Grappig. Ik heb me jarenlang bezig gehouden met het oppikken van innovaties die invloed zouden kunnen hebben op sociaal gedrag. In principe gebeurde dat binnen de reikwijdte van de organisaties waarvoor ik heb gewerkt. Robotisering, bijvoorbeeld, is iets wat ik marginaal heb gevolgd. Maar social media en vooral de komst en spectaculaire opkomst van mobiele apparaten zijn een heel ander hoofdstuk.

Voorzien dat 'mobiel' groot zou worden, vereist echt geen groot genie, hoor. Dat het zó snel zou gaan, was tot de komst van de allereerste iPhone en Androïd niemand duidelijk. Niet dat dat vreemd is. Mensen zijn sociale wezens en dat betekent interactie. Interactie, op zijn beurt, bestaat niet alleen uit communicatie, maar óók uit beweging. Sociale groepen ontstaan als ze kunnen bewegen.

De afgelopen tijd - en de komende - ben ik veel bezig geweest met politici en de komende gemeenteraadsverkiezingen. Meestal zijn dat debatten die moeten worden verslagen of interviews met politici. Die interviews zijn nog het leukst. Vandaag was de Onvermijdelijke Dag: de grote partijen trommelden hun Grote Namen op om kiezers duidelijk te maken wie zij wel niet in hun partijgelederen hadden. In Leiden telden we op één zaterdag twee Toppers en één Subtopper.

Ik ben met één van de Toppers meegelopen voor een verslag. Nee, niet iemand van mijn stemkeuze.

Verrast was ik wel. Niet door de drukte en zo. Dat kun je verwachten. Niet door de foto's en zo. Ook dat kun je verwachten. Ik was wél verrast door de apparaten zelf en het gebruik.

Eerlijk gezegd, had ik verwacht dat veel mensen hun slimme telefoon annex fototoestel annex leesboek annex filmscherm annex navigatiesysteem annex geheugenondersteuner zouden pakken en foto's maken. De smartphone was inderdaad het best vertegenwoordigd. Altijd handig om even snel iets vast te leggen.

Maar wat me werkelijk verraste, was het aantal fotocameraatjes. Het leek er zowaar op alsof een fors aantal mensen met een kleine fotocamera op zak rondwandelt.

De enige verklaring die ik tot nu kan bedenken, is dat men die cameraatjes doelbewust juist nú bij zich had. Maar dat spoorde niet met het gedrag. Veel te veel van die fotografen wekten bij mij de indruk te worden overvallen door de ontmoeting met een Topper.

Over het algemeen is het fotograferen wat men doet ietwat bevreemdend. Ik vind het nog steeds wonderlijk te zien hoeveel mensen met een Bekende Nederlander op een foto willen. Maar goed, ieder zijn voorkeuren.

Het ís helemaal geen fotograferen, heb ik nu voor mezelf geconstateerd.

Al die mensen die vandaag de Topper op de foto zetten, stopten hun apparaat onmiddellijk daarna weer weg. Niemand - voor zover ik kon zien - was verder geïnteresseerd in andere foto-onderwerpen. De kleurrijke bloemen- of notenkraam? Nee. De blinde hond met staargrijze ogen in het kinderwagentje? Nee. De kinderen? De meeuwen? Nee. Of het moeten de toeristen zijn geweest.

Da's iets wat me nu pas opviel; dat met de komst van mobiele apparaten en de mogelijkheid om overal zowat alles te registreren velen er van zijn uit gegaan dat daarmee ook heel veel informatie zou worden gedeeld. Dat laatste klopt wel. Maar het lijkt in slechts beperkte mate informatie te zijn die ook relevant is voor anderen, voor mensen buiten eigen sociale netwerken.

Nog steeds denk ik dat burgerjournalistiek groot kan worden. Maar inmiddels ben ik er ook van overtuigd dat dat alleen gebeurt door bevlógen mensen. Door mensen die gerícht waarnemen, en dat verslaan.