zondag 6 april 2014

De laffe werkgever

In bepaalde kringen is het heel gewoon - bijna per definitie - waarderend te spreken over werkgevers. Dat zouden degenen zijn waarop de economie drijft. Onze redders in nood.

Da's uiteraard quatsch. Onze redders zijn de ondernemers, en dan in het bijzonder de kleintjes, de nieuwkomers. De grote werkgevers maken helemaal niets klaar, want als zij dat wel hadden gekund, was dat gebeurd. Of spelen andere afwegingen en belangen een rol?

Ik denk dat het karakter van ondernemen bij hen principieel is veranderd. Ondernemen is meer dan ooit (extreem) winstmaken geworden. De klein-ondernemer maakte uiteraard ook winst, maar wel in dien mate dat-i ervan kon léven. Met de ontdekking dat een beurs ook kan worden gebruikt om geld te verdienen, zijn de sluizen open gegaan. Veel meer mensen dan de ondernemer werden afhankelijk van de beursgenoteerd onderneming. Winst werd het doel. Het product niet eens het middel, maar de dekmantel.

Grote werkgevers tonen dat nog het duidelijkst. Enorm populair is de redenering dat er personeel moet afvloeien omdat de markt eist dat men flexibel is. Jij en ik kennen daarom voorbeelden van bedrijven die eigen personeel ontslaan om hen daarna als zelfstandige in te huren. Da's flexibiliteit: loyaliteit en solidariteit van één kant, en niet die van de werkgever.

We zouden het beestje bij de naam moeten noemen: iedere werkgever die zo opereert, is een lafaard die zijn verantwoordelijkheid ontloopt.

Voor iemand die zo redeneert, telt alleen het geld. Dat binnen harken kun je groter maken door de kosten zoveel mogelijk af te wentelen, op anderen, op de maatschappij. Dát is wat flexibilisering in essentie doet: de werkgever wil naar willekeur kunnen beschikken over 'arbeid' en maakt zich niet druk over de gevolgen. Inderdaad, de vergelijking met de vervuilende industrie dringt zich onweerstaanbaar op. Ook daar telden alleen de inkomsten; de gevolgen waren voor de samenleving. Die mochten Griftparken en honderden lokale vervuilingen laten opruimen. En dat is nog maar alleen Nederland.

Ieder bedrijf dat flexibiliseert, toont z'n ware aard. Of het nu wel of niet op hun website staat; maatschappelijk verantwoord ondernemen is het niet. Evenmin maakt uit of het een produktiebedrijf is of een dienstverlener in de semi-publieke sector.

Flexibiliseren is afschuiven.

Van 'het bedrijfsleven' moeten we dan ook niets verwachten als het gaat om mogelijke opleving van de economie. Dat is de biotoop geworden waarin de winstdenkers, de beursdenkers gedijen.

Daarop bestaat een uitzondering: het kleinbedrijf. Wellicht is het een geromantiseerd beeld - want het is en blijft vooral hard wérken - maar in die kleine bedrijven gaat niet om zoveel mogelijk winst ten koste van alles. In veel gevallen gaat het nog om de klant en/of het realiseren van een droom. Daar bestaat een principieel andere drijfveer.

De toekomst zal uitwijzen of het zo gaat: mijn voorspelling is dat de verdiepende en verbredende kloof tussen have's en have not's zich ook laat zien in ondernemingenland. Daar blijft een klein aantal waanzinnig rijke bedrijven overeind en een enorm aantal kleintjes.

Die groten zullen onaantastbaar blijken, en álle belangen overstijgend. Geen enkele autoriteit zal hen kunnen corrigeren. Je tijd daaraan besteden, is verloren energie. In die parallelle wereld, die leeuwenkuil, maken de jongens en meisjes elkaar wel af.

Grote vraag is wanneer wij ons van hén afwenden en met onze overheden richten op de menselijke maat, de sociale ondernemingen, de kleintjes waar jij en ik nog betekenis hebben. Wanneer richten we ons op bedrijven die in het sociale weefsel passen en die níet hun verwantwoordelijkheid ontlopen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten