woensdag 31 juli 2013

Witgesokte sandalen

Natuurlijk. Ook ik vind bepaalde zaken mooi en andere lelijk. Niet dat ik dat kan beredeneren, laat staan met esthetisch gefundeerde modellen of verklaringen. Mooi is mooi. Da's zo ongeveer de samenvatting. En mooi... da's alles wat iets bij je teweeg brengt.

Aan, wat ik maar noem, al dat gelul over kunst en wat wel en wat niet kan in de mode, heb ik een broertje dood. Het zijn juist díe mensen met hun getheoretiseer die het werk van kunstenaars steeds verder isoleren, steeds meer ontfunctionaliseren.

Niet dat alles functioneel moet zijn in de betekenis van praktisch toepasbaar. Functioneel is ook dat wat jou tot nadenken aanzet, even wegzuigt uit de realiteit van alledag. Dan is het van tóegevoegde waarde als er achtergrondinformatie beschikbaar is over het ontstaan. Maar dat is en blijft toegevoegd. Kunst en mode alleen dan 'snappen' als de uitleg beschikbaar is?! Volgens mij klopt er dan iets niet.

Dat ik een weerzin voel tegen "zo hoort het", zal je dus niet verbazen. Wat mij betreft, volgt iedereen zijn eigen voor- en afkeuren. Da's nooit helemaal vrij. Er zíjn conventies. Maar diep in m'n hart vind ik die allemaal betwistbaar.

Zo heb ik een zoon die niet eet volgens de methode Mes Rechts Vork Links. Hij doet het precies andersom. Maar waarom zou ik me daar eigenlijk druk over maken? Het gaat er toch om dat-i kan genieten van het eten. Okay, ook daar twijfel ik weleens aan.

Uiteraard ben ook ik niet vrij van (voor)oordelen. Wat ik hierboven schreef, is vrij rationeel gedacht. Soms zie je toch dingen waarvan je denkt: "Hmmm... was dat nu slim?". Dat heeft alles te maken met schoonheid. En de lol is dat we daar allemaal anders over denken.

Een paar jaar geleden heb ik Alleen Maar Nette Mensen gelezen. Een aardig boek - de kritiek dat het discriminerend of vrouwvijandig is, deel ik niet - maar ik kan me er vooral van herinneren dat ik me geregeld afvroeg wat de hoofdpersoon toch zag in vrouwen met dikke billen. Grote borsten en dikke billen zijn niet mijn associatie met mooie vrouwen.

Toch zijn ze er. En toch zijn er mensen die het allemaal wél mooi vinden. En die mensen hebben alle recht van leven. Ook als ik dat maar niks vind. Want, tja, wie ben ik? Wie ben jij?

In Frankrijk liepen we deze zomer tegen het eind van een hete zomermiddag het strand op. Voor ons een aantal mensen. Ook op zoek naar afkoeling of een bruine huidskleur of weet ik veel met welke reden dan ook. Eén man viel mij op. Hij ging het strand op met een korte beige broek en sandalen aan; sandalen met witte sokken.

Dat heeft me een poosje bezig gehouden. Waarom loop je op sandalen een strand op? Die dingen zijn handig en lekker luchtig. Maar waarom sokken? Het enige wat ik kon bedenken, komt uit m'n eigen ervaring. In m'n tienerjaren had ik een hekel aan zandkorrels als je naar het strand was geweest, in je haar, klevend aan je huid, in m'n kleren. En aan je voeten. Sokken voelden dan veel zachter aan. Niet dat het praktisch was.

Ik ben er al jaren overheen. Maar dat denken in 'functioneel voor míj' is er nog steeds. En ook mijn verwondering over mensen die zich enorm druk kunnen maken over hoe anderen er bij lopen. Vooral in termen van "dát kan echt niet". Hoezo?!

Al die mode-zeloten zouden zich eens moeten realiseren dat ze feitelijk in een ontzagwekkend strak keurslijf leven. Het vreemde daaraan is dat ik iedere keer weer - zeker zomers - tot de ontdekking kom dat allerlei mensen die zichzelf zien als 'bevrijd denker' de ergste zeloten zijn.

Laat ze toch: die buiken die over bikini's blubberen, die witte melkflesstelten, die wítte legging, dat bierbuikje, het 'verkeerd geknoopte' jasje, het 'te jeugdig' korte rokje, de topless oma op het strand, de stijf opgetrokken sokken onder een korte broek,...

Doe lekker wat je zelf prettig vindt, handig vindt of mooi vindt. Sterker, de mode ontstaat grotendeels op straat. Zonder eigenzinnigheid wordt dat niets.

dinsdag 30 juli 2013

De Dood die op vakantie ging

Wellicht bevreemdt het onderwerp je. Als eerste na de vakantie een blogpost over doodgaan. De reden is dat ik vermoed dat vakantie en dood dichter bij elkaar liggen dan we denken.

Juli en Augustus: hele volksstammen trekken naar verre bestemmingen, in Nederland, Europa of daarbuiten. En waar de Volksverhuizing uit de geschiedenisboekjes nog lekker traag verliep, daar verplaatsen wij ons in termen van uren van de ene plek naar de andere honderden, zo niet duizenden kilometers verder.

Dat is toch wel vragen om problemen.

Dit jaar wellicht meer dan anders tot de verbeelding sprekend. Twee grote treinongelukken en een busongeluk. De stand van zaken op 30 juli. We zijn dus pas halverwege die twee piekvakantiemaanden. En alle 'kleine' drama's zijn dan nog niet eens meegeteld.

Reizen is risico nemen. Dat klinkt dramatisch? Bedenk je dan maar eens dat je vaak naar een onbekende bestemming gaat, een andere taal nodig hebt, andere gewoonten ontmoet of anders wel jezelf in een situatie brengt waarin jouw veiligheid meer afhankelijk wordt van het gedrag van anderen. Zeker in vakanties geldt dat en in het bijzonder voor autovakanties.

Zelfoverschatting is dan een extra groot probleem. De leaseautorijder die zichzelf de Beste Automobilist van Nederland vindt, rijdt plots met een volgepakte brik, met passagiers die eisen stellen een aandacht eisen, op wegen die hij niet kent. Dan kun je jezelf behoorlijk voor de gek houden door te denken: "maar ik rijd duizenden kilometers per jaar".

Dat crosst in de zomermaanden dus over 's heeren wegen.

Ik vraag me weleens af hoeveel chauffeurs zich onbehaaglijk voelen tijdens, maar ook in de voorbereiding, op die heen- en terugreis. Zeker met de auto - wij hebben een ietwat oude - heb ik toch iedere keer weer het idee: "hopelijk stranden we niet langs een of andere oververhitte Franse tolweg". Het idiote? Dat ik dat ook nog nooit heb meegemaakt. Wel dat er problemen waren met het vervoer, maar volgepakt stranden op een ongewenste plek?! Nee, dat niet.

Het verhaal gaat dat de vakantie helemaal niet zo ontspannend is als we wel denken. Populaire verklaringen zijn de spanningen die ontstaan bij het vínden van een bestemming, de (relatie)problemen tussen mensen die ineens op elkaars lip (moeten) leven, en het afreageren van oningevulde verwachtingen over de vakantie. Daarover valt veel op te merken; dat het vaak een projectie is óp anderen van eigen onbehagen, dat je je kunt afvragen hoeveel (kwaliteits)tijd mensen eigenlik in elkáár steken, of er echt wordt geluisterd.

Photo 27-07-13 12 11 31

Maar met de Dood die ook op vakantie meereist, houd je eigenlijk nooit echt rekening. Ik ook niet.

Toch is de zomer(vakantie) zijn seizoen, zo lijkt het. De toename aan verkeersbewegingen ter land, ter zee en in de lucht, vergroot de kans op ongelukken. De grote rampen waarbij tien- tot honderdtallen mensen het leven laten, trekken de aandacht en worden vermeld. Maar je moet onderweg eens letten op de situaties waarbij 'het nog net goed ging'. Ook dát is de dood die op vakantie is.

Dit jaar kwamen we ze op 2 x 932km weer tegen. De vakantielijnbus die een plek 'opeist' door naar links te zwenken. De waarschijnlijk verkeerd-om gemonteerde fietsdrager op de auto, waardoor die naar rechts knipperde maar naar links ging. De auto's die nét op tijd in hun linker dodehoek een passerende auto zagen en terugzwiepten. De aanhangers, caravans en kampeerwagens die af en toe slingerend achter hun baas aan gaan. De sportieve rijders die door willen. De ter plekke onbekenden die twijfelen over hun route.

Wij zagen ze dit jaar gelukkig niet. Want ze waren er ongetwijfeld wel: de klapbanden, de kopstaart-aanrijdingen, de 'toch niet geziene inhaler', de omgeblazen caravan... Wel frappant: op de dag dat je leest dat er minder auto's met pech lijken te zijn, zijn het juist díe die we langs de (hete) snelweg en Parijse periferique zien staan. Kokend, zo stelde ik me voor.

Natuurlijk heb jij gelijk: het gáát in het merendeel van de gevallen gewoon goed. Dan kijk je terug op een goed verlopen, leuke vakantie. En tóch ben ik benieuwd hoe het zit met die heen- en terugreis. Volgens mij is dat een onderschatte invloedsfactor.

donderdag 18 juli 2013

Doorbroken vakantiestilte

Op het moment dat wij aan het eind van de middag op 13 juli de snelweg afreden en de laatste kilometers over een Route Nationale begonnen af te leggen naar de camping annex vakantiebestemming, verscheen dit bericht:
Mijn lieve zwangere vrouw is deze week in het ziekenhuis opgenomen met een hersenbloeding. Het is alsof ik in een nachtmerrie leef...

Van wie het precies is, maakt niet uit. Wel dat het jonge mensen zijn die het overkomt. Degene die dit tweette, ken ik. Voor mij hoort hij bij de groep mensen op Twitter die me na aan het hart liggen. Vraag me niet waarom precies. Zelf denk ik omdat het ook op Twitter échte mensen zijn en niet van die onechte pr- of marketing-accounts. Of die band wederzijds is, weet ik niet eens.

Anderhalve dag na aankomst kocht ik op de camping wifi voor een week. Ergens in de loop van de daarop volgende anderhalve dag word je dan duidelijk dat er iets goed mis is daar. Maar wat? Heel dom van mezelf vind ik nog steeds dat ik niet direct ben gaan zoeken. Op een of andere manier drong de ernst niet voor honderd procent door. Da's wel een risico van Twitter: dat je iedere keer aansluit in een tijdlijn en daardoor zaken mist waarvan je wel de nasleep, gevolgen, discussie ziet. Maar wat was de aanleiding?

Pas vanochtend ben ik op zoek gegaan naar die naad van de kous. Ik schrok me kapot, toen ik het bericht zag. Een hersenbloeding. Voorzover mijn medische kennis reikt, kún je daar goed uit tevoorschijn komen. Zeker jonge mensen, is mijn beeld, maken een kans de berichte kritische dagen goed door te komen. En tegelijk is dat onzin, want de grootte en plaats van de bloeding zijn bepalender. Daar weet je nog niets van. Realistischer is het verschrikkelijk onzeker makend 'dubbeltje op zijn kant'.

Daar zit je dan. Op een camping in Pénestin, Frankrijk, in de schaduw van een boom. Het is alsof het scherm van de iPad een opening is naar een andere wereld. Het heeft iets volslagen onwerkelijks. Dat realiseer je je rationeel-afstandelijk ook wel. Dat levens doorgaan. Mijn zus wier borstkanker ook nú wordt bestreden met chemotherapie. Dat precies op dit moment kinderen sterven en worden geboren. Mensen slecht en goed nieuws krijgen. Heel veel mensen op dit moment hun teen stoten, pijn lijden bij de tandarts of bij de supermarkt aarzelen over hun aankoop. Dat op dit moment ook verschrikkelijk veel mensen lijden onder oorlogsgeweld, of honger. Dat anderen uitbundig vakantie vieren.

En toch vernauwt dat allemaal tot één verhaal. Want dat verhaal is relevant. Dat is iemand die ik kén. Al die anderen zijn anoniem.

Boven mijn hoofd doorkruist een gele, gemotoriseerde deltavlieger de blauwe lucht. Alsof er niets aan de hand is.

Ik denk. Ik zal de komende dagen vaker denken. Op afstand meeleven. Zonder dat iemand weet dat je dat doet. Want hoe kún je weten wie allemaal met je meeleven?

donderdag 11 juli 2013

Het doet maar wat

Soms vraag je je af of jij nu de enige bent die iets op die manier ziet. Dat is een 'best wel' bijzondere ervaring, want je begeeft je buiten de bescherming van de groep(s-mening). Het hangt van de kwaliteit van de groep en jouw positie daarin af hoe dat uitpakt.

Je loopt het risico voor gek te worden versleten en verketterd te worden. Of de stempel Rare Wijsneus stempelt in rode stempelinkt die woorden op je voorhoofd; dénk je. Als je geluk hebt, word je wellicht Excentrieke Academicus. Als je pech hebt, word je vermorzeld. Gek en geniaal liggen, ook voor pesters, te dicht bij elkaar om te onderscheiden.

'Wat de boer niet kent, dat vreet-i niet', zei mijn moeder altijd. Onbekend maakt onbemind, klinkt wat vriendelijker. De kern is hetzelfde. Dat wat we niet kennen, wantrouwen we. Dat wantrouwen groeit met de dag nu we alle Vreemde Types uit het dagelijks leven en het straatbeeld lieten verdwijnen. Al diegenen die net een tikkie anders zijn en ons continue eraan herinneren dat iedereen níet hetzelfde is, níet hetzelfde kan en zal bereiken en níet hetzelfde reageert.

De Afwijkende, de Kleurrijke als baken.

Genialiteit en gekte liggen dicht bij elkaar, wordt gezegd. Dat is verwarrend. Want genialiteit en gekte líggen niet dicht bij elkaar. Wat dicht bij elkaar ligt, is het óórdeel over het 'anders zijn' van genialiteit en gekte.

In een wereld zonder authoriteit, is dat een verdraaid groot probleem. Dan ben je op jezelf, je eigen kennis en je eigen intuïtie aangewezen. Tenzij je kiest voor het aansluiten bij een grote groep, een grootste gemene deler.

Als er iets is, wat ik beangstigend vind aan de tijden die voor ons liggen dan is het dat wel: volksmennerij.

woensdag 10 juli 2013

Waarin de Waarheid de Leugen achterhaalt

Heb jij nog weleens het idee dat je er toe doet?

Mocht je 'ja' hebben geantwoord, dan denk ik dat je in een illusie leeft. Mocht je 'nee' hebben geantwoord, dan ben je mogelijk een ietsepietsie te somber. Natuurlijk doe je er toe; mits je binnen de doeleinden van anderen bruikbaar bent.

Dit blog gaat over het dagelijks leven. En over innovatie. Eigenlijk zou ik moeten schrijven 'verandering', want innovatie heeft iets van vooruitgang, ontwikkeling ten goede. Bij innovaties moet je echter altijd ook de vraag stellen: ten goede van wie? Dat is dan ook wat in al die blogposts gebeurt, de vraag: wat zie je eigenlijk? Niet met de pretentie het antwoord te weten - dat bepaal jíj voor jezelf.

Dat de samenleving gelaagd is, weten jij en ik ook wel. Dat er mensen zijn die het beter hebben dan anderen, ook. Hopelijk heb je ook door dat het verhaal van de gelijke kansen een sprookje is; de startposities zijn om te beginnen al niet voor iedereen gelijk. Rangorde, onrecht en ongelijkheid zijn fundamentele onderdelen van een samenleving. Die bannen we nooit helemaal uit.

Maar hypocrisie viert hoogtij.

Onder het mom van 'klantgerichtheid', 'algemeen belang' of 'maatschappelijke relevantie' wordt veel nonsens verkocht. Dat adviesorganisaties dat doen, is nog begrijpelijk. Die leven van hielenlikkerij en hovaardij. Zo snap ik nog steeds niet waarom gemeenten niet doorhebben dat ze binnen hun eigen gemeentegrenzen vaak minstens zo goede adviezen kunnen vinden als die waarvoor ze nu goudgeld betalen aan ingehuurde adviseurs. Blijkbaar gáát het helemaal niet om het advies.

Storend is het als je weet dat je wordt belogen waar je bij staat.
De post is er zo een. PostNL om precies te zijn: een fantasie-verhaal, waarvan je toch niet gelooft dat zij er zélf iets van geloven?
Dat je postbodes de laan uitstuurt om die direct te vervangen door - toevallig hoor - goedkopere postbezorgers. Omdat het werk eenvoudiger is geworden. Dat er sindsdien slechter wordt bezorgd en post verdwijnt; terloops detail.
Of die ongelooflijke redenering rond de betaling van pakketbezorgers. Omdat er weer meer pakketten per straat (kunnen) worden bezorgd, is het volgens PostNL logisch dat je per straat niet meer gaat verdienen. Terwijl de grondslag voor de betaling een pakketprijs is. Als je wordt geschoren, log je stil. Als je achteraf teleurgesteld bent over je eigen onderhandelingsresultaat, moet je niet kinderachtig de spelregels veranderen tijdens het spel. Als je vindt dat je met zelfstandige onderaannemers werkt, moet je die ook zo behandelen en niet alsof het verkapte werknemers zijn. Dat gelooft niemand én het riekt naar oplichting en fraude.
PostNL is er best wel goed in: onzin verkopen. Post bezorgen ze niet meer op maandag, omdat het aanbod dan zo laag is. Nee, die is mooi. Dat is een redenering die honderd procent is gebaseerd op en ingegeven door bedrijfsbelang. De klant, de geadresseerde speelt nul en generlei rol.

Jij en ik doen gewoon niet mee.

Dit is ook wel een mooie. De beloning van bestuurders. Vandaag kwam in het Twitterwereldje ondermeer dit langs:
20130710-171351.jpg

Of het juist is, maakt niet eens uit. Het gaat om het waandenken wat steeds vaker wordt ontmaskerd. Het idee van heel veel mensen dat ze hun hoge salaris wáárd zijn. Want anders verdwijnen ze. Anders worden er lagere winsten gemaakt. Want het is 'marktconform'. Mijn hemel, hoe krom moet je wel niet praten om jezelf iets wijs te maken. 'Marktconform'?! Terwijl je zelf deel uitmaakt van die prijszetting? Dat kán niet eens, idioten! Je hebt een ónafhankelijk referentiunt nodig. Maar wie meent récht te hebben op veel, redeneert daar naartoe. En dat kan vooral goed als je jezelf als ijkpunt ziet.

Dat ABP-citaat is een voorbeeld daarvan. Natúúrlijk is het schandalig. Het ABP beheert andermans geld en garandeert inkomens op hogere leeftijd. Natúúrlijk bepaalt de missie van een organisatie de salarissen. Als iemand graag veel wil verdienen, dan bij een private onderneming. Stuitend was ook de dame die - ik meen - marketingmanager is bij ABN. Zij vond het haar récht een exorbitant salaris te krijgen en ook dat spaarders daar niets over te zeggen hebben. Ik heb een dag later al ons spaargeld bij de ABN weg gehaald. Met zo'n asociale, egoïstische geldwolf wil ik liefst niets van doen hebben. De rekeningcourant mogen ze beheren.

Wat nu zo bijzonder is aan bedrijven - en zeker al die in of voortkomend uit het semi-publieke segment - is dat ze inmiddels wél doorhebben dat (werken aan) je imago belangrijk is. Het zingt rond: aanwezig zijn op social media, webcare, storytelling, authenticiteit, maatschappelijk verantwoord ondernemen. En allemaal vergeten ze dat je dat niet kunt manipuleren: de waarheid komt op den duur altijd langszij en gaat er overheen. Dan knapt de zeepbel.

Het is niet eens cynisch. Van dichtbij heb ik meegemaakt hoe een organisatie intern haar klanten vooral zag als bron van inkomsten, maar naar buiten deed alsof alles 'door en voor' hen werd gedaan. Intern werd een administratieve werkelijkheid gefabriceerd voor subsidiegevers, terwijl extern fraudebestrijding werd verkocht. Zulke organisaties kunnen uiteraard een poos een imago in elkaar knutselen. De ellende voor hen is echter dat de boodschap van de succesvolle inzet van social media direct is gekoppeld aan een mentaliteit, een cultuur, aan de genen van de organisatie. Authenticiteit, het belangrijkste begrip, heeft ook alles te maken met eelijkheid.

Het eerst zijn de graaiers eraan gegaan. De komende jaren zullen we zien of klanten en consumenten gaan kiezen voor eerlijke bedrijven die zij vertrouwen of blijven volharden in het leegschudden van hun portemonnee in de zakken van zakkenvullers.

dinsdag 9 juli 2013

De pitloze samenleving

Laat ik beginnen met:
mijn overtuiging is dat het idee van een stuurbare samenleving een illusie is.

Alleen al onze taal geeft weer dat we zoveel facetten en dimensies kennen, dat het beheersen van alles ondoenlijk is. In hun fysieke vorm lopen onder- en bovenwereld in dezelfde fysieke omgeving. Maar verder zijn het eigen werelden.
Verkeer dat zich niet houdt aan de voorgekookte routes, heet sluipverkeer. Alsof daar een wat sinister aura omheen moet hangen. Verkeer plannen we over het algemeen toch al vrij slecht. Pas sinds enkele jaren dringt het besef door dat het weleens slim kan zijn wandelpaden aan te leggen die de natuurlijke loop volgen. De olifantepaadjes geïnstitutionaliseerd!

We regelen ons een slag in de rondte. Zonder noemenswaardig effect. Verkeersdeelnemers bepalen zelf wel wat wel en wat niet mogelijk is. En dus rijden de fietsers op fietspaden beide kanten op en staan auto's op 'onbenutte plekjes weg' geparkeerd.

Wat me intrigeert, is de opkomende netwerksamenleving en -economie. Die zal pitloos zijn.

map-of-internet

Het is niet niks als je 'overheid' bent, om te ontdekken dat je invloed snel afneemt. Toch is dat wat momenteel gebeurt. Het is ook zo voorspelbaar dát het gebeurt. Inmiddels is wel duidelijk dat andere verhoudingen ontstaan; op de arbeidsmarkt, maar ook in het openbaar bestuur. De veelgezochte Mondige Burger staat op, zij het anders dan gedacht.

In essentie is er aan de netwerken niet eens zo heel veel verandert. Het hebben van veel (losse) contacten was en is nog steeds lucratief. Wat wél veranderd, is de bereikbaarheid van die contacten. Sociale poortwachters worden gepasseerd. Ideeën en meningen overlijden niet langer 'in de pijplijn'. Allicht, het - tijdelijke - nadeel is dat soms ook teveel doorkomt. Met de gewenning aan korte lijnen zal - net als met een nieuw speeltje - de nieuwigheid worden vervangen door zelfkritisch gebruik.

Mondige Burgers zijn niet alleen degenen die goed weten van rechten en plichten. Het zijn óók degenen die de mores van een tegencultuur dragen waarin niet geld ruilmiddel is. Het zijn ook de jongeren die uit het zicht van de overheid leven; helemaal níet bézig met 'werk of opleiding'. Het zijn ook degenen die - al of niet uit nood geboren - op een andere manier met 'bezit' omgaan. Het zijn ook degenen voor wie duidelijk werd dat zij zélf hun toekomst moeten veiligstellen. Het zijn ook degenen die zelf stroom opwekken in een grid delen met de wijk.

feat2-1009-smartgrid-sys-fig01

De bouwstenen zijn misschien niet nieuw. De anarchisten en de anarcho-syndicalisten voorzagen een dergelijke dynamica al, zij het met andere intenties en gevolgen. Maar de zelfsturende kracht van groepen in de samenleving flakkert momenteel op. Of dat een vuurtje, een vuur of een uitdovend brandje zal zijn, moet nog blijken. De technologie maakt echter meer dan ooit mogelijk. Eigen banken? Ja, maar vooral ook eigen géldsystemen als LETS en Bitcoin. Hébben? Delen! Van slaapplaatsen tot kamers, van auto's tot gereedschappen.

Zoiets als het Internet heeft duidelijk gemaakt wat een kernloos netwerk vermag. Natuurlijk heeft het nog geen fundamentele verandering teweeg gebracht; dat gebeurt als de open netwerkvorm ook in de reële wereld neerslaat. De eerste stappen in die richting zijn gezet.

In een kernloos netwerk is geen sturend orgaan aanwezig. Connecties en verkeer ontstaan naar gelang de behoefte. Sluipverkeer bestaat niet. Een knooppunt kan hoogstens niet meer 'mee doen' en zichzelf buitenspel plaatsen.

Dat is de verandering: enkele grote monopolisten worden aangevuld met (vervangen door?) vele kleinschalige leveranciers. Zoals bekend van school: kleine eenheden zijn moeilijker te beïnvloeden van buitenaf.

In dat licht bezien is het interessant waar zometeen de overheid blijft. De discussie binnen de wereld van ambtenaren wekt de indruk dat men daar nog steeds denkt een regelende positie te behouden.

De kans is veel groter dat zij één van velen worden.

maandag 8 juli 2013

Gelijk hebben, halen en krijgen

Vanochtend viel er een brief door de brievenbus. Blijkbaar had een ijverige boekhouder vorige week vrijdag een kruiselings onderzoek gedaan tussen verstuurde facturen en het tijdschrijfsysteem. Dat levert altijd wel iets op en in deez' barre tijden tellen ook alle kleintjes. Ik kan hem geen ongelijk geven. Want met precies dát argument houd ik al die goede doelen af die tegenwoordig de 06-nummerbestanden stalken: "ik probeer de uitgaven onder controle te houden. Ik weet 't, u vraagt een luttel bedrag maar een heleboel keer luttel is best veel". Dat geldt voor het bedrijf waar de boekhouder werkt, vast ook.

Dat bleek een loodgietersbedrijf in V., hier vlakbij te zijn.

Eind februari begaf onze warmwatervoorziening het. De twee jaar oude CVketel, die zij installeerden, stond te druppelen. Ik dacht een beetje. Toen de loodgieter verscheen, bleek het toch een hele emmer vol te zijn (die stom toevallig op de juiste plek stond, zij het dat er van alles in lag wat nu dus doorweekt was). "Dat mogen wij niet repareren. Dat wil de fabrikant zelf doen. Er is een grote reparatie-actie van al deze modellen". Voordat hij weer onverrichterzake vertrok, heeft-i nog wel het probleem doorgebeld.
Een paar dagen later verving een fabrieksmonteur een plastic onderdeel waarin inderdaad een scheur zat; onder garantie. "Door dat zelf uit te voeren, hebben we ook een goed idee van de omvang. Als hij niet was gaan lekken, had u een dezer dagen een brief gekregen dat we langs komen voor een preventieve reparatie". Mooi woord: preventieve reparatie; net zoiets als een preventieve aankoop. Voordat je auto kapot gaat, een nieuw exemplaar kopen.

Maanden later denkt de boekhouder dan blijkbaar: maar wie betaalt de tijd van ónze monteur? De fabrikant niet. Dan de klant maar een factuur sturen. En zo geschiedde het dat er een nota van €49,95 op maandag op de deurmat viel; voor 'minimum tarief en rijtijd'.

Laat ik niet beweren dat ik betalen geen probleem vind. Maar betalen voor iets waarvan duidelijk is dát het moet worden betaald, lijkt me geen punt. Over een terechte bekeuring moet je niet zaniken, vind ik, en als de loodgieter moet worden betaald.... soit. Maar waarom zou je betalen voor iets wat onder garantie valt? En waarvoor eigenlijk niets is gedaan?

Dan kom je in het 'gelijk hebben, gelijk krijgen'-traject. Eerst maar 's gebeld met Consuwijzer. Naast dat ik daar nu óók een nummer ben, vertelde de vriendelijke jongedame me van alles wat ik niet nodig had. Twee dingen zijn belangrijk: wat ís m'n recht en hoe bereik ik dat?

Dat eerste was snel bekeken. In juridische taal had de loodgieter een ondeugdelijk product geleverd en was dat ook erkend door de vervanging onder garantie. In die situatie mag je geen voorrij- of onderzoekskosten rekenen.

Ahá! Er hoefde dus niet te worden betaald. Jammer genoeg werd het toen wat stiller. Want hóe je dat voor elkaar krijgt; daarvoor bestaat geen sjabloon. Maar 'als het vastloopt, kunt u onze voorbeeldbrief gebruiken. En in het uiterste geval naar de Geschillencommissie, maar dat kost geld'. Als de loodgieter dus de poot stijf zou houden, zou het nog weleens leuk kunnen worden. Dat ik dan klant-af zou worden, had ik me uiteraard allang voorgenomen.

Zover kwam het niet. "Wij crediteren intern" was de boodschap op het antwoordapparaat, binnen een uurtje nadat ik had gebeld. Prima opgelost, alhoewel dat 'op de kleintjes letten' ook verkeerd kan uitpakken in de klantrelatie.

Wat me meer verbaast, is dat al die voorlichting over je rechten nu juist die laatste praktische stap ontbeert. Feitelijk maken juridische ondersteuners, zoals websites maar ook Juridisch Loket, het probleem alleen maar groter en pijnlijker.

Ze vertellen je dat je gelijk hebt, maar níet hoe je dat recht haalt.

zondag 7 juli 2013

En de geur bleef nog lang hangen

Zomeravond. Een latertje. Want we hebben, zoals half Nederland die paar mooie zomeravonden die ons zijn gegund, gebarbecued. Uiteraard de kluit een beetje belazerd en het meeste vlees voorgegaard. Het houtskoolvuurtje is dan, etenswaartechnisch bekeken, voor de vorm, de gezelligheid en de geroosterde kleur. Dat laatste, tussen twee haakjes, lukt mij nooit goed. Ik eindig vaak met iets wat of te licht of duidelijk te donker is. Aangebrand, heet dat ook wel.

Ook oma#1, mijn moeder, at mee. Het was immers zondag en dat is de dag die zij bij ons doorbrengt. Dat is al jaren zo, sinds mijn vader is overleden. Het is niet dat ik het met tegenzin doe. Maar als ik eerlijk zou moeten antwoorden, dan raakt de rek er wel uit: iedere zondag, met uitzondering van de zondagen dat mijn echtgenote werkt. Die heeft dan de auto mee en een 93jarige met halfzijdige verlammingsverschijnselen OV't niet echt lekker.

De barbecue verliep zowaar goed. Akkoord, ik mikte een scheut vet tegen de kuit van m'n echtgenote. Maar de kip was wél goed voorgegaard. En de worstjes ook. En het was niet eens veel te veel. Alhoewel we de vis dan wel ontdooiden, maar uiteindelijk niet hebben geroosterd. Die gaat dus 'gewoon in een pan' eindigen. Roemloos, vergeleken bij een open vuur likkend aan je vel.

Zo'n leuke middag eindigt ook. Oma moet naar huis. En dat is de reden voor de blogpost. Ik heb er wel vaker over gehad, vermoed ik. De mantelzorg. Een casus.

In de auto 'ruikt het'. Dat is een alarmsignaal voor ons. Maar oma weet van niets. "Nee, ik heb nergens last van". Mijn jongste zoon en ik weten dan eigenlijk al beter. En of ze ergens last van heeft.

Na een twintig minuten in een warme, afgesloten - "anders vat ik nog kou"- auto zijn we er. En inderdaad, vlak nadat ik de vaatwasser leegruimde - 's middags gevuld en aangezet - en de hertshoorn weer ophing - 's middags in een dompelbad gezet - komt de roep van boven of ik "even kan kijken".

Tja. Ik zal je de details besparen. Maar stel je een volle babyluier voor in het groot. Gelukkig kan ik er redelijk tegen. Maar de geur.... de geur blijft nog lang in m'n neus hangen, weet ik uit ervaring. En dat is eigenlijk datgene waartegen ik opzie. Die geur die herinnert. Die herinnert aan iemand die jou heeft opgevoed, liefde heeft gegeven, af en toe - heel af en toe - strafte, die er was als je ziek was, die er ook was als je niet ziek maar wel schoolziek was, die er was.... Diegene sta je nu te wassen.

Het is een klusje van niets. Ik doe het in een minuut of vijf. misschien tien. Vooral vanwege de motoriek die staan op één been moeilijk maakt. En verder zijn er wasmachines. Uitgespoeld vuil goed gaat daar in. En de schone moeder het bed in. Het is dan 20.15 uur, want ze ligt er altijd vroeg in (en wordt er ook erg vroeg weer uit gehaald door de thuiszorg). Keer op keer de vraag stellend: "heb ik het niet erg vies gemaakt?".

Om 20.45 uur vertrekken we. De kanariekooi is nog schoongemaakt en meteen ook maar even - mannen eigen - grof gestofzuigd.

De barbecue is over. De Geur zit inderdaad in m'n neus.

In de auto denk je dan: "Nee, laten we vooral de kinderen hun eigen ouders verzorgen. Niet dat die ouders dat wíllen, hoor. En anders zetten we toch gewoon werklozen is. Niet dat díe willen, hoor. Maar ja, oud en vergeetachtig... wat maak je je dan nog druk over menswaardigheid."

Langzaam word ik weer kwaad. Gelukkig rijdt m'n jongste zoon.

zaterdag 6 juli 2013

Het Leids waterweb

Leiden zelf heeft het idee 'stad van ontdekkingen' te zijn. Persoonlijk vind ik het een waardeloze slagzin. Niemand snapt 'm direct - en da's toch echt wel de bedoeling van zo'n zin - en als je hem probeert uit te leggen, stuit je ook op problemen. Ontdekkingen. Welke dan? Die van universitair medewerkers van weleer? Leuk hoor, het weetje dat in Leiden voor het eerst in de geschiedenis het absoluut nulpunt werd bereikt. Ook iets voor Triviant: Rembrandt is geboren en getogen in Leiden. Maar beroemd is hij er níet geworden. Niet dat ik het wil bagatelliseren, maar veel van Leidens roemruchte ontdekkingen passen in de categorie: heeft deze deurknop vastgehouden. Leiden associeert helemaal niet met 'ontdekking'.

Wellicht is het de bedoeling dat 'ontdekking' een verwijzing is naar 'de ontdekking die om de hoek ligt'. Het onverwachte vergezicht. Of dat indrukwekkende gebouw. Dat klopt al meer. Leiden heeft bijzondere gebouwen, heeft mooie doorkijkjes, heeft verstilde hofjes, heeft plaatsen met een verhaal. Je moet ze wel zoeken. De stad als geheel ademt dat 'stad van ontdekkingen' helemaal níet uit. Da's ook niet verbazingwekkend. Hoe in godesnaam verbeeld je 'stad van ontdekkingen' in de publieke ruimte? En zeg nu niet 'door te verwijzen naar musea'.

Soms ligt het antwoord voor je neus, maar zie je het niet. Zelf heb ik de indruk dat Leiden te hoogdravend inzet. Natuurlijk, de stad heeft beroemde kunstenaars en wetenschappers gehuisvest. De stad hééft een turbulente geschiedenis. Leiden hééft de oudste universiteit en de mooiste Hortus Botanicus (vind ik). We hebben hier de oudste betonnen draagbalkconstructie van Nederland, in de meelfabriek. En een heel uniek raam in de Breestraat.

Maar dat zijn allemaal feiten, feitjes en voetnoten bij de geschiedenis. Als de je de stad zíet, zie je dat niet. Inderdaad, ik heb er al 's iets over gezegd.

Wat je wél ziet, is al het water in Leiden. Het barst hier van de kanalen, singels en rivieren. Zeker de binnenstad is ermee vergeven. En we hebben dus ook bruggen: oude, nieuwe, lelijke, mooie, fotogenieke.

Water is bijzonder. Het leeft. Je hebt maar een zuchtje wind nodig en het beweegt. Het kan spiegelend glad zijn, maar ook dampend. Het kan veranderen in ijs! Er leeft van alles op en in water. En in een stad ligt er ook nog eens van alles in het water, of drijft er rond. Maar: het lééft!

Niet voor niets zie je veel toeristen foto's maken van Leiden met een wateroppervlak er op. Doorkijkjes onder bruggen door. Zonsondergangen of imposante wolkenpartijen vanaf de Hoogstraat, met molen De Put op de achtergrond.

Dat waterweb van Leiden heeft minstens zoveel kracht als 'stad van ontdekkingen'. Als in de stad iets wordt georganiseerd, is daar vaak het water bij betrokken, zeker in de zomer. De Peurbakkentocht en de Dragon Boatwedstrijden. Op het water. Terrassen en podia? Op het water. En dan moeten we vooral mijn favoriete zomervermaak niet vergeten: bootjes kijken op de Nieuwe Rijn(man, man, wat kunnen wij Nederlanders varen, zeg).

Zeker met mooi weer geeft het de stad iets extra's. 'Ben even boodschappen doen. Met de sloep naar Leiden, Hendrik-Jan'. In file-formatie parade-varen langs de terrassen (en, fantaseer ik daar dan vaak bij, maar hopen dat je geen stuurblunder begaat).

Photo 06-07-13 15 07 43

Vandaag was zo'n dag. Zaterdag. Markt. Mooi weer. En dus bootjes, heel veel bootjes. Daartussen de schuiten waarop een aantal bands muziek uit de Woodstocktijd ten gehore bracht. Zolang je maar geen top-uitvoeringen verwacht, is het prima. Schippers die moeite hebben de schuiten voor een drijvend terras stil te leggen, een band die heel erg z'n best doet, de zon die straalt, de markt die als achtergrond dient. Momenten.

Die momenten... dát zijn de ontdekkingen. Voor de gelukkigen.

vrijdag 5 juli 2013

Het uitbannen van nutteloosheid

Groots en meeslepend... Soms lijkt het alsof we dat móeten bereiken. Zoals de meeste sporters níet top-sporter zullen worden, zo worden onze inzichten zelden groots en meeslepend. De mijne ook niet. Wél is het zo dat ze voldoen, voor mij, en de jouwe voor jou. Inzichten zijn niet universeel, maar persoonlijk.

Ach, nee. Daar ga ik het helemaal niet over hebben. Ga zelf maar een poosje in de tuin zitten. Bij voorkeur vlakbij een bloeiende plant. En verbaas je - hoop ik - over de hommel of bij die al die bloemen af gaat, zwaar beladen met stuifmeel.

In die kleine dingen kun je je aardig verliezen. Je kunt die dieren ambitieloos noemen: ze leven en overleven, maar hebben niet de intentie iets anders te doen dan hun intuïtie voorschrijft. Dat wil niet zeggen dat ze nooit veranderen. Maar ze veranderen in reactie op een veranderende omgeving. Da's wel effe wat anders dan de primaat Mens die meent de omgeving naar zijn hand te kunnen zetten. En die los van die basisdrift 'overleven' kunstmatige doelen nastreeft. Rijkdom, geluk en vooruitgang: vraag de eerste de beste Wevervogel of Mol maar eens wat die daarvan vindt.

Het is een aantrekkelijke gedachte onszelf te vergelijken met in groepen levende dieren. De bijenkorf of de zwerm als metafoor. Maar ja, wij denken en doen net anders dan de kolonie die als kolonie op overleven is gericht. Gelukkig maar, want de kolonie is zo functioneel dat voor uitschieters geen plaats is. Over een eerdere blogpost had ik daarover met Marco Raaphorst een aardig gesprek: als de netwerkeconomie vervolmaakt, wat doen wij dan met nutteloze individuen?

Over die nutteloosheid valt zóveel te zeggen. Het belangrijkste, denk ik, dat het niet betekenisloos is. In november 2011, zowat aan het begin van mijn bloggen, schrijf ik erover: doelmatige ondoelmatigheid. Of het precies klopt, maakt geen donder uit. De essentie is dat er een kant aan ondoelmatigheid zit die waardevol is. Iconische voorbeelden daarvan zijn voor mij de buurtwinkels: ondoelmatig, maar sociaal gezien belangrijk. Een subsidie(regeling) waard!

Nutteloos is - laat ik dat eens poneren - een uitvinding van een producerend systeem. Nut is niet míjn nut. Niet jóuw nut. Het is systeemnut. Je moet op een of andere manier productief zijn. Dat kan aardig wreed uitpakken. Nutteloosheid - verveling bijvoorbeeld - houdt os een spiegel voor en geeft ruimte, tijd om bij te komen en na te denken. Dát is de functie van nutteloos.

Ooit gehoord van het begrip hoarding? Ik niet, totdat ik het een paar maanden geleden op televisie zag en dacht: "Maar da's toch 'gewoon' ziekelijke verzamelzucht?". Dat is het. Mensen die hun hele huis volstouwen moet spullen. Niets kun je dan weggooien want "wie weet kun je het ooit nog 's gebruiken". Mijn overtuiging is dat we allemaal die aanleg hebben, maar dat niet iedereen de ziekelijke variant ontwikkelt. Allemaal hebben we wel in onze directe omgeving ongebruikte spulletjes 'ter herinnering'. Mocht je nog twijfelen: wat denk je dat dat wereldgeheugen Internet anders is dan een ongerichte dataverzameling? Wat móeten we met tientallen foto's van datzelfde moment? Of de duizenden van die molengang? De meningen - ook die van mij, ja - van honderdduizenden bloggers over wat los en vast zit?

Hoarders vind ik een bijzonder slag mensen. Ze zijn niet psychiatrisch gestoord, alhoewel... Ze verzamelen. Die verzameling kan bedreigende vormen aannemen. Ofwel voor de persoon zelf die niet weet waar te beginnen om (weer) controle te krijgen of voor de gezondheid. Beestjes leven enorm prettig in de zooi. Dat zijn niet de katten, maar vooral de kakkerlakken, ratten, muizen en vlooien. Da's inderdaad lastig. Ook voor de buurt. En dus moet alles in het gareel, vanwege de groep.

Het bijzondere is dat mensen die systematisch verzamelen en die hele huizen cq zolders volstouwen met modeltreinen, Dinky Toys, stripverhalen dan wel herinneringsaardewerk daarop níet worden aangekeken. Mensen die de volksgezondheid in veel groter gevaar brengen door zich en hun kinderen niet te laten vaccineren tegen besmettelijke ziekten: minder erg?! Automobilisten die heel korte eindjes autorijden en het millieu daarmee extreem onnodig belasten: minder erg?!

Voor dergelijke uitbijters, afwijkers is steeds minder plek in de toekomst, denk ik. Zeker als je je realiseert dat ons 'nuttig' nog een stuk veelomvattender is dan alleen maar overleven. Wij willen 'voort'. Kun je daaraan niet bijdragen? Tja, sorry. Geen plek in deze herberg.

Gôh, van de hommel tot de hoarder, van het individu tot de groep, van vrijheid tot dictatuur. Waar een beetje peinzen in de zon niet toe leidt.




donderdag 4 juli 2013

De conditie van de boekenworm

Een goede fysieke conditie: dat zou goed zijn voor je gezondheid en welbevinden op latere leeftijd. Sterker, het zou een vertragend effect hebben op geheugenachteruitgang. Mijn conditie is, denk ik, net iets ondergemiddeld en ik verwacht niet dat ik 'm nog omhoog krijg, die conditie. Natuurlijk, stevige buik- en armspieren zouden leuk zijn. Maar zolang je daar veel inspanning voor moet leveren en er nog geen pilletje voor is, zie ik mezelf dat niet doen. Dan maar cognitieve discrepantie toepassen en denken dat 'het bij de leeftijd hoort'.

Dan word je blij als je dit leest: Being a Lifelong Bookworm May Keep You Sharp in Old Age. Samengevat: lezen, en schrijven, zijn goed voor het geheugen op latere leeftijd.

Wat me eigenlijk binnen secondes na lezen, door het hoofd flitste, was: maar als dat zo is én het waar is dat we steeds meer passief lijken te gaan consumeren, waarmee eindigen we dan? Met het draconisch beeld dat we menselijke lichamen langer in stand kunnen houden, maar met geheugenproblemen? wat wonnen we dan? Het zou een mooi plot zijn voor een toekomstroman à la Brave New World; Remember, the Man Who Thaught He Mastered His Machines.

Het is maar de vraag of de tweede premisse klopt: dat we minder (zijn) gaan lezen en schrijven. Daarvan ben ik nog niet zo overtuigd. Wel dat we ánders zijn gaan lezen. Dat 'anders' heeft echter wel een lijntje naar 'geheugen trainen'. De belangrijkste wijziging is de hyperlink, die het door en tussen informatiebronnen flitsen mogelijk maakt. Maar wel met als effect dat je geneigd bent lijnen en verbanden uit het oog te verliezen en van detail naar detail te springen.

Dat is misschien nog wel de belangrijkste reden om alert te zijn. Als ik iets schrijf voor een nieuwswebsite, maar ook dit blog, dan is het commentaar vaak: 'Niet langer dan 500 woorden. Meer kunnen ze niet aan.' 'Ze' dat ben jij dus. En, inderdaad, ik heb een gruwelijke hekel aan staccato geschreven teksten. De PowerpointPest, wat mij betreft. Die tussen- en bijzinnen verafschuwt en daardoor ritme uit zinnen haalt en de dans van woorden onmogelijk maakt. Dood, 'functioneel' en saai taalgebruik.

Maar het lijkt wel toonzettend.

Stel, stél dat we inderdaad van het scherm lezend kortere teksten en kortere zinnen voorgeschoteld krijgen. Stel dat we inderdaad minder romanlengte teksten lezen. Stel dat we liever de management samenvatting lezen dan het hele rapport. Stel dat we ons oordeel (snel) baseren op bewerkte, secundaire bronnen, nieuwsberichten.
Stel dat we rapporten maken waarin de conclusies belangrijk zijn, maar de redenering hoe daar te komen minder. Stel dat we communiceren in steeds kortere berichten en bewoordingen. Stel dat we eerder 'audio-visueel' inzetten om te communiceren dan 'geschreven'. Stel dat het niet uitmaakt hóe je iets precies uitdrukt.

Ik weet het nog niet: of dat nu een voor- of een nadeel is. Wat ik wél weet, is dat over langere tijd gekeken de vaardigheden die we opdoen zinvol zijn. Maar nu gaat het niet om een vaardigheid. Het gaat over herinneren.

Dat zou toch wel lullig worden. Als over enkele generaties de machines onze herinneringen hebben.... en de mens de illusie de baas te zijn.

woensdag 3 juli 2013

de Deel-economie

Zou 't werken? Zou 't beklijven, blijven bestaan? Of is het een modieuse gril, een gevalletje wensdenken in een tijd waarin niemand de uitweg uit de misère lijkt te vinden?

The Economist noemde het The rise of the sharing economy: On the internet, everything is for hire.

De afbeelding waarmee het artikel begint, zegt genoeg. Zo lijkt het. Peer-to-peer rental, zoals The Economist het noemt, is het particulier verhuren van producten en diensten. Wat is daar nu bijzonder aan?

De motivatie.

Uiteraard heel cynisch gezegd, is dat nog steeds: geld (verdienen). Maar er is nog iets aan de gang wat dit wel degelijk bijzonder maakt. Dat is wellicht beter benoemd door Jeremiah Owyang van Altimeter: The Collaborative Economy.


De vraag die je je kunt stellen, is of dit allemaal zo nieuw en spectaculair is. Nee, dus. Uitlenen en delen doen we allemaal ons hele leven. Waarom zou dit dan ontregelend kunnen zijn, zoals sommigen menen?

Hierom:
The collaborative economy reflects a more sustainable economy where the needs of the population quickly outstrip the ability of the planet to create products.

Dát is dus wel wezenlijk anders, als het echt doorzet. Niet langer koop je diensten en goederen voor gebruik door jou zelf. Natuurlijk, je koopt primair nog steeds uit eigen behoefte. Maar de stap die daarvoor is gekomen, is het nagaan of er niet iemand in jouw omgeving die dienst of dat product al heeft en kan leveren. Tegen betaling.

Wat anders is, is de reikwijdte. Waar je vroeger alleen in eigen kennissenkring zocht, maakt nu de technologie het mogelijk veel breder te zoeken. Wat ook anders is, is dat steeds vaker producten worden 'verhuurd' die tot voor kort werden gezien als privé. De auto is wellicht nog het beste voorbeeld. Je eigen auto verhuren; wie had dat vijf jaar geleden gedacht?

Maar echt ontregelend, zijn de mogelijke gevolgen van dat delen.

Bij die auto blijvend. Waarom zouden er nog zoveel auto's moeten rondrijden, worden gekocht en dus worden gemaakt, als we gaan delen? De tijd dat het huishouden de maat der dingen, voor bezit was, lijkt voorbij. Waarom zou iedereen een eigen grasmaaier moeten hebben, als je die toch maar eens per week gebruikt. Een zware betonboor: wie gebruikt zo'n ding vaker dan eens per jaar? Kinderoppas? Nee, ouderenverzorging: uit de buurt? Boodschappenservice: doen de buurjongens dat niet?

De transitie van een bezits- naar een deeleconomie, zal niet eenvoudig zijn. De economische ongezondheid levert wel een rugwind op: het persoonlijk hébben, is gebaseerd op voldoende financiële middelen. En die nemen af.

Mijn voorspelling zou zijn dat de maakindustrie dan nog zware klappen gaat krijgen. Die is immers helemaal gebaseerd op het ons allemaal afzonderlijk verkopen van producten. Delen leidt tot minder omzet. Krimp is onvermijdelijk. Daarentegen gaat een andere tak van sport meer kansen krijgen. Intensiever gebruik leidt tot relatief snellere slijtage. (Kleinschalige) Reparatiewerkplaatsen zouden daarvan kunnen profiteren.

Kleinschaligheid is het woord bij uitstek wat in deze ontwikkeling past. Omdat de schaaloriëntatie veel plaatselijker wordt, zal ge- en verbruik ook door die schaal worden bepaald. De vreemde figuur doemt dan op dat we ons meer en meer richten op de fysieke lokale omgeving én op de wereldwijde.

Want dat delen; dat zie je net zo goed terug in globale systemen. Niet alleen de 'kamerverhuurders', maar zeker ook in de opkomst van directe financiering (crowdfunding bijvoorbeeld). Díe beweging zet de investeringsfunctie van banken onder grote druk. Maar ook de financiering van grote ondernemingen. Ik verwacht dat niet heel veel mensen een los productinitiatief van van een multinationale onderneming zouden ondersteunen, anders dan als aandeelhouder in het hele bedrijf. Het zou wel een test waard zijn.

Toch nog die 78 dia's aan het begin van deze blogpost doorkijken?! Lijkt me geen gek idee...

dinsdag 2 juli 2013

Vernielen: een verzetsdaad?!

Een paar keer per week kom ik er langs. En iedere dag ziet het er anders uit, afhankelijk van de lichtvaardig. Die wisselt per uur en per jaargetijde, van het bleke winterlicht tot het snoeiharde zomerlicht. Wat er precies staat, heeft me nogal wat tijd gekost. In die halve minuut dat je er op af fietst, moet je ontcijferen en op het verkeer letten (ik moet daar linksaf).

20130702-172032.jpg

'Ik vind het altijd zo heerlijk als dingen niet doorgaan' staat er. Eerlijk gezegd, is het een heel goede spreuk. Iedere keer dat ik er langs fiets, probeer ik 'm weer te ontcijferen en onthouden. Dat is me nog niet gelukt, dat onthouden. Ook de diepere betekenis van de zin is mij nog niet duidelijk. Gelukkig ben ik niet de enige.

Maar vandaag zag het er zó uit: 20130702-173221.jpg

Gesloopt. Vernield. Kapot gemaakt. Aan stukken gescheurd.

Wat moet je daar nu mee? Ik weet alles van waarde is weerloos. Maar toch. De plek is er een waar je het niet direct verwacht dat er zo gericht wordt vernield. Als je aangeschoten of dronken bent, kom je van de andere kant. Dan zie je dit alleen als je je omdraait.

Nee, hoe langer ik erover denk, hoe minder het me stom toevallige vernielzucht van een zatlap lijkt. Dat betekent niet dat ik denk dat er géén alcohol in het spel was. Dat zit er dik in van wél, want zoveel bravoure hebben we meestal niet dat we bij ons volle verstand aan het vernielen slaan. Daarvoor moeten we toch echt een drempeltje over, dat dunne laagje dat beschaving heet doorbreken.

Het lijkt me meer een statement alhoewel ik betwijfel of de dader dat woord kent. Mijn generatie is die van het begrip. Dat is ietwat uit de hand gelopen, vind ik. Begrip is best, maar grenzen stellen is toch ook verstandig wil je jezelf niet verloochenen. Onder mijn generatiegenoten kun je dan ook vrij veel mensen aantreffen die diepere betekenissen zien in 'zinloos geweld'. Nu kan ik daar wel heel zwartgallig over doen, maar er schuilt wel degelijk een kern van waarheid in.

De vernielzucht ís niet willekeurig. Ze richt zich altijd tegen 'de ander', of dat een iets of een iemand is. Bushokjes gaan vaker aan diggelen dan ruiten van huizen. Waarom? Alleen omdat die bushokjes alleen en weerloos zijn en in die woningen mensen zijn? Natuurlijk speelt die lafheid een grote rol. Maar ook dan.

Je zou dat zinloos vernielen ook kunnen zien als gericht vernielen. Die kwetsbaar aanwezige spreuk deed me daar weer aan denken. Wie doet dat? Ik denk dat iemand toch - bewust of onbewust - heeft geprobeerd mensen te kwetsen die hij, of zij, haat, maar niet kán of dúrft aan te pakken. Ik denk dat het kunstwerk is gezien als iets wat 'zij' mooi vinden en dus raak ik 'hun' als ik het verniel. Want 'zij' zullen daardoor geschokt zijn. En het maakt geen bal uit wie 'zij' precies zijn. Het zijn diegenen die meer geld hebben, wel werk, een mooier huis, een betere baan, beter eten, leukere vakanties, die alles meer en beter hebben. 'Zij', dus.

Je moet eens opletten of het klopt. Vaak gaat het ook om provocaties, in de trant van 'zie je wat ik durf te doen?'. En heel vaak gaat het om het beschadigen van iconen. De dure winkel, de mooie kunst, de overheids-eigendommen (waaronder ook de abri's worden gerekend), de auto's in een betere buurt; het is niet allemaal altijd zo ongericht. Het is, denk ik, dan ook geen dronkemanstoeval dat juist dít van de muur werd gescheurd.

Begrip is goed, maar laat dat niet ten koste gaan van het weerloze.








Je vindt het werk in Leiden en wel hier:
20130702-174130.jpg

maandag 1 juli 2013

Jaren des Onderscheids

De bekentenis om mee te beginnen: ik spaarde ze ook. T-shirts. En dan niet zomaar unicolore, of hoe dat ook mag heten. Nee, het ging om de bijzondere. Nu ik dit zo tik, realiseer ik me ook dat ik niet weet waar ze nu zijn. Een t-shirt van een obscuur internationaal gezelschap, eentje met een soortement blauwe alien er op, iets met Kuifje, een aantal met data van popconcerten of bandnamen; maar in alle gevallen gekozen omdat ze mooi waren, en raar. Die fascinatie voor het afwijkende heeft er, denk ik, altijd al ingezeten bij me.

Dat ik ze niet weet te liggen, heeft er vast ook mee te maken dat ik ze nooit meer draag. Dat geldt ook voor de rugbyshirts hier in huis. Die sport heeft veel tradities; een ervan is het verzamelen van (trip)shirts. Hoe unieker, hoe beter. Daarin ben ik een kleintje. Ik heb niet een gedragen exemplaar van de Springbokken, of de All Blacks. Mijn mooiste is een shirt speciaal gemaakt voor een rugbyreis naar Frankrijk voor een internationaal jeugdtoernooi. Daarvan zijn er maar vijfentwintig.

Geen van die shirts draag ik nog. De tijd waarin ze passen - en me nog pasten - is voorbij. Het zijn aandenkens geworden. Zo hoort het ook. Als het gewoon kleren waren geweest, waren ze ongetwijfeld allang weggegooid of meegegeven aan het Leger des Heils. De herinnering beschermt ze tegen dat wrede lot.

Volgens mijzelf worstel ik soms nog wel met m'n zelfbeeld. Dat zijn van die dagen dat je ineens denkt: moet je je kleding niet wat aan je feitelijke leeftijd aanpassen? Persoonlijk vind ik dat ik dat al aardig doe, met twee kanttekeningen. De eerste is dat ik geen verfijnde smaak heb en kledingcombinaties mogelijk acht waarover anderen anders denken. En het tweede is dat ik vooral bij schoenen een voorkeur heb voor 'vreemd, maar comfortabel'. Ik heb een heel prettige schoen, een soort gymschoen, met een patroon van groen slangeleer. Of een schoen die wordt dichtgemaakt met een spie als in een scharnier.

Maar dat is het dan ook wel, geloof ik.

Pas geleden was ik weer op Parkpop. Gratis, mooi weer, lekker eten (muziek zozo, naar míjn smaak) en veel mensen. Wel 250.000, hoorde ik later. Da's dus een lekker gemêleerde bende. En inderdaad, jonge mensen, mooie meisjes en vrouwen, mooie mannen en jongens, ook lelijke van beiderlei kunne, oude mensen, gezinnetjes, mensen met verschillende huidkleuren en kapsels, met verschillende sociale gewoontes, kortom, vanalles.

Het confronteert je ook als je ouder wordt.

Op zo'n festivalterrein lopen ook mensen van jouw leeftijd. Daar zit toch een grote groep bij die eruitziet alsof ze proberen terug te stappen in de tijd. Of in elk geval willen vlaggen dat zij al heel lang popconcerten bezoeken. Dat doe je met t-shirts, met de kleding van toen. Van die oudere mensen met zwarte t-shirts, daarop namen als Dogtroep - hé, da's tejater! - of tourschema's uit de jaren zeventig en tachtig. Maar het heeft ook iets wanhopigs.

Dat gevoel zit me dwars. Want waarom zouden we ons moeten aanpassen aan onze leeftijd? In de auto bedacht ik me op de terugweg dat het dat ook niet is wat me dwarszat. Wat ik dacht te zien, is een verkleedpartij. Alsof tussen al die mensen een groep mensen rondliep die was gekostumeerd, in een herinnerings-uniform was gehesen. Waarom zou je niet in je dagelijkse kloffie gaan? Ik kán me vergissen, maar volgens mij zijn dat dan een heleboel van die zwarte t-shirts minder.

Natuurlijk, conventies. We kleden ons naar de gelegenheid. Maar net zo goed als dat ik het onecht vind als ik iemand in driedelig krijtstreeppak zie met lang haar in een staartje - da's vast 'een statement' - zo blijf ik het onecht vinden als er weer zo'n oudere (man!) langsloopt met een tour t-shirt aan. Het kan zelfbedrog zijn, hoor; maar ik zie een variant op 'ongemak in het pak'.

Alsof de kleding niet (meer) bij je hoort.