Tegenwoordig heeft iedere zichzelf respecterende gemeente er wel één of meerdere: wietverkooppunten, hashcafé's of coffeeshops. Leiden ook.
Er is er bijvoorbeeld eentje te vinden aan het eind van de Haarlemmerstraat - 'één kilometer winkelplezier', voor 't geval je aan de verkeerde kant begint met zoeken - vlakbij de Haven. Da's een gebied wat een enorm duister imago had: onduidelijke café's, drugs en verval. Vandaag de dag kun je je dat haast niet meer voorstellen. Zeker zomers niet; dan zijn er terrassen aan het water en vind je in het jachthaventje ook de grote plezierjachten die niet verder de stad in kunnen.
Achtereenvolgende colleges van B&W werkten aan het uit een diep dal, ontstaan door het verdwijnen van maakindustrie, laten klimmen van de stad. Alsof de tandarts aan de slag moest met een verrot gebit vol zwarte tanden en open gaten. Dat betekent ingrijpen en ordenen. Precies dát deed Leiden ook.
En dus een wietdistribútiepunt.
De schimmige handel is - daar - verdwenen. In de plaats kwam er zo'n doelmatig systeem met lokettenverkoop. En openingstijden.
Ik kom er vaak vlak voor 17.00 uur langs fietsen. Dan staat er een man of vijftien te wachten. Niks geen enkel probleem: ze staan in een soort van rij. Hoe het 's avonds en 's nachts is, weet ik niet. Maar aan het eind van de dag lijkt het meer op de dagelijkse opening van een supermarkt, 's ochtends.
Soft drugs en bier lijken wel wat op elkaar. Niet qua samenstelling of effect, maar wel qua consumptie. Bier is bijna overal te koop en heeft een bedwelmend effect. Soft drugs ook, zij het dat je die níet in de supermarkt kunt kopen. Daarvoor hebben we een eigen circuit.
Zowel bierdrinkers als hashpaffers zijn erg goed in met stelligheid beweren dat zíj niet verslaafd zijn en dat ook niet gaan wórden. Als je echter in de rij gaat staan voor wiet, heb je toch een dringende behoefte waarvan de bevrediging niet uitgesteld kan worden. Dat geeft toch best wel te denken. Net als bierdrinkers die precies weten hoeveel ze drinken (of hoeveel dagen ze al níet dronken).
Het vreemde is dat de bierdrinker veel eenvoudiger kan promoveren naar hoger alcoholische dranken. Ook die zijn makkelijk voorhanden. Hard drugs niet, daarvoor moet je de illegaliteit in.
Het belangrijkste verschil tussen beide verslavingsdomeinen is eigenlijk de (il)legaliteit van de productie en handel.
Het - voor de bühne - keihard verbieden en proberen aan te pakken van een ontstane gewoonte is een heilloze weg. De Drooglegging in de VS tonen dat wel aan. Of je voor of tegen de schadelijke effecten van alcohol of drugs bent, maakt niet uit: ze zíjn er. De belangrijkste vraag is hoe dat maatschappelijk acceptabel te kanaliseren.
Alhoewel het maar de vraag is of je dan moet streven naar een situatie als met multinationale brouwerijen en destilleerderijen. Natuurlijk heeft de politie gelijk met de conclusie dat de illegale status van kweek en (groot)handel ook leidt tot andere, met dat drugsgeld gefinancierde, activiteiten, veelal ook duister van karakter.
Maar waar zit nu precies het verschil tussen die miljonair-criminelen en de CEO's van drankfabrikanten? Beide maken bewust verslavende genotsmiddelen; de een illegaal en de ander legaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten