Zomeravond. Een latertje. Want we hebben, zoals half Nederland die paar mooie zomeravonden die ons zijn gegund, gebarbecued. Uiteraard de kluit een beetje belazerd en het meeste vlees voorgegaard. Het houtskoolvuurtje is dan, etenswaartechnisch bekeken, voor de vorm, de gezelligheid en de geroosterde kleur. Dat laatste, tussen twee haakjes, lukt mij nooit goed. Ik eindig vaak met iets wat of te licht of duidelijk te donker is. Aangebrand, heet dat ook wel.
Ook oma#1, mijn moeder, at mee. Het was immers zondag en dat is de dag die zij bij ons doorbrengt. Dat is al jaren zo, sinds mijn vader is overleden. Het is niet dat ik het met tegenzin doe. Maar als ik eerlijk zou moeten antwoorden, dan raakt de rek er wel uit: iedere zondag, met uitzondering van de zondagen dat mijn echtgenote werkt. Die heeft dan de auto mee en een 93jarige met halfzijdige verlammingsverschijnselen OV't niet echt lekker.
De barbecue verliep zowaar goed. Akkoord, ik mikte een scheut vet tegen de kuit van m'n echtgenote. Maar de kip was wél goed voorgegaard. En de worstjes ook. En het was niet eens veel te veel. Alhoewel we de vis dan wel ontdooiden, maar uiteindelijk niet hebben geroosterd. Die gaat dus 'gewoon in een pan' eindigen. Roemloos, vergeleken bij een open vuur likkend aan je vel.
Zo'n leuke middag eindigt ook. Oma moet naar huis. En dat is de reden voor de blogpost. Ik heb er wel vaker over gehad, vermoed ik. De mantelzorg. Een casus.
In de auto 'ruikt het'. Dat is een alarmsignaal voor ons. Maar oma weet van niets. "Nee, ik heb nergens last van". Mijn jongste zoon en ik weten dan eigenlijk al beter. En of ze ergens last van heeft.
Na een twintig minuten in een warme, afgesloten - "anders vat ik nog kou"- auto zijn we er. En inderdaad, vlak nadat ik de vaatwasser leegruimde - 's middags gevuld en aangezet - en de hertshoorn weer ophing - 's middags in een dompelbad gezet - komt de roep van boven of ik "even kan kijken".
Tja. Ik zal je de details besparen. Maar stel je een volle babyluier voor in het groot. Gelukkig kan ik er redelijk tegen. Maar de geur.... de geur blijft nog lang in m'n neus hangen, weet ik uit ervaring. En dat is eigenlijk datgene waartegen ik opzie. Die geur die herinnert. Die herinnert aan iemand die jou heeft opgevoed, liefde heeft gegeven, af en toe - heel af en toe - strafte, die er was als je ziek was, die er ook was als je niet ziek maar wel schoolziek was, die er was.... Diegene sta je nu te wassen.
Het is een klusje van niets. Ik doe het in een minuut of vijf. misschien tien. Vooral vanwege de motoriek die staan op één been moeilijk maakt. En verder zijn er wasmachines. Uitgespoeld vuil goed gaat daar in. En de schone moeder het bed in. Het is dan 20.15 uur, want ze ligt er altijd vroeg in (en wordt er ook erg vroeg weer uit gehaald door de thuiszorg). Keer op keer de vraag stellend: "heb ik het niet erg vies gemaakt?".
Om 20.45 uur vertrekken we. De kanariekooi is nog schoongemaakt en meteen ook maar even - mannen eigen - grof gestofzuigd.
De barbecue is over. De Geur zit inderdaad in m'n neus.
In de auto denk je dan: "Nee, laten we vooral de kinderen hun eigen ouders verzorgen. Niet dat die ouders dat wíllen, hoor. En anders zetten we toch gewoon werklozen is. Niet dat díe willen, hoor. Maar ja, oud en vergeetachtig... wat maak je je dan nog druk over menswaardigheid."
Langzaam word ik weer kwaad. Gelukkig rijdt m'n jongste zoon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten