zondag 30 september 2012

De wijsheid van Ali B.

Een echt heel erg groot fan van Ali B. zal ik niet snel worden. Het lijkt me een aardige jongen. Maar rap en hiphop... nee, dat vind ik niks. Wellicht dat ik daarom ook niet zo'n hoge waardering geef voor Ali B. Op Volle Toeren. Het verhiphoppen van bestaande 'klassiekers' vond ik in de helft van de gevallen absoluut geen toegevoegde waarde hebben.

Even tussendoor en voor de duidelijkheid: anders is het als je in het programma naar de gesprekken luisterde. Wat mij daarin opviel, is de generatiekloof. Muzikanten die in de jaren zestig, zeventig en wellicht nog tachtig nog populair waren, waren dat voor Ali en zijn kornuiten absoluut niet. En waarom ook? In dat verband: zoiets als de Top2000 leidt ook aan zo'n vanzelfsprekende, onuitgesproken, ontkende(?) oriëntatie op die periodes. Alsof er daarna niets meer gebeurde.

20120930-193413.jpg

Maar goed. Ali B. had ik een beetje geplaatst in de categorie charmante en zo op het oog vriendelijke mensen. Of hij dat in werkelijkheid echt ís? Geen flauw benul. Maar hij kan wel de indruk wekken zichzelf te blijven en te zeggen wat hij denkt. Een soort van Frans Bauer. Maar dan anders.

In de afgelopen week was Ali B. te gast bij De Wereld Draait Door. Daar ging het gesprek over de kwaliteit van Zomergasten en de kwaliteit van de presentator, Jan Leyers. Die gesprekken hebben inmiddels de status van ongeloofwaardig ritueel bereikt, zo vaak als dat ze jaarlijks worden gevoerd met hetzelfde type opmerkingen. Alsof Nederland in de zomer op zoek is naar die ene superpresentator. Net zoals Nederland dan smachtend wacht op die ene superzomer, die iedereen zal heugen als dé zomer. En waarvan we eigenlijk allemaal weten dat-i niet bestaat.

20120930-193438.jpg

In die situatie kwam Ali B. heel treffend uit de hoek, en eigenlijk ook snoeihard naar al die critici die Jan Leyers 't een of 't ander verweten. Naar Ali's mening is Zomergasten, een gesprek tussen twee personen, een verantwoordelijkheid van béiden. Dat er één gastheer is en de voortgang bewaakt, ontslaat de ander niet van zijn verantwoordelijkheid openingen te bieden voor het gesprek.

Dat is een wijs standpunt. Als je akkoord gaat met zo'n gesprek, dien je ook bereid te zijn iets van jezelf bloot te geven. In tegenstelling tot een kruisverhoor, wat meestal onvrijwillig plaatsvindt, gebeurt dit geheel vrijwillig en met een bekende intentie. Ali heeft dan ook helemaal gelijk als hij stelt dat ook de gast een verantwoordelijkheid heeft.

Het aardige is dat de uitzending van De Wereld Draait Door ook scripting aanstipte, zoals gebruikt in gespeelde documentaire-achtige programma's. Alhoewel de bedoeling is een ongeregisseerde registratie te insinueren, is álles uitgeschreven en geregisseerd. Blijkbaar is het eenvoudiger de 'werkelijkheid' naar je hand te zetten dan hem echt te registreren. En da's een hellend vlak.
Begint dat met een onschuldige 'herhaling van zetten' vanwege een beter plaatje of geluid; het kan eindigen met een gesimuleerde situatie die slechts heel zwakke ankers in de werkelijkheid heeft. Motivatie kan uiteraard best kostenbeheersing zijn, maar nadat een eerste keer de werkelijkheid is aangetast is voor een neutrale kijker de integriteit in zijn algemeenheid aangetast. Want, ja, wat is dan nog waar?

Het zal voor echte documentairemakers steeds moeilijker worden te overtuigen. De kans is groot dat kijkers steeds meer op voorhand wantrouwig gaan worden. Maar wat ook wellicht zal gebeuren, is dat de eisen die kijkers stellen aan documentaires steeds hoger worden: 'Geen mooie opnamen van wilde dieren? Geen ultra slowmotion van insecten? Dan kijk ik niet. Dan is 't niks.'

Wat dat betreft, heeft Ali B. meteen een vraagteken geplaatst bij het aloude uitgangspunt 'wat ik zie, is waar'. Want hoe waar, ís waar?

20120930-193503.jpg

zaterdag 29 september 2012

Leg me 'ns uit

Kijk. Daar heb je weer zoiets wat ik niet (goed) snap.

Medicijnen.

Tegen mijn rugpijn kreeg ik ooit diclofenac. Op doktersvoorschrift. Tegen de jicht krijg ik tegenwoordig ook diclofenac. Op doktersvoorschrift. En nee, maak je geen zorgen: ik gebruik ze zeer af en toe. Want de huisarts maakte me duidelijk dat diclofenac dan wel een goede en stevige pijn- en onstekingsremmer is, maar ook mijn maagwand nogal kan slopen. Overigens gaat dat ook op voor Brufen. En, tja, dat gebruik ik dan weer wel vaker. Het is nooit goed. Ik troost mezelf met de gedachte dat ik vanwege maagklachten al tijden iets gebruik om mijn maagwand te beschermen.

Maar ingewikkeld is het wel. En, belangrijker, niet ongevaarlijk. Nu gaat dat in principe voor alle medicijnen op, maar dit soort van waarschuwingen maakt het toch wat serieuzer in de oren van een patiënt.

20120929-194238.jpg

Nu dan de idioterie.

De diclofenac is ook gewoon verkrijgbaar bij de drogist, als zelfzorgmedicijn. Goed, een lagere dosis. Maar de lol is - uiteraard - dat wij, klungels als we zijn, gewoon méér innemen om toch goede pijnstilling te krijgen.

Maar nog idioter: hoe gaan we verklaren dat een medicijn op moment A uitsluitend op doktersvoorschrift is te krijgen blijkbaar op moment B zodanig veilig is dat leken er zonder doktersadvies mee kunnen omgaan? En gebruik nu niet de dosering als verklaring, want ook dan blíjft staan dat diclofenac - en andere - gewoon beschikbaar zijn, terwijl dat daarvoor ook in lagere dosering niet zo was. De enige conclusie die overblijft, is dat kosten c.q. een verlopen patent de reden is.

Persoonlijk vind ik dat een volslagen zotte toestand. De patiënt, de consument wordt niet serieus genomen en krijgt ook 'maar wat' voorgeschoteld. Het vertrouwen in een medische stand, waarin zowel medici als producenten en wederverkopers, dondert zo wel naar beneden. Blijkbaar is de reden om via doktersvoorschrift te werken helemaal níet primair mijn gezondheid(sbescherming).

Indien je internationaal gaat kijken, worden deze verhalen nog veel leuker. Kosten voor dezelfde medicijnen die uiteen lopen over verschillende landen. Of iets als Otrivin (neusdruppels en -spray) dat je in Nederland onbeperkt kunt kopen - om je neusslijmvlies te slopen of verslaving op te lopen, bij overgebruik - maar dat in Frankrijk een doktersvoorschrift eist.

Kortom, weer zo'n raadselachtig, bevreemdend fenomeen.

vrijdag 28 september 2012

De regels van Matthijs

De titel van deze blogpost is niet van mij. Het is de titel van een film die te zien is op het Nederlands Film Festival. En voor de minder gelukkigen: op 8 oktober bij de NCRV op televisie.

Als ik moet beschrijven waarover de film gaat - en dan zal ik ongetwijfeld onrecht doen aan de situatie - dan is het dit:
Matthijs had - hij pleegt zelfmoord - "hoogfunctioneel autisme". "Matthijs is een pietje precies, voor wie de dingen maar op één manier kunnen." In de film wordt een portret geschetst van wat achteraf de laatste periode in Matthijs' leven is: de worsteling van de geheel eigen wereld en ideeën met die van anderen. En de onmogelijkheid die bij elkaar te brengen.

De krant schrijft een heel stuk over de film. Het verhaal dat over de hoofdpersoon verteld kan worden, is wetenswaardig genoeg. Die ongrijpbare dingen die ons leven bepalen, gedachten en denkbeelden, zijn zó belangrijk en zó moeilijk te bevatten. Bij mij roepen ze vragen, stapels, bergen vragen, op. Wat gebéurt er in die denkwereld? Die van jou, mij, Matthijs? We zijn nu sociale wezens; maar het bestaan van msolitairen, kan dat ook wijzen op een andere basis? Zijn we evolutionair noodgedwongen sociaal geworden? Geen idee. En het zijn rondfladderende vragen die van de kouwe grond zijn.

20120928-143448.jpg

Toch is er een die na lezing van het krantenartikel bleef hangen. Het beeld dat ik kreeg, is dat de film Matthijs en zijn ervaringen centraal stelt. Da's een logische positie, als je een beeld wilt maken van hoe het is om in een bepaalde situatie - of het nu werkloosheid, armoede, rijkdom of ziekte is -te verkeren. Het perspectief wordt dan dat van de betrokkene.

Wat mij echter óók bezighoudt, is de vraag hoe die betrokkene zijn omgeving beïnvloedt. Met name ook in het geval van Matthijs, waarvan de filmmaker zegt dat hij geïntrigeerd was door diens gedachten(gangen), bekroop mij die vraag. Want zo'n pietje precies in redeneringen - in hermetisch gesloten redeneringen zo lijkt het - moet toch ook reacties oproepen bij zijn sociale omgeving. Documentaires over thema's als dit raken meestal zijdelings, of níet, aan die sociale omgeving. Op het moment dat het zuiver verzorgende taken zijn, bijna instrumenteel, kan ik me bij zo'n keuze nog iets voorstellen.

20120928-143436.jpg

Maar een intelligent iemand met een ander beeld, een andere mening tegenover je; dat dat lastig is, kan ik me levendig voorstellen. Maar hoe verwerk je dat dan? Negeren? Wegdrukken? Of worden er toch zaadjes twijfel gezaaid? Zijn er stukjes toch overgenomen? Ik ben juist benieuwd naar de impact op zijn omgeving. Hoe beïnvloedde hij zijn hulpverleners? Zijn psychiaters? Zijn ouders? Zijn broers, zussen? De buren? Mede-leerlingen? Kennissen? Wat hebben al die mensen aan Matthijs overgehouden? Voor zichzelf en hun eigen leven, dus. Niet hun (professionele) oordeel óver hem.

Wellicht maakt een documentairemaker nog eens zo'n verhaal: over de effecten op de sociale omgeving. Ik weet wel dat ík op 8 oktober een streepje moet zetten in de televisiegids, of de harddiskrecorder programmeren.

woensdag 26 september 2012

De rare redenering van een total loss

Raar heb ik het, geloof ik, het altijd al gevonden. Mijn redenering is dat als iemand anders iets van jou kapotmaakt dat je dat dan vergoedt krijgt naar de staat waarin het zich bevond voordat het werd kapot gemaakt. Alleen dan leid jij geen verlies of maak je winst. Want dat vind ik dan ook wel weer: het mag geen winstgevend handeltje worden, die rechtzettingsprocedure.

Maar zo werkt het dus niet.

In de jaren zeventig heb ik het eens meegemaakt met een brommer; en nu met onze auto. In Frankrijk is afgelopen augustus daar een andere auto op ingereden. Nu is de onze dus behoorlijk ge-blikschadigd. Geen persoonlijke ongelukken; dat was al winst. Maar dan begint de ellende.

Ik ga er even van uit dat wij het gelijk aan onze kant hadden en hebben. Dat zal, meldde de verzekeraar al, weleens heel lang kunnen gaan duren en met ongewisse uitkomst. Maar goed, gemakshalve gaan we er dus van uit dat de tegenpartij de schade moet vergoeden.

En dat kan heel goed uitdraaien op een verhaal waarin het slachtoffer - wij - erbij inschiet. De redenering is immers niet: 'de auto wordt hersteld naar de staat waarin hij verkeerde', maar 'de auto wordt hersteld naar de staat waarin hij verkeerde, mits dat nog zinvol is'. Dat 'mits het nog zinvol is' is in die zin de sleutel. Want hoe bepaal je dat? En waarom eigenlijk?

20120927-175528.jpg

Persoonlijk vind ik het hoe dan ook belachelijk dat de vraag wordt gestéld. Het uitgangspunt moet zijn dat de veroorzaker de schade herstelt of vergoedt.

De vraag of een auto, in dit geval, het nog waard is om te worden hersteld, is een net zo idiote. Die waarde kan 'm zitten in emotie - er zijn dus werkelijk mensen die zijn gehecht aan hun karretje - maar evengoed in onderhoud. Stel, je poetst en boent de auto jarenlang om hem in goede conditie te houden en ieder jaar onderzoekt de garage, net als een tandartscontrole, de auto op gebreken en herstelt die voorzover nodig. 'Het karretje' kan dan lang mee; alsof-t-i 'van een oud vrouwtje was die hem altijd in de garage had staan'. Zo eentje, dus.

Maar als zo'n auto wordt beschadigd, telt dat allemaal haast niet mee. Dan telt de waarde die de auto heeft in de koerslijst in combinatie met schattingen door den paar garagebedrijven van de dagwaarde. Het resultaat is, zeker voor oudere auto's, bijna altijd een total lossverklaring. Da's een zuiver economische afweging: de reparatie is duurder dan de waarde van de auto en dús is het niet zinvol te repareren. Dús?!

Raar is dat. Want het reduceert alles tot ogenschijnlijk neutrale, vergelijkbare grootheden. Dat klopt niet. Maar wat veel interessanter is: waarom zou je nog je best doen gebruiksgoederen langer in stand te houden dan 'het gemiddelde'? Het is immers duidelijk dat je daarvoor niet wordt beloond, maar gestraft.

Gestraft omdat er niet alleen minder wordt uitgekeerd dan de benodigde reparatie, maar ook omdat het gevolg daarvan kan zijn dat je iets vervangends moet kopen. En da's gegarandeerd duurder...
Kortom, die idiote houding rond economische waarde en total loss is een aanpak die vooral leidt tot desinteresse, kapitaalvernietiging en milieuschade. Het ware beter als er gewoon werd hersteld, als dat nog mogelijk is.


20120927-175138.jpg

Hoe word je beïnvloeder

Antwoord ligt echt in de datawolk die nu big data heet. Maar dat antwoord vinden, is een heel andere zaak.

Ik heb het over het meten van 'invloed'.

Twitter is bezig met de vraag. Aantallen volgers bepalen je status als beïnvloeder. Toch? Klout is ermee bezig. Aantal gecombineerd met retweets: dat is het. Toch? Er bestaat een (goed) boek over die nieuwe beïnvloeders: The New Influencers. Want zeker voor verkoopmensen, marketing, is dit een soort heilige graal.

Wat zijn beïnvloeders eigenlijk?

Ze zijn helemaal niet nieuw. Sterker, in alle tijden zijn ze wel te vinden. Stijliconen, trendsetters, smaakmakers, toonzetters, rolmodellen: ze zijn er altijd geweest. Wat wel veranderde, zijn de instrumenten die (iedereen) ter beschikking staan. Het mechanisme is mooi te zien op middelbare scholen. De populairste mensen in de klas, in de groep zijn degenen die worden nagedaan. Daar kun je heel directief mee omgaan en proberen planmatig een groep te beïnvloeden. Vaker zal het 'min of meer toevallig' gebeuren.

20120926-183400.jpg

Planmatig wordt het als wordt geprobeerd het gedrag te beïnvloeden door het effect van voorbeelden gericht in te zetten. Reclame, dus. Een beetje zoals 'zó wil ik er ook uit zien en als ik dat koop, is dat ook zo'. Beïnvloedingstechnieken zijn daarin de crux. Hoe ver dat kan gaan, laten discussies zien over graatmagere fotomodellen die worden nageaapt, of over 'verkoopstimulerende geuren en muziek' en - wellicht de mooiste - subliminale boodschappen in televisiereclame.
En, ja, het kan ook een richting opgaan die 'we' niet willen. Ook groepen voetbalvandalen hebben hun eigen beïnvloeders. De kleding van amerikaanse street gangs overnemen in nederlandse steden, lijkt bedoeld om iets van hun gewelddadig imago mee te nemen.

20120926-183349.jpg

Waar het om gaat, is dat die beïnvloeders gedrag beïnvloeden.

Niet aantallen volgers, niet aantallen retweets zijn de sleutel. De sleutel is of iemand een ander tot een actie kan bewegen. En natuurlijk neemt die kans toe als er grote aantallen volgers zijn in de social media. Maar ja, zonder actie wordt het verdraaid lastig vast te stellen wie wat in welke mate beïnvloedt.

Feitelijk is het probleem voor Twitter dat het bedrijf maar een deel van de oplossing in handen heeft: het communicatiekanaal en de berichten die daarin rondgaan. Maar pas als de koppeling kan worden gemaakt met daadwerkelijke actie, kun je vaststellen wie de beïnvloeders zijn. De tweep met grote aantallen volgers kan best weleens minder invloed hebben dan iemand met een hechte groep volgers. Overigens is een interessante die van de invloed op meningen omdat die nog een stuk moeilijker is vast te stellen.

Het is een eenvoudige voorstelling van zaken. Desalniettemin: wie wil bepalen wat de beïnvloeders zijn, zal moeten kunnen bepalen wie beïnvloed ís. En, tja, dát weten de social media niet... nóg niet, want wat de toekomst brengt....

dinsdag 25 september 2012

De stem van de klok

Mijmeren is een goede gewoonte. Af en toe gewoon effetjes de gedachten de gedachten laten, of lekker op de flow van de gedachten meedobberen. Dagdromen heet het ook wel. En in veel boeken - romans alsook pedagogische handboeken - lijkt dagdromen in de categorie tijdverspilling te horen.

20120925-191504.jpg

De discussie over de besteding van tijd en wat nuttig is en wat niet, laten we de discussie. Maar als je de kans krijgt te dagdromen... dóen! Het levert je rust op. Het levert je nieuwe ideeën op. Het stimuleert te fantasie, je verbeelding.

