Dat de Leidse WMOraad een ronde van twaalf 'gesprekken met de wijken' voert is zeer lovenswaard. Ze moeten toch iedere keer weer de energie opbrengen om het hetzelfde verhaal te brengen en ongeveer dezelfde vragen en suggesties aan te horen. Dat is één kant. De belangrijkste is de andere; die van degene om wie het gaat: de buurtbewoner, de problematische jongere, de zorgbehoevende, de inactieve. Tijd om eens te horen hoe dat er aan toe gaat: zo'n avond.
Om met de deur in huis te vallen: teleurstellend.
Iedere wijkbewoner kan zich aanmelden voor de gesprekken. In zíjn of haar wijk liefst, en óver die wijk. In 'mijn' wijk bleken dat zo'n twintig personen, waarvan een ruime minderheid alleen bewoner was. Het was opvallend hoeveel beroepsmatig betrokkenen aanwezig zijn. Wat ook meteen opvalt, is dat alle aanwezigen blank en vrouw zijn. In een wijk die een grote hoeveelheid andere huidskleuren, geloven en nationaliteiten herbergt. Die scheeftrekking werd overigens door de WMOraad erkent als een probleem. Een belangrijke opgave is dan ook hoe alle groepen bij de samenleving te betrekken.
Want dat is de feitelijke vraag. Er wordt niet alleen links en rechts, maar óveral bezuinigd. Op veel plaatsen is de oplossing voor de daardoor ontstane gaten: 'dat zullen wé met z'n allen moeten opvangen. De overheid kan niet alles. We zullen weer meer onderlinge hulp moeten opbrengen'.
Een mooie stelling en ook een waarop nogal wat valt af te dingen. Het klinkt zo idyllisch – die onderling hulp van 'ooit' – maar niemand die 'ooit' definieert en ook wordt met geen woord gerept dat veel van die hulp uit ellende ontstond. Dat selectief putten uit argumenten en geschiedenis domineert het gesprek bijna continu.
De WMOraad, zo legt de voorzitter uit, is voor de gemeente “de manier om in contact te komen met de organisaties die er verstand van hebben”. Met 'er' wordt dan gedoeld op de problematieken van hun achterbannen en van de oplossingen. Het wrange aan die houding is dat het hoofddoel van de hele omwenteling is iedereen meer te betrekken en weerbaarder te maken. “Die er verstand van hebben” devalueert de burger niet alleen, maar kan met alle gemak van de wereld worden opgevat als beledigend. “Het gaat uzelf aan, maar u heeft er geen verstand van”.
Precies diezelfde houding spreekt uit de overheids-ideeën. Het is niet de bedoeling om meteen bij de overheid aan te kloppen voor hulp, maar eerst in het eigen netwerk op zoek te gaan. Ook dat is al veronderstellend: dát dat netwerk er is, dát er niet eerst naar een oplossing is gezocht en pas daarná bij professionals wordt aangeklopt. Uit de woorden van degene die 'het beleid' probeert uit te leggen, kunnen we opmaken dat we pas daarna 'in gesprek gaan'. Eerst over wat in eigen kring mogelijk is. In dat gesprek zal een volslagen onbekende beoordelen of de vraag terecht is en er niet andere opties dan professionele hulp mogelijk zijn. Dat dat geen eenvoudig traject is, erkent de wetgever door de benoeming van de functie '(persoonlijk) cliëntondersteuner'. Daar waar de wetgever denkt aan gecertificeerde professionals uit het beroepsveld, dringt zich gedurende de twee uur het antwoord op dat de cliënt daarvoor het best een advocaat kan meenemen.
Het oordeel 'teleurstellend' wordt enorm gevoed door het veel herhaalde “Dat weten we nog niet” en “Uw zorg wordt gedeeld”. Tegelijk kan worden opgetekend dat “sommige spelregels bedacht zijn aan de tekentafel, ver weg van de praktijk”. Maar ook dat “gemeenten veel ervaring hebben met vrijwilligerswerk” en dat het “voor organisaties moeilijk is mantelzorgers te vinden”. De gemeente heeft ervaring met het financieren van vrijwilligerswerk, maar dóet zelf niets met vrijwilligers. Dat maakt het denken over de inzet van onbetaalde werkers – zoals die onvindbare mantelzorgers – ook zo discutabel.
Men wil voorkomen dat mantelzorgers afbranden onder de druk. Het enige wat men kent, zijn de gekende mantelzorgers. De mensen die voor PGBers zorg(d)en, de mensen die afgebrand zíjn. Dat mantelzorg een vorm van informele hulp is, die je niet formeel kúnt benaderen dringt niet echt door. Het verklaart wel dat men alleen daar wil inspringen “waar het écht misgaat”. Wat ís echt: wat de betrokkene als echt ervaart, of dat wat wordt bepaald door heel andere agenda's?
De uitleg, die alleen over zorg, –heel kort over (een deel van) jeugd ging en werk in het geheel niet noemde, nam een uur. De resterende vijftig minuten waren bedoeld om binnen die context 'goede ideeën voor de buurt' te inventariseren. Het zal niemand verwonderen dat in zo'n complexe situatie dat een mager resultaat opleverde.
Het begin is er. Dat is wat de WMOraad in elk geval bereikte. Hulde ook voor de moedige stap een zo'n complex proces in te stappen. Of dat op deze manier tot een bevredigend resultaat gaat leiden, dient te worden betwijfeld. Een betrokken samenleving eist veel principiëlere veranderingen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten