Om te beginnen: ook ik heb het ervaren. Ook ik heb uiteraard de ogen gesloten. En ook jij bent er mee in aanraking geweest: de vraag of je uiterlijk wel past bij je imago. Of andersom. Het is een vraag die iedere teenager, zo heetten wij ooit, bezighoudt, enórm bezighoudt.
Als ik nu over nadenk en probeer een beeld terug te halen, dan schieten me idiote beelden binnen. Tijdloze, want ik zie ze vandaag de dag nog steeds bij jongeren. Vooral bij warm weer vallen ze me weer op.
Op een bepaalde leeftijd ga je je verzetten als weg om een eigen plek te krijgen in de sociale structuur. Puberteit!! Dan móet je onbedwingbaar dat doen wat anderen niet doen of afkeuren. Als je dan ook nog kind bent van een hele generatie opstandigen, dan weet je het wel.
Mijn herinnering is die aan lang haar, militaire (sic!) jasjes en pukkels, afghaanse jassen, zwarte of witte, strakke, heel strakke broeken, buttons tegen en over ik weet niet meer wat. Van de schoenen kan ik me vooral canvas bergwandelschoenen en Roots herinneren.
Het uniform van de onaangepaste. Heerlijk doorzichtig, maar dat wisten wij natuurlijk niet.
Omdat het feitelijk een uniform was, moest het ook iedere dag worden gedragen. In mijn herinnering zijn de schoenen en de jassen, tot op de draad versleten, gedragen. En toen kwam plots, echt in een moment, het eind; m'n sliertig lang haar ging er af. Zomaar. Zonder aanleiding.
Wat me vandaag de dag opvalt bij de moderne 'zestienjarige' is diezelfde uniformdrang en -dwang. Ik herken ze echt niet allemaal, maar eentje lijkt onveranderd.
Die laat zich heel makkelijk herkennen. Ondanks de hoge zomerse temperatuur weigert-i andere kleding. Een kórte broek? Onmogelijk! Een shirt met korte mouwen? Hoe haal je het in je hoofd. Zelfs in de grootste hitte zijn ze in staat hun favoriete (winter)jas, liefst zwart, aan te houden. Ze sjokken door het zand met een rood hoofd van hun veel te warme lichaam, maar wel met het uniform aan.
Ze zijn er nog steeds. Norsig en dwars. Zeker als je met je ouders wordt gezien. Onwetend van oudere mensen die je zien gaan of staan en die zichzelf herkennen in die verhitte, donkere wolk. Een wolk die zich op een naar eigen idee uníeke manier verzet. Zoals generaties daarvoor en generaties daarna vast ook zullen doen. Zó uniek.
Je moet vast wat ouder zijn om je iets voor te stellen bij de gedachten die rond wervelen in het brein van zulke uniformdragers. Persoonlijk vind ik dat ook het leukst. Het herkennen van alle uitingen van jeugdculturen is niet het belangrijkste. Dat is net zoiets als alle losse lemma in een encyclopedie kennen. Dat levert geen enkel begrip op.
Jeugd en -culturen zijn en blijven onderzocht. Als economisch fenomeen - ze hebben enorm veel te besteden -, als biologisch fenomeen - het puberbrein -, als criminologisch fenomeen - wat veroorzaakt crimineel gedrag in deze groep -, als sociologisch fenomeen - bestaat de groep wel of is het een beleidsindeling.
Wat ik echter nog nooit ben tegen gekomen - maar ik zóek ook niet meer zo actief - is het antwoord op de vraag hoe ze nu écht die periode beleven. Dus los van de invloed van de groep waartoe je wilt behoren of het antwoord dat het zo mooi is.
Misschien is het ook wel een vraag die je pas kunt en wilt beantwoorden als je die periode al lang weer uit bent. Als je denkt er vrijuit over te kunnen praten. Zoals je op steeds hogere leeftijd over steeds meer zaken des levens vrijuit kunt praten.
Dat, alleen dát al, is een belangrijk signaal voor onderzoekers en beleidsmakers: hoe werkelijk is de werkelijkheid?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten