vrijdag 29 juni 2012

Zelfzucht motiveert.... toch?!


De organisatie waarvoor ik tot voor kort werkte, zal niet snel worden gezien als ‘innovatief’; in weerwil wellicht van het zelfbeeld. Het is een ietwat bezadigde organisatie waar processen, producten en diensten al langer bestaan en men dus moeite heeft die ter discussie te stellen. Een standaardpatroon, kortom, dat op veel plekken is te vinden. Ook veel vrijwilligersorganisaties kennen de mentaliteit: ‘we doen het al jaren zo en dat gaat altijd goed. Dus waarom veranderen?’. De enige verandering die wordt toegestaan, is een vrij marginale. Een nieuwe product is zelden iets anders dan een nieuwe variant bínnen een bestaande reeks. Een nieuwe dienst is vaak gebaseerd op een beproefde aanpak. En nieuwe vormen worden getoetst aan oude modellen.
Dat zijn naar mijn idee de ondernemingen die het niet gaan redden.
Stomweg omdat ze geen oog hebben voor hun speelveld. Ik weet haast zeker dat er nu lezers op de achterste benen gaan staan: “maar wat een onzin. We luisteren wél naar de klanten. We kijken hoe ze onze producten gebruiken en met welke nieuwe problemen ze worden geconfronteerd. En daar bieden wij dan oplossingen voor”. Klopt. Dat doen ze ook.
En toch zullen ze het niet gaan redden. Eigenlijk om dezelfde reden die ik eerder aanhaalde in een blogpost over het kritisch kijken naar de inzet van gamification: je moet tot het gaatje willen en durven gaan. Het moet gemeend zijn. En de vraag die je je moet stellen: wat is hier gemeend? Wat is het werkelijke doel?
De reden dat ik het schrijf, is een stukje van misschien maar drie minuten gisteravond. Fast Moving Targets organiseerde naar aanleiding van de eerste honderd Top Names een uitzending met publiek. Top Names – hier en hier terug te zien – is een web-uitzending met gasten die iets te vertellen over de invloed van (digitale) innovatie op hun werk, bedrijfstak of bedrijf. Als je wilt weten, wat eraan komt: vooral kijken. Maar dat terzijde. Gisteren dus een uitzending, met een gevarieerd publiek en ondermeer Ben van der Burg – ja, die – als gast.
Het gesprek ging op een gegeven moment over ‘mobiel’. Dan komt op enig moment de winstgevendheid van ‘mobiel’ om de hoek en Ben’s (terechte) vraag wie nu eigenlijk echt al verdient en weet hoe dat moet. Tot op heden is het immers zo dat de vaak aangehaalde succesnummers meer toevalstreffers blijken te zijn dan gerichte acties. Niet dat dat een pleidooi is voor lang nadenken en dan pas iets doen, maar wel een bevestiging van iets wat ik al járen hoor: we snappen nog niet welke mechanismen werken.
In elk geval kwam er van de tafel geen antwoord op de vraag. Maar uit de zaal kwam wel de enig juiste toevoeging, van Marck de Kock: het gaat bij ‘mobiel’ ook niet om mobiele apparaatjes, maar om relaties. Het gaat, kortom, om een veel groter netwerk, van mensen, maar ook apparaten. En in dat grote geheel werken andere wetten, waardoor het eigenlijk niet mogelijk is er één component uit te isoleren om op waarde te schatten. Daarin heeft Mark helemaal gelijk. Ook volgens Ben.
20120627-185824.jpg
Dat is dus precies wat veel bedrijven blijkbaar niet door (willen) hebben: dat hun bedrijf inderdaad niet verandert, dat de klant mogelijkerwijs ook niet fundamenteel is veranderd, maar wél dat de omgeving waarin het bedrijf werkt, is veranderd. Er zijn nieuwe spelers gekomen. Als dat nieuwe spelers zijn, hebben die ook nog het voordeel dat ze geen historische ballast meedragen en daarmee een nog grotere concurrent zijn dan gedacht en verwacht (‘wij’ weten het op basis van jarenlange ervaring immers veel beter).
Want dat is wat Ben en Mark aankaartten: het spel is veranderd.
De spelregels zijn waarschijnlijk ook veranderd. Natuurlijk, het gaat nog steeds om winstgevendheid. Maar wélke winstgevendheid? En hoe? Wat moet je in een situatie waarin wederkerigheid wordt verwacht? Waar vind je nog partijen die met jou willen samenwerken, met als ultiem doel jóuw winsten te vergroten (ten koste van hen)? Wat moet je, kortom, in een wereld waarin oprechtheid aan kracht wint, en jij nog steeds zelfzuchtig ‘het eigen bedrijf overeind houdt’?
Vragen, vragen, vragen. De antwoorden zijn er inderdaad nog niet. Maar de vragen zijn op zichzelf al interessant om te stellen omdat ze gaan over de beweegredenen van ondernemers en ondernemingen. Hoe oprecht zijn die eigenlijk?

maandag 25 juni 2012

Godverdómme


Vlóek nu gewoon eens lekker hartgrondig. Húil nu gewoon eens tranen met tuiten. Slá bij gebrek aan woorden eens iets kapot. Schrééuw je onmacht uit je lijf.
Vandaag heb ik met opwellende tranen in m’n ogen naar dit schermpje van m’n iPad zitten kijken. Niet gelovend wat ik las: iemand die aankondigt te zullen sterven voordat de middag voorbij zou zijn.
20120625-174129.jpg
Het is (was) een volslagen vreemde voor mij. En ik snap dan ook niet helemaal waar de emotie precies vandaan komt. Maar ik was niet de enige die hiervan van z’n stuk werd gebracht.
Ik weet niet of jij dit nu met droge ogen tot je door kunt laten dringen. Dat er vanmiddag iemand afscheid moest nemen van het leven omdat dat leven door ziekte te zwaar werd. Longemfyseem en COPD G4 meldt z’n Twitterbio.
Zoals gezegd, ik kende hem niet. En ik wil ook die indruk niet vestigen door links en rechts te citeren. Wat jij, als lezer, zou moeten doen is de tijdlijn eens doorkijken. Koude rillingen. Mij overweldigde die emotie in elk geval.
Heel, heel veel sterkte voor al die mensen die hem nu moeten missen. Oók als je weet dat het gaat gebeuren, komt de klap harder aan dan verwacht.
Het is een treurige aanleiding. Maar het is wel een voorbeeld van een deel van de kracht van social media: het deelbaar maken van emotie, van informatie die anders zo intiem zou zijn gebleven dat ‘wij’, de buitenstaanders, er niets van zouden leren. De keuze om het openbaar(der) te maken, is overigens uitsluitend en alleen aan de betrokkene. Niets móet, veel mág.
Zonder mensen als Hans Groeneweg denken we vaak dat we alleen staan met onze emoties, onzekerheden en beslissingen. Nu is dit wel één van die zeldzame gevallen waarin ons een intiem inkijkje wordt gegund in een extreme situatie. Maar het kan niet anders dan dat ook jij nu denkt over zo’n situatie en hoe jíj zou handelen. Dat is pure winst, want jij wordt er als mens rijker van. Met onbetaalbare dank aan Hans.
Diezelfde winst, maar dan kleiner, kun je nog steeds vinden via social media, zolang er mensen zijn die zich (deels) durven blootgeven. Het blijft bizar om te ervaren hoe er mensen zijn die ‘er niet van zijn gediend’ op Twitter persoonlijke ontboezemingen tegen te komen. ‘Ik ben niet geïnteresseerd in die onzin’ hoor je toch eigenlijk nog best wel ‘s. Diep in m’n hart denk ik dan dat degene die dat beweert ofwel geen méns is ofwel zichzelf niet wil kennen en stomweg wegvlucht in stoerdoenerij.
Want als er iets is wat we als samenleving véél meer moeten doen, dan is dat wel met elkaar práten. Doordat we zo bezig zijn met Belangrijke Dingen als werk en inkomen, vergeten we dat we niet alleen zijn en dat er ook anderen zijn met – wellicht vergelijkbare – ervaringen. Ik zie dat heel sterk vanwege m’n werkloosheid: alle mensen die ik erover spreek of met wie je trainingen doet om weer aan werk te komen, delen dezelfde soort ervaringen. Je bént niet uniek in je gevoel afgedankt te zijn, niet in je constatering dat je lustelozer bent, niet in je gevoel dat ‘je nergens meer aan toe komt en toch zeeën van tijd hebt’, niet… . Het zijn allemaal onderdelen van een proces wat alle mensen die hun baan verliezen doormaken.
En wat mij zo frappeert, is dat ‘we allemaal’ – hopelijk ben jij die Blije Uitzondering – denken alleen te staan in die ervaring. Het is zó waardevol als je met lotgenoten kunt praten. Want slechts in heel enkele gevallen bén je uniek. In veruit de meeste gevallen wéét je gewoon niet genoeg van de situatie van anderen.
Zullen we dat nu ‘s veranderen? Te beginnen door social media weer ietsje meersocial te maken. Dat kunnen we echt alleen zélf. Door onze keuze van wat we delen met de groep.
Ik hoorde pas van een mede-cursist een prachtig spreekwoord: ‘je kómt alleen en je gáát alleen’. Voor degenen die vinden dat dat sociale tijdverspilling is, zou ik daaraan toevoegen: en jij bent alleen en blijft alleen.

Werk een rattenrace? Een slangenkuil met psychopaten!

Op 12 april zond Labyrint een interview uit met de psychiater Robert Hare, over zijn studie en boek Snakes in suits.
Een paar citaten daaruit (de uitzending zelf, vanaf zo ongeveer de 15de minuut, bevat er nog veel meer):
(Een psychopaat is) iemand die intellectueel volwaardig is, maar geen geweten heeft.
(...)
'slang in een pak' is een term voor mensen met veel psychopatische trekken die gekleed gaan als zakenman. Mensen die op het oog niet gevaarlijk zijn of een bedreiging voor anderen, maar dat zijn ze wel degelijk. Psychopaten houden zeker van macht en controle. Dat komt omdat ze vooral aan zichzelf denken. En dé manier om al je behoeften te kunnen bevredigen, is controle houden over je omgeving, ook je sociale omgeving.

Op basis van zijn onderzoek schat Hare dat
vier à vijf procent van de managers aan de definitie van psychopathie voldoet. (...) Als een psychopatische manager ergens binnenkwam was iedereen blij... Iedereen vond die man of vrouw charismatisch en geweldig. Maar als je hun prestaties en het oordeel van de andere mensen meet, blijkt er iets niet helemaal te kloppen

In een televisie-uitzending werd dat percentage op een andere manier gepresenteerd: als 1:20 van je collega's kan psychopatische trekjes hebben. Zoals Hare al aangeeft, is het geen zaak van bloeddorstige monsters die door bedrijven dwalen op zoek naar slachtoffers. Maar er is wel een groep mensen die wel degelijk slachtoffers maakt. Volgens Hare maakt de grootte van het bedrijf niet zoveel uit, maar in een organisatie die onder druk staat kan zo'n 'reddende engel', 'krachtige leider' of 'visionaire directeur' in z'n eentje enorm veel schade aanrichten.
Essentie in zijn verhaal zijn de zelfgerichtheid en het gebrek aan inlevingsvermogen. Ik durf te wedden dat ook jij mensen in je (werk)omgeving hebt, die altijd al opvallend snel in een gesprek "óók zoiets hebben meegemaakt" en vanaf dat moment vooral over zichzelf praten.
Het uitermate beklemmende in Hare's verhaal is dat organisaties niet (altijd) goed in staat zijn de snake in suit te herkennen én geen stappen (kunnen? durven? weten?) ondernemen. De snake is vaak een figuur die zichzelf populair acht en zich daarnaar gedraagt. De slachtoffers van dat gedrag zijn meestal degenen die met tal van methoden het bedrijf worden uit gewerkt. Een weinig hoopvol perspectief (en volgens sommige cafétafelgesprekken zijn zij ook de oorzaak van alle mentaliteits-ellende in Nederland: want waarom zou jij roomser zijn dan de paus, die toch altijd zijn gelijk opeist?).
Met dat beeld in je hoofd, wordt dit artikel een stuk interessanter: Conversation starter: how intimate are you?
The root cause of organizational dysfunction is often distance — the distance between leaders who communicate in a top-down fashion and employees who develop a sense of estrangement from those leaders. When that distance remains wide, the work of moving crucial information and key ideas across an organization becomes harder and harder. This gap can grow until it becomes a chasm: As leaders lose touch with their people, they lose the ability to maintain the sort of feedback process that enables organizational effectiveness. They neither truly speak to employees nor hear what employees have to say.
(...)
To narrow the distance that makes real communication impossible, leaders must learn to exhibit a more intimate presence within their company. By doing so, they can set in motion a virtuous cycle: Greater intimacy will enhance the quality of their communication efforts, and better communication will in turn increase the capacity of people in their organization to work closely together.

Dat 'intiem' moet je, zo wordt uitgelegd, niet opvatten als biologisch of sociaal intiem. Het is 'organisationeel intiem' en dat doe je als manager door deze vier richtlijnen te hanteren:
1. To learn more, listen better. En dat doe je door zelf je mond te houden en ánderen de kans te geven hun zegje te doen.
2. To have a big impact, meet in a small group. Bekend fenomeen: ook jij zult niet graag in een volle conferentiezaal opstaan om een vraag te stellen. Dat doen we liever in kleine kring.
3. To build trust, show trust. Voor social media-adepten een open deur: geef - bijvoorbeeld gevoelige informatie - als teken van vertrouwen voordat je iets - vertrouwen - terugkrijgt.
4. To be a better communicator, be who you are. Daarmee kom je op één van mijn stokpaarden uit de kudde stokpaarden: als je dit wilt bereiken, zul je jezelf moeten durven, kunnen en willen zijn en je ook kwetsbaar maken.
Mij zijn door deze twee lijnen - psychopatie in bedrijven, en conversatie in bedrijven - een aantal zaken helderder geworden die me de afgelopen jaren hinderden. Want als je naar beide kijkt, dan blijkt er een forse discrepantie te bestaan: degene met psychopatische trekjes kán niet voldoen aan de voorwaarden voldoen die communicatie stelt.
Het heeft mij ook aan het denken gezet over mijn pleidooi voor kwetsbaarheid en twijfel dúrven tonen op social media-platforms. Absoluut niet wetenschappelijk onderbouwd, heb ik de indruk dat dat (krachtige) element van social media afzwakt (zie ook blogpost van gisteren). Maar als ik me voorstel hoe die psychopatische types opereren, dan zijn ze ook al onder ons. Dan is dat een deel van de verklaring: snakes in ... ja, in wat eigenlijk?

zondag 24 juni 2012

De samenleving verlangzaamt

Hij moest rechtsaf een steeg in, omdat daar de ingang voor de parkeergarage is. Hij deed dat zorgvuldig. Altijd goed kijken of je geen fietsers de weg afrijdt. Je weet niet zeker of er niet eentje naast je auto rijdt. Zeker niet in deze stad, een stad vol fietsers. En zeker niet vandaag: marktdag en dus drukker en ook volbepakte fietsen. Gelukkig is het droog.

Wij stonden aan de overkant van de weg. Inderdaad, volbeladen fietsen omdat we nét van de zaterdagse markt kwamen.
De Leidse binnenstad is dan een bonte verzameling van mensen: stadsbewoners en toeristen - en voor beide groepen heeft 'de markt bezoeken' een andere betekenis -, alleengaanden en gezinnen, mensen die denken dat de markt erg ruim is - en de fiets meenemen de drukte in - en zij die vinden dat volgorde niet van belang is - de alom gehate 'voordringers'.

Dat krioelt allemaal door elkaar. Soms gaat het bijna mis. Soms gaat het echt mis. Meestal lukt het het gros toch om zonder kleerscheuren uit 'het rondje markt' tevoorschijn te komen.

Maar die meneer die afsloeg, zette me aan het denken.

Je hebt vast de krant gelezen. Een van de nieuwste ideeën is dat we moeten gaan sparen voor onze eigen zorg als we oud worden, want er komen teveel ouderen om het allemaal nog betaalbaar te houden. Het CBS meldt in 2006 al:
Tussen nu en 2038 zal het aantal 65-plussers toenemen van 2,4 naar 4,3 miljoen. Een kwart van de 17 miljoen Nederlanders is dan 65 jaar of ouder.
Over dat - naar mijn mening onzalige en ondoordachte - plan moeten we het maar niet hebben. Anderen hebben daarover al voldoende gezegd.

20120609-185908.jpg

Wat ik me wel afvraag, is of we ook doorhebben hoe de invloed van dat 'ouder worden' zal zijn.

Wellicht heb jij dat ook gehad: maar toen ik een jaar of 16-17 was, had ik het beeld van bejaarden als zittend in een schommelstoel met een boek en een pijpje in de mond (ik ben een man, vandaar). Dat dat beeld niet klopt, kan iedereen in de ouderenzorg je vertellen. Maar ook als je ouders hebt die hoogbejaard worden, kún je meemaken dat je je eigen beeld moet aanpassen. Ouder worden is alleen leuk als je gezond en onafhankelijk blijft.
Van de andere kant, die van de samenleving, bekeken, is er echter ook een effect. Oudere mensen zíjn, grosso modo, cognitief en fysiek anders dan jongeren. Niet alleen zullen zij bijvoorbeeld een heel ander referentiekader hebben, maar ook - ondanks innovatieve interventies - worden geconfronteerd met slechter zicht of met verslechterde fijne motoriek. In een wereld waarin financiële mogelijkheden de kwaliteit van leven gaan bepalen, zal een grote groep mensen 'op de klassieke manier' oud worden: redelijk gebrekkig.

Ontwerpers van diensten, maar ook van applicaties, zullen zich rekenschap moeten geven van effecten van veroudering. Effecten die te maken zullen hebben met 'vertraging'. Want als er één ding is wat die oudere meneer duidelijk maakte, is dat alles trager gaat: de bocht nemen ging met een slakkegangetje. En denk maar niet dat de andere weggebruikers daar rekening mee wensten te houden. Toeterend maakten ze dat wel duidelijk. En dat terwijl er steeds meer mensen van de leeftijd van die meneer zullen gaan komen. En de wereld zeer waarschijnlijk zal gaan vertragen, verlangzamen. Of je wilt of niet.

zaterdag 23 juni 2012

Het uitbuiten van Soufi

Soufi heet mijn chauffeur. Eigenlijk is dat zijn echte naam niet. En is hij mijn chauffeur niet: we werken samen.

Om het beruchte ‘zwarte gat’ bij werkloosheid enigszins te ontlopen, ben ik vrijwilligerswerk gaan doen, bij een verpleeg- en verzorgingshuis. Iedere dag rijden drie personenbusjes door de stad en omliggende dorpen om patiënten thuis op te halen voor dagbesteding. Iedere dag zijn daar zes vrijwilligers mee bezig.

Soufi en ik doen dat ook. Soufi is een goede, een rustige, chauffeur. Dat is een belangrijke vaardigheid als je je realiseert dat er oude mensen in de bus zitten die slecht ter been zijn. En het is ook erg prettig omdat dan de rolstoellift achterin de bus minder rammelt en voor onrust zorgt.
Mijn taak is het de patiënten van en naar huis te begeleiden. Vooral dat thuisbrengen was even wennen omdat sommigen wel zéggen de weg te weten vanaf de bus, maar bij de eerste de beste bocht de weg alweer kwijt zijn. Tot ín huis begeleiden, dus; en soms pantoffels aan doen, verwarmingen opdraaien of telefoons klaarleggen.

Soufi is geen autochtone Nederlander. Dat zal zijn, door mij gefingeerde, naam wel hebben verraden. Hij komt, voor zover ik weet, uit Irak. Na omzwervingen die hem naar Nederland, Canada en weer terug naar Nederland brachten, is hij bij ons in de stad beland.
Soufi is er een van aanpakken. Hij is niet beroerd om te werken en heeft vanalles gedaan. Het laatst heeft hij als een soort manusje-van-alles gewerkt op een drukkerij. Maar de crisis, hè. En nu zijn we beiden als werkloze aan de slag als vrijwilliger.

Als we ‘s ochtends de eerste klant ophalen, hebben we even tijd wat bij te praten. Dat geeft je wel een ander beeld van Nederland. En niet een prettig. 

Omdat hij zonder werk in het land arriveerde en ook geen huisvesting meer had na al die tijd buitenland, meldde Soufi zich voor een huis. Dáár kon de gemeente geen rol in spelen. Hij moest zich inschrijven als woningzoekende. Dat leidde tot de conclusie dat hij achteraan de rij kwam te staan, een rij van zo’n vijf jaar wachten lang. Geen adres hebben, levert ook een probleem op voor een uitkering. Die kreeg Soufi niet. Pas toen hij kon worden ingeschreven bij de daklozenopvang kreeg hij een uitkering, een daklozenuitkering.

Soufi zoekt dus ondermeer huisvesting. Dat betekent zoeken naar een huurkamer, want andere opties zijn onbereikbaar.
Enig idee hoe Nederland omgaat met kansarmen die kamers zoeken? Je schaamt je de ogen uit je hoofd.

Hij heeft een kamer gezien van vijf, zes vierkante meter, zonder fatsoenlijk raam, voor €300 per maand. Naar zijn zeggen “een grote kast op een balkon”. Hij is zich ook aan het oriënteren op randgemeenten. Niet dat dat veel hoop geeft. In de stad die zich City of Justice noemt, zag hij een kamer in een huis met, laten we zeggen, gastarbeiders: vol, smerig en duur.
En van de week vertelde hij van een aanbod om in een buurgemeente een kamer te huren voor €400 per maand. Een mooie kamer in een huis dat, omdat de bewoner vaak bij zijn vriendin is, vaak leeg staat. Of hij dat zou kunnen doen, vroeg hij, “want een huurcontract kreeg hij niet en de verhuurder huurde het huis en had gezegd dat hij niets mocht zeggen over onderhuur”.

En dan zit je in een forensentrein. En hoort de mensen in de coupé praten over hun werk, hun vrienden en vriendinnen, hun vakantieplannen, hun uitgaven. Als we in Leiden aankomen, is de afstand tussen kansarm en kansrijk hemelsbreed 2 kilometer: de afstand tussen het station en de daklozenopvang.

vrijdag 22 juni 2012

Een dynamisch portfolio: Pathbrite


Zite en Scoop.it zijn voor mij twee goede informatiebronnen, ieder met een eigen karakter en content. Via Scoop.it ontdekte ik vandaag Pathbrite.
De opzet van Pathbrite spreekt mij wel aan: een gevarieerd portfolio opbouwen. Gevarieerd in termen van soorten informatie: van tekst tot stilstaand beeld en presentaties tot video. En je kunt bepalen wie wat te zien krijgt.
Ik moet toegeven dat mijn praktische ervaring met Pathbrite nog beperkt is: ik heb niet zoveel verschillende soorten informatie. Maar ik heb wel in mijn hoofd om met Pathbrite dat begrip portfolio te gaan invullen. Wellicht biedt het mogelijkheden om een cv te maken waaraan demo’s en hyperlinks zitten naar producten en projecten waarbij ik betrokken was. Mij lijkt dat wel erg mooi. Dan kan zo’n klassiek, feitelijk cv de vuilnishoop op. Want een dynamische presentatie is toch mooiere en aansprekender.
Nu maar hopen dat ik ermee uit de voeten kan. Want om te beweren dat ik een handige whizzkid ben, zou gelijk staan aan glashard liegen.
20120622-203509.jpg
(In verband met een zojuist overlopend koffiezetapparaat moet ik het hier even bij laten en een deel van de keuken koffiedrabvrij gaan maken.)

Pleidooi voor voorspelbaarheid

Het viel me gisteren pas op: de postbode – of is het al een slechter betaalde postbezorger? – mikte de post pas om 17.45 uur door de bus. En een paar dagen geleden was dat zelfs pas om een uur of zeven ‘s avonds. Nu kómt er niet zoveel post meer, dus zo belangrijk is het allemaal niet meer. Maar toch.


We zijn nogal geïndoctrineerd met de gedachte dat flexibiliteit een groot goed is. De ideale werknemer is dewelke – prácht woord – zonder veel moeite inzetbaar is. Software moet ‘adaptief’ zijn: een volslagen kul-term voor ‘makkelijk aanpasbaar’.
Dat er grenzen zijn aan flexibiliteit weten we al lang. Rond de eeuwwisseling van de vorige eeuw is een multi-apparaat ontwikkeld dat als kern een motor had, waaraan diverse hulpstukken konden worden gekoppeld. Van een stofzuiger tot een verfspuit en een keukenmixer. De belangrijkste les die je kunt trekken, is dat consumenten niet zitten te wachten op het mixen van voedsel met een apparaat dat ook verf kan spuiten. Aan multifuctionaliteit zít een grens. Aan flexibiliteit zit een grens.
Het summum van flexibiliteit is feitelijk vormloosheid. Iets vormloos kan immers naar believen worden gekneed, geboetseerd, gevormd. Daaraan zijn limieten, meestal gesteld door het gebruikte materiaal. Op een gegeven moment is ‘de rek’ er uit en valt er niets meer te kneden. Op een gegeven moment is de werknemer kapot en valt er niet meer te werken. Op een gegeven moment …
Mensen zijn, denk ik, niet zo idioot flexibel als (sommige werkgevers) weleens denken. Niet alleen zijn er de materiaalkenmerken die bij mensen karaktertrekjes en vaardigheden heten – de een is sneller in paniek dan de ander en de een is stukken handiger dan de ander – maar veel belangrijker zijn de omgevingsfactoren.
Waar machines dom zijn en niet op veranderingen in hun omgeving reageren als ze dat niet is ‘verteld’, reageren mensen daar wel degelijk op. Een stofzuiger begint welgemoed aan een zuigklus zonder enig idee te hebben van de hoeveelheid vuil die moet worden verwerkt. Een mens begint aan een klus met een idee van de aard en omvang. Dat lijkt een kinderachtig vergelijk.
Maar maak nu alles eens flexibel. Dan vallen je piketpaaltjes, je oriëntatiepunten weg. Die postbode die plots ‘s avonds komt: wat als hij belangrijke officiële post moet bezorgen? Wat als die post op een bepaalde dag binnen móet zijn? Kun je dan vanaf nu dus in spanning blijven zitten tot middernacht, want ‘misschien komt de post vanaf nu ‘s avonds’?
Of wat te denken van ‘flexibele salarisbetalingen’? Is het handig als je niet kunt rekenen op bepaalde betaaldagen? Hoe gaat dat dan met andere, wel vast terugkerende betalingen? Niet voor niets worden salarissen over het algemeen op vaste momenten betaald. En niet voor niets is er geregeld ophef over de uitbetaling van uitkeringen. De WW, bijvoorbeeld, kent geen vast terugkerende betaaldag in de maand: die wordt per periode van vier weken uitbetaald, waardoor uitbetalingsdagen schuiven.
Wat doe je met ‘flexibele collega’s'? Wie is dan degene die je nodig hebt? Wat is je eigen positie eigenlijk? Waaraan ontleen jij je houvast in het netwerk? Oók in de nieuwe netwerk-samenleving wn -economie zullen die bakens nodig zijn.
Flexibiliteit is inderdaad erg prettig, mits met mate en met menselijke maat. Dat betekent toch echt dat we áltijd een zekere mate van houvast, van inflexibiliteit nodig zullen hebben. Anders verloochen je niet alleen jezelf en je eigen kracht, maar reduceer je jezelf ook tot een klassiek-kapitalistisch arbeidsmiddel. Een apparaat zonder wil.

Dan doen we het toch zónder jullie

Fan van plat kapitalistisch of vrijemarktdenken zal ik nooit worden (alhoewel: zeg nooit ‘nooit’). Het idee dat als van natúre in een door ménsen ontwikkeld systeem de juiste boven komt drijven, is in mijn ogen aperte onzin. Het is een verhaspelde, verkrachte ‘variant’ van Origin of Species en de gedachte dat de best aangepaste soort zal overleven. Dat alles gebaseerd op de idee dat natuurlijk selectie per definitie altijd de juiste keuze maakt. Inmiddels is wel duidelijk geworden dat de factor toeval een belangrijke rol speelt bij die ‘natuurlijke selectie’.
Maar goed, ik moet toegeven dat het weer een kwestie van té is: te veel of te weinig… nooit goed.
Waar álle ruimte aan het individu wordt gegeven, is zoveel ruimte dat-i verdwaalt door gebrek aan oriëntatiepunten. Waar géén ruimte wordt gegeven, wordt-i verstikt door te weinig bewegingsvrijheid. De balans ligt dus ergens in het midden.
Aan die spanning tussen vrijheid en gebondenheid moest ik denken toen ik vandaag twee voorbeelden zag van opgeëiste ruimte. Die zijn daarom zo interessant omdat ze systeemfalen aanduiden. Systeemfalen dat vaak wordt veroorzaakt door (verkeerd?) gebruik van regels. Regels die niet een waarheid op zich zijn, maar bedoeld zijn als instrumenten om een systeem te sturen en beheersen. Regels de schuld geven is dan ook niet veel anders dan de erkenning niet te weten wat en hoe te willen bereiken.
Langs de weg staan een paar geiten, een paar kippen, hangbuikzwijntjes, twee paarden en een geit. Tussen een paar bomen staat een oude legertent en een houten bouwsel. Als je er met de auto langsrijdt, is de eerste gedachte vast iets in de trant van ‘pittoresk’ – positief denkend – of ‘krottenbouw’ – de negatievere variant. Op het terrein van twintig bij veertig meter lopen ook wat mensen rond.
Tot mijn verrassing ken ik er mensen. Sterker, het blijkt de initiatiefnemer.
Het veldje met dieren, waar ik al jaren eens per week langsrijdt, is niet anders dan een dagbestedingsactiviteit voor autistische kinderen. Een paar kilometer verderop ligt de instelling waar zij thuishoren. Daar leverde het idee van omgang met dieren vooral veel gepraat over regels op. En dus is er iemand zelf begonnen. Op een terrein waarvan overigens niet helemaal duidelijk is van wie dat eigenlijk is.
Het andere voorbeeld is dat van een oudere man die enorm veel weet van roofvogels, vooral uilen. Al heel lang heeft hij in een uilenopvang. Naast de vier huizen is, middenin de weilanden, een heel klein plukje bos; ideaal voor het in alle rust laten herstellen van de vogels. In de loop van de jaren is die uitgegroeid, want iedereen in het dorp die een roofvogel vond, bracht die daar.
Na al die jaren woont nu in het huis naast het bosje dus een roofvogel-expert. Omdat hij dat is, wordt hij – ook door autoriteiten – geraadpleegd en komen er mensen langs voor rondleidingen.
Maar alles is er vergunningloos, met alle – incidenteel onaangename – gevolgen van dien als er weer ‘s wordt gecontroleerd of dit allemaal wel mag.
Wat mij betreft, zijn dit voorbeelden van initiatieven waar vrijheid ook toe kan leiden. Tot de realisatie van idealen, ongeacht het al of niet bestaan van regels en in zeker opzicht ook ongeacht een realististisch perspectief bij de start. Wat er wel in ruime mate aanwezig is, is idealisme. En juist dat, dat idealisme om iets voor een ander te doen, onderscheidt dit vrijemarktdenken, dit soort van ondernemer van degenen die vooral uit zijn op eigen gewin
Ik hoop zó dat we meer van dit soort van idealisten aan het werk zullen gaan zien de komende jaren. Míjn instemming hebben ze.

Hoe moeilijk is 't?



Vreemd staaltje van twee uitersten, uit één organisatie nog wel.


Afgelopen vrijdag ben ik gebeld door het UWV: mijn werkloosheidsuitkering is toegekend. Om een en ander te verifiëren en mij te informeren, belde een medewerker mij. Prima zaak, want het maakt nogal uit voor je reactie of je plompverloren een brief op de deurmat vindt of een mens te spreken krijgt.
Mijn uitkeringsbeschikking, zo zei hij, zou de dag erop of anders maandag – je weet het nooit zeker met de post vandaag de dag – arriveren. De uitkering zou die vrijdag betaalbaar worden gesteld, maar ik moest rekening houden met een verwerkingstijd bij de bank van een dag of twee, drie. Na een controle van geboortedatum en bankrekeningnummer werd ik nog geattendeerd op de verplichting werk te zoeken en door te geven als er iets veranderde in werk of inkomen. Alhoewel hij overduidelijk geregeld dit soort van gesprekken voerde en er routineus doorheen ging, nam hij met een vriendelijk ‘succes met het vinden van werk’ afscheid.
Een dag later plofte de brief van het UWV op de mat.
En die was dus diametraal anders. Goed, de informatie klopt. Dat is het probleem niet. Maar de brief is zó onleesbaar en vooral klantontvriendelijk.
Het UWV is nu voor mij een belangrijke bron van inkomsten. En zoals je – ik althans – bij een werkgever op de loonstrookje meteen kijkt naar het netto-bedrag, zo zoek je dat ook meteen op bij een WW-uitkering. Hoeveel krijg ik per maand?
Dat staat er dus niet op.
Wat er wel op staat, is dat ik een x-aantal uren werkte, dat mijn inkomen x hoog was en dat ik nu een uitkering van x euro. Per dag. En daarvan houdt UWV nog een percentage in als reservering voor vakantiegeld in mei. Ook wordt meegedeeld dat men per voer weken, achteraf, uitbetaald en dat er dus geen vaste uitbetalingsdatum per maand is. Allemaal noodzakelijke infomatie. Maar geen enkele indicatie van een nettobedrag per vier weken, of van een brutobedrag. Daarvoor word ik verwezen naar Mijn UWV waar ik, met DigiD, toegang heb tot mijn uitkeringsspecificatie. Op de dag van betaling. Dat was gisteren.
Niks van het beloofde. Op Mijn UWV is niets anders te vinden dan de melding dat ik me nu moet aanmelden voor de Berichtenbox van de overheid. Weer met DigiD, en handig, want je hebt meteen ook een digitaal berichtenkanaal met andere overheden. Dat blijken diverse gemeenten en bijvoorbeeld de Belastingdienst te zijn. En die zijn al aangevinkt. In principe kan ik nu berichten ontvangen van ondermeer enkele noordelijke gemeenten. Niet dat ik daarmee enige relatie heb, maar ze waren al aangevinkt. En ik ben nogal nieuwsgierig.

20120618-191223.jpg
Vandaag bleek Mijn UWV tot halverwege de middag een storing te hebben. Helemaal onbereikbaar. Als je vandaag dus wilde weten hoe hoog je uitkering is, zoals ik, dan had je pech en was het wachten geblazen.
Maar dat werd beloond. Met een uitkeringsspecificatie. Die zo duidelijk is dat je daarover ook weer moet bellen. En gelukkig is er een waterscheiding bij het UWV: ook nu weer was de mens aan de telefoon véél klantvriendelijker dan de software annex brievenopsteller/webformulier-ontwerper.
Want wat blijkt: op de specificatie staat dat de betaling gaat over de periode vanaf 28 mei tot 18 juni. Dat zijn drie weken en dan krijg ik echt heel veel minder dan uitgerekend. De dame aan de telefoon legt uit dat “UWV daarmee bedoelt: de wéék vanaf 28 mei. In uw geval tellen we vanaf 1 juni, want toen werd u officieel werkloos.” Ik blijk de werkdágen te moeten tellen tot 18 juni – dat zijn er elf – en dat te vermenigvuldigen met het bruto-uitkeringsbedrag per dag. Want dát staat in de brief. Ik ga er maar van uit dat de aftrekposten kloppen. In dat geval komt de berekening aardig in de buurt van wat de rekenmodules op het Internet – ook die van het UWV zelf – opleverden. Dan zou ik nu ongeveer de helft hebben gekregen voor inderdaad iets meer dan twee weken. Maar je zit met bonkend hart te stressen voordat je zo ver bent. Zo moeilijk kan heldere communicatie toch niet zijn.
Woensdag word ik terug gebeld of ik het bij het juiste eind heb. Ik ga er van uit van wel. Maar een beetje heel veel meer inlevingsvermogen in de informatiebehoefte van je klanten zou geen overbodige luxe zijn. De ménsen bij UWV die klantkontakten hebben, wekken de indruk dat wél te weten.

Lúister ‘s naar die zijlijn!

Het beste commentaar komt écht vanaf de zijlijn. En dat heeft nu eens niets te maken met voetbal, maar alles met perspectief.

Alleen de goeden kunnen ermee omgaan: met commentaar. De meeste mensen die een klus moeten klaren – of het nu een uitvoerder is of een directeur – zijn niet zo enorm gecharmeerd van opmerkingen die niet hun keuze steunen. Sterker, dat wordt gezien als ‘commentaar vanaf de zijlijn’. En dat commentaar is o zo makkelijk, want de commentator hoeft het niet te doen. De beste stuurlui staan aan wal, nietwaar.

En laten allebei die gezegden nu waar zijn!

Je moet het je maar eens voorstellen: die zijlijn en die wal, en de mensen doe daar staan. En dan moet je proberen je eigen onderneming voor te stellen als een schip of een sportteam in het veld. Als laatste moet je de gedachtesprong maken naar de hoeveelheid kennis die óp dat schip en ín dat veld rondloopt en de hoeveelheid die langs het veld staat.

Houd dat beeld vast.

Natuurlijk is het zo dat er leiding moet worden gegeven en dat er knopen moeten worden doorgehakt. Dat iemand daarvoor de verantwoordelijkheid krijgt of neemt, is ook geen punt van discussie. Evenmin kan er twijfel bestaan over de vraag waar iedereen evenveel vakkennis heeft, of we allemaal van alles verstand hebben. Ook zul je vast niet twijfelen aan de Wet van de Grote Getallen, die min of meer beweert dat de kans op een bepaald verschijnsel toeneemt bij grote aantallen (de kans dat je een zes gooit met één dobbelsteen is kleiner dan als je met tien dobbelstenen tegelijk gooit).

Volgens mij betekent dat heel eenvoudig dat, omdát er meer mensen aan de zijlijn of op de wal staan, de kans groot is dat dat daar vergelijkbare of aanvullende vakkennis staat. En dat die kennis een bijzondere waarde heeft omdat vanaf die plekken een veel beter overzicht mogelijk is dan van binnenuit, van op het schip of op het veld. En omdat daar mensen staan die geen last hebben van verstorende groepsdiscipline of -dwang.

Dus waarom luisteren zoveel managers niet naar ‘de zijlijn’?

Het getuigt van kracht om je zwakte te tonen. Maar in een wereld die is gebouwd op afrekenen, is dat steeds minder een optie. De meeste bedrijven worden niet meer geleid door leiders, maar beheerders. Beheerders die een vastgesteld plan volgens dat vastgestelde plan uitvoeren. Projectleiders sturen niet voor niets ‘met mensen en middelen’, waar ze eigenlijk zouden moeten sturen op probleemoplossing. Afwijkingen worden dan niet op prijs gesteld.

Onzekerheid zal ook een rol spelen. Niet voor niets nemen veel Nederlandse bedrijven alleen nog besluiten dat ingewonnen extern of intern advies. Denk nu niet, dat dat alleen megaprojecten betreft. Ook de organisatie die afvinklijstjes hanteert voor degenen die vooraf moeten worden gekend in een activiteit, doet precies hetzelfde. Alleen de vorm lijkt anders.

Een belangrijk argument om vooral wél naar die zijlijn te luisteren, is omdat de kans groot is dat daar een interessant idee vandaan kan komen. Zuiver getalsmatig al, maar ook omdat degenen die daar staan overzicht hebben. En dat hebben degenen die middenin werken niet. Het is verdraaid lastig afstand van jezelf te nemen.

Mijn advies aan organisaties is daarom ook vooral mensen aan de zijlijn te positioneren. Mensen die de taak hebben koppelingen te zoeken en te maken met nieuwe partners en mogelijkheden. Mensen die verdomd lastig kunnen zijn omdat ze wijzen op zaken die niet direct ‘in het gewenste plaatje’ passen. Mensen ook die de organisatie naar buiten representeren. In de tijd dat ik bij 2ZW Informatiecentrum werkte, heb ik die functie weleens genoemd: die van de verrassende, onorthodoxe denker. Volgens de directeur toen een noodzakelijke positie ‘willen we niet vastroesten’. In mijn woorden: ook het voorkómen van groeps- en kokerdenken is een belangrijke functie. Het is – mede daardoor – een eenzame positie, dat wel. Want direct begrepen worden, is niet waarschijnlijk.

Mijn ervaring met mijn laatste werkgever deed me denken dat het idee van die schakelfunctie een illusie is.

Maar als je dan binnen een paar uur ontdekt dat de gemeente Rotterdam zo iemand heeft rondlopen en dat een groot adviesbureau zo iemand (goed) betaalt om ‘zeur’ te zijn, dan realiseer je je dat het voor verstandige organisaties gewoon een rekensommetje is. Die liaisons, die netwerkers, die innovatoren, die vreemde eenden, die creatieven: ze leveren doordat ze interessante koppelingen aanbieden winst op. Winst die de organisatie wel moet zíen en wel moet verzílveren.

Ik durf te wedden dat ook in jouw organisatie zo iemand rondloopt. En ik durf ook te wedden dat die functie ter discussie komt te staan als het slechter gaat. Een signaal om om je heen gaan kijken naar ander werk: je bedrijf staart navel en staat niet (meer) open voor invloeden van buiten. Die overleven niet in een netwerkeconomie en -samenleving.

maandag 18 juni 2012

Zó moeilijk is 't toch niet?!

Een probleem oplossen is meestal verdraaid lastig. Als het een 'eenvoudig' probleem is, is het vaak nog wel te doen. Alhoewel, wat voor de een eenvoudig is, hoeft dat voor een ander niet te zijn.

Een fietsband plakken is geen raketwetenschap, maar ik ken toch echt wel mensen die het vaker niet dan wel lukt een lekke band te plakken. Een meerdimensionaal probleem wordt al stukken lastiger. Al snel blijk je je dan in zo'n situatie te bevinden waarin alles met alles lijkt verbonden en effect heeft. Trek je aan een koordje linksonder, dan valt een palletje rechtsboven om waardoor het hele bouwwerk instort. Dat idee.

Het is wel de situatie die eigenlijk 'alles wat ertoe doet' het best beschrijft. Meerdimensionaal en met (soms onverwachte) gevolgen op meerdere levensterreinen. Life events, zoals ik die in de jaren tachtig 'citeerde' uit de sociale wetenschappen in de wereld van informatie-ontsluiting, zijn zulke situaties. De bekendste zijn overlijden, verhuizen, werk verliezen, ernstig (langdurig) ziek worden, trouwen en scheiden, kinderen krijgen. Maar wat je niet zo snel bedenkt, is dat ook een overval en een inbraak er toe horen.

Als je ervoor gaat zitten, zul je ontdekken dat ingrijpende gebeurtenissen in ons leven worden bepaald door hun gevolgen: emotioneel, en sociaal. Jammer genoeg hebben we een samenleving gecreeërd die niet (meer?) adequaat kan reageren op life events, op samengestelde problemen.
Onze pogingen om beter te begrijpen, hebben ertoe geleid dat we ten behoeve van de analyse hebben gefragmenteerd. Een heel plausibele, noodzakelijke werkwijze. Maar daarna hebben we die fragmentatie geïnstitutionaliseerd. 


 Ons welbevinden is waarschijnlijk nog het beste voorbeeld. Hoe we ons voelen, is een toestand die wellicht nog het best wordt omschreven als 'goed in je vel zitten'. Daarbij spelen veel factoren een rol. Factoren die gezamenlijk ons welbevinden bepalen. 
 Gezondheid is een belangrijk element. De gezondheidszorg moeten we dus goed organiseren. Niet voor niets gaat er enorm veel geld in om. Terecht. En niet voor niets wordt er continue gezocht naar doelmatiger besteding van de beschikbare middelen. Ook terecht, alhoewel de term 'doelmatig' ook de discussie dient op te leveren 'voor wie?'. 


Maar veel relevanter is de vraag waar al die gezondheidszorg toe leidt? Dan is dit een artikel met onthutsende cijfers voor mensen die denken dat goede preventieve gezondheidszorg tot een betere gezondheid leidt. Zoals er verschillen in gezondheid waren in de negentiende eeuw, zo zijn ze er twee eeuwen later nog steeds. Preventie werkt alleen als de hele keten, de hele situatie, het hele life event wordt aangepakt.


20120616-183918.jpg


Alhoewel al een paar jaar oud maakt het schema wel duidelijk dát er een keten is en vooral welke invloed de afzonderlijke delen hebben. 


Wat opvalt, is de zeer beperkte invloed van 'medische zorg'. Het plaatje wordt interessanter met dit gegeven erbij (en inderdaad: geldt ook voor bijvoorbeeld obesitas en hoge bloeddruk), beïnvloedbare aandoeningen:


20120616-183932.jpg

Het zijn gegevens van Kaiser Permanente, de grootste non profit zorgverzekeraar in de Verenigde Staten, en ook een van de succesvolste. 
In dat licht bezien, maakt de afbeelding pijnlijk duidelijk dat niet de kwaliteit van zorg bepalend is voor gezondheidstoestand. Iedereen had immers toegang tot dezelfde zorg en toch liggen hot en cold spots direkt náást elkaar. 
De waarschijnlijkste verklaring is de onderscheiden sociaal-economische status: rijk versus arm. Kaiser Permanente trekt er overigens wel conclusies uit: de zorgverzekeraar reikt verder dan alleen tot in het klassieke zorgdomein, maar kan - volgens deze blogger - daar slechts beperkt iets doen. Het aanbieden van kwalitatief goede zorg is niet voldoende. Klopt. Want dit zijn ketens. Hier zijn onderlinge afhankelijkheden aan de orde. Dit zijn life events. En daarin kún je niet geïsoleerd optreden.


Zorgverzekeraars die menen iets te kunnen veranderen aan onze gezondheidssituatie zonder bijvoorbeeld iets wordt gedaan aan werk en inkomen, zijn verspillend.  Voor een verbetering van de gezondheidstoestand zou een verschuiving van budgetten van zorg naar werk en inkomen (bijvoorbeeld) weleens doeltreffender kunnen blijken. En dát is al ontdekt op het moment dat na de Industriële Revolutie in de steden sloppenwijken werden gesloopt en riolering werd aangelegd. Dus wereldschokkend kan het niet zijn. Onwelgevallig wél.





20120616-192649.jpg