Onze woonloopbaan in Leiden beloopt zo'n vijfendertig jaar. We zijn begonnen 'op kamers' in één van de oudste wijken van Leiden: d'Oude Morsch. Twee kamers in een huis uit de vroege zes-/zeventiende eeuw, met uitzicht over het Galgewater en de Blauwpoortsbrug. Zo'n huis en buurt met verhalen. Een fragmentje daarvan hebben wij in de tien jaar dat we er woonden, meegemaakt. Ondanks de bevroren ramen in de winter, het optrekkend vocht waardoor schoenen binnen een week konden beschimmelen - echt waar - of iedereen die op de vreemdste momenten op de ramen tikte om 'het toilet te gebruiken', te vragen 'hoe het er binnen uit ziet' of gewoon om te klieren, was het een waanzinnige plek.
De volgende stap was een woning uit de jaren dertig. Dat was zo'n enorm populaire woning met glas in lood, een tuin en rode baksteen. En gehorig. Dat hoort erbij. Wie in zulke woningen wil wonen, moet kunnen incasseren en niet al te moeilijk doen. Boven onze woonkamer woonden andere mensen dan boven de slaapkamertjes; onder drie bovenwoningen heb je twee benedenwoningen. Ook dit was een situatie met moderne gebreken: klein en ook hier geen cv. Ook hier werd de rioolontstopper geregeld gebeld. Maar het was gezellig. Flinterdunne muurtjes en houten vloeren geven sfeer. Echt.
Nu wonen we bijna veertien jaar in nieuwbouw. De rioolontstopper is niet meer geweest. 'Grappig' is dat het hout in dit nieuwe huis binnen negen jaar al aan het rotten sloeg, terwijl de vorige twee huizen daarvan absoluut geen last hadden. Over kwaliteit gesproken (de verklaring van timmermannen is dat dat oude hout de tijd kreeg te rijpen - te drogen - en het moderne niet).
Wat zo'n nieuw huis níet heeft, is een eigen sfeer. Dat je plots ontdekt dat in die schimmelkast een luik zit dat toegang biedt tot een 'riool' naar de beerput. Dat de buren je kunnen vertellen wie er ooit woonden. Wij vonden, met twee kinderen, een ambtenarenwoning echt erg klein, maar hoorden dat daar ooit een gezin woonde, met vier kinderen. Het is leuk om te zien hoe de vloerbelijning plots stokt; een toilet of douche was er pas in de jaren zestig/zeventig ingebouwd ten koste van een doorgang of van een kast.
In onze vorige twee woningen leefde het. Geluidjes die je niet direct kon plaatsen. De muis achter het behang (omdat het behang op rachels van de muur af was gespannen) of in het plafond dat op riet was gestuct. De wind die in en met de gaskachel speelt. Het 'knallen' van afkoelend hout in de zomer. In moderne huizen zijn ook wel geluiden. Maar heel andere. Dat zijn veel meer de door de betonconstructie doorgegeven contactgeluiden van soms húizen verder. De stemmen die via het mechanisch ventilatiesysteem je huis binnendringen. Maar het huis zélf doet weinig.
Het fascinerendst was de ontdekking dat hout een geheugen heeft.
Heel af en toe maakten we dat mee. Dan kraakte de vloer alsof er iemand liep. Volgens de buurman aan het Kort Galgewater, die er al eeuwen leek te wonen, was dat het geheugen. "Wat hoort, zijn je eigen voetstappen en de plankenvloer die terug vormt in z'n ruststand. Dat gaat in het tempo en langs de route die je zelf liep. Let maar eens op." Dan lag je in bed en hoorde je heel zacht krakend iemand het huis door gaan.
Het geheugen van hout. Als dat waar is, weet ik nu waar de spoken vandaan komen. En ook waarom zoveel mensen hongeren naar story telling. Hun huis leeft niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten