donderdag 9 mei 2013

De onzin van zelfbeoordelingen

Dit is echt een ideale vraag voor een persoonlijk gesprek wat deze blogpost is. Niemand kan in jouw hoofd kijken wat je denkt naar aanleiding van wat je leest. Hoe persoonlijker wil je het hebben? Dus: hoe goed denk jij dat jezelf eerlijk kunt beoordelen?

Mijn verwachting is dat het een nogal genuanceerd beeld zal zijn. Jezelf kennen, heeft veel kanten. Sowieso het 'kennen' op zich. Ik ken mezelf goed. Ik weet wat ik leuk vind, wat ik kan, wat ik angstverwekkend vind en wat ik niet durf. Maar da's helemaal gebaseerd op de praktijk, op wat ik meemaakte. Een heel bekende: ik heb geen idee wat ík zou doen in een oorlogssituatie, want dat maakte ik nooit mee. Evenmin weet ik niet hoe het is om te raften, vrijeval te springen of muziek te maken. Want ik heb dat nooit gedaan. Goed, muziek is een randgeval, want ik heb ooit een blauwe maandag geleerd gitaar te spelen. Maar da's zo'n vijftig jaar geleden en wat ik er aan heb overgehouden is de herinnering aan pijn van een in je pink snijdende snaar. Bij een plaatje als dit, vóel ik die pink weer:

20130509-140610.jpg

Maar muziek máken, emotie en beeld vergeluiden; ik kan het niet. Af en toe zijn er van die momenten dat je daarvan baalt. Ik heb van die muziek die mij helemaal overmeestert; dan zou je ook muziek willen kunnen maken. Maar ik ken mezelf: niet (meer) de souplesse in de ledematen, niet meer de tijd om het te leren en niet het doorzettingsvermogen om 'door de pijn' te gaan.

Jezelf kennen is één. Belangrijker is aan de buitenwacht duidelijk te maken wie je bent en wat je kan. Precies daar begint mijn twijfel. Ik denk dat veel mensen (tegenwoordig) niet meer goed in staat zijn aan te geven dat zij iets níet kunnen waarvan een ander verwacht dat zij het wél kunnen. In dat proces speelt beeldvorming een belangrijke rol. Het beruchte 'sociaal wenselijke' gedrag en antwoorden, passen hier. In een periode waarin je de normen en waarden van een groep leert kennen - de socialisatie - is dat handig om je aan te passen; voor zover je kúnt. Maar dat móet stoppen bij volwassenheid omdat de groep anders te maken krijgt met groepsdenken. Een betere omschrijving wellicht: hielenlikkend gedrag om maar erbij te horen.

Onze samenleving is - zeker de afgelopen decennia - in hoge mate ge-atomiseerd, geïndividualiseerd. Van individuen wordt verwacht dat zij zelfstandig wíllen en kúnnen kiezen (en het is maar zeer de vraag of dat ook zo ís). Dat leidt per definitie tot onzekerheid, omdat dát de essentie van kiezen is. Ter bestrijding van die onzekerheid dient 'de groep'. Aan de daar heersende mores - normen en waarden - kun je argumenten voor jouw keuze ontlenen. Het is dus bijna noodzakelijk 'ergens bij te horen'. Dan komt dus dat groepsdenken om de hoek kijken; want een afwijkende mening betekent meestal níet bij de groep horen.

Daarmee ontstaat een ietwat vreemde figuur. Voor de samenleving als geheel en de groep (subculturen) daarbinnen zijn die losdenkers noodzakelijk. Niet voor niets zie je op het moment overal pleidooien opduiken voor dwarsdenkers in bijvoorbeeld bedrijven. Maar voor de individuen zélf is dat geen echt prettige positie (tenzij er een netwerk los- en dwarsdenkers zou zijn).

Spiegelen, in het openbaar, is voor de meesten van ons dan ook niet eenvoudig.

In dat licht bezien zijn ook al die zelfbeoordelende systemen een tegenstrijdigheid. Het is leuk en aardig dat we elkaar lekker bezig houden met het invullen van vragenlijstjes, scores, SWAT-analyses, 'benchmarks' en modellen; maar de vraag is wat we daarmee bereiken.

Ik denk niets tot zeer weinig.

Nog afgezien van het probleem van de onzorgvuldig ingevulde gegevens, van de ontbrekende gegevens en van de achterhaalde gegevens, is er een veel fundamenteler probleem: dat van de onmogelijkheid jezelf in het openbaar te beoordelen. In de overal bestaande onderstroom aan verhalen bij gemeenten gaat bijvoorbeeld het verhaal dat veel van de statistische gegevens níet kloppen. Die kún je wegzetten als 'roddel en achterklap'. Het lijkt echter zinniger er van uit te gaan dat ze kloppen en dat - bewust én onbewust - een onjuist beeld is geschetst.

Op ongelooflijk veel plaatsen in de samenleving wordt van organisaties verwacht dat zij zélf gegevens aanleveren over hun functioneren. Van thuiszorg tot welzijnswerk, van gemeentelijke dienst tot gesubsidieerd project. Zowel in de private als de publieke sector. En allemaal gebaseerd op de veronderstelling dat 'we' neutraal cijfers zullen en kunnen aanleveren.

Een illusie.

Ooit had het CBS mensen in dienst die het land afreisden om gegevens op te halen. Dat was een dure grap. Maat het betekende wel dat een ongebonden persoon bij jou in het systeem keek en dat één en dezelfde keer op keer dezelfde beslissingen nam (daarmee voorkom je een van de grootste coderingsfouten: interpretatieverschillen).

Met steeds meer zelfbeoordeling, zelfcorrectie en zelfanalyse is de waarde ervan verminderd. ISO-gecertificeerd? Leuk, maar het is toch echt 'de slager die zijn eigen vlees keurt (en daarna een stempeltje vraagt voor de kwaliteit daarvan)'. Veel interessanter is het, als dat keurmerk wordt toegekend op basis van een onaangekondigde visitatie. Een waardering voor een ziekenhuis of een thuiszorginstelling? Ach, kom. Laat er eens customer journey mapping plaatsvinden of een mystery patient langsgaan. Niks cijfertjes. Maar kwalitatieve beóórdeling. Een vergelijking maken van diensten? Prima idee; maar haal zélf de gegevens op (het aardige is dat dat ook aan het gebeuren is door bij voorbeeld Roamler die smartphone-gebruikers daarvoor inzet).

Het is de rekenkracht die ons afleidde van waarom het écht gaat: onszelf en onze ervaringen. Dan moet je - minstens náást die kwantitatieve gegevens - de verhalen hebben. Dan moet je onafhankelijk kunnen oordelen. Dan hebben we weer personeel nodig dat ter plekke gaat kijken en beoordelen. Want de werkelijkheid blijkt niet uit cijfers.

20130509-173758.jpg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten