Het is nog steeds één van de beste indicatoren voor een principieel andere houding: de hoeveelheid definities voor één fenomeen.
In de tijd dat ik actief onderzoek deed, was dat vooral naar langdurige werkloosheid (en armoede). Daar valt veel over te zeggen. De wrangste opmerking is dat er in de voorbije bijna dertig jaar niets is veranderd. Echt. Nog steeds wordt de oplossing op de verkeerde plek gezocht. De mensen die geen banen overeind konden houden, zouden nu dan plots dat wel kunnen? Het is en blijft een ideeënarmoede en vooral gebrek aan lef.
Eén van de bijzondere aspecten aan die situatie is dat er níet vanuit één subject, één persoon, één klant, één vraag wordt geredeneerd. Dat is nog steeds zo. Vooral 'de overheid' is er sterk in. Ondanks al die himmelhoch jauchzend taalgebruik, voornemens en aanspraak op het gedachtengoed van de 'klant centraal' of 'vraaggestuurd'.
Waarom dat zo is?
De belangrijkste reden is dat men het diep in het hart helemaal niet wíl. Vraaggestuurd en klant centraal worden vaak gezien als synoniem met afstaan van macht. Is die gedachte eenmaal uit z'n doos ontsnapt, dan wordt het lastig hem in toom te houden. Mácht afstaan; wie wil dat nou? Dan is met de mond belijden een stuk eenvoudiger. Dat gebeurt dan ook.
De wellicht beste indicatie voor de manier waarop wordt gedacht over degene voor wie wordt gewerkt, is de definitie ervan. Niet eens de inhoud, maar het áántal. Zo waren er rond de jaren 1989 meerdere definities van 'werkloos', van 'arbeid' en van 'inkomen'. Dat is nog steeds zo.
Dat naakte feit getuigt van een aanpak die uitsluitend in het belang van de aanbieder is. In dit geval is dat een dienstverlener.Een?! Niks daarvan. Het zijn er meerdere, met hun eigen belangen.
Dan wordt het ineens een ander perspectief. Dat perspectief verraadt de overheidspositie die helemaal níet klantvriendelijk is.
Jij en ik ervaren onszelf als één en ondeelbaar, zowel fysiek als in ons handelen. Maar de definitievraag maakt duidelijk dat 'de overheid' dat niet zo ziet.
Ik ben vrijwilliger (vanaf m'n zestiende overigens). Maar de manier waarop de Belastingdienst dat definieert, zoals de wetenschap dat definieert, zoals het UWV dat definieert, zoals de gemeente dat definieert, spoort niet met elkaar. De belastingdienst definieert in termen van inkomen, terwijl een UWV dat doet in termen van arbeid. Die (kunnen) conflicteren. Wat je daar dan ziet gebeuren, is dat ondernemingsbelang prevaleert boven vraag of individu. Omdat 'de overheid' niet bestaat, maar is opgebouwd uit relatief onafhankelijke delen, leidt dat tot conflict. Waar sommigen meer vrijwillige inzet bepleiten, dwarsboomt de ander dat.
Over dat thema van aanbod- versus aanbodgericht denken en werken is meer bekend. De Kafkabrigade is er al een poos mee bezig. Jammer genoeg valt er een verschuiving te constateren in de negen jaar dat de Kafkabrigade bestaat. In 2005 gaat het vooral nog om de idioterie in overheidsland die de naam Kafkabrigade rechtvaardigt. In 2014 is die positie een stuk minder duidelijk, terwijl de idioterie geen spat minder lijkt te zijn geworden.
De conclusie is voor de hand liggend: er ís geen sprake van een klant centraal stellende overheid (en die zal er ook niet komen). Het maximaal haalbare is een zekere klantvriendelijkheid. Dat is echter echt iets anders.
Die hele discussie heeft ons nu al meer dan vijftien jaar als een rookgordijn afgeleid van waar het werkelijk om gaat: een gevecht tussen belangen. Met de digitalisering komt ook de ontmaskering dichterbij, omdat niet alles koppelbaar zal blijken te zijn.
Pas als we één unieke eenheid hanteren, kan dat lukken. En die unieke eenheid? Dat zijn bijvoorbeeld jij en ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten