Ze doen me nog steeds aan lemmingen denken: amsterdammers. Iedere keer dat je er bent, verbaas je je over hun volstrekt idiote gedrag in het verkeer. Zoals lemmingen zich met ware doodsverachting van de rotsen storten, zo storten de amsterdammers zich in het verkeer. Daar waar de lemming het vanuit een collectief gevoel doet, lijkt de amsterdammer gedreven door hoge eigendunk. Verkeer, anderen, toeristen; het zijn hinderlijke bijverschijnselen in je leven. waarom zou je je er iets van aantrekken?
Het levert idiote taferelen op. Fietsers, brommers en voetgangers die maar doen wat hen goeddunkt. Nu ben ik nog steeds een groot voorstander van langzaam verkeer voorrang geven. Maar géven is toch echt iets anders dan némen. Nemen kan, als je dat verkeerd doet, heel slecht aflopen. Leukst zijn de automobilisten die menen dat in Amsterdam metropoolse allures en arrogantie gelden. Van die klungels die denken dat doordrukken om sneller op de plek van bestemming te komen, een goede weg is. Jammer; ik ben er dol op dergelijke aso's te dwarsbomen, zeker als ik een veel grotere bus bestuur. Dan blijf je netjes in je hok, hoe hard je ook claxonneert en naar je voorhoofd wijst.
Verbazingwekkend zijn ook de meningen van amsterdammers. Toeristen - dé kurk waarop de stad drijft - zijn een minderwaardig type mens. Die kunnen zich helemaal niet gedragen in het verkeer. Dan huren ze fietsen - of, erger, geruisloze electrische brommertjes - en schuiven ondoordacht door de stad. Een vreemd oordeel, want die toerist houdt de stad in leven. En de amsterdammers doen zelf wel voor hoe je moet fietsen in de stad: vanuit jezelf redenerend. Bijzonder raar dat je dan geërgerd kijkt naar vreemden die jouw voorbeeldgedrag volgen. Het is toch de mores van de straat? Zo leren Nederlanders toch ook te overleven in het Siciliaanse of Parijse stadsverkeer? Zo snel en goed mogelijk aanpassen. Dat dóen die toeristen ook.
Amsterdam blijft een gespleten stad. Ze teert heel erg op een imago uit het verleden, maar verloochent dat ook. Trots op de vrijgevochtenheid, op de vrijheid en de dynamiek. Dat is terecht, maar voor een groot deel gebaseerd op het verleden en de overgeleverde verhalen. Feitelijk is de stad een stuk burgerlijker dan het beeld dat amsterdammers cultiveren.
Natuurlijk zijn er enclaves te vinden die afwijken. Die zijn in iedere grote stad te vinden. In Amsterdam dus ook. Maar wie nu de binnenstad bezoekt, zal dezelfde sfeer aantreffen als willekeurig welke binnenstad. De hele binnenstad is vergeven van de feestverlichting: rond de boomtakken geweven, aan de gevels geplakt, in de etalages. Op de Dam is het echt grandioos 'over the top normaal'. De De Bijenkorf is werkelijk behángen met die lichtjes en zelfs het paleis is niet ontkomen aan de lichtsnoeren. Het verplichte kerstdorp is hier - uiteraard, want Amsterdam waant zich een wéreldstad - groter en ligt als één lang lint tussen de Dam en het Centraal Station.
Als ik op dagen als deze door zo'n stad als Amsterdam reis, dan bekruipt me toch iedere keer weer die gedachte over die dubbelzinnigheid: rebels en uitzonderlijk willen zijn, maar zo burgerlijk zíjn. Koningsdag? Je zou haast verwachten dat de stedelingen daarover kritisch zijn, maar het grootste feest is in Amsterdam te vinden. Dat geldt net zo goed voor de Gezellige Decemberfeestdagen; de stad doet er zó hartstochtelijk aan mee.
Het aardige daaraan is wel dat het voor veel mensen reden is eventjes onder te duiken in die lichtjessfeer. Die, als de avond valt, zo rustgevend de ellende van de dag wegpoetst. Even is de stad een sprookje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten