Daar heeft Leiden een jaar of twintig geleden dus een mooie kans laten liggen. Dat is de periode waarin een groep wijkbewoners een speeltuin wilde realiseren. Ik was één van hen.
Wat de gemeente liet liggen, is de kans een speeltuin te realiseren die nu Speeltuin van de Toekomst schijnt te zijn; in Den Haag ligt, en gerealiseerd wordt onder de vleugels van de Richard Krajicek Foundation.*
Mijn idee is dat dát doorslaggevend is bij overheden.
Burgers hebben geen ideeën. Wat moet je met individuen met een visie, een goed idee. Veel vanzelfsprekender is het een autoriteit te volgen; een groot adviesbureau, een concern, een bekende naam, een 'foundation'. Daar ben ik inderdaad nogal cynisch over: burgerparticipatie. Het organisatievermogen is bepalend (en de connecties met de ambtenaren, voor een deel van hen het eigen beroep).
De speeltuin die wij wilden ontwikkelen, is er uiteindelijk wel gekomen. Maar anders. Ons idee was een combinatie van spelen en natuur. Anders, maar in hoge mate overeenkomstig met wat nu in Den Haag als Speeltuin van de Toekomst wordt betiteld. Het is een lang proces geweeest. Ik denk dat we vijf tot zeven jaar ermee bezig zijn geweest.
De wijk is één van de welvarendste in Leiden. Maar openbáár groen, laat staan speelplekken: die zijn er haast niet. Toch leven ook in die wijk veel kinderen die willen ravotten. Er staan ook nog eens een áántal basisscholen op een kleine oppervlakte. In de buurt: een park, slecht onderhouden en op de nominatie te worden opgekalefaterd. De plek werd dus daar, een deel van het park (het gedoe daarover is een zelfstandig verhaal over vooroordelen en weerstand tegen verandering).
Het gedoe om een speeltuin te realiseren - geld, scepsis bij de bestaande Leidse speeltuinen, vergaderingen, lobby-werk - sla ik over; met uitzondering van de inrichting. Dat was voor mij een ervaring.
In Leiden bleek het godsonmogelijk een wilde speeltuin te realiseren. Ondanks de inzet van een professioneel speeltuin-ontwerper - waarvan ik tot dan niet eens wist dat die bestáán - is dat nooit gelukt. Geen klim- en ravotplek. Geen waterspeelmogelijkheid met modder. Overal veiligheidseisen. Voor mij de grootste desillusie; dat de gemeente niet in staat bleek los te komen van de veiligheidsgedachte.
De speeltuin is geopend in de maand dat wij uit de wijk weg verhuisden. Hij bestaat nog steeds, maar anders.
De Haagse en de Leidse verhalen vind ik tekenend. Niet voor de noodzaak met namen te kunnen zwaaien om iets voor elkaar te krijgen, maar voor de angstige terughoudendheid. Een terughoudendheid die voortkomt, denk ik, uit je niet kunnen verplaatsen in wat kinderen leuk vinden en doen. Iedere ouder kent het: kinderen vinden stukken hout vaak leuker dan het prachtigste speelgoed. En van spelregels houden ze ook niet als ze zelf niet mogen aanpassen, tussen twee haakjes.
Eerder heb ik al eens gepleit voor dieren en produktie(fruit)bomen in Leiden. Dit past naadloos daarin. Het is van de zotte dat we speciaal aangewezen en ingerichte gebieden nodig hebben voor kinderen om te spelen. Dat heb ik anderszins ook meegemaakt: dat buurtbewoners kinderen wég sturen van veilige plekken naar de straat 'omdat ze anders mijn eigendom beschadigen'.
Goed dat de Krajicek Foundation deze speeltuin voor elkaar krijgt, goed dat er speeltuinen zíjn, maar ik vraag me al jaren af waarom gemeenten geen speelbeleid ontwikkelen. Niet over speeltuinen, maar over de mogelijkheid overal in stad of dorp te kunnen spelen. Dat betekent echt niet per sé 'regelen en betalen'. Dat betekent wél nadenken over wat je je inwoners, de kinderen, te bieden hebt en vooral waarom.
* Jammer genoeg heeft de De Volkskrant het artikel daarover achter een betaalmuur geplaatst.
Posts tonen met het label burgerparticipatie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label burgerparticipatie. Alle posts tonen
donderdag 17 juli 2014
donderdag 17 april 2014
De ironie van Leiden
O, ironie. Die openingswoorden zijn te rechtvaardigen. De stad waarin ook ik woon, Leiden, is recent nog geportretteerd door de VPRO als stad waar interessante burgerinitiatieven zijn te vinden en burgerparticipatie een kans krijgt.
Vandaag meldde het lokale Leidsch Dagblad dit:
Het is een prachtig voorbeeld van niet-burgerparticipatie, van gesloten systemen, van zo ongeveer het diametraal tegengestelde van wat de VPRO dacht te hebben gezien in Leiden.
In Leiden gebeurt hetzelfde als wat in tal van gemeenten gebeurt. De overheid(sdiensten) vinden het helemaal niet préttig rekening te moeten houden met burgerinitiatief. Veel handiger is het één aanspreek-orgaan te hebben. Dat betekent voor de burger-met-een-idee niets anders dan een extra drempel.
Leiden heeft zoiets als Stadslab. Dat is bij zijn oprichting een mooi ogend concept. Een netwerk van mensen in de stad die iets willen mét de stad. In de loop van de paar jaar dat Stadslab bestaat, wordt steeds duidelijker dat niet iedereen en niet ieder idee wordt omarmt. In het openbaar wordt het idee uit ge-vent dat Stadslab door 'de stad' wordt gedragen. Wie dieper graaft, ontdekt dat dat absoluut niet waar is.
Door de politiek en de ambtenaren wordt Stadslab omarmt. Waar het klassieke probleem van inspraak vooral de Poolse landdag is, biedt Stadslab de weg naar één gesprekspartner. In gesprekken met politici komt dat terug. Stadslab wordt te hooi en te gras aangehaald als hét voorbeeld van dé weg. Je hebt niet eens (veel) fantasie nodig om de marsroute te zien: er is een poortwachter bijgekomen, die moet worden gepasseerd voordat initiatieven serieus worden genomen (door de overheid). Uiteraard gaat dat nú luidruchtig worden weersproken.
Het is een vanuit de oude denkwijze (paradigma) volstrekt vanzelfsprekende lijn. Waar ooit de opbouwwerk- en welzijnsorganisaties namens de bewoners leken te spreken, komen nu nieuwe verbanden. Die willen overigens nadrukkelijk níet worden gekoppeld aan die instituties van toen, die markt van welzijn en geluk. Het is nu de markt van participatie en integratie. Nieuwe woorden voor precies hetzelfde: zelfbevestigende systemen.
Voordat het misverstand ontstaat: het gaat níet om de ideeën op zich. Het gaat om de organisatie en de vraag wat burgerparticipatie nu eigenlijk is. In mijn beleving is dat een participeren van allen die dat willen. Dat, op zijn beurt, vereist een zo open mogelijke toegang tot de verdelers (van geld, maar ook bijvoorbeeld van ruimte). Alleen zó wordt de burger en zijn ideeën serieus genomen. En, ja, dat betekent wérken voor de overheid, omdat zíj daarin zijn enige bestaansrecht vindt.
Burgerparticipatie is niet synoniem aan het (weer) creëren van een maatschappelijk middenveld aan organisaties. Organisaties die per definitie in de verleiding worden gebracht een erkend eigenbelang te hebben en verdedigen. Dat eigenbelang mogelijk zelfs te 'professionaliseren'; betaald werk er van te maken.
Leiden heeft de variant op het contrat social van Rousseau nog niet. Sterker, Rousseau heeft nooit een werkelijk contract voor ogen gehad. Zijn beeld was dat een 'overeenstemming' tussen overheid en volk over beider rollen en verantwoordelijkheden. Wat dat betreft, ben ik het volkomen eens met één van de Stadslab-oprichters Marije van den Berg:
Een maatschappelijk akkoord zoals men dat blijkbaar in Leiden ziet, is te letterlijk een ondertekend papier. Die aanpak zal leiden tot mínder directe participatie en tot meer 'macht' bij instituties. Het staat zo parmantig in het lijstje; 'bewoners'. Maar ondertussen wordt 'in hun belang en namens hen' het een en ander dichtgetimmerd en voorgekookt.
NB
Begin van de avond, nadat ik bovenstaande schreef. Het bestuursakkoord, eerste paragraaf. Trek je eigen conclusie (leestekens en woordkeuze zijn wél belangrijk):
Vandaag meldde het lokale Leidsch Dagblad dit:
Maatschappelijk akkoord in Leiden: hard nodig of niet?
LEIDEN - De Leidse politiek moet een akkoord sluiten met maatschappelijke organisaties, bewoners, wijkvertegenwoordigers, ondernemers en het onderwijs. Dat stelt het Instituut Maatschappelijke Innovatie (IMI) voor. Fractievoorzitter Pieter Kos van GroenLinks Leiden kwam vorige week met dezelfde oproep.
Het idee stamt uit een van de ’brainstormsessies’ van het Stadslab. Het zou gaan om een papieren verklaring, waarin de gemeente en andere organisaties vastleggen dat ze gaan samenwerken aan verschillende onderwerpen.
Het is een prachtig voorbeeld van niet-burgerparticipatie, van gesloten systemen, van zo ongeveer het diametraal tegengestelde van wat de VPRO dacht te hebben gezien in Leiden.
In Leiden gebeurt hetzelfde als wat in tal van gemeenten gebeurt. De overheid(sdiensten) vinden het helemaal niet préttig rekening te moeten houden met burgerinitiatief. Veel handiger is het één aanspreek-orgaan te hebben. Dat betekent voor de burger-met-een-idee niets anders dan een extra drempel.
Leiden heeft zoiets als Stadslab. Dat is bij zijn oprichting een mooi ogend concept. Een netwerk van mensen in de stad die iets willen mét de stad. In de loop van de paar jaar dat Stadslab bestaat, wordt steeds duidelijker dat niet iedereen en niet ieder idee wordt omarmt. In het openbaar wordt het idee uit ge-vent dat Stadslab door 'de stad' wordt gedragen. Wie dieper graaft, ontdekt dat dat absoluut niet waar is.
Door de politiek en de ambtenaren wordt Stadslab omarmt. Waar het klassieke probleem van inspraak vooral de Poolse landdag is, biedt Stadslab de weg naar één gesprekspartner. In gesprekken met politici komt dat terug. Stadslab wordt te hooi en te gras aangehaald als hét voorbeeld van dé weg. Je hebt niet eens (veel) fantasie nodig om de marsroute te zien: er is een poortwachter bijgekomen, die moet worden gepasseerd voordat initiatieven serieus worden genomen (door de overheid). Uiteraard gaat dat nú luidruchtig worden weersproken.
Het is een vanuit de oude denkwijze (paradigma) volstrekt vanzelfsprekende lijn. Waar ooit de opbouwwerk- en welzijnsorganisaties namens de bewoners leken te spreken, komen nu nieuwe verbanden. Die willen overigens nadrukkelijk níet worden gekoppeld aan die instituties van toen, die markt van welzijn en geluk. Het is nu de markt van participatie en integratie. Nieuwe woorden voor precies hetzelfde: zelfbevestigende systemen.
Voordat het misverstand ontstaat: het gaat níet om de ideeën op zich. Het gaat om de organisatie en de vraag wat burgerparticipatie nu eigenlijk is. In mijn beleving is dat een participeren van allen die dat willen. Dat, op zijn beurt, vereist een zo open mogelijke toegang tot de verdelers (van geld, maar ook bijvoorbeeld van ruimte). Alleen zó wordt de burger en zijn ideeën serieus genomen. En, ja, dat betekent wérken voor de overheid, omdat zíj daarin zijn enige bestaansrecht vindt.
Burgerparticipatie is niet synoniem aan het (weer) creëren van een maatschappelijk middenveld aan organisaties. Organisaties die per definitie in de verleiding worden gebracht een erkend eigenbelang te hebben en verdedigen. Dat eigenbelang mogelijk zelfs te 'professionaliseren'; betaald werk er van te maken.
Leiden heeft de variant op het contrat social van Rousseau nog niet. Sterker, Rousseau heeft nooit een werkelijk contract voor ogen gehad. Zijn beeld was dat een 'overeenstemming' tussen overheid en volk over beider rollen en verantwoordelijkheden. Wat dat betreft, ben ik het volkomen eens met één van de Stadslab-oprichters Marije van den Berg:
Nodig elkaar gewoon uit om samen dilemma’s te verkennen. Beslissingen buiten de politiek zijn net zo goed legitiem, en zetten net zo goed dingen in gang, als een akkoord dat de politiek ondertekent.
Een maatschappelijk akkoord zoals men dat blijkbaar in Leiden ziet, is te letterlijk een ondertekend papier. Die aanpak zal leiden tot mínder directe participatie en tot meer 'macht' bij instituties. Het staat zo parmantig in het lijstje; 'bewoners'. Maar ondertussen wordt 'in hun belang en namens hen' het een en ander dichtgetimmerd en voorgekookt.
NB
Begin van de avond, nadat ik bovenstaande schreef. Het bestuursakkoord, eerste paragraaf. Trek je eigen conclusie (leestekens en woordkeuze zijn wél belangrijk):
Bestuursakkoord 2014 - 2018
Onderstaande partijen komen overeen:
Over de betrokkenheid van Leidenaren en inwoners van buurgemeenten
de besluitvorming in college en raad zo in te richten dat (organisaties van) inwoners van Leiden vanaf de oorsprong invloed kunnen hebben op de planvorming van de gemeente;
open te staan voor initiatieven uit de stad en deze initiatieven, indien gewenst, te ondersteunen en te faciliteren;
in de komende maanden in overleg te treden met partijen in de stad die de afgelopen jaren initiatieven hebben ontplooid, om te bekijken
hoe de samenwerking met hen en anderen die initiatieven hebben nog beter vormgegeven kan worden;
direct omliggende gemeenten te betrekken bij de voorbereiding van beleid dat de belangen van hun inwoners direct raakt;
inwoners en partners in de stad zo veel mogelijk (door het college) te (laten) betrekken bij de uitvoering van gemeentelijke taken.
Abonneren op:
Posts (Atom)