De angst verspreidde zich als een verlammend gas door de school. Gebruikmakend van het geroezemoes door de leerlingen: "Hij is er weer!". Beginnend op de begane grond werd, dat wisten we, heel systematisch het hele gebouw afgewerkt. Dan kwam-i de klas in en nam een stuk of zes klasgenoten mee.
Het busje van de schooltandarts.
Mijn eigen kinderen kennen het al niet meer. Maar in mijn jeugd was dit een angstbeeld: het busje van de schooltandarts dat voor de school verscheen. In kleine groepen werden we dan van school weggehaald en naar de wachtkamer van de schooltandarts, in een andere school, gebracht. Kinderen bij elkaar; dat zijn mooie ingrediënten om elkaar angst aan te praten. Tel daarbij op dat de tandartszorg toen nog lang niet zo goed was als nu - en de schooltandarts niet bepaald de vriendelijkste mens op aarde - en je snapt waarom sommige vijfenvijftigplussers zo hun bedenkingen hebben bij tandzorg.
Je was blíj dat je op een gegeven moment naar je eigen tandarts mocht. Wég van die enge geluiden uit de behandelkamer, alhoewel ook onze eigen tandarts er eentje was van "even flink zijn, hoor". Maar híj had tenminste een papegaai in de behandelkamer staan. Serieus.
Zo'n schooltandarts wekt de indruk dat er meer aandacht voor tanden kwam. Dat was zeker zo. Maar toch anders dan nu. Scheefstaande tanden bij jongetjes werden bijvoorbeeld minder problematisch geacht dan bij meisjes. Wellicht niet door de tandartsen, amar wel door de ouders. En die moesten betalen. Meisjes moesten 'aan de man' en er dus goed uitzien. Blijkbaar gold dat voor jongetjes minder. Beugels waren verschrikkelijk zeldzaam. Wolf en andere tandziekten niet.
Mijn huidige tandarts heeft niet zo veel meer te doen aan m'n gebit. Het wachten is op het verval.
Op een gegeven moment consolideren je gebitselementen. De kwetsbaarheid komt dan vooral voort uit de veroudering van eerdere reparaties en het beruchte 'terugtrekkend tandvlees'. Mijn generatie is voldoende geplombeerd om tal van kansen te hebben op gescheurde of gebroken vullingen en op afbrekende tanden vanwege zwakte door grote vlakken amalgaam.
"Mooi. Geen gaatjes" levert mij vijftig jaar later nog steeds een zekere opluchting op. En dat terwijl er een hele ervaring is opgedaan met 'extracties', wortelkanaalbehandelingen en het recht-op-en-neer boor- en vulwerk. Mijn grootste vriendin zal ze nooit worden, mijn tandarts, alhoewel het echt een vriendelijke dame is en we het over vanalles en nog wat hebben. Als zij niet in m'n mond wroet met haar apparaatjes.
Pas had ze een goed idee. Tandenragertjes. Die zouden nóg beter zijn dan tandenstókertjes. Nou, gék word je ervan. Die ragertjes blijk je makkelijk te kunnen buigen. Handig om tussen kiezen waar je moeilijk bij komt, te porren en te raggen. "Dat maakt beter schoon en de stokers gebruik je ook. Voor je tandvlees.".
Ze liggen hier nog steeds. Precies drie stuks heb ik er gebruikt. Toen werd ik woest. Die rotragertjes buigen óók als ze niet móeten buigen. Je kunt net zo goed met een sliert al dente gekookte spaghetti werken. Die is ook zo lekker hanteerbaar. Ik ben ermee gestopt. M'n zelfvertrouwen en vooral m'n psychische gesteldheid begonnen te lijden onder al die mislukte pogingen zo'n ragertje tussen twee kiezen door te persen.
Wat rest, zijn de tandenstokertjes. Die breken nog weleens af tussen je tanden of kiezen. Dan kun je aan de slag met pincetten om dat stukje 'hard hout' tussen je tanden vandaan te trekken of duwen.
Nee, echt, tandartsen zijn een bijzonder slag mensen dat er lol in ziet ons op te schepen met onmogelijk goed uit te voeren opdrachten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten