Via Twitter werd ik vandaag geattendeerd op een artikel in NRC.nl. Daarbij hoort deze foto:
Het gaat om het speldje dat vier kamerleden droegen. Dat ding heet de Prinsenvlag en heeft een geschiedenis. Dat stukje snappen de dragers van de speldjes wellicht niet.
Doordat zij een symbool dragen, maken zij zich helemaal afhankelijk van interpretatie.
Op school leer(de?) je dat de Prinsenvlag de vlag was van de opstandelingen tegen de Spaanse overheerser. De geschiedenis maakt helden van hen. Die periode was vrij kort. Na de Spanjaarden overheersten de Fransen de lage landen. Na hún vertrek ontstaat onze nationale driekleur definitief: rood-wit-blauw. Oranje-Blanje-Bleu verdwijnt in de geschiedenis.
Een gemiddelde Nederlander zal zich niet storen aan die betekenis. Het is een periode die lang achter ons ligt. De nuances zijn verdwenen. Wat rest, is het beeld van een land dat zich ontworstelt aan een vreemde overheerser, een andere mogendheid.
Dat beeld is later gebruikt door figuren en partijen die een soort van alleenrecht opeisten op, laten we zeggen, de maatschappelijke hygiëne in Nederland. De bekendste is de politieke partij NSB, die, gelijk de PVV, maatschappelijke onvrede een stem gaaf. Als symbool gebruikte zij de Prinsenvlag, de vlag waaronder een zootje ongeregeld, de geuzen, de strijd tegen de Spaanse overheerser begon. Sindsdien wordt de Prinsenvlag vooral gezien, én gebruikt, als symbool van extreemrechts.
Openlijk steun betuigen aan mensen, partijen en idealen die massamoord en genocide tot gevolg hebben gehad, is niet zonder risico. Wat is er dan mooier dan een symbool te gebruiken dat ook appelleert aan een gedeelde waardering: de strijd van de geuzen?
Het probleem zit 'm in het symbool.
Op het moment dat een symbool meerdere betekenissen heeft, kan de drager ervan wel een specifieke betekenis op het oog hebben. Maar als de waarnemer een andere betekenis zíet, is dát de boodschap. De betekenis van een symbool wordt bepaald door de ontvanger, niet de drager.
De tweedekamerleden voegen zich in een categorie die wordt bevolkt door scholieren die in de jaren '70 met Mao's Rode Boekje, het Rode Driehoekje - óók een speldje - of het Gebroken Geweertje 'de autoriteiten' provoceerden; de voetbal'fan' voor wie 'Joden' een geuzen(!)naam is; de Marokkaanse jongens die sissend aandacht trekken - "ik doe niets anders dan sissen". Zo zijn er nog talloze. De meeste delen we in in de categorie 'Ik heb je wel door, hoor'. Dat je denkt te provoceren, maar de ander niet geprovoceerd ís.
De truc hebben we allemaal op de lagere school gebruikt: iets doen en dan verwijzen naar een andere betekenis. "Zo bedoelde ik het helemaal niet, meester" Dat is zo'n beetje het niveau waar de kamerleden zijn aangeland met hun speldjes.
Ze hebben zich enorm kwetsbaar gemaakt. De truc werkt alleen dan goed als de verklaringen min of meer in evenwicht zijn in gebruik.
Dat geldt dus niet meer voor deze symbolen. Zoals je niet wegkomt met de redenering dat een hakenkruis óók een runeteken is, zo kom je niet weg met een andere betekenis voor de Prinsenvlag dan als symbool voor sterk nationalistische denkbeelden, zoals voor het laatst geuit door NSB, Stormfront en Volksunie. Dát is de dominante betekenis en dát is daarom wat de kamerleden uitdroegen: hun liefde voor die betekenis.
Het effect? Dat de kijker dénkt: "NSBer", "fascist" of zelfs "nazi".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten