Wat is een mensengeheugen een onbetrouwbaar ding, zeg.
Op het moment zijn we bezig het ouderlijk huis te ontruimen. Da's een soort van ontdekkingsreis in je eigen verleden. Veel beelden blijken verdwenen uit je geheugen. Maar ze zíjn er nog wel. Soms maken ze dat je je ongemakkelijk voelt in je vel. Soms verwarren ze. Deze bijvoorbeeld.
Het is een foto uit een doos met oude foto's. Ik sta er op, samen met m'n broers en zus en m'n moeder. Heel waarschijnlijk is m'n vader de fotograaf. Voor de nieuwsgierigen: ik zit daar links op m'n hurken.
Ik kan me hiervan níets herinneren.
De foto van de foto - dat is het - is inmiddels zo wazig geworden dat hij goed voldoet als reliekje, maar straatnamen zijn niet te ontcijferen. Wel dat er een filiaal van Paul C. Kaiser was. Via de website van de Historische Vereniging Rijswijk vond ik een telefoonlijst uit 1950. Een gok. Een goede, denk ik.
De keten, later opgegaan in Hus, had een filiaal in de buurt van hét verkeersknooppunt van Rijswijk, Geestbrugweg/Haagweg. Het blíjft een gok, maar ik vermoed dat het deze plek is geweest.
Een waanzinnige wereld van verschil. Het rustige plein van begin jaren '60 met de stratemakers en het totale gemis aan verkeer op één auto na voor een rood verkeerslicht. Het bijna literair wachten op de tram naar Voorburg, op een valies. Als de tram zou arriveren, stak je over mét voorrang op al het andere verkeer. De hele foto ademt een onwerkelijke, verdwenen, sfeer.
Vijftig jaar later is het anders. De hectiek is adembenemend. De oversteek naar de tram is inmiddels zo gevaarlijk dat hekken en vluchtheuvels de veiligheid moeten garanderen. Je kunt je niet eens voorstellen dat je op het hedendaagse plein rustig voor de etalage van de bakker zou blijven staan om zijn waren te bewonderen.
Het terugzoeken van die paar feitjes en de veronderstellingen in de voorgaande driehonderd woorden kostten ma bijna een uur zoeken. Nu heb ik een waarschijnlijkheidsgok.
Het idiote is dat er ook foto's zijn te vinden die wél vrij goed zijn te plaatsen. Zo sprong ooit een buurtschooiertje bij me achterop de fiets, voor de gein, waarna we samen over de kop gingen op het plein van de Snijdersschool. Bij de toen al brildragende Jan sneed een brilleglas een centimeter boven het oog naar binnen. De hevig bloedende wond liet een litteken na dat vijftig jaar later nog te voelen is.
En dan maken ze schoolfoto's. Van mij deze:
De wond herken ik. Het zwaluwstaartje ook - in een tijd waarin hechten normaal was. Ook de trui kan ik me nu herinneren. De stropdas? Absoluut niet! Die verrast me. Had je gevraagd wanneer ik voor de eerste keer een stropdas droeg, dan was het antwoord geweest "waarschijnlijk ergens op de middelbare school". Niet, dus.
Geheugen. Vertrouw 'm niet blidelings.
Waarmee ik blijf zitten, is de verwondering dat ik mijn eigen moeder haast niet herken. Op andere foto's stáát een vrouw die ik niet (meer) herken. Da's maf, je bloedeigen moeder! Geen idee of jij dit herkent, maar voor mij is toch weer een reden om het nodige voorbehoud te hebben bij 'historische getuigenissen'. Vooral die waarin de getuige indrukwekkend gedetailleerd getuigt.
Wie, bijvoorbeeld, is dat meisje dat, met ons, staat te wachten? Mijn zus en jongste broer zitten op haar koffer. Het moet dus haast wel familie zijn. Een nicht uit Limburg, die kwam helpen? Maar wíe het is? Ik zou het niet weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten