"Ik maak bezwaar."
"O?!"
"Echt."
"Ennuh... wáár tegen?"
"Tegen lijstjes."
Een Freudiaan zal de oorsprong zoeken in afwijzing in de jeugd, in miskend gelijk. Zo'n beetje als 'te vaak horen dat je géén gelijk hebt dat we hier rechtsaf moeten voor de camping, waarna later blijkt dat het tóch rechtsaf was en niemand je daarvoor waardeert'. Dat, dus. Of, al een stuk waarschijnlijker, de in je jeugd groeiende frustratie van jezelf briljant vinden en tóch niet gezien en erkend worden.
Het zijn allemaal vormende ervaringen. Van mijn jeugd herinner ik me verschrikkelijk weinig (details) - ook dat zal wel iets betekenen volgens Freud. In elk geval zoek ik het allemaal niet zó ver weg in het verleden.
Nee. Het begint eigenlijk met een fietsende oplichter: Lance Armstrong. Niet eens zijn fietsen, of de lijstjes die dáár mee samenhangen, maar zijn kanker. Armstrong maakte ooit de verschrikkelijk foute opmerking dat hij kanker had overwonnen. Hoe, interesseerde me direct al geen klap meer. Dat 'overwonnen', die arrogantie, en vooral die dreun die hij uitdeelde aan al die kankerpatiënten die hun ziekte niet 'overwonnen'. Alsof ze niet genoeg hun best deden.
Als je maar je best doet, kun je álles bereiken (en dat denken inmiddels echt niet alleen de amerikanen, hoor). Als je geen werk hebt, is er vast iets op je aan te merken. Dat je chronisch ziek bent, komt doordat je niet op je eet- en leefpatroon lette.
Jij, jij, jij.
Jíj hebt het in de hand (gehad).
Het is er ingeslopen en heeft zich onverzettelijk vastgezet in onze denkwereld: het 'exclusief' denken. Zoals de afwijkende in de Middeleeuwen op een (narren)schip werd gezet en uit de samenleving verwijderd, zo laten we steeds vaker en meer mensen aan hun lot over. Dat was immers geen lot. Dat was gevolg van hun eigen gedrag en beslissingen.
En tegelijk wauwelen we over een participatiesamenleving.
Het is dus niet zozeer het lijstje op zich waartegen ik iets heb. Het is het effect ervan: uitsluiting. Hoe je het wendt of keert, degene die niet op het lijstje staan, zijn minder, doen niet mee, zijn buitengesloten. In iedere open omgeving is dat een pervers effect van lijstjes en rangordes. Pervers ook omdat de indruk wordt gewekt dat het jouw eigen gebrek aan inzet of talent is.
Zelfs in de sport - het énige domein waar rangordes wél iets zeggen - verwateren ze doordat stimulerende middelen de prestaties onvergelijkbaar maken. Daarbuiten zijn de beïnvloedbare factoren helemaal ondoorzichtig. Wat maakt je een betere schrijver dan je buurman? Verkoopcijfers? Wellicht zijn die gebaseerd op je uiterlijk, je levenswandel of uitgekiende marketing. Hoe haal je uit talloos veel miljoenen muzikanten en bloggers de beste? Dat kún je niet. Wat zo'n lijstje wél doet, is al die andere buiten sluiten, beledigen.
Natuurlijk moet je lijstjes niet afschaffen. Het kán niet eens. Lijstjes ordenen en reduceren de complexiteit van de wereld om ons heen. Neem ze echter wel voor wat ze zijn: máár een lijstje, in een wip vervangen door een ander. Dat geldt voor WHO-, UN- en andere overheidslijstjes, voor krantenlijstjes en voor jouw lijstjes.
En, lijstjessamenstellers, realiseer je heel nadrukkelijk dat er veel meer leuke, goede, inspirerende, moedige, hardwerkende, vrolijke, creatieve, intelligente en betere mensen níet op jouw lijstje staan dan wel.
En weet je wat lijstjes vaak nog veel mooier vertellen? Wie vriendjes is met wie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten