Een vraag. Want ik weet het ook niet. Wel zat ik vanochtend naar nieuws te kijken over de straf die aan een paar jongens is toegekend. Dat is op verschillende plekken aangehaald. Dit is zoals Nu.nl het bracht:
De rechtbank in Den Bosch heeft woensdag lagere straffen opgelegd aan drie Belgische verdachten die in januari betrokken waren bij een mishandeling in Eindhoven, omdat beelden van het geweld herkenbaar zijn uitgezonden.
Ik heb eerder al 's betoogd dat ik vind dat je rechten verliest als je zware misdaden begaat. Dat is geen vrijbrief. Politiemensen zouden bij 'heterdaadjes' minder rekening moeten kunnen houden met rechten. Maar da's andere discussie: die over 'opsporen met je ogen dicht en je handen op de rug gebonden'.
Toch past ook dit bericht in de lijn van goed beschermde verdachten. Té goed?!
Bij het begaan van zware overtredingen verspeel je tijdelijk je recht op privacy. Dat recht herstelt zich na een vonnis. Dat is hoe ik in grote trekken de regel zou willen zien.
Een volksgericht is voor mij geen rechtzaak. Dat is ook de bedoeling niet. Maar de redenering die hier wordt gevolgd heeft nog helemaal niets van doen met een volksgericht. Wel met het standaardeffect van stoom afblazen over, in dit geval, volslagen zinloos geweld. Ook zonder openbaring van de beelden was dat gebeurt. Misschien beperkter, misschien anoniemer - zonder gezichten, zonder beelden, mét omschrijvingen - dus zo bijzonder is dit niet.
Volkswoede in toom houden, is geen sinecure. Maar om het nu om te draaien en te stellen dat al die mensen die oordeelden in woorden ook een deel van de straf waren - want dat is de facto het gevolg van strafvermindering - is onjuist. Daarmee wordt een verdachte geconfronteerd met nóg een mogelijkheid tot strafvermindering: zorgen dat je vaak genoeg in beeld was. Een soort kortingsactie.
In zijn - juiste - neiging zo zuiver mogelijk te oordelen, neigt de rechtbank nu naar het té nauwkeurig proberen vast te stellen van de uitvoering van de strafmaat. Dat past dan wel in de maatschappelijke tendens om alles maar te kwantificeren, mee te wegen of te berekenen, maar het legt óók de wortel aan iets veel belangrijkers: rechtvaardigheidsgevoel.
Dat rechtvaardigheidsgevoel zegt me dat de rechter de uitspraak onbelast, afgewogen en controleerbaar moet doen. Of er veel of weinig media-aandacht was, mag op de strafmaat en uitvoering nooit van invloed zijn.
Het hellend vlak wat we nu zijn op gegaan, kan heel goed leiden tot een heel verwrongen positie voor de media: die van verslaglegger én rechter. De Rijdende Rechter Plus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten