Ik ben een groot fan van what if-redeneringen. De belangrijkste motivatie is dat iets van verschillende kanten bekloppen en betasten een beter, gedetailleerder begrip oplevert dan snel, snel, snel op face value acteren.
Eén van mijn dromen is mooie betogen te schrijven waarin hyperbolen - extreme vergrotingen - en voorbeelden uit het ongerijmde een belangrijke rol spelen. Het zijn, denk ik, technieken die goed kunnen duidelijk maken welke voor- en nadelen zich kunnen voordoen. Het nadeel van die aanpak is dat veel lezers overdrijving zien als aanstellerij: "Stel je niet zo aan, jôh. Het is maar een schaafwondje".
Gisteren was ik in Leiden bij een discussie over 'de Leidse kenniseconomie'. Een vriendelijk gesprek zou een accuratere omschrijving zijn. Maar het CDA beloofde een debat; dat dus niet kwam.
Toch gebeurde er wel iets.
In een poging dat zichtbaar te maken, heb ik overdrijving gebruikt: door een analogie aan te brengen tussen 'de universiteit' en 'de zonnekoning'. Aan die laatste kleeft het wereldberoemde L'état, c'est Moi (wat tussen twee haakjes nooit is gezegd door hem). Maar het beeld van een persoon die zichzelf vereenzelvigt met een instituut komt goed van pas.
Het is niet de exclusieve mening van de rector; dat Leiden en de universiteit zo innig verstrengeld zijn dat ze synoniemen zijn geworden. Meer Leidse bestuurders delen dat beeld.
De universiteit als reddingboei. Nadat Leiden zijn industrie kwijtraakt - met illustere namen als Clos en Leembruggen, Zaalberg en vuurwerkfabriek A.J. Kat, zinkt de stad weg in economische ellende. De universiteit rest als grootste werkgever.
Natuurlijk is Leiden blij met 'zijn' universiteit. De historische band is hecht. Zo hecht dat het onvoorstelbaar is dat Leiden géén universiteit heeft. Zo'n band koester je. Vanzelfsprekend. Zeker als het diezelfde universiteit is die een belangrijke rol speelt in het er weer bovenop helpen van de stad. Het Bioscience Park startte wat hakkelend, maar ís een economisch succes.
Die enorm hechte relatie tussen stad en universiteit is dus niet onverwacht of onverklaarbaar. De vraag is wel hoe die relatie in elkaar steekt.
De Leidse universiteit heeft een dependance in Den Haag. Een nevenvestiging? Terwijl de rector magnificus in het debat aangeeft dat men daar is gevestigd omdat Leiden te weinig ruimte heeft voor studenten, omdat Den Haag meer internationale bekendheid heeft, omdat de verwachting is dat Den Haag als 's lands bestuurlijk centrum - hij zei "hoofdstad" - ooit vestigingsplaats is van een gerenommeerde buitenlandse universiteit, omdat studenten liever in Den Haag dan Leiden studeren.
Da's frappant.
Tevens stelt hij dat Leiden een belangrijk merk is, met hoogwaardig onderwijs. De universiteit hecht dan ook veel waarde aan dat "zegel Leiden". Je ontkomt dan niet aan dat knagend gevoel dat er iets enorm dubbels schuilt achter die woorden. Alsof iemand je goede naam gebrúikt. Mogelijk omdat-i meent dat het zíjn naam is?!
Gelukkig is Leiden bezig te diversificeren, minder afhankelijk te zijn van één bedrijfstak of één partij. Niet omdat ik bang ben dat de universiteit Leiden zal verlaten. Wel omdat ik voorzie dat de universiteit nog wel zijn hóófdzetel in de stad houdt, maar dat grote delen van dat lucratieve onderwijs en onderzoek zal verhuizen.
Zal je zien: gaat Leiden investeren in conferentie-accommodaties en grote(re) zalen - want dát is wat de universiteit ondermeer mist -, overbiedt Den Haag ons en zitten we hier met lege gebouwen.
Een beetje zoals in de jaren zeventig met de fabrieksgebouwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten