Posts tonen met het label betrouwbaarheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label betrouwbaarheid. Alle posts tonen

vrijdag 9 augustus 2013

De onbetrouwbaarheid van gemeenten

Mijn plan was níet te bloggen over het onderwerp. Maar je kunt op je schreden terugkeren. Dat gebeurde dus ook mij.

Vandaag schreef, onder andere, de De Volkskrant dit:
20130809-165507.jpg

Ouders betalen voor hun kinderen. Da's het uitgangspunt. Maar er zijn uitzonderingen, zoals op alles uitzonderingen zijn. Eén daarvan is de Onbekende Vader. Dat kan een man zijn die ontkend vader te zijn of die uit het leven van de moeder verdween. Er zijn vast meer variaties. Van belang is dat moeder een kind heeft waarvan de vader niet erkend dat het het zijne is. En voor iets waarvoor je niet verantwoordelijk kunt worden gehouden, betaal je niet. Logisch.

Het aantonen van vaderschap is niet zó moeilijk. DNA zijn de drie wonderletters waarmee een genetische band kan worden vastgesteld. In rechtszaken wordt de techniek ook vaak gebruikt omdat ze boven twijfel uitsluiting geeft. Vooralsnog.

Wat nu uitermate idioot is in de beschreven situatie, is dat gemeenten zich op bijna identieke wijze opstellen als de oplichters die nepfacturen sturen. Je kent het verhaal vast; je krijgt een factuur die er enorm serieus uitziet en de afzender hoopt dat je onnadenkend betaalt. Die handelswijze heet oplichting. Het verschil met de gemeente is dat die zich niet baseert op een door hen uit de duim gezogen verhaal, maar wel op een door iemand anders mogelijkerwijs uit de duim gezogen verhaal!!

Grote steden - waarom gróte steden? - blijken steeds vaker verhaalsacties uit te voeren op mogelijke vaders. Dat klinkt acceptabel. Maar de grondslag voor hun actie is de bewéring van een moeder dat dit de vader is. Kijk, dat is toch echt te zot voor woorden.

Maar, zeg je nu, er komt toch een rechter aan te pas als die aangeklaagde vader het er niet mee eens is?

Dat mag niet eens gebeuren. Het is al te gek voor woorden dat in een relatie met de overheid een burger zijn ónschuld moet gaan aantonen. Laat de overheid met wettig en overtuigend bewíjs komen. Deze hele ontwikkeling zet de poorten wagenwijd open voor allerlei ongefundeerde aantijgingen. Zeker als de krant meldt dat
bijstandsmoeders onder druk (worden) gezet de naam van de verwekker van hun kind te noemen

Dat is al twijfelachtig. Maar het wordt nog kwalijker.

Als de gemeente van mening is dat jij de vader bent, is dat voldoende grond. Die mening is dan wel gebaseerd op informatie van de moeder, maar de facto stelt zo'n gemeente zich dan op als scheidsrechter: "wij hechten meer waarde aan het woord van de moeder dan aan dat van u".

En dus wordt de aangeklaagde man aangesproken op de onderhoudsplicht van de vader. Nogmaals, vaders hébben onderhoudsplicht. Moeders ook. Maar het moet wel buiten kijf staan.

Griezelig Kafkaïaans wordt het als je leest dat een rechtbank het besluit van de gemeente (Rotterdam) toetste en toestond; omdat de aangeklaagde man geen verweer voerde en "de rechter zich baseert op de informatie van de gemeente". Dat 'geen verweer', beweert hij zelf, is omdat hij niet eens wíst van de rechtszaak.

De gemeente als criminele organisatie.

Hoe lang gaat het nog duren voordat we worden geconfronteerd met gefabriceerde verhalen? Hoe lang duurt het nog voordat de gemeente voor het karretje van belangen wordt gespannen? Zijn alle ambtenaren tegenwoordig ook deskundige opsporingsambtenaren?

De gemeente drijft steeds verder weg van haar positie als neutrale partij. Wat deze kwestie vooral duidelijk maakt, is dat ook de overheid, in casu gemeenten, zich bedient van dubieuze praktijken en zich meer en meer opstelt als verzekeraar. Ook die proberen hun vergoedingen terug te halen bij de tegenpartij.

De overheid. Misschien moeten we díe maar privatiseren. Zelf doen ze het op een halfzachte manier die alleen maar achterdocht kweekt.

vrijdag 7 juni 2013

En de eerste drie regels zíjn...

Vandaag is zo'n dag dat de blogpost een makkie is. Ik kan me er vanaf maken door je te wijzen op een artikel in Slate, want alles wat hieronder gaat komen, is daar uit gehaald.

Het is typisch zo'n onderwerp waarvan ik vond dat het goed is als het geregeld terugkeert in de aandacht: de vluchtige manier van lezen, van informatieverwerken. Ik zou eens moeten zien te turven hoe vaak ik dat verwijt voorbij zie komen op Twitter: dat iemand niet goed las. Ik heb er zelf ook last van, hoor. Soms laat je je helemaal meeslepen in die ongrijpbare drang ook eens ergens de eerste mee te zijn of de spitsvondigste van het stel. Maar als je dat wilt worden, moet je het juist níet nastreven.

Een nieuwtje is maar een deel van het verhaal. Veel belangrijker is wie degene ís die het brengt. Want de (status van de) brenger van het nieuws, bepáált meteen (of) het nieuws (is). Dan kun jij nog alle gelijk van de wereld hebben, als een BN-er precies dezelfde boodschap later brengt, is dát waarschijnlijk het bericht dat wordt gezien als het eerste. Lullig. Maar waar. En niets nieuws onder de zon, want zo werkt de werkelijke wereld ook. Inhoud is veel minder belangrijk dan we denken (wat dus echt anders is dan: inhoud doet er niet toe).

In Slate, dus, las ik vandaag een artikel met de titel You Won’t Finish This Article; Why people online don’t read to the end. Het antwoord op de why-vraag komt niet echt uit de verf, maar het artikel is desalniettemin lezenswaardig en informatief.

M'n advies is nú de vorige hyperlink te gebruiken en het originele artikel te lezen. Ik pik er twee citaten uit voor de overblijvers.

I’m going to keep this brief, because you’re not going to stick around for long. I’ve already lost a bunch of you. For every 161 people who landed on this page, about 61 of you—38 percent—are already gone. You “bounced” in Web traffic jargon, meaning you spent no time “engaging” with this page at all.

So now there are 100 of you left. Nice round number. But not for long! We’re at the point in the page where you have to scroll to see more. Of the 100 of you who didn’t bounce, five are never going to scroll. Bye!

OK, fine, good riddance. So we’re 95 now. A friendly, intimate crowd, just the people who want to be here. Thanks for reading, folks! I was beginning to worry about your attention span, even your intellig … wait a second, where are you guys going? You’re tweeting a link to this article already? You haven’t even read it yet! What if I go on to advocate something truly awful, like a constitutional amendment requiring that we all type two spaces after a period?

Wait, hold on, now you guys are leaving too? You’re going off to comment? Come on! There’s nothing to say yet. I haven’t even gotten to the nut graph.

Het is en blijft un peu onthutsend: vijftig procent van de lezers haalt de helft van een artikel niet. Ernstiger is dat een grote groep eigenlijk niet verder komt dan de eerste regels, het eerste schermbeeld. Heel terecht stelt Farhad Manjoo dan ook de vraag wat die mensen eigenlijk wél lazen en opnamen.

En wat ze (dan dus ) doorgaven via social media.

There’s a very weak relationship between scroll depth and sharing. Both at Slate and across the Web, articles that get a lot of tweets don’t necessarily get read very deeply. Articles that get read deeply aren’t necessarily generating a lot of tweets.
(...)
Schwartz tells me that on a typical Slate page, only 25 percent of readers make it past the 1,600th pixel of the page, and we’re way beyond that now. Sure, like every other writer on the Web, I want my articles to be widely read, which means I want you to Like and Tweet and email this piece to everyone you know. But if you had any inkling of doing that, you’d have done it already. You’d probably have done it just after reading the headline and seeing the picture at the top. Nothing I say at this point matters at all.