Er trok een optocht door de stad. Een vreemde optocht. In zeker opzicht had-i wat weg van de optocht die Boudewijn de Groot ooit bezong in Het Land van Maas en Waal. Voor een neutrale toeschouwer dan.
Het was niet bepaald een optocht van zotten en gekken, zoals die ooit door Bosch zijn geschilderd en door De Groot als beeld gebruikt. De vergelijking drong zich vooral op aan de toeschouwer die zich afvroeg: wat zíe ik hier in vredesnaam?
Door de straten trok een gezelschap van gevarieerde leeftijd. Behoorlijk oude mannen en vrouwen, jonge mannen en vrouwen; en niemand die iets anders deed dan lopen. Als entr'acts een aantal karakteristieke rijtuigen, karossen en bierwagens, en voorop de paar man studentenweerbaarheid.
Dit was, naar hun eigen idee, de fine fleur van de samenleving: het Leids studentencorps dat zijn tweehonderd jarig bestaan vierde. Een memorabele leeftijd.
Je kunt je druk maken over de vraag hoe het mógelijk is dat de stad zo kan worden ontregeld door een jubileum. Er is ook een leegstaand schoolgebouw inclusief omliggende velden voor de gelegenheid omgebouwd tot feestterrein en -gebouw. Als je enkele duizenden mensen verwacht, is dat niet zó vreemd. Dat de effecten ingrijpend kunnen zijn, bewijst een naburig villadorp waar men uiteindelijk niet toestond een feestvierende meute op het strand toe te laten.
Het corps heeft een ambivalente verhouding met de stad. De burgemeester prees de verstandhouding met de stad, zoals die de laatste jaren bestaat. Dat is een hele verandering ten opzichte van de generaties daarvoor toen de stad als een wildreservaat leek te worden beschouwd. De verhalen in de stad zijn er legio. Over gloeiendhete muntjes die vanaf het balkon naar de (arme) kinderen op straat werden gegooid, over de vechtpartijen (veldslagen) vlak voor Drie Oktober, over de 'heeren' en hun houding.
Da's weg. Het is herinnering en historie. Een reliek.
Voor sommigen leek dat moeilijk als je de optocht zag. Was het weemoed? Was het verdriet over een verdwenen tijdperk?
In elk geval kon je je enorm verbazen over degenen die toch weer terug grepen op brallend gedrag. Of het nu de groep verklede corpsleden was die de orde 'op ludieke orde'trachtte te verstoren. Door sit in's - ooit een hippie-aanpak - en door zich vooral als mannetjesapen te manifesteren zo gauw er vrouwen of een rijtuig met vrouwen in beeld kwam. Natuurlijk doe je dat met een pils in de hand.
Het publiek liet het geheel vrij gelaten aan zich voorbij gaan. Wie tussen het publiek stond, kwam er vrij snel achter dat die het meer zagen als een tijdelijk obstakel op hun weg. De optocht werd dan ook continu doorkruist door wandelaars, fietsers, scooters en kinderwagens. Met Drie Oktober moet je dát nou net niet proberen; dat lukt je niet.
Het opvallendst was in mijn ogen iets anders. De oudste corpsleden liepen stuk voor stuk met flessen sterke drank in de hand of in de zak van het colbert. We hebben het dan over oude mannen en vrouwen uit de jaren 1930-1950! Die straalden daarmee nog helemaal de arrogantie van de corpsbal uit.
In dat opzicht was het daarmee het surrealistisch beeld van Boudewijn de Groot: wat wás dit?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten