Er wordt beweerd dat regeren vooruitzien is. Dat zou betekenen dat besturen - ook een vorm van regeren, regie voeren - dat ook moet zijn en dat bestuursknechten, de beleidsmakers, dat ook doen.
Daar geloof ik steeds minder van.
Over gemeente-ambtenaren werd door (ex-)collega's laatdunkend gesproken. Buiten hun gehoord, uiteraard, want het waren wel de opdrachtgevers. Maar wat ik ervan begreep, is dat het niet veel zaaks is. Niet veel kennis en niet veel visie, om het nog netjes te herformuleren. Toen ik dat voor het eerst hoorde, weet ik nog, dacht ik: 'dat kan niet waar zijn. Dat zien ze verkeerd'.
Nou, er zit een kern van waarheid in. Inmiddels ben ik zo ver dat ik stevig twijfel.
Ongelooflijk veel 'beleid' is die titel niet waard. Uit mijn SCPtijd weet ik dat tóen al is vastgesteld dat op lokaal niveau beleidsstukken werden gekopieerd en dat externe bureaus leefden van het schrijven van lokaal beleid voor diverse gemeenten. Zeker als een nieuwe wet in uitvoering moest worden genomen, werd driftig 'inspiratie gezocht bij collega-gemeenten'. Die praktijken zullen vandaag de dag niet anders zijn. Het bewijs daarvoor zijn al die die organisaties die nog steeds een goede boterham verdienen aan dergelijke 'implementatietrajecten'; of zoals momenteel 'transities'.
Maar dat is omdat het niet hun éigen beleid is, niet hún visie. Dat is dus omdat ze iets móeten uitvoeren, zul je wellicht ter verdediging aanvoeren. Daarin heb je deels gelijk (zij dat het nogal wat zegt over het draagvlak als implementaties zó moeten verlopen).
Toch zit het dieper.
Neem in Leiden het parkeren. Da's echt zo'n onderwerp dat in veel steden en dorpen als onkruid in een aangeharkte tuin een probleem vormt.
Net als overal neemt ook in Leiden de parkeerdruk toe. Dat heeft álles te maken met nieuwe vormen en mogelijkheden van mobiliteit. Vormen die overigens de komende twintig jaar fundamenteel zullen kunnen gaan veranderen, denk ik. Voorlopig zitten we er nog even mee: meer auto's - en autogebruik - dan parkeerplekken.
Maar als mensen vaak of vaker de auto nemen om zich te verplaatsen, dan moeten ze die auto ook ergens kwijt; daar waar je woont, waar je werkt, waar je koopt en waar je recreërt. De hoogste in die pikorde is 'daar waar je woont', want dat vervoermiddel is vooral handig als je het 'bij de hand' hebt. Volgens sommigen is dat synoniem aan 'recht voor de deur'.
In een omgeving met weinig parkeerplaatsen en veel behoefte daaraan levert dat dus een probleem op. Binnensteden zijn ook botsende belangen van bewoners en bezoekers. In de meeste gevallen hebben de bouwers uit de 17de, 18de en 19de eeuw, en eerder, geen rekening gehouden met automobiliteit.
Wat bedenkt een gemeente in zo'n geval? De druk krijg je naar beneden door het parkeren in die ongewenste gebieden te ontmoedigen. 'Van die hot spots maken we blauwe zônes." En dus worden de stoepbanden bij stations en in winkelgebieden blauw geverfd: kort-parkeren toegestaan. Of er wordt een vergunningensysteem ingevoerd. Dat levert nog wat óp ook.
Wat mij betreft een voorbeeld van geen-beleid. Wat onmiddellijk gebeurt - ook in Leiden - is dat de automobilist uitwijkt naar omliggende wijken waar parkeren zonder beperkingen nog wél mogelijk is. Inderdaad, nu ontstaat dáár het probleem. Dat had een kind kunnen voorzien. Pas als een kritische afstand tot de bestemming wordt bereikt stopt dat verspreidingseffect. In een kleine stad als Leiden is dat dus een probleem.
Het zijn dingen als dit die mij aan twijfelen brachten: wordt er nu echt zo slecht nagedacht?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten