Een paar dagen geleden heb ik er een paar gedwongen op de bank doorgebracht, met ijs op m'n knie. Acute slijmbeursontsteking. Toen ik jong was, waren die dagen dat je ook genóót; van het feit dat alle anderen op school zaten, van de verzorging, van de dingen waarvoor je ineens tijd had. Op school zit ik al lang niet meer. Verzorgen moet ik zelf regelen. En inmiddels heb ik genoeg ervaring om te weten dat veel 'dingen waarvor je nooit tijd hebt' vaak héél weinig van doen hebben met beschikbare tijd.
Daar zit je dan.
Een beetje Reis door mijn kamer nadoen? Al 's gedaan. In deze tijd bieden social media en de vensters op het wereldwijde web de afleiding (en de vraag: wát als de electriciteit uitvalt, of als we op vakantie zijn?).
In elk geval. Op mijn bank heb ik zowaar weer papieren boeken gelezen, muziek geluisterd - het lukt me slecht om te lézen met muziek, maar wel te schríjven met muziek. Ook zoiets vreemds - en rondgezworven in de digitale wereld.
Daar stuitte ik op een plek waar ik ongelogen een paar uur heb rondgezworven. Een archief. Van kranten die in Leiden en omstreken zijn verschenen. We hebben hier een heel interessant Erfgoed Centrum Leiden en Omstreken, waar Archief, Monumenten en Acheologie worden samengebracht. De meerwaarde kom je nu al af en toe tegen doordat monumentenmensen informatie krijgen van archeologiemensen, en vice versa.
De websites en de bestanden zijn nog niet geïntegreerd en dus moet je voor 'mijn ontdekking' naar die van het Regionaal Archief. Daar bevindt zich die verzameling. Het is een krantenviewer, een zoekmachine en presentator van kranten van 1720 tot en met 2006. Mocht jouw gemeente ook zoiets hebben: neuzen en probeer je eens voor te stellen wat je leest.
Nogal ambitieus, en voorspelbaar, ben ik op zoek gegaan naar die eerste krant. Die is er inderdaad, de Leydse Courant van 14 juni 1720. Een krant van wel vier pagina's. En toch ben ik veel te ongeduldig om die te spellen.
Het is opvallend hoe weinig lokáál het nieuws is in 1720. De krant, die blijkbaar alleen vrijdags verscheen, is een venster op de rest van de samenleving en geeft vooral de wereldgebeurtenissen elders weer; voor zover men denkt dat het belangrijke gebeurtenissen zíjn. In vergelijking met ons dagelijks nieuws, uit diverse bronnen, en nieuws op macro-, meso- en micro-niveau behandelend, is dit heel anders. Nadat wél het aantal paarden en rijtuigen van koninklijke hoogheden worden genoemd, wordt slechts een enkele regel gewijd aan lokaal nieuws: veilingen ende verkopingen.
Heel anders is dit.
Het is het Leidsch Dagblad van 7 oktober 1940 en ik was eigenlijk op weg naar de hongerwinter(ervaringen). De krant bevat nu veel meer lokaal nieuws (naast de propagandateksten uit Duitsland).
Als je door dergelijke kranten 'bladert' ontvouwt het stadsleven je (een beetje). Enerzijds gaat het gewoon z'n gangetje en wordt er nog geadverteerd en gezocht naar baantjes, zoals 'dagmeisje'. Een groot deel van de informatie gaat ook over overleven. De meldingen welk bonnummer die week aan de beurt is. Recepten voor cake, van brood. Alles wat we op school hebben moeten leren, in grote trekken.
Zoals over de verduistering. Maar dat je dan de plomp in kan lopen; dát realiseer je je minder. Veel van de plekken die in dit artikeltje staan, kennen de meeste Leidenaars. Je kunt je zo goed als niet voorstellen dat het daar zo donker is geweest dat je de gracht in liep.
En toch gebeurde het. Dáárom was de verplichte retraite op de bank zo goed. Onverwacht had ik de kans een beeld te vormen, op basis van verslagen van stadsleven.
Dit is op wendywie herblogd.
BeantwoordenVerwijderen