Zondagmorgen vind ikzelf een ideale mijmerochtend. Zeker als het nog slechter weer is. Je draait je nog 's om in een lichaamswarm bed.
In ons geval: er staat altijd een raam op een kier. Frisse lucht schijnt gezond te zijn. Of dat zo is, waag ik te betwijfelen. Maar van de frisse ochtendgeur word in elk geval ik meestal opgewekt.
Mijmeren in bed, op een zondagochtend, met vlagen frisse ochtendlucht die over je heen fladderen, en in de verte het geluid van kerkklokken.

20120925-191443.jpg

Die kerkklokken doen 't 'm. Want ik woon in een stad met een eeuwenoude binnenstad. En daarvandaan komt het meeste gebeier. Liggend in bed kun je dan wegdromen op de gedachte dat ooit, eeuwen geleden, mensen diezelfde klanken hoorden. Mensen die deze klokken gebruikten om de tijd te bepalen, min of meer.

Een vervreemdend, en daarmee inspirerend, idee dat je luistert naar iets wat eeuwen en generaties overleefde. Als die klanken een geheugen hadden, zouden ze heel wat te vertellen hebben.

maandag 24 september 2012

Fout is lekker (en goed)

Diep in mijn hart ben ik vast een agressief en intolerant wezen. Want soms heb ik toch echt het gevoel dat sommige mensen 'gewoon hardhandig eens op hun nummer moeten worden gezet'. Dronken automobilisten die iemand doodrijden? Hoppa, achter slot en grendel voor minstens 5 jaar. Gewapende overval plegen? Best, maar dan mag je ook worden doodgeschoten bij arrestatie, als je dan zo graag gewapend wilt zijn. Oplichting? Mismanagement? Dan ben je de klos: persoonlijk faillissement en terugbetalen.

Gelukkig gaat dat allemaal zo niet gebeuren. Want de emotie leidt op dat moment het oordeelsvermogen. En of dat een goede raadgever is voor effectieve reactie, ook op de lange termijn, is maar de vraag. Woede vernauwt het bewustzijn.

Toch is het belangrijk af en toe stil te staan bij de rustige, weldoordachte manier van reageren waarvan wij nu menen dat die de beste manier is.

20120924-194637.jpg

Om te voorkomen dat de parallel teveel in het heden ligt en afleidt: in het verleden was ik actief in het 'open jeugd- en jongerenwerk'. Veel gesjouw, veel ge-vergaderen, veel onbegrip, veel tijd, veel lol en heel veel goede herinneringen. Het was een tijd waarin verschillende groepen jongeren in één ruimte kwamen. Als je het werk kent, verbaast het je niet: vechtpartijen en gedoe om de hegemonie. En vechtpartijen waren dus ook véchtpartijen op het oorlogse af.
Wat je daar dan heel snel leert, is dat je de juiste taal moet spreken. Hoe ik het wend of keer, degenen die de taal van het geweld het best beheersten waren degenen die het best intervenieerden. De potige jongerenwerker deed het beter dan de langharige overleg-is-beter jongerenwerker. Op korte termijn. Tijdens de incidenten.

Ervaringen als deze doen me vraagtekens plaatsen bij mensen die alles 'politiek correct' of 'ethisch verantwoord' denken op te lossen.

Niet om 't een of ander - want met harde hand gelijk afdwingen is meestal een tijdelijke oplossing -maar soms is het toch wel een optie de juiste 'taal' te spreken. Niet om te pleiten voor meer agressie of geweld, maar een zekere mate van street credibility is politici of soms ook politiemensen niet aan te rekenen. Dat maakt dat hun woorden ánders worden gewogen. En juist dat is, denk ik, wat maar niet wordt begrepen.

20120924-194625.jpg

Het is een dun laagje fatsoen dat over ons heen ligt, zo lijkt het. Lang hebben we verondersteld dat een beschaafde wereld er een is waar geen geweld wordt gebruikt. Maar wellicht hebben we iets 'onder het tapijt geveegd, ontkend, onder een laagje fatsoen verscholen dat er toch af en toe uit moet. En dat, hoe meer wordt geprobeerd het tegen te houden, steeds heftiger uitbarstingsvormen aanneemt.

Het is góed om af en toe uit de band te springen; hoezeer anderen zich daaraan ergeren. Carnaval heeft zo'n functie. Carnavalháters zijn er ook. In het dorp waar ik ooit woonde, vonden ooit halve veldslagen plaats tussen twee ándere dorpen; op een plek die nu een nationaal pretpark is geworden. En nog steeds bestaat de behoefte eens lekker 'uit je dak' te gaan. En ook dat 'hoort niet'.

Maar als iedereen doet 'wat hoort' - als dat al is vast te stellen - dan zullen er mensen zijn die zich in een keurslijf gekneld voelen. Nu kun je hoog en laag springen maar zonder uitlaatklep(pen) gaat dat gegarandeerd een keer mis.

zondag 23 september 2012

Biologisch personeelsmanagement

Omdat het dan toch herfst bleek te zijn geworden met behoorlijk onaangenaam herfstig buitenweer, verdwaalde ik op tv in een natuurdocumentaire. Dat is een wonderlijk fenomeen. Want alhoewel ik de indruk heb dat ik ermee word doodgegooid, zit je geregeld toch verbaasd te kijken. Er is over natuur zo verschrikkelijk veel te vertellen.

In de afrikaanse Drakensbergen gebeurt nogal wat, ondanks het ruige karakter. Er leeft bijvoorbeeld de lammergier. In het engels de bearded vulture en in het belgisch de baardgier; veel mooiere en adequate omschrijvingen. Alhoewel ik ooit ergens had opgepikt dat gieren botten verorberen, was ik toch onder de indruk van zo'n gier die een fors dijbeenbot mee omhoog neemt, van grote hoogte laat vallen en daarna de grote brokstukken naar binnen werkt. Een beetje een slangenaanpak in een vogellijf.

20120923-192133.jpg

Overleven in zo'n omgeving wordt gezien als 'natuurlijke selectie'. Baviaantjes die het loodje leggen en door treurende bavianenouders worden gered van een lot als eenhapsmaaltijd voor de gier. De antilopen die, blijkbaar al duizenden jaren lang, de Drakensbergen overtrekken met alle dodelijke gevolgen van dien. Maar in al die tijd is er op de kam van de bergrug nu een indrukwekkend antilopenpad uitgesleten.

Natuurdocumentaires gaan áltijd over het leven; over de voortplanting der plantjes, en over leven en dood. Meeste emotie worden waarschijnlijk opgeroepen door de moordpartijen: de krokodillen die als ware sluipmoordenaars dieren het water in sleuren, of de wrede dood van jonge dieren. De rouwende olifant of baviaan; het zijn beelden waarin we onszelf herkennen, mogelijke emoties die we zelf voelen in die situatie.

Dat projecteren is best wel link.

Dat idee dat de sterkste overblijft, is zoiets. Ik heb een baas gehad die echt leek te menen dat dat toepasbaar is in arbeidsverhoudingen. "Mijn aanpak is die van Knijp en Piep. Gewoon mensen onder druk zetten, levert uiteindelijk het best op wat je er uit kunt halen. En die grens bepaal je omdat ze dan gaan piepen". Zelden zulk idioot gewauwel gehoord. Het hele systeem legt de verantwoordelijkheid bij de werknemer. Stel dat die niet kán of dúrft te piepen: wie heeft hem of haar dan dan kapot gedrukt? Toch echt degene die de druk uitoefende, niet degene die het onderging.

Onder managers is dat gebazel vaker te horen. Wellicht dat men meent dat er natuurwetten zijn die ook in het bedrijfsleven zijn en waarmee zij schone handen kunnen houden. Maar zoiets bestaat niet. Natuurlijke selectie waarin de besten overblijven, werkt niet. Sterker, het begrip natuurlijke selectie is een lange termijnbegrip: het is een belang van de soort (om aangepast aan de omstandigheden te zijn). Die aanpassing is er niet binnen één generatie. En alhoewel sommige ondernemers zichzelf onsterfelijkheid toedichten: die tijd is hen níet gegeven.

20120923-192142.jpg

zaterdag 22 september 2012

Een sloot water

Vandaag fietste ik een bruggetje over een sloot over.

Achter me een wijk die wellicht het best wordt beschreven als 'anonieme flatwijk uit de jaren zeventig'. Galerijflats van zes, zeven verdiepingen hoog, waar de wanhoop vanaf schreeuwt doordat iemand de gevels 'fleurig en kleurig' probeerde te maken. Een wijk ook die karig is bedeeld met groen, al dan niet openbaar. Waar zoveel mensen op een beperkte oppervlakte wonen dat parkeerplaatsen al bijna een groter gebied innemen dan de woningen.

Aan de andere kant van de sloot ook een jaren zeventig buurt. Maar ietsje anders. Hier staan eengezinswoningen, bijna bungalows. Hier is het groen, ook door de tuinen en hier valt het autoblik niet zo erg op omdat de woningdruk lager is.

Een slootje als een grens tussen werelden van verschil.

Fysieke grenzen tussen buurten en wijken zijn er altijd wel geweest. Maar de sociale zijn er veel meer en maken een stad daardoor ook gedetailleerder én complexer. Dat laatste heeft alles te maken met normen en waarden waardoor wat voor de een al onacceptabel is voor de ander de gewoonste zaak van de wereld is. Een archetypisch voorbeeld daarvan is de houding ten aanzien van studeren: het 'studiehoofd'.

Je moet voor jezelf maar eens nagaan hoe ingewikkeld onze sociale structuur is. Een wijk is geen buurt. Die laatste wordt vaak bepaald door een zekere mate van sociale samenhang. Maar ook die is niet eenvormig. Ook binnen buurten bestaan verschillen, soms maar enkele huizen of gezinnen groot. Uit mijn jeugd: "Die voelen zich te goed voor ons" of, andersom, "Mag jij van je moeder met díe kinderen omgaan?". Snoeihard begrenzend en soms onnavolgbaar subtiel in de redenen.

Tussen leefomgeving en cultuur móet een balans bestaan, wil ze leefbaar zíjn. Ook dat is een eindeloze discussie. De verstedelijking in vorige eeuwen heeft welgestelde dames ertoe gebracht 'het volk te verheffen', te leren zich te gedragen. Met de beste bedoelingen, maar ook voorbijgaand aan de wensen van hun 'leerlingen'. Scholing is en blijft een vorm van disciplinering. We zijn geneigd te denken dat wij in een tijd leven waarin dat 'opvoeden', die vorm van disciplinering niet meer voorkomt. Daar kun je vraagtekens bij plaatsen. Vooral nieuwbouwwijken - en dan vooral de grote, de Vinex - vertonen alle karakteristieken van sociale groepen die in een verkeerd lijf worden gedwongen. Dan gaan sociale gewoonten knellen, wringen en vooral wrijven met die in aanpalende gebieden.

En die luisteren vrij nauw.

Scooters bijvoorbeeld. En dan moet je eens niet op de merken letten of de waarde. Dan moet je eens proberen na te gaan wie de bestuurders zijn. In een welgestelde omgeving is de kans groot dat je veel jongeren, vooral meisjes, op scooters zult zien. Maar in minder welgestelde wijken worden scooters vaker ook bereden door mensen van middelbare leeftijd. De betekenis voor de berijder van precies hetzelfde soort voertuig is volslagen anders.

Die detaillering vind je op zoveel plaatsen. Van die sloot en de gebouwde omgeving, tot de vervoermiddelen. O, en kleding natuurlijk. Maar ook je plaatselijke supermarkt. Als je in een wat grotere stad woont met meerdere vestigingen van één concern: ga maar eens kijken. De kans is niet ondenkbeeldig dat assortimenten niet precies hetzelfde zijn. En degenen die dat het beste konden, waren de buurtwinkeliers. Velen van hen kenden hun pappenheimers, kenden hun klanten. Maar ja, die hebben we steeds minder, want doelmatigheid dwingt ons in de keuzes die de grootwinkelier maakt.

vrijdag 21 september 2012

In goede aarde vallen

Met de eer gaan strijken, willen heel veel mensen. Niet voor niets kennen we in Nederland een gezegde als dat succes vele vaders heeft (en mislukking geen?). Tot grote hoogte klopt dat ook wel. De meeste mensen willen zich warmen aan de warmte van de beroemdheid. Het zal vast en cynisch kantje zijn, maar ik ben keer op keer verrast door de aantallen 'goede vrienden' die een overleden BN-er heeft. Wat dat betreft, vind ik het wel mooi om te zien dat een woord als 'snob' een enorm negatieve betekenis had, maar waarvan het de vraag is hoelang. Want in een samenleving waarin het er meer en meer om gaat wíe je kent, moet je ook kunnen tónen wie je kent. Dat wordt nog een leuke omdraaiing.

Maar voordat je kunt pronken met veren, moet er wel iets zijn gegroeid. Voordat je de parels hebt, moeten ze de kans hebben gehad zich te ontwikkelen. En pas bij volle wasdom weet je of je iets bijzonders hebt dat boven met maaiveld uitsteekt.

En dan mis ik nog steeds iets.

Het zal duidelijk zijn dat er, net als in andere tijden, ook nu sprake is van het ontstaan en bestaan van subculturen. Een daarvan is die van wat ik voor het gemak maar de Nieuwe Economie noem. Een subcultuur omdat ze gemeenschappelijkheid ervaart als het gaat om waardecreatie. Daarin staat niet het vehikel geld, of kapitaal, centraal, maar de kwaliteit van het idee. Omdat de waarde niet direct wordt bepaald door klassieke factoren, is het voor veel van die initiatieven moeilijk voet aan de grond te krijgen. De aanpakken, de paradigma's voor mijn part, wijken teveel af van elkaar. Een startup die zich eerst richt op het vinden van grote aantallen gebruikers en zich daarna gaat richten op het vinden van een verdienmodel, zal niet eenvoudig handen op elkaar krijgen in de klassieke denkwereld.

De enorme impuls die is uitgegaan van de digitale wereld - games en mobile - heeft geleid tot alternatieven omdat de omgeving die ontstond op allerlei manieren een nog volkomen onbekend was. Een terra incognita waarin alles moet worden verkend: van de manieren waarop de technologie kon worden gebruikt tot en met de manieren hoe je dat dan totstand bracht en hoe effecten te waarderen.
Met name aan de kant van de 'creatieve industrie' ontstaan daarom nieuwe verbanden en manieren van werken. Kleine bedrijven zoeken elkaars deskundigheid op op basis van ad hoc noodzaak, of soms op basis van gedeelde visie. Een inzakkende economie versterkt de tendens alleen maar, doordat meer en meer vakmensen noodgedwongen uitwijken naar een positie als zelfstandig vakman.

Die transitie is nog lang niet voltooid. Het is zelfs de vraag of de Nieuwe Economie een alternatief zal blijken te zijn of dat zij wordt verzwolgen door de klassieke aanpak. De kracht van geld en kapitaal staat vanwege de crisis onder druk, maar of het alternatief daar voldoende van zal kunnen profiteren om aan kracht te winnen is maar de vraag. De oude structuren blijken taai te zijn.

Inmiddels zijn er wel vooruitgeschoven posten van die Nieuwe Economie, zeker op het gebied van 'werken en arbeidsverhoudingen'. De aanwas van zelfstandigen heeft tot gevolg gehad dat er een groei ontstond in de vraag naar tijdelijke werkplekken. Sterker, die tijdelijke werkplek was tot voor een paar jaar terug een zeldzaam fenomeen. Inmiddels zien we op tal van plaatsen tijdelijke werkplekken ontstaan. En zien we overigens ook de groei die daaruit logischerwijze voorvloeit van de vraag naar iets grotere en permanentere werkruimtes.
Omdat die vraag er is, opent dat mogelijkheden om panden te gaan gebruiken die tot dan onbruikbaar leken. Oude fabriekspanden bleken niet alleen relatief goedkope units op te leveren, maar vaak ook de juiste sfeer uit te ademen en niet zo nauw te luisteren naar schoonheidsvoorschriften en dergelijke. Het bedrijfsverzamelgebouw, maar dan net anders.

Inmiddels is dat een systeem aan het worden. Aan de top de luxueuze kantoorunits, direct daarna gevolgd door de eenvoudiger. Daaronder vinden we het aanbod aan flexwerkplekken voor mensen die af en toe 'eens even niet thuis willen gaan zitten werken'. Opvallend is dag, hoe 'lager' je komt, hoe flexibeler de oplossingen. Een flexwerkplek kan zo ad hoc zijn als bijvoorbeeld Seats2Meet ze aanbiedt, maar ook bestaan uit een abonnement bij een organisatie. Het verschil zit 'm vaak in de mogelijkheid inkomsten te genereren: het Seats2Meet-concept biedt daartoe meer mogelijkheden.

Maar iets ontbreekt.

20120921-193053.jpg

Als je de ontwikkeling bekijkt, dan zie je dat het heel belangrijk is dat er kristallisatiemogelijkheden zijn. Dat kan zijn omdat mensen elkaar kennen van een opleiding, of van een café of uit de buurt. Maar er moet contact mogelijk zijn. Die les, eenvoudig en vanzelfsprekend als hij is, kun je trekken uit de Nieuwe Economie. Want als dát er niet is, zal alles doodbloeden omdat er geen aanvoer meer is.

Er van uitgaand dat er in een samenleving zat ideeën zijn, maar dat maar een fractie ooit zal worden gerealiseerd, zul je als gemeenschap dus eigenlijk moeten zorgen voor een levendige uitwisseling. Dan moet je dus iets zoeken dat vruchtbare aarde is.

En zeker in deze tijd is dat noodzakelijk én mogelijk. Leegstaande winkelpanden lijken te schreeuwen om gebruik: zet er popup ontmoetingsplekken in, probeer aan te sluiten bij wat in de buurt leeft en tracht op die manier aan te jagen. Omdat het popup is, is het tijdelijk en niet belastend voor de verhuurder. Omdat er iets gebeurt, zal de waarde (van pand en buurt) stijgen. Omdat er mensen zijn te vinden, zal de sociale structuur herstellen.

Momenteel probeer ik, in Leiden, mensen te vinden die met mij aan de slag willen om die laag extra te maken: de laag van de vruchtbare aarde. Want waar alles op is gebaseerd, is het bij elkaar kúnnen komen van ideeën en mensen.

Gewoon ontmoeten, want daarmee begint Alles.

20120921-193109.jpg

donderdag 20 september 2012

Onzin: een dag arm zijn

Wat is eigenlijk zwaar werk? Natuurlijk fysiek zwaar werk is zwaar. Het moeten sjouwen met stukken ijzer, met zakken cement of met tassen stenen is niet voor niets beperkt. Een opperman is inmiddels vervangen door een bouwlift. En een theatertechnicus mag niet meer omhoog op een losstaande ladder of trap met in iedere hand een vrij zware spot. Hij heeft, als het goed is, een schaarkraantje tot zijn beschikking.

20120920-193113.jpg

Inmiddels zijn we er achter dat fysiek zwaar ook alles te maken heeft met tijdsduur. Een stratenmaker zit jaar in, jaar uit, seizoenenlang gebogen patronen te straten. Dat sloopt je rug. En gelukkig is er voor de grote oppervlakken nu ook mechanische hulp waarmee in één vierkante meters kunnen worden gelegd. Maar het fijnere werk moet nog steeds geknield worden gedaan, hoor. En de gemeentelijke tuinman die onkruid schoffelt, doet dat nog steeds dagen achter elkaar. Of de buschauffeur; het is al stukken beter, maar temperatuurwisselingen en schokken zijn er nog steeds. En dan hebben we het nog niet eens over de stress die wij als altijd-vriendelijke passagiers oproepen.

Maar het ergerlijkst is het idee dat er ook beroepen zijn die iedereen wel kan omdat ze niet zo zwaar zijn. Misschien lichamelijk niet, maar emotioneel wel degelijk.

Het is een pure farce als mensen 'een dagje meedraaien om het werk te ervaren'. Politici, directeuren, televisie'persoonlijkheden': als je echt wilt ervaren hoe zwaar sommig werk is, hoe moeilijk sommige situaties zijn, dan moet je het lef hebben je er helemaal in onder te dompelen. Dan moet je proberen een jaar op bijstandsniveau te leven met de wérkelijke dreiging je huis te verliezen of gas, water of licht afgesloten te zien. Dan moet je minstens een half jaar gaan werken in een verzorgingshuis.

Je kunt natuurlijk óók eindelijk eens goed luisteren naar wat mensen die dit werk doen, eigenlijk zeggen, uitschreeuwen. Dat het zwaar is. Dat het slopend is. Dat er meer mensen en geld nodig zijn. Dat er véél te eenvoudig over wordt gedacht.

20120920-193056.jpg

Toen ik studeerde heb ik vier weken gewerkt als verpleeghulp op een afdeling patiënten met het Syndroom van Korsakow. De eerste dag was het leuk: mensen die twee broeken over elkaar aantrekken, die in verkeerde bedden gaan liggen, die na 2 meter - echt - al zijn verdwaald. Na een week werd het al wat minder: die handelingen werden iedere dag op precies dezelfde manier hethaald. En na vier weken ben je blij dat je die 'grappige situaties' niet voor de zoveelste keer hoeft mee te maken. Je hebt engelengeduld nodig, heel veel engelengeduld.

Vandaag moest ik daar weer aan denken toen één van de mensen die ik ophaalde voor de dagbehandeling me hetzelfde vertelde als vorige week, en de weken ervoor. Dan schiet ineens door je hoofd dat 'in de politiek' nog wel het beeld bestaat dat deze vorm van zorg 'door veel meer mensen kan worden gedaan'. En je hoort ze er bij denken 'dat kan toch niet zwaar zijn: koffie geven, dagbestedingsactiviteiten, dagjes uit'.
Het is net zo schandalig als denken dat 'arm zijn in Nederland' hetzelfde is als 'niet met (weinig) geld kunnen omgaan'.

Misschien hoor jij ook wel bij de mensen die er zo over denkt. Dan moet je eens proberen of je het meer dan een jaar volhoudt iedere dag dezelfde verhalen te horen of het doodsklamme gevoel te hebben dat je geen geld hebt om te overleven, laat staan om nog andere mensen te zien.

Want dáárin schuilt de zwaarte: in de tijd en de slopende effecten daarvan.

20120920-193836.jpg

woensdag 19 september 2012

Klash: wie durft...

Het verstandigst voor mij om te doen, is onmiddellijk toe te geven dat ik geen held ben. Mij zul je niet zien voorop lopen als er moet worden gebungeejumped. En als ik echt eerlijk moet zijn: ook van de driemeterduikplank springen vind ik niks. Zo, hebben we dat maar gehad.

Dat verhindert me niet om wel bezig te zijn met spelen, of nauwkeuriger de spelende mens. Want een spelende mens, mits het niet in een of ander belonend competitieverband is, is vooral bezig met plezier. Ja, ja, homo ludens. Onze 'ware aard' ontdek je goed in het spel. De fanatiekeling die per sé zelfs het ganzenborden wil winnen van het neefje van acht. De lol die een groep collega's kán hebben bij het moeten uitvoeren van de lulligste opdrachten tijdens het jaarlijks dagje-uit-met-het-werk. Of al die situaties waarin je, spelend, iemand anders kunt zijn: mensen die al gamend zichzelf als ware Rambo's uit de verschrikkelijkste situaties kunnen redden met gemene nazi's of buitenaardsen als tegenstander. Maar daarin schuilt mijn grootste fascinatie niet. Die zit in de meer sociale games.

Dat is eigenlijk begonnen met de fantasy games die in de jaren tachtig populair waren, als bord- en kaartspel; áls dat er al was. Feitelijk was het een spel dat door de spelers in gedachten werd gespeeld. Het verkleden en fysiek naspelen was nog niet bedacht.
Ook mooi was het moment dat op het beginnende Internet iets was te vinden als The Hunt. Ongelooflijk eenvoudig idee: iemand maakt een stuk of vijf tot tien, verschrikkelijk moeilijke, opgaven waarop het antwoord gegarandeerd is te vinden op het Internet. Het Internet was toen nog 'overzichtelijk' met zijn Gopherservers.

Inmiddels zijn we fasen, stappen verder en zijn de mogelijkheden om met vrienden, kennissen én onbekenden te spelen steeds vanzelfsprekender geworden. De halve wereld lijkt verslingerd aan Wordfeuden of Rumblen met anderen. En zeker in netwerken als Facebook kun je veel tijd steken. Maar da's ook de bedoeling: hoe meer tijd en hoe meer mensen, hoe meer macht en marketingmogelijkheden voor Facebook.

Da's ook meteen mijn bezwaar tegen een spel waarvan ik, al lezend, dacht: dit is een goed idee, zeg. De naam: Klash en The Next Web schrijft erover:
(Klash) seeks to merge fun with dares. How does it do this? By letting you and your friends set challenges and prove it with pictures and videos.


En dát is de crux.

Klash bestond, blijkbaar, al als webgebaseerde game. Ik kende het niet. Nu is er dus een mobiele versie, voor iOS. Daarmee is het spel direct gekoppeld aan de speler en heel mobiel en flexibel. Wat nu wel spannend gaat worden, is of de spelers niet té moeilijke opdrachten voor hun vrienden bedenken. Uit de screen shots die The Next Web gebruikt, blijkt dat dat niet hoeft. 'Kun jij vijf capuccino's achter elkaar drinken?', is er al een. Maar vast ook 'Kun jij binnen een uur van Rotterdam Centraal op Amsterdam Centraal komen?'. Of 'Durf jij een wilde veldmuis vast te houden?'. Bedenk ze maar.
Ik ben benieuwd hoe vaak mensen dit zullen spelen. Maar afgaand op de keren in je leven dat je het met kennissen had over 'durf jij dat?', moet het wel aansluiten bij iets wat ons aantrekt: een ander uitdagen.

Ik ben benieuwd.

dinsdag 18 september 2012

Grandioze ideeën

Veel ongewenste nieuwsbrieven kreeg ik niet, afgaand op de vermindering na het ingaan van de wet die ongewenst toesturen verbied. Veruit de meeste lees ik, net als de ongevraagde papieren reclame, af en toe, doorbladerend. Misschien moet ik weer 's opschonen, want in de tussentijd hebben allerlei clubjes en organisaties mijn emailadres.

Zijn nieuwsbrieven dan onzin? Zeker niet allemaal. Het ergst zijn de nieuwsbrieven van organisaties die vooral, of alléén, eigen productnieuws brengen. Het interessantst die welke breder nieuws brengen dan alleen de eigen producten. Als ze dat goed doen en er subtiel reclame doorheen kunnen verweven voor zichzelf, zijn dat de high impact nieuwsbrieven. En dat verweven gebeurt ongetwijfeld nog zonder groots en vooropgezet plan.

Een nieuwsbrief die ik vrij geregeld lees, is die van Fast Moving Targets. Niet omdat de makers allemaal prettige mensen zijn, maar vooral omdat er leuke gedachten in zijn te vinden in een - en dat mogen veel nieuwsbrieven zich aantrekken - préttige vormgeving. Voor het Oplettend Lezertje (gejat van Toonder): leuke gedachten zijn iets anders dan nieuws. De kracht van een goede nieuwsbrief, denk ik, is dat-i leest als een krant met een mengsel van nieuws en opinie. En als je (voormalig) journalisten dat laat doen, dan krijg je zoiets.

Van de week viel er weer een exemplaar in mijn digitale brievenbus. Daarin ondermeer dit:
20120918-183728.jpg

Het is een goed geschreven stukje, in de zin dat het zo lekker vanzelfsprekend klopt. Ideeën hebben we inderdaad vaak en het is ook waar dat veruit de meeste nooit tot realisatie komen. Ik kan het weten, want zonder team wordt geen van mijn ideeën gerealiseerd. Mijn kwaliteiten zijn andere en op juist dat punt te beperkt.

Het is wel een onderwerp om wat vaker bij stil te staan. Want er zit zoveel in. Stel dat het waar is dat de meeste mensen geregeld goede ideeën hebben, maar dat die niet worden uitgesproken. Mijn eerste reactie is dan: moeten we dan niet als de sodemieter iets bedenken waardoor we al die ideeën, rijp en groen, toch kunnen oogsten? Het doet me denken aan de opmerking die je vaak over Twitter hoorde: "Niks voor mij, want ik heb niets te vertellen". Nee, en daarom is een televisieprogramma als Man Bijt Hond zeker een succes; omdat er geen verhalen zijn.
Een ander tussendoortje is de vaststelling dat ideeën moeten worden openbaar gemaakt, bijvoorbeeld door ze op te schrijven. Dat is een kwaliteit die iedereen wel heeft, zij het dat niet iedereen het even mooi, beeldend of ritmisch kan. Dat werkt niet bepaald stimulerend, want, ja, niet iedereen kan de Pulitzerprijs winnen. Maar zonder gekheid: de constatering zou ook kunnen leiden tot de stap dat we moeten leren onze ideeën vast te leggen. Op school kan dat door opstellen, sorry weblogs, te maken. Misschien krijgen we er dan heel veel. Maar dan valt er wel écht te grasduinen in ideeën.

Een nadeel van meer ideeën is dat de bedenkers die zó waardevol vinden dat ze ook moeten worden gerealiseerd. Dat effect is, ik meen door Herman Pley, eens beschreven in termen van 'mensen verwachten instant succes en raken gefrustreerd als dat uitblijft'. Dat effect zou ik vooral níet onderschatten.

Dat is ook het stukje waarmee ik bleef zitten. Niet alle ideeën zijn uitvoerbaar of goed. Maar ik vraag me wel af tot welk punt dat is gekoppeld aan de bedenker. Dat niet iedereen evenveel doorzettingsvermogen heeft, is waar. Maar een andere verklaring voor wel of niet realiseren van ideeën is de omgeving. Zaaien doe je op vruchtbare grond. Ideeën realiseer je in samenspraak en samenwerking met anderen (met uitzondering van de werkelijk reusachtig groten die als (zonderlinge?) eenlingen hun visie moesten verbeelden).

20120918-192608.jpg

Op het gevaar af dat het een mantra wordt: vooral de momenteel snel ontwikkelende 'nieuwe economie' lijkt de condities te bieden om ideeën te verwerkelijken. Op diverse plekken in Nederland ontstaan netwerken, broedplaatsen, van mensen die in ad hoc coalities samenwerken. In die coalities worden ideeën veel minder dan in klassieke bedrijfsstructuren getoetst aan hiërarchische positie. Veel minder, want statusverschillen zullen altijd bestaan en invloed hebben.

Voor sommige mensen zal het daarom toch echt eenvoudiger zijn hun ideeën te verwezenlijken dan anderen.

maandag 17 september 2012

Automobilisten bestaan niet echt, auto's wel

Verkeer is eigenlijk wel een interessant fenomeen. Ooit deden we maar wat en reden paard en wagens zowel links als rechts op de weg. Alhoewel, weg... een min of meer platgereden karrespoor is waarschijnlijk een accuratere omschrijving. Naar het schijnt, werd er links gereden met paarden omdat het zwaard meestal met de rechterhand werd gehanteerd. Met paard en wagen is rechts weer handiger omdat de menner rechts zat. Enfin, hoe dan ook: de kleine grote man Napoleon heeft het rechtgetrokken tot 'rechts rijden'.

20120917-192027.jpg

In de loop van de tijd zijn er nogal wat regels bij gekomen om het almaar toenemende verkeer in goede banen te leiden. Wie heeft voorrang in welke situatie? Welk verkeer mag waar rijden? Heeft een koe in de wegenverkeerswet dezelfde status als een voetganger? Kortom, regels zat. En het aardige is dat we bijna allemaal vinden dat we die regels goed toepassen, maar dat anderen dat niet doen. Een beetje alsof verkeersregels er alleen zijn voor anderen. Die, tussen twee haakjes, jóu zien als als andere, waardoor die regels toch echt voor iedereen, inclusief die onfeilbaren, gelden.

Ons gedrag in het verkeer is een bron van vermaak en ergernis, niet in de laatste plaats vanwege die houding dat wíj het nooit fout doen. Vooral automobilisten zijn een vreemd soort. Feitelijk bestaan ze niet.
Hun bestaan ontlenen ze aan hun voertuig. In een theater, bij voorbeeld, zul je bar weinig mensen aantreffen die zich op moment automobilist wanen. Persoonlijk fascineren mij het meest de mensen die hun relatie met de auto zo hecht achten dat ze hem vertroetelen; hetzij door hem altijd direct voor de voordeur te willen hebben staan - en daarvoor zelfs vijf meter willen schuiven ten koste van de leefomgeving van ons allen, het milieu - en degenen die hun auto tot in extremo tot hun persoonlijk domein maken. Waren dat ooit de hangertjes in de vorm van voetballen of behaatjes aan de achteruitkijkspiegel, nu is er een hele 'mediabeleving' nodig in de vorm van (bijna) hifi-geluid, video en telefoon. Langzaam migreren, zo lijkt het, steeds meer mensen naar een nomadisch bestaan in auto's waarin je kunt wonen.

20120917-192040.jpg

Het aardige aan een automobilist is dat-i dat is als-t-i achter het stuur zit. Je ziet het ook weleens gebeuren: een ogenschijnlijk bedaagd mens stapt in en de auto vertrekt alsof bestuurt door een wilde. Nu moet ik toegeven dat ook ik niet ongevoelig zal zijn. Het geluid van een startende motor en de wetenschap dat jíj die paardenkrachten beheerst, hebben iets verleidelijks. Of dat vooral voor mannen geldt, weet ik niet. En evenmin waar dat dan begint: wij rijden in een heel oude Peugeot met bar weinig paardenkrachten volgens snelheidsduivels.

20120917-192240.jpg

Dat automobilisten eigenlijk niet bestaan, bleek me vandaag ook weer 's. Bij het rechtdoor rijden, op de fiets, probeerde een automobilist of hij nog even voorlangs rechtsaf kon. Niet dus. Maar wat ik me realiseerde, is dat ik in die situatie de áuto zag als mijn tegenspeler en níet de bestuurder. En als ik erover nadenk: alleen als ik in een gevaarlijke situatie oversteek - fietsend of lopend - zoek ik de ogen van de automobilist. In de andere gevallen is het de auto.

Misschien dat dat verklaart waarom er zo vaak wordt gesproken over 'daar gaat weer zo'n Golfje' of 'moet je die Mercedes zien rijden' en 'die Audi kan écht niet parkeren'. Alsof die auto geen bestuurder heeft met een eigen wil.

zondag 16 september 2012

Er is teveel wérkgerelateerde informatie, en dát is niet leuk.

Hier kun je werkelijk heel lang over debatteren; over de vraag of we nu wel of niet te maken hebben met een overdaad aan informatie (information overload). De redenering klinkt heel plausibel in de oren: we worden van alle kanten en op bijna ieder moment van de dag gebombardeerd met informatie. En omdat ons dat overkomt, hebben we de indruk dat we al die gebombardeerde informatie ook moeten zie te verwerken en begrijpen. Een kind snapt dat je dat niet redt.

Clay Shirky benoemde het probleem als een probleem van filter failure. Het wegvallen van poortwachters als journalisten zou leiden tot een vloedgolf aan informatie waaruit het individu dan maar zelf de interessante stukken moest zien op te vissen. Daarmee zou niet zozeer de hoeveelheid informatie alswel de manier waarop je daarmee omgaat het probleem zijn.

Hoe mensen met informatie omgaan, is een 'nogal complex' geheel. Zo ongeveer negentien jaar houd ik me ermee bezig. En als ik écht eerlijk ben: er is niet veel leukers dan dat. Dat komt door zijn enorme reikwijdte. Zowel de manier waarop jonge kinderen omgaan met 'enge films' als de manier waarop met hulp van kunstmatige intelligentie de menselijk zoekgedrag wordt nagebootst, hoort erbij. En de discussie hoe ver dat allemaal zal kunnen reiken.

Op Shirky's mening is het een en ander aan te merken, zoals dat voor iedere mening over een gecompliceerd geheel kan. Uit de Gartnerhoek komt de kritiek dat hij teveel de nadruk legt op de zend-aspect en veronachtzaamt dat wij zelf de informatie moeten ophalen. Is het vinden van de juiste bronnen niet een groter probleem? Natuurlijk liggen beide vlak bij elkaar. Shirky wijst, terecht denk ik, op het effect van het verdwijnen van onze wegwijzers, terwijl Gartner, ook terecht, er op wijst dat filters alleen werken op informatie die op je af komt. Zoveel is wel duidelijk, dat we het met één generieke oplossing niet af kunnen. Maar je bent ook niet zo'n eenvoudig mechanisme dat je eendimensionaal benaderd kunt worden.

Via het niet genoeg te prijzen Zite kwam ik op het spoor van dit artikeltje in Social Media Today: Study Explodes the Myth of Internet-Based Information Overload. de uitkomst van het daar beschreven onderzoek is dat de gemiddelde Amerikaan niet zo heel veel problemen heeft met de verwerking van informatie. Sleutel, een deel daarvan, is de mate waarin men is geïnteresseerd in een onderwerp. Dat klinkt heel logisch.

Als ik de laatste alinea niet had gezien, was deze blogpost er niet gekomen. Maar het is een stukje tekst waarmee ik je ga achterlaten. Je mag voor jezelf uitknobbelen wat je ervan vindt, maar ik vind 'm in het licht van het artikel heel veel informatie bevatten:
Incidentally, if you’re shaking your head at the idea that information overload is an overblown issue because of the amount of information you deal with at work, that’s another story! There’s ample data to support employee claims of being buried in information; the email inbox alone is enough to drive some people over the edge. (...)

zaterdag 15 september 2012

Privacy is een non-issue?!

'Wat ik in mijn huis doe, moet ik zelf weten. Die vrijheid heb ik. Toch?' Dat is zo'n beetje de manier waarop veel mensen over privacy denken: kunnen dien wat je wilt zonder dat anderen zich daarmee bemoeien.

Privacy is en blijft een probleem. Dat gaan we ook nooit helemaal goed en tot ieders tevredenheid regelen. Maar er zijn wel ankerpunten.

20120915-201425.jpg

Privacy is, denk ik, een onvervreemdbaar recht om ongezien en ongestoord te kunnen leven. De ruimte die je daarvoor hebt, is je eigen woning. Dat is een vrij eenvoudige basis waarmee je in een eenvoudige samenleving heel ver kunt komen. Zo is het dan vanzelfsprekend dat niet iedereen je huis binnen mag komen. Wordt het ook voorstelbaar dat een vrijheidsstraf ook een verlies aan privacy oplevert: anderen hebben het recht je te bespieden (in het kader van de bewaking).

Op het moment dat je de publieke ruimte betreedt, zijn je daden daar ook openbaar. In de publieke ruimte geldt het recht op privacy niet. Niet dat je daar rechteloos bent, maar jouw privacy is er dan één van vele en waarom zouden die niet net zoveel recht hebben?
Ingewikkeld wordt het als de publieke ruimte de privé ruimte binnentreedt. Het is een beetje zo'n situatie van een estuarium: de plek waar de zee de monding van een rivier binnendringt en dus het land. Die bijzondere situatie heeft niet voor niets een eigen naam en omschrijving gekregen. En eigenlijk zou dat ook eens moeten gaan gebeuren voor privacy.

Want er zijn verschillende soorten en gradaties. En de discussies eindeloos: 'we geven onze privacy te nonchalant prijs', 'privacy beschermt vooral kwaadwillenden', 'privacy belemmert samenwerking', 'als je hamert op privacy, heb je vast iets te verbergen'. De grap is dat de meeste van die op- en aanmerkingen nog waar zijn ook, of minstens een punt raken.

En toch is het niet zo complex.

Als ik op straat luid ga staan verkondigen, moet ik niet vreemd opkijken als onbekende derden dan weten wat ik verdien. Maar als ik een leverancier dat vertel, kom ik niet in die publieke ruimte en moet ik er op kunnen vertrouwen dat die gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Dezelfde gegevens kan ik echter zélf op een andere plek welzeker publiek maken. Dat ontslaat mijn leverancier niet van een respecteren van mijn privacy.

Kortom - en ik heb het al zo vaak beweerd - we zíjn niet zo logisch. Maar ook hebben we een uitdaging in het vinden van de grens tussen privé en publiek. Want dat is een deel van het probleem. Met zoiets als het Internet is een nieuwe verbinding gemaakt naar het publieke domein die ín het privé domein staat. Ook maakt die technologie het koppelen van databestanden eenvoudiger en daarmee verleidelijk iets te doen met die 'ongebruikt liggende data'.

Zou je je dus niet druk moeten maken over privacy? Welzeker! Maar het is nog steeds een keuze van jou om informatie al of niet publiek te maken. Eerlijk gezegd, lijkt het er op dat juist dát stuk buiten beeld dreigt te vallen. Het gaat om de inténtie. En dat is ook precies waarvoor de wetgever aan de eigenaren van databanken de eis stelt dat informatie (data) alleen mag worden gebruikt voor het doel waarvoor het in eerste instantie werd verkregen. Da's een streep door de rekening als je al die mooie dataverzamelingen ziet die liggen stof te verzamelen.

Daar zit eigenlijk de echte privacy-discussie. Als we aan de slag gaan met big data, gaan we ook aan de slag met nieuwe combinaties van data. Daarin schuilt een principieel probleem. Want ooit benoemde ene Max Weber de grondslagen van een bureaucratie. Daarin geldt dat, tegenover de bureaucratie, de burger dan het récht moet hebben zich te presenteren op een door hem gewenste manier. In mijn woorden: je moet verschillende gezichten naar verschillende overheden kunnen tonen. Maar als we gaan koppelen, zal dát niet meer mogelijk zijn.
En dan hebben we het nog niet eens over het beveiligen van databestanden tegen diefstal. Want dat verwacht ik wel als ik gegevens heb afgestaan, dat jij er zorgvuldig mee omspringt. En niet dat data ineens opduiken als (illegale) handelswaar.

Natuurlijk zullen we als eindgebruikers ons moeten leren bewegen in de nieuwe ruimte die het Internet heet en zullen we de nieuwe bedreigingen en kansen moeten leren herkennen. Maar veel belangrijker zullen de waakhonden zijn die ons en vooral de dataverzamelaars blijven volgen.

Hinderlijk? Noodzakelijk!

vrijdag 14 september 2012

'Paus roept op tot meer porno op televisie'

In de jaren zestig lag ik met een levensbedreigende aandoening in het ziekenhuis. Dat verzwakt je nogal en dus moest ik aansterken. Nou, dat zul je weten in zo'n kinderziekenhuis. In het begin word je nog gevoed door een infuus, maar daarna ga je over op vast(er) voedsel. Als kind ben je dan helemaal in de wolken als zo'n autoriteit als de zuster aan je vraagt wat je het liefst wilt eten. Dan mocht je kiezen uit drie. Nooit heb ik zoveel Haagse Bluf gegeten als daar. En eerlijk gezegd daarna ook nooit weer. Ook populair, bij mij, hopjesvla en appelsap of druivensap. Dat kregen we thuis niet.

Jammer genoeg was er ook een keerzijde. Want om gewichtiger te worden, kreeg ik ook lekker veel calorieën. Dat heeft gewerkt, tussen twee haakjes. Maar de methode was: veel slagroom. En het effect: dat de slagroom na die ziekenhuisperiode me de neus uit kwam. Hoe lang die periode duurde, heb ik niet helemaal helder maar pas in mijn tienerjaren kwam de interesse voor slagroom weer terug. Nu verwerkt in een taart; die van Maison Kelder uit het Kerkehout, de hazelnoot-slagroomtaart. En ja, ook daarvan teveel gegeten en pas een jaar of twee, drie geleden 'herontdekt'. In Leiden nog wel.

20120914-161512.jpg

Overal waar 'te' voor staat, is verkeerd. Dat leerden de ouderen ons vroeger. Het is waar. Probleem is echter dat je al een grens over bent voordat je zélf ontdekt dat dit dus een 'te'-situatie was. Als je niet wilt luisteren naar anderen die je waarschuwen, zul je kortom altijd te laat zijn.

En we gebruiken het veel, hoor. Ga zelf maar eens na hoe vaak je het zelf bent tegen gekomen.
Onze gezondheid is een groot onderwerp. We zijn te dik, leven te ongezond, sporten te weinig en snoepen te veel (ja, te dun, te gezond, te veel sport en te weinig snoep kan ook).

'Te' is wel een normatieve duiding. Je bent immers te veel of te weinig ten opzichte van íets, een ijkpunt. Dat maakt de discussie moeilijker. Die 'te dikke mensen': waar ligt de grens van 'te'? Inmiddels zijn we zover dat wordt aangenomen dat gewicht en persoon bij elkaar horen. Is er dan dus geen 'te' meer? Met 'te' geeft de spreker meer prijs over zichzelf dan over de ander: 'in míjn ogen ben je té....'.
Persoonlijk vat ik de meeste overheidscommunicatie over dit soort van onderwerpen zo op: zíj vinden dat iets als volgt is of zou moeten zijn, en ik beslis zelf op basis van wat ík weet en wens. 'Te' is niet synoniem met 'u móet', zoals rabiate liberalen ons geregeld willen doen geloven onder het mom dat 'de overheid mij niet te vertellen heeft hoe ik moet leven'.

Toch is 'te' een interessante manipulator. Want je kunt verzadigd raken en je afkeren van iets (of, in een enkel geval, doorslaan en verslaafd raken). Daar kun je gebruik van maken.

20120914-161624.jpg

Of het pedagogisch verantwoord is of dat het een Broodje Aapverhaal is, weet ik niet. Maar onder jonge ouders deed (doet?) het verhaal de ronde dat je kinderen van bijvoorbeeld snoepen kunt afkrijgen door ze alleen nog maar snoep voor te zetten. Snoep de hele dag door. Tot het hen de neusgaten uitkomt. En het voordeel van jonge kinderen is dat zij nog een in te wisselen melkgebit hebben.
Ik houd het op Broodje Aap, maar de essentie is er wel: de grens van 'te' overschrijden, leidt zeer waarschijnlijk tot weerzin.

20120914-161724.jpg

Het zijn de jaren tachtig van de vorige eeuw als in sommige steden de kabel wordt gekaapt door 'piratenzenders'. Toen kon je 's nachts naar een sneeuwende tv gaan zitten kijken op zoek naar die illegale uitzendingen. Wat ze uitzonden, kun je raden: porno, of minstens blote borsten. Mits je die dus tussen de ruis door kon zien én je de mazzel had een zender te vínden. Spanning speelde een belangrijke rol: de uitzendingen waren niet legaal.
Jaren later is het onvoorstelbaar dat je zoveel moeite deed om iets te zien 'wat niet mocht'. Wie een jaar of vijf(?) geleden de televisie aanzette na 23.00 uur, kreeg bijna zeker sex of (soft)porno te zien. Dat varieerde van lessen in standjes om de liefde te bedrijven tot standaard soft porno films. Als een soort onkruid verspreidde het zich en leek het alom aanwezig.

Totdat het ons de neusgaten uitkwam. De versexualisering van de samenleving is het genoemd. Overal leek het nodig om associaties te maken met sex(ualiteit). Als je de kans nog krijgt, ga dan naar de voorstelling Bimbo kijken, over sexualisering en z'n perverse effecten.

Die manipulatie is nog lang niet voorbij. Maar er is wel een 'te'fase geweest, want op geen van de televisiezenders vinden we nog een idioot groot aanbod van sex- of (soft)pornofilms. Blijkbaar keerden de bedoelde kijkers zich meer en meer af van de zenders, moe van de voorbijhuppelende borsten en copulerende mensen. En da's niet de bedoeling, want de kijker is geld waard. Overdaad schaadt.

Het roept wel de vraag op of je je enorm moet verzétten tegen iets waarvan jij vindt dat het slecht is. Dat blijft uiteraard altijd een optie. Maar waarom niet geprobeerd om het 'te'effect in te zetten? Dan zou de paus, in het kader van zijn pleidooi voor alleen huwelijkse sex (met het licht úit) juist moeten pleiten voor méér sex en porno. Want ja, op een gegeven moment zijn we dat dan zat en wordt sex alleen nog een voortplantingsdaad. Niet leuk, wel nuttig.

20120914-161807.jpg

donderdag 13 september 2012

Daar is-t-i: de innovatie-verkenner

Ze organiseren jaarlijks een, vind ik, interessant congres en beurs met de naam ICT Delta. Tussen twee haakjes, ook dit jaar weer. In oktober en in Rotterdam. 'Ze' zijn de organisaties verenigd in ECP, platform voor de informatiesamenleving.

'Platform voor de informatiesamenleving': da's mooi, toch? Dat klinkt in elk geval als dé plek om te zijn als je iets wilt weten over onze toekomst. Want dat is nogal wat: 'informatiesamenleving'.

Een tip bracht me ertoe een bijeenkomst van het platform te bezoeken, op de dag van de parlementsverkiezingen. Dat zetelt misschien 100 meter van de bijeenkomstlokatie af; je moet maar durven. Zeker als het thema bestaat uit vragen als deze:
- Op welke maatschappelijke en economische vraagstukken rond ICT zouden politieke partijen hun pijlen moeten richten?
- Welke thema’s mogen zeker niet ontbreken in het regeerakkoord? Privacy? Digitale vaardigheden in het onderwijs?
- Hebben Kamerleden wel voldoende notie van de rol van ICT voor de huidige economie en samenleving?
- Hoe is het gesteld met hun kennis, vaardigheden en bewustzijn ? Wat zou ieder Kamerlid minimaal moeten weten van ICT?

Zo'n kans laat ik natuurlijk niet lopen. Zeker niet omdat ik politiek al lang niet meer zweefde en dus efficiënt snel kon stemmen. Tijd zat voor een goed beeld.

Het is niet aan mij om een samenvatting te geven van de bijeenkomst. Maar er vielen me wel een paar dingen op. De obligate maar voorop: veel te veel mánnen (in pak), ongelooflijk lekkere hapjes bij de netwerkborrel, een programma dat ter plekke tóch moest worden aangepast - het blééf verkiezingsdag - én een programma dat niet te lang of te kort was. Je kent dat wel. Oersaaie sprekers en sessies waarbij iedereen op z'n stoel gaat zitten draaien en het einde lijkt te zijn verdwenen. Dat was hier niet aan de orde. Niet dat alle sprekers even leuk en boeiend waren, maar niemand kreeg de kans sfeer of tempo té veel te beïnvloeden.

Vier thema's speelden een centrale rol: veilig, vaardig, digitale overheid, en privacy. Een veilige informatiesamenleving (ver)eist regels, maar ook goede ontwerpen en alerte en vaardige gebruikers. Dat geldt voor álle lagen van de samenleving. Een gehéél digitale overheid komt dan binnen bereik. Terzijde: mw. Netelenbos - ja, díe - wees de aanwezigen op het Deens initiatief om alle overheidscommunicatie digitaal te laten zijn. En, ten slotte, een onderwerp dat vele vormen aanneemt: hoe ga je in een omgeving waar fouten onmiddellijk enórme gevolgen hebben, om met de privacy van gebruikers?

Het is nogal wat, toch?

Dat doe je dus niet alleen. Heel verstandig heeft ECP, voor als het over onderwijsgerelateerde zaken gaat, een jongerenpanel. Slim: de uiteindelijke doelgroep, de direct betrokkenen er bij betrekken. Beetje vanzelfsprekend: maar in al die andere discussies zijn toch ook direct betrokkenen? Patiënten? Consumenten? Wij? Ik weet 't; dat los je niet op door institutionele belangenbehartigers er bij te betrekken. Sterker, die voegen meer niet dan wel toe anders dan een specifiek eigenbelang. Maar het zou wel de moeite waard zijn kénnis over die gebruikers erbij te halen.

We bevinden ons middenin een turbulente periode. Een samenleving verandert continu. Maar nu maakt technologie mogelijk dat snelheid wordt gemaakt. Daardoor bevinden we ons nu in een situatie waarin wijzigingen zich aan lijken te dienen en soms wel en soms niet doorzetten, waar wijzigingen door andere groepen worden ingezet dan gedacht of bedacht, en waarin de snelheid zo groot is dat sommigen het allemaal niet meer bijbenen. Mij blijft het opvallen hoe vaak, ook in deze bijeenkomst, wordt gesproken in toekomstige tijd met zinsdelen als 'we willen', 'we gaan' en 'we zullen'. De onbestendigheid brengt een zekere machteloosheid met zich, die op veel plaatsen is aan te treffen: hoe ziet in vredesnaam die nieuwe samenleving er uit?

20120913-192901.jpg

Eerder heb ik al eens geblogd over dit probleem. Want het ondenkbare, het nú nog ondenkbare, kún je niet plannen of bedenken. Het betekent dat we zullen moeten zien om te gaan met chaos en andere sturingsinstrumenten. Het betekent ook dat we inderdaad voor een deel de zaken op hun beloop zullen moeten laten en héél goed monitoren wat gebeurt. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren wie de toekomstige gebruikers zijn en wat die wensen.

Mijn pleidooi is er dan, onveranderd, een voor

- een financieringsstructuur die ook riskante experimenten mogelijk maakt, want in dat risico huist nu juist de kans op innovatie. O, en riskant is niet hetzelfde als destructief. Ik bedoel niet anders dan dat de financier bereid moet zijn zijn geld te verliezen;

- een omgeving waar het mogelijk is te spelen. Dat impliceert de aanwezigheid van middelen, financiële als hierboven benoemt, maar vooral ook netwerken. Netwerken van mensen, die met elkaar in contact worden gebracht;

- dat is meteen de belangrijkste wens die ik zou hebben, voor ECP of een ander: de aanstelling van innovatieverkenners, mensen met inhoudelijke kennis én een neus voor vernieuwing. Medewerkers die de opdracht hebben continue de wereld in casu Nederland af te struinen op zoek naar mensen en technieken waarvan zij menen dat die de moeite waard zijn om met elkaar in contact te worden gebracht. Dat is dus een nét andere insteek dan al die adviseurs die momenteel actief zijn in het kader van een financieringsregeling. Innovatieverkenners zijn alleen maar bezig met innovaties en het dondert niet wáár die plaatsvindt.



20120913-192916.jpg

Eén van de belangrijkste lessen die uit de geschiedenis van innovatie(s) is te trekken, is dat die innovaties bijna altijd ontstaan búiten de bestaande domeinen en instituten. Alleen dat feit al zou reden genoeg moeten zijn om verkenners onbekend land te laten verkennen. Want dat is precies wat we doen, om Star Trek maar eens te citeren: 'to boldly go where no man has gone before'. Zó dramatisch is het niet, maar de parallel is wel degelijk te trekken. Want de verandering zal niet komen uit de sectoren zelf of de partijen die daarin nú een rol spelen.

Aanstellen dus, die innovatieverkenners.