Ik was drie toen-i het schreef. Jammer genoeg kan ik dat niet als excuus aanvoeren. De man werd toonaangevend socioloog. Samen met Peter Wilmott schreef hij een studie die me altijd is bijgebleven (als studie van Wilmott, verdorie). Kwalitatief, descriptief onderzoek heeft me altijd meer geboeid dan kwantitatief. Sociale geschiedenis vind ik nog steeds prachtig om te lezen. En zij schreven een baanbrekend, beeldend boek over een heel hechte Londense wijk, Bethnal Green; in 1957 Family and Kinship in East London. De herinnering kwam toen ik zijn naam opzocht in Wikipedia: Michael Young, baron van Dartington.
Ik was 'm kwijt. Het boek niet. Wilmott een beetje (namen, hè). Maar Young zeker. Totdat hij in de krant werd genoemd met een heel ander werk: The Rise of the Meritocracy: 1870-2033: An Essay on Education and Equality
.
(It) pictured the United Kingdom under the rule of a government favouring intelligence and aptitude (merit) above all else, being the combination of the root of Latin origin "merit" (from "mereō") and the Ancient Greek suffix "-cracy" (meaning "power", "rule"). In this book the term had distinctly negative connotations as Young questioned both the legitimacy of the selection process used to become a member of this elite and the outcomes of being ruled by such a narrowly defined group. The essay, written in the first-person by a fictional historical narrator in 2034, interweaves history from the politics of pre- and post-war Britain with those of fictional future events in the short (1960 onward) and long term (2020 onward).
Niet zijn kritiek op het Britse onderwijssysteem is het interessantst - het drie-wegenmodel is afgeschaft. Het interessantst is zijn verwachting dat bestuur op basis van intelligentie en 'verdienste' uiteindelijk leidt tot onderdrukking (en zelfs opstand).
Het is het overdenken waard. Over dit meritocratisch denken is een heel debat ontstaan. De grootste kritiek op Youngs dystopie is dat er juist géén centraal geleide economie is ontstaan, maar dat landsgrenzen zijn weggevallen en de economie open.
Maar wat als nu de natiestaten (inderdaad) niet meer belangrijk zijn? Als de grote ondernemingen de nieuwe staten zijn? Als we hen laten bepalen wat wel en wat niet 'goed voor ons' is? Wat als het zo is dat Young wél gelijk heeft met de gevolgen van meritocratie, maar fout zat met de belangrijkste spelers?
Waartoe leiden meningen als 'we moeten studiekeuzes afstemmen op de vraag'? Of 'natuurlijk moeten we aan de poort (van het onderwijs) selecteren!'?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten