zaterdag 2 maart 2013

Samenwerkende professionaliteit


Van de week was ik bij een voorlichtingsbijeenkomst over nieuw sociaal beleid bij ons in de gemeente. Het werd een standaard-avond: een zaaltje met belanghebbenden, daarvoor een wethouder met voorlichters. Op een scherm de onvermijdelijke Powerpointpresentatie (bij ons zijn ze - gelukkig - nog niet zo hip dat ze je zeeziek maken met Prezi). Vooraf koekjes en koffie en na afloop fris en licht alcoholisch plus nootjes en zoutjes. Standaard, kortom.

De wethouder beloofde twintig minuten te gebruiken om het vierjarig beleidsplan neer te zetten. Dat eist presentatievaardigheden. Laat ik volstaan met de nuchtere vaststelling dat ze bijna veertig minuten gebruikte. Standaard, kortom.

Wat ondermeer opvalt tijdens zo'n avond is de stereotype, haast saai-voorspelbare aanpak. Alhoewel direct belanghebbende organisaties loftuitingen uitten als "sprankelend" en "inspirerend", moet ik bekennen dat ik verbaasd was over de ideeën.

Je mist in de plannen stomweg het lokale karakter. Als je zo'n wethouder hoort, dan zou dat verhaal net zo goed in een buurgemeente of in een gemeente honderden kilometers verderop kunnen worden gelokaliseerd. Maar wat er nu specifiek is voor ónze gemeente? Ik heb nog geen duidelijk beeld. De beleidslijnen, de -kaders, de -clusters, ja zelfs de -ordening zijn zo algemeen dat het meer weg heeft van een invuloefening.

Voordat de kritiek komt, dat onze gemeente wel degelijk zelf beleid ontwikkelt; de kritiek geldt de manier waarop dat dan wordt bekendgemaakt aan de bevolking. Zo'n gemeente moet toch een aansprekend, éigen verhaal hebben? Een échte visie? Eentje waar de bevolking van zegt: 'ja, dat snappen we'. Dat ís er niet. Dat miste ik. Dat maakt dat ook de komende vier jaar de aansluiting bij de bevolking waarschijnlijk minimaal is.

Het wrange? Dat ambtenaren die je spreekt, stuk voor stuk denken het beste te doen voor hun burgers. Maar de gekozen woorden en de gekozen opstelling maken óók duidelijk dat diezelfde ambtenaren dat niet vanzelfsprekend mét burgers doen. Ook niet in deze tijden en met deze mogelijkheden. Het is en blijft zénden.

Wat eveneens opvalt, is de rappe opmars van de ontdekking van de integrale aanpak. Sinds een paar jaar word je dood gegooid met beleid dat 'is gericht op maatwerk', 'op de burger en diens situatie', 'op ketenafstemming en -samenwerking', op 'integrale aanpak zonder zuilen, kolommen of schotten'. Mooi, denk je dan: eindelijk wordt erkend dat de burger centraal moet staan en de overheid dienstverlenend volgt.

Toch?

Of is het ook zo dat het ook wel makkelijk is als je met meerdere partijen een zorgomgeving moet vormen? Zou het ook zo kunnen zijn dat al die afhankelijkheden ook een prima startpunt zijn voor zwartepieten? Dat het niet lukken van een geïntegreerde aanpak zometeen gaat leiden tot enorme disputen over de vraag wie nu wat en waarom fout deed?

Het is mogelijk wat cynisch gedacht, maar mij valt op dat veel van die ketengedachten ontstaan in situaties en op momenten dat het vinden van oplossingen moeilijk is: de ketens in de sociale zekerheid (die voor uitkeringsgerechtigden bar weinig opleverden), de reïntegratie (idem), maatschappelijke zorg/WMO, veiligheid.

Nu ben ik groot voorstander van integratie. Maar dan wel ook écht. Dan moeten betrokkenen hun autonomie durven en willen opgeven. Dan moeten identiteiten kunnen wegvallen en professionaliteit samengevoegd. Dát is integratie. Dát is het belang van de klant, de burger, de patiënt: samengevoegde professionaliteit.

En dat is dus echt anders dan samenwerkende organisaties. Sterker, ik denk dat ik gisteravond tussen de regels door hoorde hoe organisaties allang bezig zijn met het éigen hachie. Niet het jouwe of het mijne.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten