Het leven is een aaneenschakeling van hollen en stilstaan. Da's, uiteraard, een overdrijving in dat gezegde. Een kern van waarheid zit er wel in. Op een of andere manier ervaren we geregeld allerlei concentraties. Leuke dingen die allemaal op datzelfde ene moment plaatsvinden. De ellende die wordt verdiept door nog méér ellende, vaak allemaal van het kleine soort. De onmogelijkheid ergens bij te zijn omdat je juist díe dag elders moet zijn.
Het is hollen of stilstaan.
In Leiden gebeurt niet veel. Soms gebeurt er in Leiden idioot veel. In één weekeinde. Dat heeft iets weg van binge eating (of drinking): eten totdat je niet meer kán. Ongeremd veel eten. Dat is inderdaad ziekelijk en een serieuze aandoening.
Twee weken geleden presteerde Leiden dat. Een weekeinde met zoveel aanbod aan leuke activiteiten dat het eigenlijk niet in één weekeinde paste. Ik heb het niet eens gered tot aan dat ongeremde; door de hoeveelheid sloeg ik dicht en deed niets.
Dit weekeinde ging gedoseerder. Leiden had z'n jaarlijkse Kunstroute: twee dagen lang zijn ateliers, galeries, kunstenaarsverzamelgebouwen, kortom de hele beeldende kunsten-santenkraam, open voor publiek.
Dat is echt leuk. Van kunst weet ik geen klap. Althans, ik kan er geen moeilijke verhalen over ophangen. Ik weet wel wat ik wel en wat niet mooi vind. Dat is genoeg. Plus dat je op plaatsen komt waar je anders niet (zo snel) komt.
Met een kennis ben ik een zonovergoten zondagmiddag begonnen aan de route. Vol goede moed. Prachtig weer en dus veel mensen op de been. Haagweg4, waar we begonnen, is een kunstcentrum dat in z'n eentje al een middag rondkijken vereist. Daar was het dus druk. En druk was het eigenlijk overal.
In de Meelfabriek - industrieel erfgoed dat binnenkort wordt omgevormd tot wonen, werken en ontspannen - kijken, stond ook op het lijstje.
Niet alleen de panden - de eerste keer dat beton op deze manier werd gebruikt - zijn bijzonder, ook de kunst die De Lakenhal, samen met Haagweg4 er onderbracht.
Inderdaad: het vogelnest is kunst. Dat ding is ruim manshoog en de kunstenaar heeft er ook een poos in geleefd.
In scherp contrast met die vervallende industriële omgeving was er ook het een en ander te vinden. Deze slak bijvoorbeeld. Als je dichtbij ging staan, hoorde je 'm ook nog voortbewegen.
Het idiootste was de gewaarwording dat sommige uitingen stomweg genegeerd worden.
De route door de fabriek wordt aangegeven met een witte lijn. Op tal van plaatsen is die lijn onderbroken met verklarende teksten. Over de jacht op duiven, het vergassen van muizen, de zak meel als kerstgratificatie, de bibliothecaresse. Al die teksten zijn in een voor mijn doen onwaarschijnlijk evenwichtig handschrift op de vloeren gegoten. Echt: letters even groot, allemaal even cursief en sierlijk, geen bibbering te zien.
Bij de ingang staat een grote tekst: de instructie voor het personeel. Om 'de daarvoor bestemde ingang te gebruiken', 'vijf minuten vantevoren aanwezig te zijn': dat soort van reglementsartikelen. Regel voor regel, in cadans. Dit, dus:
En dan komt er een of andere hork langs.
Die loopt plompverloren over de tekst. Of-t-i, of z'n vrouw achter hem aan, 'm ooit zag? Ik weet 't niet. Maar dat was wel het moment waarop je je realiseert dat alle kunst weerloos is, maar vooral dat de bron van ellende de respectloze hork is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten