In Leiden werd recent de naam onthuld van een nieuw stedelijk muziekcentrum. Da's een wat betekenisloze term: muziekcentrum. Je kan er alle kanten mee op. Een muziekschool, kamerconcerten, oefenruimtes, een poppodium, muziektheater: je kunt ze er allemaal onder scharen. Da's ook de bedoeling, lijkt me. Leiden wil een cultuurkwartier creëren. Of je dat kunt plánnen, is de vraag. Maar een begin is er.
Eén van de dingen die ik heb ervaren, is dat cultuur goed gedijt in omgevingen die zij zelf kan inrichten. Dé broeinesten van energie - jongerencentra - zaten niet voor niets in aggenebbis panden. Daar werd gespijkerd, getimmerd, geverfd en verbouwd dat het een lieve lust was. Het pand ádemde jeugd. Beeldend kunstenaars hebben dat ook, geloof ik.
Het ironische vind ik nog steeds dat die centra bij toenemend succes en toenemende erkenning vaak verkassen naar 'een beter pand'. De electra wérkt daar. De riolering stinkt niet. Maar de sfeer is weg. Het kan ook allemaal té mooi, té gelikt en té gereglementeerd zijn. Het allerbelangrijkste, de vonk, de geest, is niet meeverhuisd.
Een cultuurkwartier is daarom iets anders dan een geplande verzameling gebouwen. Een cultuurkwartier zal zich ergens nestelen en ontwikkelen waar zij zelf van vindt dat dat een goede plek is.
Dat je je kunt afvragen of in Leiden die geest gaat meeverhuizen, wordt gesymboliseerd door een naam. Het gebóuw krijgt een naam. En, alsof een neutrale naam moest worden gevonden, een naam die verwijst naar de geschiedenis van het gebouw: GEBR. de NOBEL, de naam van de laatste gebruikers. Natuurlijk die zijn een begrip voor oudere Leidenaars. Op die manier bekeken is het ook een aardige geste. Maar het zegt he-le-maal niets over het gebouw en z'n functie. Voor hetzelfde geld is het zo'n 'lollige' naam als: Annie's (Verjaardag), M'n Broer, M'n Schoonmoeder. We hebben ze echt in Leiden.
De meeste aandacht trekt de tot nu grootste gebruiker van GEBR. de NOBEL: de stichting LVC. Da's zo'n jongerencentrum geweest. In een oud pand, midden in de stad, zat het Leids VrijetijdsCentrum. Dat was de naam van de organisatie en die naam kleefde aan het pand. Niet andersom. Maar de gemeente heeft de naam LVC nadrukkelijk verbannen. Het nieuwe pand is multifunctioneel... en nieuw.
Muziekcentrum GEBR. de NOBEL. Het zal vast nog moeten inslijten.
vrijdag 31 januari 2014
donderdag 30 januari 2014
Niets gebeurd
Eén van de meest gegeven redenen waarom je niets over jezelf of je dagelijks leven vertelt: "maar in mijn dagelijks leven gebeurt niets. Wat moet ik dan opschrijven, als er niets is gebeurd?" Niets gebeurd?
Kom op, zeg. Kíjk, voel, hoor en snuif jij nog wel? Of beweeg je je als een dazige robot door het leven? Lééf je wel? Ooit bewust opgelet?
Een doodnormale dag; en als ik alleen hemelbestormende inzichten en activiteiten bestempel als 'delenswaardig' dan "gebeurde er niets".
Maar
+ik sneed me aan het (te) scherpe scheermesje, omdat het een verse is en ik net was gewend aan de oude botte. Waarom maken ze alleen maar extra-scherpe mesjes? Ik wil schraper-mesjes!
+ik ontdekte dat het om 07.21 uur verdomd koud was in Leiden. De loketdame van het zwembad beaamde dat.
+een goede duik maken, is iets wat je kunt verleren. Wat me wel opvalt, is dat vooral je búik rood wordt van een minder goede duik.
+bakfietsfietsen zouden eigenlijk een rijbewijs vereisen. Tijdens schoolspitsuur keilen ze rechtsaf smalle straatjes in en staan dan plompverloren voor je neus.
+in de avondschemering is het druk op de doorgang door het Plantsoen. Fietsers, maar ook een man met twee aangelijnde Duitse Staanders en twee volle supermaktzakken boodschappen.
+in de ochtendkoude zit op dezelfde plek een schoonmaakploeg van De Veste. Oranje hesjes, tuingereedschap en de onvermijdelijke sjekkies.
+in een flits zie je prachtige, lange, blonde haren. Niet meer, niet minder. Een moment.
+waarom dragen je collega's grote bontmutsen? Zó koud is het toch niet niet? Rond nul vanochtend, plus vier vanmiddag.
+de teleurstelling van een heel oude dame die niet aan het raam van de bus kan zitten omdat er ook twee rolstoelers mee moeten. Een kleinigheid? Ja, voor jou. Voor haar niet.
+het flinterdunne laagje hagelsneeuw dat tot nu ook de enige sneeuw is die Leiden deze winter zag. Tot nu. Waar blijft die winter from hell?
+automobilisten die fietsers blijkbaar als niet-terzake-doend zien; ze in elk geval wel heel vaak 'over het hoofd zien'. Vandaag minstens vier keer (bijna).
+
NB
Een dag later zie ik dit, een verhaal op zich. Het begint onderaan:
Kom op, zeg. Kíjk, voel, hoor en snuif jij nog wel? Of beweeg je je als een dazige robot door het leven? Lééf je wel? Ooit bewust opgelet?
Een doodnormale dag; en als ik alleen hemelbestormende inzichten en activiteiten bestempel als 'delenswaardig' dan "gebeurde er niets".
Maar
+ik sneed me aan het (te) scherpe scheermesje, omdat het een verse is en ik net was gewend aan de oude botte. Waarom maken ze alleen maar extra-scherpe mesjes? Ik wil schraper-mesjes!
+ik ontdekte dat het om 07.21 uur verdomd koud was in Leiden. De loketdame van het zwembad beaamde dat.
+een goede duik maken, is iets wat je kunt verleren. Wat me wel opvalt, is dat vooral je búik rood wordt van een minder goede duik.
+bakfietsfietsen zouden eigenlijk een rijbewijs vereisen. Tijdens schoolspitsuur keilen ze rechtsaf smalle straatjes in en staan dan plompverloren voor je neus.
+in de avondschemering is het druk op de doorgang door het Plantsoen. Fietsers, maar ook een man met twee aangelijnde Duitse Staanders en twee volle supermaktzakken boodschappen.
+in de ochtendkoude zit op dezelfde plek een schoonmaakploeg van De Veste. Oranje hesjes, tuingereedschap en de onvermijdelijke sjekkies.
+in een flits zie je prachtige, lange, blonde haren. Niet meer, niet minder. Een moment.
+waarom dragen je collega's grote bontmutsen? Zó koud is het toch niet niet? Rond nul vanochtend, plus vier vanmiddag.
+de teleurstelling van een heel oude dame die niet aan het raam van de bus kan zitten omdat er ook twee rolstoelers mee moeten. Een kleinigheid? Ja, voor jou. Voor haar niet.
+het flinterdunne laagje hagelsneeuw dat tot nu ook de enige sneeuw is die Leiden deze winter zag. Tot nu. Waar blijft die winter from hell?
+automobilisten die fietsers blijkbaar als niet-terzake-doend zien; ze in elk geval wel heel vaak 'over het hoofd zien'. Vandaag minstens vier keer (bijna).
+
NB
Een dag later zie ik dit, een verhaal op zich. Het begint onderaan:
woensdag 29 januari 2014
Waar wás dit?!
Wat is een mensengeheugen een onbetrouwbaar ding, zeg.
Op het moment zijn we bezig het ouderlijk huis te ontruimen. Da's een soort van ontdekkingsreis in je eigen verleden. Veel beelden blijken verdwenen uit je geheugen. Maar ze zíjn er nog wel. Soms maken ze dat je je ongemakkelijk voelt in je vel. Soms verwarren ze. Deze bijvoorbeeld.
Het is een foto uit een doos met oude foto's. Ik sta er op, samen met m'n broers en zus en m'n moeder. Heel waarschijnlijk is m'n vader de fotograaf. Voor de nieuwsgierigen: ik zit daar links op m'n hurken.
Ik kan me hiervan níets herinneren.
De foto van de foto - dat is het - is inmiddels zo wazig geworden dat hij goed voldoet als reliekje, maar straatnamen zijn niet te ontcijferen. Wel dat er een filiaal van Paul C. Kaiser was. Via de website van de Historische Vereniging Rijswijk vond ik een telefoonlijst uit 1950. Een gok. Een goede, denk ik.
De keten, later opgegaan in Hus, had een filiaal in de buurt van hét verkeersknooppunt van Rijswijk, Geestbrugweg/Haagweg. Het blíjft een gok, maar ik vermoed dat het deze plek is geweest.
Een waanzinnige wereld van verschil. Het rustige plein van begin jaren '60 met de stratemakers en het totale gemis aan verkeer op één auto na voor een rood verkeerslicht. Het bijna literair wachten op de tram naar Voorburg, op een valies. Als de tram zou arriveren, stak je over mét voorrang op al het andere verkeer. De hele foto ademt een onwerkelijke, verdwenen, sfeer.
Vijftig jaar later is het anders. De hectiek is adembenemend. De oversteek naar de tram is inmiddels zo gevaarlijk dat hekken en vluchtheuvels de veiligheid moeten garanderen. Je kunt je niet eens voorstellen dat je op het hedendaagse plein rustig voor de etalage van de bakker zou blijven staan om zijn waren te bewonderen.
Het terugzoeken van die paar feitjes en de veronderstellingen in de voorgaande driehonderd woorden kostten ma bijna een uur zoeken. Nu heb ik een waarschijnlijkheidsgok.
Het idiote is dat er ook foto's zijn te vinden die wél vrij goed zijn te plaatsen. Zo sprong ooit een buurtschooiertje bij me achterop de fiets, voor de gein, waarna we samen over de kop gingen op het plein van de Snijdersschool. Bij de toen al brildragende Jan sneed een brilleglas een centimeter boven het oog naar binnen. De hevig bloedende wond liet een litteken na dat vijftig jaar later nog te voelen is.
En dan maken ze schoolfoto's. Van mij deze:
De wond herken ik. Het zwaluwstaartje ook - in een tijd waarin hechten normaal was. Ook de trui kan ik me nu herinneren. De stropdas? Absoluut niet! Die verrast me. Had je gevraagd wanneer ik voor de eerste keer een stropdas droeg, dan was het antwoord geweest "waarschijnlijk ergens op de middelbare school". Niet, dus.
Geheugen. Vertrouw 'm niet blidelings.
Waarmee ik blijf zitten, is de verwondering dat ik mijn eigen moeder haast niet herken. Op andere foto's stáát een vrouw die ik niet (meer) herken. Da's maf, je bloedeigen moeder! Geen idee of jij dit herkent, maar voor mij is toch weer een reden om het nodige voorbehoud te hebben bij 'historische getuigenissen'. Vooral die waarin de getuige indrukwekkend gedetailleerd getuigt.
Wie, bijvoorbeeld, is dat meisje dat, met ons, staat te wachten? Mijn zus en jongste broer zitten op haar koffer. Het moet dus haast wel familie zijn. Een nicht uit Limburg, die kwam helpen? Maar wíe het is? Ik zou het niet weten.
Op het moment zijn we bezig het ouderlijk huis te ontruimen. Da's een soort van ontdekkingsreis in je eigen verleden. Veel beelden blijken verdwenen uit je geheugen. Maar ze zíjn er nog wel. Soms maken ze dat je je ongemakkelijk voelt in je vel. Soms verwarren ze. Deze bijvoorbeeld.
Het is een foto uit een doos met oude foto's. Ik sta er op, samen met m'n broers en zus en m'n moeder. Heel waarschijnlijk is m'n vader de fotograaf. Voor de nieuwsgierigen: ik zit daar links op m'n hurken.
Ik kan me hiervan níets herinneren.
De foto van de foto - dat is het - is inmiddels zo wazig geworden dat hij goed voldoet als reliekje, maar straatnamen zijn niet te ontcijferen. Wel dat er een filiaal van Paul C. Kaiser was. Via de website van de Historische Vereniging Rijswijk vond ik een telefoonlijst uit 1950. Een gok. Een goede, denk ik.
De keten, later opgegaan in Hus, had een filiaal in de buurt van hét verkeersknooppunt van Rijswijk, Geestbrugweg/Haagweg. Het blíjft een gok, maar ik vermoed dat het deze plek is geweest.
Een waanzinnige wereld van verschil. Het rustige plein van begin jaren '60 met de stratemakers en het totale gemis aan verkeer op één auto na voor een rood verkeerslicht. Het bijna literair wachten op de tram naar Voorburg, op een valies. Als de tram zou arriveren, stak je over mét voorrang op al het andere verkeer. De hele foto ademt een onwerkelijke, verdwenen, sfeer.
Vijftig jaar later is het anders. De hectiek is adembenemend. De oversteek naar de tram is inmiddels zo gevaarlijk dat hekken en vluchtheuvels de veiligheid moeten garanderen. Je kunt je niet eens voorstellen dat je op het hedendaagse plein rustig voor de etalage van de bakker zou blijven staan om zijn waren te bewonderen.
Het terugzoeken van die paar feitjes en de veronderstellingen in de voorgaande driehonderd woorden kostten ma bijna een uur zoeken. Nu heb ik een waarschijnlijkheidsgok.
Het idiote is dat er ook foto's zijn te vinden die wél vrij goed zijn te plaatsen. Zo sprong ooit een buurtschooiertje bij me achterop de fiets, voor de gein, waarna we samen over de kop gingen op het plein van de Snijdersschool. Bij de toen al brildragende Jan sneed een brilleglas een centimeter boven het oog naar binnen. De hevig bloedende wond liet een litteken na dat vijftig jaar later nog te voelen is.
En dan maken ze schoolfoto's. Van mij deze:
De wond herken ik. Het zwaluwstaartje ook - in een tijd waarin hechten normaal was. Ook de trui kan ik me nu herinneren. De stropdas? Absoluut niet! Die verrast me. Had je gevraagd wanneer ik voor de eerste keer een stropdas droeg, dan was het antwoord geweest "waarschijnlijk ergens op de middelbare school". Niet, dus.
Geheugen. Vertrouw 'm niet blidelings.
Waarmee ik blijf zitten, is de verwondering dat ik mijn eigen moeder haast niet herken. Op andere foto's stáát een vrouw die ik niet (meer) herken. Da's maf, je bloedeigen moeder! Geen idee of jij dit herkent, maar voor mij is toch weer een reden om het nodige voorbehoud te hebben bij 'historische getuigenissen'. Vooral die waarin de getuige indrukwekkend gedetailleerd getuigt.
Wie, bijvoorbeeld, is dat meisje dat, met ons, staat te wachten? Mijn zus en jongste broer zitten op haar koffer. Het moet dus haast wel familie zijn. Een nicht uit Limburg, die kwam helpen? Maar wíe het is? Ik zou het niet weten.
dinsdag 28 januari 2014
Is de rechter onmachtig?!
De vrijheid van meningsuiting is voor de poorten van de hel weggesleept, zo leek het vandaag. Het hof in Den Haag heeft uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen BREIN over het afsluiten van The Pirate Bay. Zonder alle details: dat is het verhaal van een clubje, BREIN, dat ten strijde trekt tegen de, in hun ogen malafide, aanbieders van torrent-bestanden. Daarin bevinden zich boeken, films, muziek, van alles. En volgens BREIN mag dat niet. De strategie die zij kozen, is het blokkeren van de toegangspoorten. Providers als XS4all en Ziggo moesten de toegang tot die sites blokkeren, te beginnen met The Pirate Bay.
De eerste slag was een daalder waard. BREIN won. Dat het een Pyrrus-overwinning was, bleek daarna. De blokkade werd aan alle kanten omzeild. En vandaag oordeelde de rechter in hoger beroep dat BREINs actie niet doeltreffend is om de bedrijfsvoering van twee bedrijven daarmee te hinderen. BREIN verliest.
Het is een interessant vonnis geworden.
Vergeef me mijn niet-juridische (haar)kloverij. Dat zal vast uit maken, maar ik doe het toch maar in mijn eigen vocabulaire.
Het opvallendst is dat de rechter geen principiële uitspraak doet over vrijheid van meningsuiting. Dat was wel het belangrijkste verweer tegen de aantijgingen van BREIN. Daaraan wordt overigens niet helemaal voorbij gegaan.
De rechter is kritisch. Alhoewel het juridisch is toegestaan torrent-bestanden te downloaden, is het maar de vraag of dat ook op de keper zo is. De gebruiker, stelt de rechter, downloadt niet alleen, maar uploadt tegelijkertijd. Illegaal dus.
Ook bijzonder zijn de verbaasde opmerkingen van de rechter bij de keuze van BREIN om niet het downloaden van artwork, hoezen etcetera, mee te nemen. Was dat wel gebeurt, zo las ik het vonnis, dan was de zaak sterker geweest omdat juist dát stuk wel aan te pakken was geweest. Gemiste kans, BREIN.
De verbazing van de rechter spreekt in zijn algemeenheid uit het vonnis. Het is ook daarom niet een vonnis over de legitimiteit van downloaden, maar over de uitvoerbaarheid, over de strategische keuze.
Volgens mij is dit een sleutel-alinea.
In 5.24 staat dit citaat. Nadat omstandig is betoogd dat onderzoek van TNO aantoont dat de blokkade van The Pirate Bay niet effectief is, stelt de rechter de vraag waarom BREIN niet meteen voor een algehele blokkade van alle (grote) torrentsites koos. Nu is gekozen voor een testcase. Die geeft aan dat een blokkade niet werkt. Dat op zijn beurt leidt tot de vraag of blokkade van meerdere sites dan wél zou werken, hebben gewerkt. Nee, stelt de rechter, dat zal waarschijnlijk niet werken. De aannames van BREIN zijn daarmee speculatief. En de basis onder hun strategie valt weg.
Maar nog interessanter vind ik zijn woordkeuze "nu rechterlijke bevelen (...) niet uitvoerbaar zijn gebleken ...". Eerlijk gezegd vind ik dat véél interessanter.
Staat hier dat de rechter zoiets als het internet buiten zijn jurisdictie ziet of plaatst? Acht hij zich onmachtig? Niet voorzien van het juiste instrumentarium?
Kijk, dát zou nog eens nieuws zijn.
De eerste slag was een daalder waard. BREIN won. Dat het een Pyrrus-overwinning was, bleek daarna. De blokkade werd aan alle kanten omzeild. En vandaag oordeelde de rechter in hoger beroep dat BREINs actie niet doeltreffend is om de bedrijfsvoering van twee bedrijven daarmee te hinderen. BREIN verliest.
Het is een interessant vonnis geworden.
Vergeef me mijn niet-juridische (haar)kloverij. Dat zal vast uit maken, maar ik doe het toch maar in mijn eigen vocabulaire.
Het opvallendst is dat de rechter geen principiële uitspraak doet over vrijheid van meningsuiting. Dat was wel het belangrijkste verweer tegen de aantijgingen van BREIN. Daaraan wordt overigens niet helemaal voorbij gegaan.
De rechter is kritisch. Alhoewel het juridisch is toegestaan torrent-bestanden te downloaden, is het maar de vraag of dat ook op de keper zo is. De gebruiker, stelt de rechter, downloadt niet alleen, maar uploadt tegelijkertijd. Illegaal dus.
Ook bijzonder zijn de verbaasde opmerkingen van de rechter bij de keuze van BREIN om niet het downloaden van artwork, hoezen etcetera, mee te nemen. Was dat wel gebeurt, zo las ik het vonnis, dan was de zaak sterker geweest omdat juist dát stuk wel aan te pakken was geweest. Gemiste kans, BREIN.
De verbazing van de rechter spreekt in zijn algemeenheid uit het vonnis. Het is ook daarom niet een vonnis over de legitimiteit van downloaden, maar over de uitvoerbaarheid, over de strategische keuze.
Volgens mij is dit een sleutel-alinea.
Nu rechterlijke bevelen/verboden tegen de beheerders van TPB niet uitvoerbaar zijn gebleken, ligt het niet – althans niet zonder meer – in de rede dat eventueel tegen de beheerders van de andere ‘grootste uitwassen’-websites te verkrijgen rechterlijke uitspraken wel uitvoerbaar zouden zijn.
In 5.24 staat dit citaat. Nadat omstandig is betoogd dat onderzoek van TNO aantoont dat de blokkade van The Pirate Bay niet effectief is, stelt de rechter de vraag waarom BREIN niet meteen voor een algehele blokkade van alle (grote) torrentsites koos. Nu is gekozen voor een testcase. Die geeft aan dat een blokkade niet werkt. Dat op zijn beurt leidt tot de vraag of blokkade van meerdere sites dan wél zou werken, hebben gewerkt. Nee, stelt de rechter, dat zal waarschijnlijk niet werken. De aannames van BREIN zijn daarmee speculatief. En de basis onder hun strategie valt weg.
Maar nog interessanter vind ik zijn woordkeuze "nu rechterlijke bevelen (...) niet uitvoerbaar zijn gebleken ...". Eerlijk gezegd vind ik dat véél interessanter.
Staat hier dat de rechter zoiets als het internet buiten zijn jurisdictie ziet of plaatst? Acht hij zich onmachtig? Niet voorzien van het juiste instrumentarium?
Kijk, dát zou nog eens nieuws zijn.
maandag 27 januari 2014
Beleidsillusie
Het heeft me een baan gekost: beleid. Achteraf denk ik dat het maar goed is dat we uit elkaar gingen. Onze visies lagen te ver uit elkaar. De organisatie was vooral kwantitatief ingesteld, waardoor cijfers discussies beslechtten. In die omgeving hield men zich ook bezig met beleidsonderzoek. Dat botste nog meer. Beleid vond en vind ik een zwaar overschat fenomeen.
Het vreemde aan beleid is dat het vanaf het eerste signaal invloed heeft op zijn doel. Op het moment dat beleid expliciet wordt, zal daar op worden geanticipeerd. Maar die reactie op een juiste manier voorspellen, is extreem lastig. Zeker als het gaat over maatschappelijke gevolgen of over eigenbelang van individuen slaan beleidsmakers geregeld de plank mis. De nieuwsberichten zijn bekend: "Vanwege onvoorzien groot succes wordt regeling XX stopgezet". Of het nu over elektrische auto's gaat, de mogelijkheid kinderen €100.000,00 te schenken (voor hun nieuwe huis) of het nog snel gebruik maken van zorgvoorzieningen; beleid zet iets in beweging, zonder de uitkomst daarvan te kennen.
Het enig echt interessante aan beleid is de beleidsfilosofie. Dat is net zoiets als de maatschappijvisie die de beleidsmakers hanteren. Dát beeld geeft weer in welke ríchting de beleidsmakers de situatie willen beïnvloeden. Wat is hun ideaalbeeld? Welke normen en waarden hanteren ze? In een beleidsfilosofie komen vragen aan de orde als 'is de mens ten principale goed of slecht, actief of lui, te vertrouwen of te wantrouwen, sociaal of egocentrisch?'.
Het gaat mij nu vooral om dat aan beleid inherente effect.
Mooi geformuleerd: wij acteren op basis van wat we weten. In het sociale deel van ons bestaan is dat vaak gebaseerd op aannames (en vertrouwen), op verwachtingen. Niet voor niets ligt de Nederlandse economie bijna op z'n gat, stil. Zes(!) jaar geleden was de toekomstverwachting somber. In de jaren daaropvolgend is dat niet verbeterd, maar verstevigd doordat ook onderling vertrouwen beschaamd bleek. Hoe je ook denkt over de invloed van graaiers op de economie; één signaal was 'zorg voor jezelf'.
Veel beleid heeft een vergelijkbaar effect, zeker als het de directe levenssfeer van mensen raakt. Stel: een gemeente benoemt zijn integratiebeleid en geeft daarin aan dat gemengde wijken en acceptatie van andere godsdienstuitingen worden toegestaan. Als voorbeeld noemt men de bouw van een moskee. Vanaf dat moment zullen tegenstanders van dergelijk beleid alert zijn en bij het eerste signaal van een voorbereidingsbesluit op de barricaden klimmen. In wijken kan dan allang onrust zijn ontstaan, want 'zulke vermenging doen ze echt niet in de chique wijken waar ze zelf wonen'.
Stel je kondigt een versoepeling van het ontslagrecht aan, en een drastische versobering van de vergoedingen. Dan zóu je kunnen voorspellen dat zo ongeveer een jaar voor invoering het aantal ontslagen en de werkloosheid daalt. Om direct na invoering extreem omhoog te schieten. Werkgevers zijn ook niet van lotje getikt; een half jaar wachten en daarmee een forse gouden handdruk kunnen besparen, is de moeite waard.
De ellende is dat beleid haast geen causaal verband kan tonen voor zijn gelijk.
Dat heeft alles te maken met het gegeven dat veel beleid tevens ónderdeel is van zijn omgeving waardoor causaliteit, oorzakelijkheid wordt versluierd. Onvoorziene gevolgen van beleid zullen dan ook vaker voorkomen dan gedacht. Waarmee ook de vraag gesteld is wát beleid dan beoogt te zijn.
Het vreemde aan beleid is dat het vanaf het eerste signaal invloed heeft op zijn doel. Op het moment dat beleid expliciet wordt, zal daar op worden geanticipeerd. Maar die reactie op een juiste manier voorspellen, is extreem lastig. Zeker als het gaat over maatschappelijke gevolgen of over eigenbelang van individuen slaan beleidsmakers geregeld de plank mis. De nieuwsberichten zijn bekend: "Vanwege onvoorzien groot succes wordt regeling XX stopgezet". Of het nu over elektrische auto's gaat, de mogelijkheid kinderen €100.000,00 te schenken (voor hun nieuwe huis) of het nog snel gebruik maken van zorgvoorzieningen; beleid zet iets in beweging, zonder de uitkomst daarvan te kennen.
Het enig echt interessante aan beleid is de beleidsfilosofie. Dat is net zoiets als de maatschappijvisie die de beleidsmakers hanteren. Dát beeld geeft weer in welke ríchting de beleidsmakers de situatie willen beïnvloeden. Wat is hun ideaalbeeld? Welke normen en waarden hanteren ze? In een beleidsfilosofie komen vragen aan de orde als 'is de mens ten principale goed of slecht, actief of lui, te vertrouwen of te wantrouwen, sociaal of egocentrisch?'.
Het gaat mij nu vooral om dat aan beleid inherente effect.
Mooi geformuleerd: wij acteren op basis van wat we weten. In het sociale deel van ons bestaan is dat vaak gebaseerd op aannames (en vertrouwen), op verwachtingen. Niet voor niets ligt de Nederlandse economie bijna op z'n gat, stil. Zes(!) jaar geleden was de toekomstverwachting somber. In de jaren daaropvolgend is dat niet verbeterd, maar verstevigd doordat ook onderling vertrouwen beschaamd bleek. Hoe je ook denkt over de invloed van graaiers op de economie; één signaal was 'zorg voor jezelf'.
Veel beleid heeft een vergelijkbaar effect, zeker als het de directe levenssfeer van mensen raakt. Stel: een gemeente benoemt zijn integratiebeleid en geeft daarin aan dat gemengde wijken en acceptatie van andere godsdienstuitingen worden toegestaan. Als voorbeeld noemt men de bouw van een moskee. Vanaf dat moment zullen tegenstanders van dergelijk beleid alert zijn en bij het eerste signaal van een voorbereidingsbesluit op de barricaden klimmen. In wijken kan dan allang onrust zijn ontstaan, want 'zulke vermenging doen ze echt niet in de chique wijken waar ze zelf wonen'.
Stel je kondigt een versoepeling van het ontslagrecht aan, en een drastische versobering van de vergoedingen. Dan zóu je kunnen voorspellen dat zo ongeveer een jaar voor invoering het aantal ontslagen en de werkloosheid daalt. Om direct na invoering extreem omhoog te schieten. Werkgevers zijn ook niet van lotje getikt; een half jaar wachten en daarmee een forse gouden handdruk kunnen besparen, is de moeite waard.
De ellende is dat beleid haast geen causaal verband kan tonen voor zijn gelijk.
Dat heeft alles te maken met het gegeven dat veel beleid tevens ónderdeel is van zijn omgeving waardoor causaliteit, oorzakelijkheid wordt versluierd. Onvoorziene gevolgen van beleid zullen dan ook vaker voorkomen dan gedacht. Waarmee ook de vraag gesteld is wát beleid dan beoogt te zijn.
zondag 26 januari 2014
Plogs
Een klein maandje geleden vielen ze mij plots op, de plogs. Als bij donderslag gingen mensen ploggen. Het woord heeft iets van een buitenaards volk. Terwijl het toch o zo eenvoudig is. Het zijn fotoblogs; dagboeken op basis van foto's. Persoonlijk zou ik ze flogs hebben genoemd. Temeer daar de videodagboeken al vlogs heten. Wij, Nederlanders, hebben moeite met die ef en die vee, en dus ligt versmelting en verstrengeling om de hoek. "FFFFFFF...log!" "Neeheu, VVVVV...log!" "Zeg ik toch: flog".
Het aardigst aan plogs is dat je zonder woorden, alleen met beelden, je verhaal moet vertellen. Da's wel heel rigide geredeneerd en dus gebruiken veel ploggers regels tekst. Op den duur zullen dat mogelijk van die aloude fotoromans worden. Die aloude papieren dingen hebben me nooit geboeid. Maar wie weet wat digitale media aan nieuwe vormen gaan bieden.
Kakhiel is iemand die het kwajongensachtige 'snorretje op foto tekenen' tot cultstatus heeft weten te laten komen. Als je dat goed doet: die heerlijke slappe lach van middelbare schoolscholieren over... ja, wat eigenlijk? Het is knap hoe een enigmatisch, raadselachtig imago - "Wie ís die man? Is het wel een man?" - daaraan bijdraagt.
Persoonlijk ben ik meer van Retecools (vrijdagse) fotofuck. In tegenstelling tot zijn naäper GeenStijl klom Retecool tot behoorlijke vormgevingshoogten met het in één beeld parodiëren, beschimpen of bekritiseren.
De te bereiken doelen, de te nemen hordes en de minstens te evenaren voorbeelden zijn voor ploggers niet mis. Verhalen in beelden lijkt zo eenvoudig. Je hebt immers geen bloemrijke woordenschat nodig. Evenmin heb je de tijd nodig om je betoog aan het papier toe te vertrouwen.
Beeld is immers altijd beschikbaar. Het vastleggen is niet moeilijk meer met de huidige digitale ogen die overal zijn. Wat rest, is de keuze van de beelden die jouw dag beschrijven. En da's lastig. Die foto's van de Veenfabriek; dat zijn er meer dan 300 en ik had toen nog steeds niet 'die ene die de essentie vatte'. Niet voor niets bewonder ik haiku- en senryu-dichters, juist dáárom.
Het aardigst aan plogs is dat je zonder woorden, alleen met beelden, je verhaal moet vertellen. Da's wel heel rigide geredeneerd en dus gebruiken veel ploggers regels tekst. Op den duur zullen dat mogelijk van die aloude fotoromans worden. Die aloude papieren dingen hebben me nooit geboeid. Maar wie weet wat digitale media aan nieuwe vormen gaan bieden.
Kakhiel is iemand die het kwajongensachtige 'snorretje op foto tekenen' tot cultstatus heeft weten te laten komen. Als je dat goed doet: die heerlijke slappe lach van middelbare schoolscholieren over... ja, wat eigenlijk? Het is knap hoe een enigmatisch, raadselachtig imago - "Wie ís die man? Is het wel een man?" - daaraan bijdraagt.
Persoonlijk ben ik meer van Retecools (vrijdagse) fotofuck. In tegenstelling tot zijn naäper GeenStijl klom Retecool tot behoorlijke vormgevingshoogten met het in één beeld parodiëren, beschimpen of bekritiseren.
De te bereiken doelen, de te nemen hordes en de minstens te evenaren voorbeelden zijn voor ploggers niet mis. Verhalen in beelden lijkt zo eenvoudig. Je hebt immers geen bloemrijke woordenschat nodig. Evenmin heb je de tijd nodig om je betoog aan het papier toe te vertrouwen.
Beeld is immers altijd beschikbaar. Het vastleggen is niet moeilijk meer met de huidige digitale ogen die overal zijn. Wat rest, is de keuze van de beelden die jouw dag beschrijven. En da's lastig. Die foto's van de Veenfabriek; dat zijn er meer dan 300 en ik had toen nog steeds niet 'die ene die de essentie vatte'. Niet voor niets bewonder ik haiku- en senryu-dichters, juist dáárom.
zaterdag 25 januari 2014
vrijdag 24 januari 2014
Wilde Westen aan de Noordzee
Natuurlijk heb ik als mens ook voor- en afkeuren, beschik ik over een arsenaal vooroordelen en meningen om de wereld om me heen in bedwang te houden. Niets 's mensen vreemd, is mij vreemd.
Ik heb iets tegen 'snelle jongens en meisjes'. De term is goed typerend, want het duidt die mensen aan die haantje de voorste zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Het is niet zozeer de avant garde als wel de Bijenkorf-klant. Die eerste leeft in een biotoop van anders-zijn. De tweede probeert dat te imiteren door zich te omringen met symbolen daarvan. Een ondersoort van de aloude snob en fat, denk ik.
Niet dat ik me erg opwind over hen. Ze leveren vermaak met hun pretentieuze gedrag. Ze hebben iets van grappige diertjes: leuk, totdat het er teveel worden. Dan wordt het minstens een plaag en mogelijk zelfs schadelijk.
Toch is er iets waarvan ik niet goed weet of het nu ook in deze categorie hoort of niet: de ik-ben-er-snel-bij mensen.
Er komt iets nieuws en dan zijn er altijd de haantjes de voorste. Die avant garde uit de tweede alinea is dat niet. Nee, ik bedoel hier de mensen die hun positie ontlénen aan het snel laten zien van het nieuwste; en daarvan beweren alles te weten. Het is een lastige groep, want dicht er tegenaan zitten ook de oprecht geïnteresseerden. Maar dit zijn degene waarbij de nadruk meer op haantje dan op voorste ligt, lijkt me.
Het is een groep die eigenlijk is als een eenoog in het land der blinden: orakelend en kakelend, niet teveel belemmerd door kennis. Dat kan een plaag worden, stomweg door de aantallen.
Zo lijkt de wereld inmiddels vergeven van de trainers en opleiders. Ik tikte 10 seconden geleden in Google de zoekopdracht 'training sociale media' in en kreeg 772.000 resultaten (het correctere social media zelfs 1.100.000). Nattevingerwerk natuurlijk, maar wel indicatief. 'nascholing cursus huisarts' komt op 161.000 resultaten. Het aanbod social media kan redelijk zeker worden getypeerd als 'ruim'.
Het is een beetje wilde westen. Dat was ook aan de orde toen ons huis werd gebouwd (2000). Allerlei types werden naar Nederland gehaald om te schilderen, voegen, metselen en schoonmaken. Twaalf jaar later kon de hele wijk worden gerenoveerd. De lateien zaten verkeerd.
Dat beeld van onontgonnen land is vrij accuraat.
Het is de situatie waarin de gedachte van individueel ondernemen, ongehinderd door al te veel regels, enorm gedijt. Dat zie je nu ook gebeuren. De huidige transitie is vooral vruchtbaar voor iets als 'de amerikaanse mentaliteit'. Veel van de nieuwe ondernemers voelen zich daarin prettig. Het spannende zal zijn of ons veel socialere model voldoende overeind zal blijven of dat we uiteindelijk terecht komen in pseudo-vrijheid.
Er zit geen conclusie in. Ik weet het niet. Jij ook niet. We bewegen. Dat is geen reden om niet af en toe ook de half ontwikkelde gedachten te delen. Gedachten die bij mij worden gevoed door al die startende ondernemers in de dienstensector, de mensen die het moeten hebben van hun tong en spraakvermogen.
De cynische versie van mij leest dan al die wervelende, aanbevelende teksten dat "xx al duizenden mensen trainde in boeiend presenteren" en denkt: "Als nog een duizend mensen dat ook beweren, dan zou Nederland dus alleen nog goede presentaties kennen".
Dat is dus niet zo. Wilde Westen.
Edo elevator pitch duizenden getraind
Ik heb iets tegen 'snelle jongens en meisjes'. De term is goed typerend, want het duidt die mensen aan die haantje de voorste zijn bij nieuwe ontwikkelingen. Het is niet zozeer de avant garde als wel de Bijenkorf-klant. Die eerste leeft in een biotoop van anders-zijn. De tweede probeert dat te imiteren door zich te omringen met symbolen daarvan. Een ondersoort van de aloude snob en fat, denk ik.
Niet dat ik me erg opwind over hen. Ze leveren vermaak met hun pretentieuze gedrag. Ze hebben iets van grappige diertjes: leuk, totdat het er teveel worden. Dan wordt het minstens een plaag en mogelijk zelfs schadelijk.
Toch is er iets waarvan ik niet goed weet of het nu ook in deze categorie hoort of niet: de ik-ben-er-snel-bij mensen.
Er komt iets nieuws en dan zijn er altijd de haantjes de voorste. Die avant garde uit de tweede alinea is dat niet. Nee, ik bedoel hier de mensen die hun positie ontlénen aan het snel laten zien van het nieuwste; en daarvan beweren alles te weten. Het is een lastige groep, want dicht er tegenaan zitten ook de oprecht geïnteresseerden. Maar dit zijn degene waarbij de nadruk meer op haantje dan op voorste ligt, lijkt me.
Het is een groep die eigenlijk is als een eenoog in het land der blinden: orakelend en kakelend, niet teveel belemmerd door kennis. Dat kan een plaag worden, stomweg door de aantallen.
Zo lijkt de wereld inmiddels vergeven van de trainers en opleiders. Ik tikte 10 seconden geleden in Google de zoekopdracht 'training sociale media' in en kreeg 772.000 resultaten (het correctere social media zelfs 1.100.000). Nattevingerwerk natuurlijk, maar wel indicatief. 'nascholing cursus huisarts' komt op 161.000 resultaten. Het aanbod social media kan redelijk zeker worden getypeerd als 'ruim'.
Het is een beetje wilde westen. Dat was ook aan de orde toen ons huis werd gebouwd (2000). Allerlei types werden naar Nederland gehaald om te schilderen, voegen, metselen en schoonmaken. Twaalf jaar later kon de hele wijk worden gerenoveerd. De lateien zaten verkeerd.
Dat beeld van onontgonnen land is vrij accuraat.
Het is de situatie waarin de gedachte van individueel ondernemen, ongehinderd door al te veel regels, enorm gedijt. Dat zie je nu ook gebeuren. De huidige transitie is vooral vruchtbaar voor iets als 'de amerikaanse mentaliteit'. Veel van de nieuwe ondernemers voelen zich daarin prettig. Het spannende zal zijn of ons veel socialere model voldoende overeind zal blijven of dat we uiteindelijk terecht komen in pseudo-vrijheid.
Er zit geen conclusie in. Ik weet het niet. Jij ook niet. We bewegen. Dat is geen reden om niet af en toe ook de half ontwikkelde gedachten te delen. Gedachten die bij mij worden gevoed door al die startende ondernemers in de dienstensector, de mensen die het moeten hebben van hun tong en spraakvermogen.
De cynische versie van mij leest dan al die wervelende, aanbevelende teksten dat "xx al duizenden mensen trainde in boeiend presenteren" en denkt: "Als nog een duizend mensen dat ook beweren, dan zou Nederland dus alleen nog goede presentaties kennen".
Dat is dus niet zo. Wilde Westen.
Edo elevator pitch duizenden getraind
donderdag 23 januari 2014
Reïntegratie? Speel toneel!
Van dramaturgie heb ik geen verstand. Heel veel verder dan “Gôh, dat was boeiend, of mooi” durf ik oordelend niet te gaan. Natuurlijk, meerlagigheid herken ik wel. Maar een voorstelling moet je vooral raken. Daarvoor ben ik publiek; primair om te genieten en wellicht daarnaast te worden uitgedaagd. Niet andersom: l'art pour l'art.
Eén van de rare fenomenen in Nederland is dat we propageren dat we 'levenlang moeten (kunnen) leren'. Logischerwijs kent het onderwijs dan ook tal van mogelijkheden. Na de middelbare school en mogelijk een vervolgopleiding bestaat er een rijk scala aan cursussen en (zelf)studie-mogelijkheden. Studium Generale is een begrip. Maar het vreemde is dat 'leren' enorm beperkt wordt opgevat: feitenkennis en cognitieve vaardigheden. Kennis is weten, zo lijkt.
Wie een poos optrekt met cast and crew van Een Nieuwe Wereldsymfonie van De Veenfabriek realiseert zich dat op enig moment. Zeker als het een socioloog is, zoals ik. Die voorstelling, geheel opgebouwd rond en met oudere mensen, is veel meer dan een voorstelling. Ook dít is levenlang leren.
Leren is niet alleen kennis vergaren. Leren is ook vaardigheden opdoen en eigen grenzen en mogelijkheden ontdekken. Dat kan alleen als je uitdagingen aangaat; kán aangaan. De Veenfabriek biedt die kans door er een volwaardige productie van te maken. Niks experimentje, welzijnsproject of dagbestedingstoneel. Nee, een professioneel regisseur, een professioneel team en een duidelijk doel: een goede, verkoopbare voorstelling maken. Zoals de ROC's ook al lang geen laboratoriumsituaties gebruiken voor de horeca-opleidingen, maar echte restaurants exploiteren.
Het effect is enorm. Volslagen onbekenden die een paar maanden intensief met elkaar optrekken en zichzelf, overdrachtelijk, blootgeven voor een publiek. Niet iets wat je dagelijks doet. Dan overwin je jezelf. Spelers van zeventig en ouder dit laten ervaren, maakt duidelijk dat levenlang leren niet stopt op een bepaalde leeftijd of bij kennisvermeerdering. Het is ook hervinden van eigenwaarde en waardering door de samenleving.
De logische vraag is eigenlijk waarom De Veenfabriek niet de mogelijkheid heeft meer van dit soort voorstellingen te maken. Nederland heeft behoefte aan deze vorm van 'levenlang leren', van 'reïntegratie', van 'gemeenschapsgevoel', van 'eigenwaarde'.
Voor ouderen, maar ook GGZ-cliënten, werkenden, arbeidslozen, vereenzaamden, onzekeren, burn outers, zoekenden; vreemd dat we kostbare reïntegratiebureaus wel financieren en de expertise van een professioneel theatergezelschap niet weten te benutten. Als ze willen...
(Yep. De foto's zijn van de tournee en door mij gemaakt)
Eén van de rare fenomenen in Nederland is dat we propageren dat we 'levenlang moeten (kunnen) leren'. Logischerwijs kent het onderwijs dan ook tal van mogelijkheden. Na de middelbare school en mogelijk een vervolgopleiding bestaat er een rijk scala aan cursussen en (zelf)studie-mogelijkheden. Studium Generale is een begrip. Maar het vreemde is dat 'leren' enorm beperkt wordt opgevat: feitenkennis en cognitieve vaardigheden. Kennis is weten, zo lijkt.
Wie een poos optrekt met cast and crew van Een Nieuwe Wereldsymfonie van De Veenfabriek realiseert zich dat op enig moment. Zeker als het een socioloog is, zoals ik. Die voorstelling, geheel opgebouwd rond en met oudere mensen, is veel meer dan een voorstelling. Ook dít is levenlang leren.
Leren is niet alleen kennis vergaren. Leren is ook vaardigheden opdoen en eigen grenzen en mogelijkheden ontdekken. Dat kan alleen als je uitdagingen aangaat; kán aangaan. De Veenfabriek biedt die kans door er een volwaardige productie van te maken. Niks experimentje, welzijnsproject of dagbestedingstoneel. Nee, een professioneel regisseur, een professioneel team en een duidelijk doel: een goede, verkoopbare voorstelling maken. Zoals de ROC's ook al lang geen laboratoriumsituaties gebruiken voor de horeca-opleidingen, maar echte restaurants exploiteren.
Het effect is enorm. Volslagen onbekenden die een paar maanden intensief met elkaar optrekken en zichzelf, overdrachtelijk, blootgeven voor een publiek. Niet iets wat je dagelijks doet. Dan overwin je jezelf. Spelers van zeventig en ouder dit laten ervaren, maakt duidelijk dat levenlang leren niet stopt op een bepaalde leeftijd of bij kennisvermeerdering. Het is ook hervinden van eigenwaarde en waardering door de samenleving.
De logische vraag is eigenlijk waarom De Veenfabriek niet de mogelijkheid heeft meer van dit soort voorstellingen te maken. Nederland heeft behoefte aan deze vorm van 'levenlang leren', van 'reïntegratie', van 'gemeenschapsgevoel', van 'eigenwaarde'.
Voor ouderen, maar ook GGZ-cliënten, werkenden, arbeidslozen, vereenzaamden, onzekeren, burn outers, zoekenden; vreemd dat we kostbare reïntegratiebureaus wel financieren en de expertise van een professioneel theatergezelschap niet weten te benutten. Als ze willen...
(Yep. De foto's zijn van de tournee en door mij gemaakt)
woensdag 22 januari 2014
Plots gebeurt het
Zojuist is er een mailbericht verstuurd aan een drietal heren. Mijn bericht heeft een verheugende inhoud.
In de afgelopen jaren heb ik me steeds weer verbaasd over het gegeven dat we, als samenleving, zoveel kapitaal vernietigen. Kapitaal dien je dan op te vatten als sociaal kapitaal, maar ook als economisch kapitaal - geld, kosten - en als kennis. De wegwerpmaatschappij laat zich echt niet alleen maar herkennen in wegwerp-artíkelen.
Vandaag zijn er in Leiden belangrijke stappen gezet.
Een aantal mensen - zowel 'denkers', strategen en dat soort, als beleidsmensen - heeft elkaar gevonden in die opvatting. Na al die tijd is het idee aan het landen en vinden gelijkdenkenden elkaar. Plots en onverwacht, zoals ik had verwacht.
Onze analyse is dat dat vernietigen, dat defaitisme, wordt gevoed door de economische crisis, maar óók - en vooral, denk ik - door de manier van denken. Het is idioot te menen dat de weg uit de crisis moet komen uit het bedrijfsleven dat momenteel op grootse en meeslepende wijze banen verlíest. Van hen kun je met goed fatsoen zoiets dús niet verwachten. Ze hebben de grootste moeite niet zelf ten onder te gaan.
De oplossing ligt in onszelf.
Lang hebben we geleefd in een situatie waarin alles was gericht op disciplinering ten behoeve van werkgévers. Dat er zoiets als werktijd naast vrije tijd bestaat, is meer dan een taalkwestie. Er bestaat een verschil. Over vrij tijd kun je zelf, vrij, beschikken. Werktijd is verkochte tijd. Niet dat niemand plezier had in z'n werk, maar dat was geen vereiste. Ik schreef het al eerder: daardoor geeft nu 66% van de werknémers aan te weinig werkplezier te hebben.
Het belangrijkste effect is echter dat we met veel werknemers zitten; mensen die níet zijn gericht op eigen initiatief, eigen creativiteit of eigen capaciteiten. Die welke de werkgever nodig had, zijn de enig belangrijk. En dus zijn ze een slapend bestaan gaan leiden.
Zonder werk lijken we doelloos en zinloos. Líjken, want in feite gebeurt er iets anders: we zijn niet (goed) in staat een alternatief te vinden voor het verlorene.
Daar ging het bericht dus over.
Over ons antwoord daarop; hoe geef je dát proces een zetje? Tot nu is het een Leids idee. Als Leiden de kans waarneemt, dan wordt het na volwassenwording geëxporteerd; als 'de Leidse aanpak'.
Of het lukt? Geen idee. In tegenstelling tot al die bedrijven die de gebaande - en improductieve - paden bewandelen, gaan we iets onbekends proberen. Maar als ik eerlijk ben en oordeel op basis van de reacties?
Natúúrlijk lukt het. Het sluit precies aan bij mensen, niet bij systemen.
In de afgelopen jaren heb ik me steeds weer verbaasd over het gegeven dat we, als samenleving, zoveel kapitaal vernietigen. Kapitaal dien je dan op te vatten als sociaal kapitaal, maar ook als economisch kapitaal - geld, kosten - en als kennis. De wegwerpmaatschappij laat zich echt niet alleen maar herkennen in wegwerp-artíkelen.
Vandaag zijn er in Leiden belangrijke stappen gezet.
Een aantal mensen - zowel 'denkers', strategen en dat soort, als beleidsmensen - heeft elkaar gevonden in die opvatting. Na al die tijd is het idee aan het landen en vinden gelijkdenkenden elkaar. Plots en onverwacht, zoals ik had verwacht.
Onze analyse is dat dat vernietigen, dat defaitisme, wordt gevoed door de economische crisis, maar óók - en vooral, denk ik - door de manier van denken. Het is idioot te menen dat de weg uit de crisis moet komen uit het bedrijfsleven dat momenteel op grootse en meeslepende wijze banen verlíest. Van hen kun je met goed fatsoen zoiets dús niet verwachten. Ze hebben de grootste moeite niet zelf ten onder te gaan.
De oplossing ligt in onszelf.
Lang hebben we geleefd in een situatie waarin alles was gericht op disciplinering ten behoeve van werkgévers. Dat er zoiets als werktijd naast vrije tijd bestaat, is meer dan een taalkwestie. Er bestaat een verschil. Over vrij tijd kun je zelf, vrij, beschikken. Werktijd is verkochte tijd. Niet dat niemand plezier had in z'n werk, maar dat was geen vereiste. Ik schreef het al eerder: daardoor geeft nu 66% van de werknémers aan te weinig werkplezier te hebben.
Het belangrijkste effect is echter dat we met veel werknemers zitten; mensen die níet zijn gericht op eigen initiatief, eigen creativiteit of eigen capaciteiten. Die welke de werkgever nodig had, zijn de enig belangrijk. En dus zijn ze een slapend bestaan gaan leiden.
Zonder werk lijken we doelloos en zinloos. Líjken, want in feite gebeurt er iets anders: we zijn niet (goed) in staat een alternatief te vinden voor het verlorene.
Daar ging het bericht dus over.
Over ons antwoord daarop; hoe geef je dát proces een zetje? Tot nu is het een Leids idee. Als Leiden de kans waarneemt, dan wordt het na volwassenwording geëxporteerd; als 'de Leidse aanpak'.
Of het lukt? Geen idee. In tegenstelling tot al die bedrijven die de gebaande - en improductieve - paden bewandelen, gaan we iets onbekends proberen. Maar als ik eerlijk ben en oordeel op basis van de reacties?
Natúúrlijk lukt het. Het sluit precies aan bij mensen, niet bij systemen.
Labels:
beleid,
chaos,
coöperatie,
innovatie,
Leiden,
maatschap,
overheid,
plannen,
sociale zaken,
Visie,
werkloos
dinsdag 21 januari 2014
Als kennis toeneemt, neemt de verwarring toe
Het lastige aan (goed) onderzoek is dat het nogal genuanceerd is. Er is eigenlijk geen onderzoek dat absolute waarheden oplevert, zeker sociaal-wetenschappelijk niet. Dat is dus echt iets anders dan dat het níets oplevert. De ellende is dat een goed onderzoeker ook zijn onderzoekscondities en uitzonderingen noemt. Daardoor is onderzoek geldig onder precies die condities. Zul je zien dat jij net andere hebt.
Een andere om je rekenschap van te geven is dat een toename van kennis ook leidt tot mínder kennis. Ik heb er weleens de analogie met een kaart voor gebruikt. Hoe meer details die bevat, hoe minder overzicht. Toenemende kennis over de sociale werkelijkheid - daarover heb ik het bijna altijd - leidt voor veel mensen tot verwarring: "Ja, maar ander onderzoek zegt dat iets anders.". Dat kan heel goed kloppen.
Van onszelf en ons eigen gedrag snappen we nog niet zo héél veel.
Vandaag zag ik iets waardoor ik daaraan moest denken. Het gaat over onze kennis van social media; hoe informatie zich daar beweegt en hoe wij daarin een rol spelen. De samenvatting? Daarop is geen eenduidig antwoord te geven. Interactie en gemeenschapsgevoel zijn belangrijk. Dat wel.
Is dat teleurstellend? Is dat 'weer zo'n onbruikbaar wetenschappelijk onderzoeksresultaat'? Is dat een gebrek aan kennis om dat eenduidige toch te vinden?
Nou, nee. Het is eerder dat de eerste beweringen over een fenomeen als het internet of social media zich vaak op een globaal niveau bevinden. Dat verklaart (deels) ook waarom die verklaringen niet alles verklaarden. Op nauwkeuriger detailniveau zijn uitzonderingen te vinden. Precies hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de maatschappijtheorie van Karl Marx, de disciplineringsgedachte van Foucault of de denkbeelden van ene Jung of Freud. Uitzonderingen bevestigen de regel, maar dan anders.
3 Scientific Studies With Real Insight Into Social Media ; da's een zwakte van mij, de titel trekt. Als je daarin dan een redenering vindt die ongeveer zo verloopt:
en
dan
Tja, dan kom je tot de conclusie dat het karakter van je bedrijf of van je product dan wel dienst in hoge mate bepalend is voor de techniek, het platform dat je inzet.
Wat wij allemaal al láng wisten: het gaat daarbij niet om zenden of bereik, maar om interactie en boeien.
En nu hoop ik wel dat al die zendende bedrijven op vooral Twitter snel de les leren en 'm peren.
Een andere om je rekenschap van te geven is dat een toename van kennis ook leidt tot mínder kennis. Ik heb er weleens de analogie met een kaart voor gebruikt. Hoe meer details die bevat, hoe minder overzicht. Toenemende kennis over de sociale werkelijkheid - daarover heb ik het bijna altijd - leidt voor veel mensen tot verwarring: "Ja, maar ander onderzoek zegt dat iets anders.". Dat kan heel goed kloppen.
Van onszelf en ons eigen gedrag snappen we nog niet zo héél veel.
Vandaag zag ik iets waardoor ik daaraan moest denken. Het gaat over onze kennis van social media; hoe informatie zich daar beweegt en hoe wij daarin een rol spelen. De samenvatting? Daarop is geen eenduidig antwoord te geven. Interactie en gemeenschapsgevoel zijn belangrijk. Dat wel.
Is dat teleurstellend? Is dat 'weer zo'n onbruikbaar wetenschappelijk onderzoeksresultaat'? Is dat een gebrek aan kennis om dat eenduidige toch te vinden?
Nou, nee. Het is eerder dat de eerste beweringen over een fenomeen als het internet of social media zich vaak op een globaal niveau bevinden. Dat verklaart (deels) ook waarom die verklaringen niet alles verklaarden. Op nauwkeuriger detailniveau zijn uitzonderingen te vinden. Precies hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de maatschappijtheorie van Karl Marx, de disciplineringsgedachte van Foucault of de denkbeelden van ene Jung of Freud. Uitzonderingen bevestigen de regel, maar dan anders.
3 Scientific Studies With Real Insight Into Social Media ; da's een zwakte van mij, de titel trekt. Als je daarin dan een redenering vindt die ongeveer zo verloopt:
... this study does make it clear just how powerful user interactions are, and why they might even be more important than anything you produce on your own.
en
In the previous section, we found that the best way to influence sales on social networks is by encouraging audience interactions. In this section, we can expand that notion to realize that if you want to have an audience large enough to interact with itself, “viral marketing” isn’t the way to do it.
(...)
If you want to grow, you need to stop thinking about producing content “worth sharing,” and start thinking about how to produce content worth coming back for.
dan
After digging deeper into the data, however, they found some surprising revelations:
If you look at percent changes in community posting, this influenced sales 30 times more than percent changes in traditional media coverage.
Using the same approach, changes in blog posting frequency influenced sales 3 times more than changes in traditional media coverage.
Blog posts had an influence on traditional media coverage
Community posts had an even stronger influence on blog posts
In other words, it would be extremely foolish to assume that the traditional media coverage was more important than the community activity. In reality, sales were being primarily driven by community activity, reflecting what we learned in the first study above. Just as importantly, blog and traditional media coverage were being driven, in part, by community activity.
Tja, dan kom je tot de conclusie dat het karakter van je bedrijf of van je product dan wel dienst in hoge mate bepalend is voor de techniek, het platform dat je inzet.
Businesses with topically-oriented solutions are more relevant on forums, which are built around topics rather than friends and family
Wat wij allemaal al láng wisten: het gaat daarbij niet om zenden of bereik, maar om interactie en boeien.
En nu hoop ik wel dat al die zendende bedrijven op vooral Twitter snel de les leren en 'm peren.
maandag 20 januari 2014
Filters vertunnelen je
Het is nog een hersenspinsel ook: blue monday. Bedacht en in 2005/2006 'in de markt gezet' door Porter Novelli, een reclamebureau. Er is niets wetenschappelijks aan, net zoals de kerstman niet bestaat maar door Thomas Nast is geïntroduceerd in zijn huidige vorm. En die was nog gebaseerd op oude sagen en vertellingen!
Het is een leuk gebbetje, net zoals Valentijnsdag. In elk geval niet iets om langer dan een paar seconden bij stil te staan als curiositeit. Die zijn vooral goed om de saaie, langdradige aaneenschakeling van dagen te onderbreken. Toch wordt er een partij aandacht aan besteed. Het woord zoemde vandaag de hele dag rond. Alsof we allemaal Amerikanen zijn geworden, die dit soort van onzin serieus nemen.
Dan zijn social media indicatief. Twitter stond een groot deel van de dag bol van de verwijzingen en scherpzinnigheden over de blauwe maandag. Sommigen kwam dat 's ochtends vroeg al de neus uit. Zij kreetten wanhopig dat ze een filter gingen aanzetten op de term.
Een filter. Om te blokkeren wat je niet zint.
Een logische stap lijkt het wel. Al die berichten met informatie die je niet bevalt, die houd je toch tegen? Je plakt toch ook de Nee,Nee-sticker op je brievenbus? Of de Nee,Ja-versie als je wat minder recht in de leer bent.
Eerlijk gezegd, vind ik het niet zó logisch.
Social media gaan, wat mij betreft, over contacten tussen mensen. Ménsen, níet informatie. Ik weet dat dat enigszins idealistisch is geworden. Zoals het Internet allang niet meer draait om wederkerigheid, zo zie ik veel social media transformeren naar profileringsmechanismen: weinig tot geen persoonlijke informatie, en steeds meer personal branding. Man, man, man, wat lezen we veel, wat zien we veel, wat denken we veel en wat geven we dat allemaal non-descriptief door aan anderen door middel van citaten.
Dat je daar af en toe - geregeld? - de balen van hebt, lijkt me goed voorstelbaar. Toch vind ik het niet altijd juist om daarop te filteren om uit te sluiten. Ik ga er van uit dat mensen elkaar volgen op Twitter omdat ze zijn geïnteresseerd in elkaar en niet om reclamefolders aan elkaar te sturen.
Kijk. En dan is filteren voor mij net zoiets als niet willen weten dat je vrienden homohaters zijn, racisten of sexisten. We zijn gelukkig niet allemaal behept met dezelfde oordelen. Als je iemand als vriend of kennis ziet, dan zul je ook die onhebbelijkheden hebben meegewogen; mits je ze kent.
Natuurlijk is het veel te zwaar aangezet om filters op 'blue monday' of op voetbaltweets zo te vergelijken. Het kan je vast af en toe even teveel worden. Dan is zo'n filter handig. Anders wordt het als je je voorstelt dat die filtermogelijkheden ondoordacht worden gebruikt. Ondoordacht in de zin dat je ze vooral gebruikt om 'alleen relevante informatie' te zien. Enig idee wat dat is? Enig idee wat je dan dus níet ziet? En enig idee bij mijn stelling dat je dan volop mee gaat in een tijdsgeest die is gericht op egocentrische behoeftebevrediging.
Dat is níet te zwaar aangezet.
Filteren leidt tot, wat jij denkt, relevante informatie vóór jou. Da's wezenlijk anders dan het volgen van de informatiestroom ván de ander.
Het is een leuk gebbetje, net zoals Valentijnsdag. In elk geval niet iets om langer dan een paar seconden bij stil te staan als curiositeit. Die zijn vooral goed om de saaie, langdradige aaneenschakeling van dagen te onderbreken. Toch wordt er een partij aandacht aan besteed. Het woord zoemde vandaag de hele dag rond. Alsof we allemaal Amerikanen zijn geworden, die dit soort van onzin serieus nemen.
Dan zijn social media indicatief. Twitter stond een groot deel van de dag bol van de verwijzingen en scherpzinnigheden over de blauwe maandag. Sommigen kwam dat 's ochtends vroeg al de neus uit. Zij kreetten wanhopig dat ze een filter gingen aanzetten op de term.
Een filter. Om te blokkeren wat je niet zint.
Een logische stap lijkt het wel. Al die berichten met informatie die je niet bevalt, die houd je toch tegen? Je plakt toch ook de Nee,Nee-sticker op je brievenbus? Of de Nee,Ja-versie als je wat minder recht in de leer bent.
Eerlijk gezegd, vind ik het niet zó logisch.
Social media gaan, wat mij betreft, over contacten tussen mensen. Ménsen, níet informatie. Ik weet dat dat enigszins idealistisch is geworden. Zoals het Internet allang niet meer draait om wederkerigheid, zo zie ik veel social media transformeren naar profileringsmechanismen: weinig tot geen persoonlijke informatie, en steeds meer personal branding. Man, man, man, wat lezen we veel, wat zien we veel, wat denken we veel en wat geven we dat allemaal non-descriptief door aan anderen door middel van citaten.
Dat je daar af en toe - geregeld? - de balen van hebt, lijkt me goed voorstelbaar. Toch vind ik het niet altijd juist om daarop te filteren om uit te sluiten. Ik ga er van uit dat mensen elkaar volgen op Twitter omdat ze zijn geïnteresseerd in elkaar en niet om reclamefolders aan elkaar te sturen.
Kijk. En dan is filteren voor mij net zoiets als niet willen weten dat je vrienden homohaters zijn, racisten of sexisten. We zijn gelukkig niet allemaal behept met dezelfde oordelen. Als je iemand als vriend of kennis ziet, dan zul je ook die onhebbelijkheden hebben meegewogen; mits je ze kent.
Natuurlijk is het veel te zwaar aangezet om filters op 'blue monday' of op voetbaltweets zo te vergelijken. Het kan je vast af en toe even teveel worden. Dan is zo'n filter handig. Anders wordt het als je je voorstelt dat die filtermogelijkheden ondoordacht worden gebruikt. Ondoordacht in de zin dat je ze vooral gebruikt om 'alleen relevante informatie' te zien. Enig idee wat dat is? Enig idee wat je dan dus níet ziet? En enig idee bij mijn stelling dat je dan volop mee gaat in een tijdsgeest die is gericht op egocentrische behoeftebevrediging.
Dat is níet te zwaar aangezet.
Filteren leidt tot, wat jij denkt, relevante informatie vóór jou. Da's wezenlijk anders dan het volgen van de informatiestroom ván de ander.
zaterdag 18 januari 2014
Vereist: spreek- en schrijfvaardigheid
Vandaag verscheen in de De Volkskrant een artikel van een journalist die werkloos is geworden.* Hij beschrijft daarin die eerste paar maanden die iedere werkloze wel kent. Maar ook de ervaringen met het UWV en met Werk.nl. De reacties van je omgeving en de gedachten die door je hoofd spoken.
Het is een lezenswaardig artikel. Alhoewel het de indruk wekt je een goed beeld te geven van de indruk die werkloosheid op je maakt, weet ik zeker dat het nog maar de oppervlakte is. Er worden niet veel woorden aan vuil gemaakt; maar de totale paniek alleen al die je in die eerste maanden naar de keel kan vliegen, verdient evenveel aandacht. Of de onduidelijke voorlichting door het UWV; iedere medewerker lijkt een eigen invalshoek te hebben en tot overmaat van ramp doen UWV en UWV Werkbedrijf of ze zelfstandige bedrijven zijn.
Lees het artikel, en probeer je in te leven in wat er staat. Ik herkende bijna ieder woord, iedere emotie. Of iemand die er niet mee is geconfronteerd op basis van deze beschrijving een juister gevoel heeft van werkloos-zijn... ik betwijfel het, eerlijk gezegd.
Honderdduizenden mensen zijn werkloos. Honderden, duizenden schreven erover; in blogs - ikke - of op andere wijze. Slechts een enkeling haalt de kolommen van de krant.
Da's eigenlijk iets waar we makkelijk overheen kijken.
Alsof alleen mensen die vloeiend kunnen spreken of schrijven, de moeite waard zijn. De ervaringen die de De Volkskrant vandaag publiceerde, zijn niet bijzonder. Sterker, ze zijn al járen in omloop als het gaat over de manier waarop we met onze sociale zekerheid om springen. Spreek maar eens met iemand die werkloos is, iemand die met het UWV in aanraking is, iemand die bijstand krijgt, iemand die 'een reïntegratietraject is ingegaan,...
De tijd is allang voorbij dat de laaggeletterde een achterstand heeft. Aan die achterstandsgroep wordt langzamerhand ook degene toegevoegd die niet soepeltjes spreekt of schrijft. Verwonderlijk is het niet als je je realiseert dat ook in ons onderwijssysteem de nadruk verkeerd ligt. De handarbeider, de vakman, de handige (voormalig) LTSer, ze marginaliseren ook daardoor.
Een waarschuwing is echt wel op z'n plaats. De waarschuwing dat we bezig zijn heel systematisch mensen onmondig te maken door hen niet de ruimte te bieden op eigen wijze ervaringen en meningen te laten formuleren. Ik schreef er al eerder over: Wilders heeft dat scherp in de smiezen en beweert juist dat geluid te willen laten horen.
Voor journalisten ligt er voor eeuwen werk. Zo lang er mensen zijn, zullen er verhalen verwoord kunnen worden. Maar dan wel álle verhalen en meningen.
*Mits ik het niet vergeet: als de link naar het artikel mij bekend is, zet ik het erbij.
Het is een lezenswaardig artikel. Alhoewel het de indruk wekt je een goed beeld te geven van de indruk die werkloosheid op je maakt, weet ik zeker dat het nog maar de oppervlakte is. Er worden niet veel woorden aan vuil gemaakt; maar de totale paniek alleen al die je in die eerste maanden naar de keel kan vliegen, verdient evenveel aandacht. Of de onduidelijke voorlichting door het UWV; iedere medewerker lijkt een eigen invalshoek te hebben en tot overmaat van ramp doen UWV en UWV Werkbedrijf of ze zelfstandige bedrijven zijn.
Lees het artikel, en probeer je in te leven in wat er staat. Ik herkende bijna ieder woord, iedere emotie. Of iemand die er niet mee is geconfronteerd op basis van deze beschrijving een juister gevoel heeft van werkloos-zijn... ik betwijfel het, eerlijk gezegd.
Honderdduizenden mensen zijn werkloos. Honderden, duizenden schreven erover; in blogs - ikke - of op andere wijze. Slechts een enkeling haalt de kolommen van de krant.
Da's eigenlijk iets waar we makkelijk overheen kijken.
Alsof alleen mensen die vloeiend kunnen spreken of schrijven, de moeite waard zijn. De ervaringen die de De Volkskrant vandaag publiceerde, zijn niet bijzonder. Sterker, ze zijn al járen in omloop als het gaat over de manier waarop we met onze sociale zekerheid om springen. Spreek maar eens met iemand die werkloos is, iemand die met het UWV in aanraking is, iemand die bijstand krijgt, iemand die 'een reïntegratietraject is ingegaan,...
De tijd is allang voorbij dat de laaggeletterde een achterstand heeft. Aan die achterstandsgroep wordt langzamerhand ook degene toegevoegd die niet soepeltjes spreekt of schrijft. Verwonderlijk is het niet als je je realiseert dat ook in ons onderwijssysteem de nadruk verkeerd ligt. De handarbeider, de vakman, de handige (voormalig) LTSer, ze marginaliseren ook daardoor.
Een waarschuwing is echt wel op z'n plaats. De waarschuwing dat we bezig zijn heel systematisch mensen onmondig te maken door hen niet de ruimte te bieden op eigen wijze ervaringen en meningen te laten formuleren. Ik schreef er al eerder over: Wilders heeft dat scherp in de smiezen en beweert juist dat geluid te willen laten horen.
Voor journalisten ligt er voor eeuwen werk. Zo lang er mensen zijn, zullen er verhalen verwoord kunnen worden. Maar dan wel álle verhalen en meningen.
*Mits ik het niet vergeet: als de link naar het artikel mij bekend is, zet ik het erbij.
vrijdag 17 januari 2014
Vergeten?!
Uiteindelijk is ze er toch terecht gekomen. M'n moeder blijft wonen in een verzorgingshuis. We hebben daar een kamertje ingericht met eigen spulletjes. Nu komt de Grote Klus: het leeghalen van het huis dat vanaf 1972 onze thuisbasis was.
Heb je er weleens stilgestaan bij de analogieën tussen zo'n huis en iets als het Internet?
Wat op het Internet gebeurt, blijft op het Internet. Het is een parafrase van de beroemde kreet dat wat in Las Vegas gebeurt in Las Vegas blijft; verborgen voor de rest van de wereld. Dat wat het Internet herbergt, blijft juist níet (helemaal) verborgen.
Dat wat je ooit op enige manier vastlegde, blijft bewaard; een andere parafrase.
Bij het opruimen, leeghalen en weggooien van spullen in het huis werd me dat weer eens duidelijk. Je klimt de zolder op waar je al jaren niet kwam en waar, nog langer, achter het hoekbeschot van alles ligt weggeborgen.
We verzamelen wat af. Geef ons ruimte en we benutten 'm. Ik sta er zelf nog versteld van hoe snel wij ooit een twee keer zo grote woonruimte vol kregen met spulletjes. En nu kruip je duistere nissen in. Recht op je verleden af.
Kampeerspullen. Bandrecorders. Platenspelers. Hout. Lampen. Dozen. Roerloos ligt alles je vanuit de schemering aan te staren. Ooit heeft een muis er een leuke speeltuin aan gehad. De grote hoeveelheid muizengif doet vermoeden dat daaraan bruut een eind is gemaakt.
Als het niet móet, gooien we blijkbaar niet weg. Mij zou het niets verbazen als 'de mens' liefst alles wil bewaren. Je weet nooit wanneer het nog 's van pas komt. Het is toch altijd wel de herinnering waard.
Da's toch frappant, vind je niet? Dat je die paar keer in je leven een zolder of bergruimte leeg ruimt, informatie over jezelf vindt.
Dat is dus de parallel met dat verfoeide Internet.
Je schrijft een brief. je maakt een foto. Zelf denk je dat die na (al die) jaren zijn verdwenen. Totdat blijkt dat iemand anders ze heeft bewaard.
Totdat je plots wordt geconfronteerd met een vergeten verleden; wellicht zelfs materiaal waarnaar je nu met gemengde gevoelens kijkt: passen ze wel in het sociaal construct dat ik ben? In mijn imago?
Dat is hetzelfde als een aspect van het Internet. Niet alles wordt vergeten. Sterker, de opslag is zo klein en zo makkelijk dat we heel veel niet vergeten. De káns dat je uitlatingen worden vergeten, is klein. Inmiddels lijken we het punt te naderen waarin we echt dat doen wat we o zo graag willen: álles bewaren. Vooralsnog alles digitaals, maar met de komst van 3D-scanners en -printers is de stap naar de fysieke omgeving binnen bereik.
Het Internet als wereldwijd huis, mét zolderopslag.
Heb je er weleens stilgestaan bij de analogieën tussen zo'n huis en iets als het Internet?
Wat op het Internet gebeurt, blijft op het Internet. Het is een parafrase van de beroemde kreet dat wat in Las Vegas gebeurt in Las Vegas blijft; verborgen voor de rest van de wereld. Dat wat het Internet herbergt, blijft juist níet (helemaal) verborgen.
Dat wat je ooit op enige manier vastlegde, blijft bewaard; een andere parafrase.
Bij het opruimen, leeghalen en weggooien van spullen in het huis werd me dat weer eens duidelijk. Je klimt de zolder op waar je al jaren niet kwam en waar, nog langer, achter het hoekbeschot van alles ligt weggeborgen.
We verzamelen wat af. Geef ons ruimte en we benutten 'm. Ik sta er zelf nog versteld van hoe snel wij ooit een twee keer zo grote woonruimte vol kregen met spulletjes. En nu kruip je duistere nissen in. Recht op je verleden af.
Kampeerspullen. Bandrecorders. Platenspelers. Hout. Lampen. Dozen. Roerloos ligt alles je vanuit de schemering aan te staren. Ooit heeft een muis er een leuke speeltuin aan gehad. De grote hoeveelheid muizengif doet vermoeden dat daaraan bruut een eind is gemaakt.
Als het niet móet, gooien we blijkbaar niet weg. Mij zou het niets verbazen als 'de mens' liefst alles wil bewaren. Je weet nooit wanneer het nog 's van pas komt. Het is toch altijd wel de herinnering waard.
Da's toch frappant, vind je niet? Dat je die paar keer in je leven een zolder of bergruimte leeg ruimt, informatie over jezelf vindt.
Dat is dus de parallel met dat verfoeide Internet.
Je schrijft een brief. je maakt een foto. Zelf denk je dat die na (al die) jaren zijn verdwenen. Totdat blijkt dat iemand anders ze heeft bewaard.
Totdat je plots wordt geconfronteerd met een vergeten verleden; wellicht zelfs materiaal waarnaar je nu met gemengde gevoelens kijkt: passen ze wel in het sociaal construct dat ik ben? In mijn imago?
Dat is hetzelfde als een aspect van het Internet. Niet alles wordt vergeten. Sterker, de opslag is zo klein en zo makkelijk dat we heel veel niet vergeten. De káns dat je uitlatingen worden vergeten, is klein. Inmiddels lijken we het punt te naderen waarin we echt dat doen wat we o zo graag willen: álles bewaren. Vooralsnog alles digitaals, maar met de komst van 3D-scanners en -printers is de stap naar de fysieke omgeving binnen bereik.
Het Internet als wereldwijd huis, mét zolderopslag.
Labels:
analogie,
confrontatie,
herinnering,
internet,
vergeten
donderdag 16 januari 2014
In voor- en tegenspoed
Ik ben een groot fan van what if-redeneringen. De belangrijkste motivatie is dat iets van verschillende kanten bekloppen en betasten een beter, gedetailleerder begrip oplevert dan snel, snel, snel op face value acteren.
Eén van mijn dromen is mooie betogen te schrijven waarin hyperbolen - extreme vergrotingen - en voorbeelden uit het ongerijmde een belangrijke rol spelen. Het zijn, denk ik, technieken die goed kunnen duidelijk maken welke voor- en nadelen zich kunnen voordoen. Het nadeel van die aanpak is dat veel lezers overdrijving zien als aanstellerij: "Stel je niet zo aan, jôh. Het is maar een schaafwondje".
Gisteren was ik in Leiden bij een discussie over 'de Leidse kenniseconomie'. Een vriendelijk gesprek zou een accuratere omschrijving zijn. Maar het CDA beloofde een debat; dat dus niet kwam.
Toch gebeurde er wel iets.
In een poging dat zichtbaar te maken, heb ik overdrijving gebruikt: door een analogie aan te brengen tussen 'de universiteit' en 'de zonnekoning'. Aan die laatste kleeft het wereldberoemde L'état, c'est Moi (wat tussen twee haakjes nooit is gezegd door hem). Maar het beeld van een persoon die zichzelf vereenzelvigt met een instituut komt goed van pas.
Het is niet de exclusieve mening van de rector; dat Leiden en de universiteit zo innig verstrengeld zijn dat ze synoniemen zijn geworden. Meer Leidse bestuurders delen dat beeld.
De universiteit als reddingboei. Nadat Leiden zijn industrie kwijtraakt - met illustere namen als Clos en Leembruggen, Zaalberg en vuurwerkfabriek A.J. Kat, zinkt de stad weg in economische ellende. De universiteit rest als grootste werkgever.
Natuurlijk is Leiden blij met 'zijn' universiteit. De historische band is hecht. Zo hecht dat het onvoorstelbaar is dat Leiden géén universiteit heeft. Zo'n band koester je. Vanzelfsprekend. Zeker als het diezelfde universiteit is die een belangrijke rol speelt in het er weer bovenop helpen van de stad. Het Bioscience Park startte wat hakkelend, maar ís een economisch succes.
Die enorm hechte relatie tussen stad en universiteit is dus niet onverwacht of onverklaarbaar. De vraag is wel hoe die relatie in elkaar steekt.
De Leidse universiteit heeft een dependance in Den Haag. Een nevenvestiging? Terwijl de rector magnificus in het debat aangeeft dat men daar is gevestigd omdat Leiden te weinig ruimte heeft voor studenten, omdat Den Haag meer internationale bekendheid heeft, omdat de verwachting is dat Den Haag als 's lands bestuurlijk centrum - hij zei "hoofdstad" - ooit vestigingsplaats is van een gerenommeerde buitenlandse universiteit, omdat studenten liever in Den Haag dan Leiden studeren.
Da's frappant.
Tevens stelt hij dat Leiden een belangrijk merk is, met hoogwaardig onderwijs. De universiteit hecht dan ook veel waarde aan dat "zegel Leiden". Je ontkomt dan niet aan dat knagend gevoel dat er iets enorm dubbels schuilt achter die woorden. Alsof iemand je goede naam gebrúikt. Mogelijk omdat-i meent dat het zíjn naam is?!
Gelukkig is Leiden bezig te diversificeren, minder afhankelijk te zijn van één bedrijfstak of één partij. Niet omdat ik bang ben dat de universiteit Leiden zal verlaten. Wel omdat ik voorzie dat de universiteit nog wel zijn hóófdzetel in de stad houdt, maar dat grote delen van dat lucratieve onderwijs en onderzoek zal verhuizen.
Zal je zien: gaat Leiden investeren in conferentie-accommodaties en grote(re) zalen - want dát is wat de universiteit ondermeer mist -, overbiedt Den Haag ons en zitten we hier met lege gebouwen.
Een beetje zoals in de jaren zeventig met de fabrieksgebouwen.
Eén van mijn dromen is mooie betogen te schrijven waarin hyperbolen - extreme vergrotingen - en voorbeelden uit het ongerijmde een belangrijke rol spelen. Het zijn, denk ik, technieken die goed kunnen duidelijk maken welke voor- en nadelen zich kunnen voordoen. Het nadeel van die aanpak is dat veel lezers overdrijving zien als aanstellerij: "Stel je niet zo aan, jôh. Het is maar een schaafwondje".
Gisteren was ik in Leiden bij een discussie over 'de Leidse kenniseconomie'. Een vriendelijk gesprek zou een accuratere omschrijving zijn. Maar het CDA beloofde een debat; dat dus niet kwam.
Toch gebeurde er wel iets.
In een poging dat zichtbaar te maken, heb ik overdrijving gebruikt: door een analogie aan te brengen tussen 'de universiteit' en 'de zonnekoning'. Aan die laatste kleeft het wereldberoemde L'état, c'est Moi (wat tussen twee haakjes nooit is gezegd door hem). Maar het beeld van een persoon die zichzelf vereenzelvigt met een instituut komt goed van pas.
Het is niet de exclusieve mening van de rector; dat Leiden en de universiteit zo innig verstrengeld zijn dat ze synoniemen zijn geworden. Meer Leidse bestuurders delen dat beeld.
De universiteit als reddingboei. Nadat Leiden zijn industrie kwijtraakt - met illustere namen als Clos en Leembruggen, Zaalberg en vuurwerkfabriek A.J. Kat, zinkt de stad weg in economische ellende. De universiteit rest als grootste werkgever.
Natuurlijk is Leiden blij met 'zijn' universiteit. De historische band is hecht. Zo hecht dat het onvoorstelbaar is dat Leiden géén universiteit heeft. Zo'n band koester je. Vanzelfsprekend. Zeker als het diezelfde universiteit is die een belangrijke rol speelt in het er weer bovenop helpen van de stad. Het Bioscience Park startte wat hakkelend, maar ís een economisch succes.
Die enorm hechte relatie tussen stad en universiteit is dus niet onverwacht of onverklaarbaar. De vraag is wel hoe die relatie in elkaar steekt.
De Leidse universiteit heeft een dependance in Den Haag. Een nevenvestiging? Terwijl de rector magnificus in het debat aangeeft dat men daar is gevestigd omdat Leiden te weinig ruimte heeft voor studenten, omdat Den Haag meer internationale bekendheid heeft, omdat de verwachting is dat Den Haag als 's lands bestuurlijk centrum - hij zei "hoofdstad" - ooit vestigingsplaats is van een gerenommeerde buitenlandse universiteit, omdat studenten liever in Den Haag dan Leiden studeren.
Da's frappant.
Tevens stelt hij dat Leiden een belangrijk merk is, met hoogwaardig onderwijs. De universiteit hecht dan ook veel waarde aan dat "zegel Leiden". Je ontkomt dan niet aan dat knagend gevoel dat er iets enorm dubbels schuilt achter die woorden. Alsof iemand je goede naam gebrúikt. Mogelijk omdat-i meent dat het zíjn naam is?!
Gelukkig is Leiden bezig te diversificeren, minder afhankelijk te zijn van één bedrijfstak of één partij. Niet omdat ik bang ben dat de universiteit Leiden zal verlaten. Wel omdat ik voorzie dat de universiteit nog wel zijn hóófdzetel in de stad houdt, maar dat grote delen van dat lucratieve onderwijs en onderzoek zal verhuizen.
Zal je zien: gaat Leiden investeren in conferentie-accommodaties en grote(re) zalen - want dát is wat de universiteit ondermeer mist -, overbiedt Den Haag ons en zitten we hier met lege gebouwen.
Een beetje zoals in de jaren zeventig met de fabrieksgebouwen.
woensdag 15 januari 2014
Mensen als magneten
Zeggen wat je denkt; transparantie, als het gaat over (bedrijfs)relatienetwerken en gegevens; ik ben vóór. Eerlijkheid en openheid zouden een heleboel misverstanden en ellende voorkomen. Dit blog bevat op verschillende plekken columns waarin wordt gepleit voor openheid.
In sociale netwerken gedragen de elementen, de mensen, zich als magneten. Afstoten en aantrekken. Maar ook zo sterk dat de delen vastklemmen, of met geen mogelijkheid vlak bij elkaar kunnen komen. Die kracht kun je goed voelen als je twee gelijke polen tegen elkaar probeert te drukken; alsof er 'iets vervormbaars' tussen zit. Met geen mogelijkheid druk je de polen tegen elkaar. Sterker, het kost je verdomd veel moeite om twee magneetjes recht naar elkaar te duwen.
Gelukkig zijn mensen geen magneten. Daarom klopt de vergelijking niet. Bepaalde verschijnselen lijken er wel op. Die magneten die aan elkaar gekleefd zijn, verbeelden toch ook wel de kracht die soms heel benauwend kan werken in gesloten gemeenschappen; de plekken waar iedereen alles van iedereen weet. Netwerken waarin een (ogenschijnlijk) natuurlijke orde heerst.
Sociologen hebben ooit zo'n 'natuurkracht' benoemd: distantie en betrokkenheid. Het is een verschijnsel dat ook enorm relevant is in transparantie-discussies en -meningen. De kern is dat we een voorkeursafstand hebben tot elkaar. Distantie en betrokkenheid duiden op het zo dicht bij je toelaten van anderen, dat ze je wel kennen - op je betrokken zijn - maar ook weer niet zó dichtbij dat het benauwend wordt. Die afstanden wisselen per rol. De buren, je partner of vage (internet)kennissen; het maakt uit.
Volkomen transparantie gaat dus nooit lukken. Er zal altijd een zekere mate van geheim zijn. Volkomen gekend zijn, betekent ook dat er geen afstand meer (mogelijk) is. Hoe ik het wend of keer; afstand heeft ook voordelen. Autoriteit is er op gebaseerd. Als je niet alles weet, rest je niet veel dan gezag, autoriteit accepteren. Andersom: als het internet alle informatie voor iedereen beschikbaar maakt, zal autoriteit daaronder lijden.
Da's ook precies wat gebeurt.
Het is behoorlijke kul te denken dat dús het internet de oorzaak daarvan is. Nee, dat is die veranderende distantie-betrokkenheid. Natuurlijk speelt het internet een opvallende rol. Het wereldwijde karakter, de snelheid (van informatiedeling), de (ogenschijnlijke) gelijkwaardigheid en toegankelijkheid tot vakkennis, de platte organisatie: het maakt het wel makkelijker. Als het internet de bepalende factor was geweest, dan hadden de roerige jaren zestig nooit ontstaan. Toch gebeurde het. Een eigen pers, muziek, radiostations... En daar kwam Oóm agent, de langharige dienstplichtige soldaat en de meesters Tom.
Inmiddels zijn veel mensen gewend aan de mogelijkheid zich te mengen in zowat alles. De basisschool die schoolplannen en -resultaten online zet, kan zich voorbereiden op ouders die zich óók gaan bemoeien met de lessen. Data beschikbaar stellen, zal onvermijdelijk leiden tot initiatieven die níet voldoen aan het oorspronkelijk verzamelingsdoel. Combineren en visualiseren is in potentie net zo misleidend als onjuiste statistiek waarin causaliteit wordt gesuggereerd.
Gecombineerd met snelheid wordt het pas echt leuk. Dat is het moment waarop reflectie en bezinning onder druk komen. Dat is het moment waarop het ongeduld van de leek het wint van de ingebouwde(!!) traagheid van de vakman. Dat is het moment waarop - terecht wanhopige - patiënten zoeken, vinden en eisen dat nog-niet-vrijgegeven medicijnen worden vrijgegeven. Dat is het moment waarop het nog maar helemaal de vraag is of transparantie voordelig uitpakte.
Transparantie en kórte termijndoelen: ook zij passen als een handschoen.
In sociale netwerken gedragen de elementen, de mensen, zich als magneten. Afstoten en aantrekken. Maar ook zo sterk dat de delen vastklemmen, of met geen mogelijkheid vlak bij elkaar kunnen komen. Die kracht kun je goed voelen als je twee gelijke polen tegen elkaar probeert te drukken; alsof er 'iets vervormbaars' tussen zit. Met geen mogelijkheid druk je de polen tegen elkaar. Sterker, het kost je verdomd veel moeite om twee magneetjes recht naar elkaar te duwen.
Gelukkig zijn mensen geen magneten. Daarom klopt de vergelijking niet. Bepaalde verschijnselen lijken er wel op. Die magneten die aan elkaar gekleefd zijn, verbeelden toch ook wel de kracht die soms heel benauwend kan werken in gesloten gemeenschappen; de plekken waar iedereen alles van iedereen weet. Netwerken waarin een (ogenschijnlijk) natuurlijke orde heerst.
Sociologen hebben ooit zo'n 'natuurkracht' benoemd: distantie en betrokkenheid. Het is een verschijnsel dat ook enorm relevant is in transparantie-discussies en -meningen. De kern is dat we een voorkeursafstand hebben tot elkaar. Distantie en betrokkenheid duiden op het zo dicht bij je toelaten van anderen, dat ze je wel kennen - op je betrokken zijn - maar ook weer niet zó dichtbij dat het benauwend wordt. Die afstanden wisselen per rol. De buren, je partner of vage (internet)kennissen; het maakt uit.
Volkomen transparantie gaat dus nooit lukken. Er zal altijd een zekere mate van geheim zijn. Volkomen gekend zijn, betekent ook dat er geen afstand meer (mogelijk) is. Hoe ik het wend of keer; afstand heeft ook voordelen. Autoriteit is er op gebaseerd. Als je niet alles weet, rest je niet veel dan gezag, autoriteit accepteren. Andersom: als het internet alle informatie voor iedereen beschikbaar maakt, zal autoriteit daaronder lijden.
Da's ook precies wat gebeurt.
Het is behoorlijke kul te denken dat dús het internet de oorzaak daarvan is. Nee, dat is die veranderende distantie-betrokkenheid. Natuurlijk speelt het internet een opvallende rol. Het wereldwijde karakter, de snelheid (van informatiedeling), de (ogenschijnlijke) gelijkwaardigheid en toegankelijkheid tot vakkennis, de platte organisatie: het maakt het wel makkelijker. Als het internet de bepalende factor was geweest, dan hadden de roerige jaren zestig nooit ontstaan. Toch gebeurde het. Een eigen pers, muziek, radiostations... En daar kwam Oóm agent, de langharige dienstplichtige soldaat en de meesters Tom.
Inmiddels zijn veel mensen gewend aan de mogelijkheid zich te mengen in zowat alles. De basisschool die schoolplannen en -resultaten online zet, kan zich voorbereiden op ouders die zich óók gaan bemoeien met de lessen. Data beschikbaar stellen, zal onvermijdelijk leiden tot initiatieven die níet voldoen aan het oorspronkelijk verzamelingsdoel. Combineren en visualiseren is in potentie net zo misleidend als onjuiste statistiek waarin causaliteit wordt gesuggereerd.
Gecombineerd met snelheid wordt het pas echt leuk. Dat is het moment waarop reflectie en bezinning onder druk komen. Dat is het moment waarop het ongeduld van de leek het wint van de ingebouwde(!!) traagheid van de vakman. Dat is het moment waarop - terecht wanhopige - patiënten zoeken, vinden en eisen dat nog-niet-vrijgegeven medicijnen worden vrijgegeven. Dat is het moment waarop het nog maar helemaal de vraag is of transparantie voordelig uitpakte.
Transparantie en kórte termijndoelen: ook zij passen als een handschoen.
Labels:
aantrekken,
balans,
netwerken,
risico,
sociaal
dinsdag 14 januari 2014
Gelukkig
Het valt me nu pas op; dat de titel een dubbele betekenis heeft in deze column. 'Gelukkig' in de zin dat het goed is dat iets níet verdween en in de betekenis dat iemand gelukkig kan zijn. Dat is een onbedoelde woordspeling, die er tóch in sloop.
Nederland is best wel goed in het kapot maken en slopen; vooral van zaken die anderen bedachten of maakten, want dat kán niet goed zijn. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is het welzijnswerk gedecimeerd. Een makkelijk doelwit, want het welzijnswerk leverde diensten ten behoeve van 'het welzijn'. Da's een heerlijk vaag begrip. De toenmalige crisis maakte dat alles en iedereen zijn bestaansrecht moest kunnen aantonen, met cijfers. Dat immers is het leidend beginsel in crises: wat kost het? Wat levert het op? En: kan het goedkoper? Op zich terechte vragen, maar enorm lastig als het gaat om 'welzijn' of 'geluk'.
Het welzijnswerk delft dan ook het onderspit. Hans Achterhuis' iconisch werk De markt van welzijn en geluk kan niet ongelukkiger komen. Hij stelt de juiste vragen, maar wordt ook misbruikt door (vaak rechtse) politici die het (vaak linkse) welzijnswerk een kopje kleiner willen hebben. De kritiek dat welzijnswerk zijn eigen vraag in stand houdt, is een verwijt dat op tal van sectoren toepasbaar is. Inmiddels is duidelijk dat geen enkele organisatie zich zonder slag of stoot laat opheffen.
In het geweld van de bestaansrecht-eisers gaat het welzijnwerk mee door akkoord te gaan met prestatie-contracten, ijkpunten (benchmarks in beleidsjargon) en openbare aanbestedingen. Zorg en welzijn stort zich er, min of meer verplicht, op en forse bedragen verdwijnen richting adviseurs die zich buigen over de vraag hoe je de opbrengst van dit werk meet en vaststelt. Het zal vast worden tegengesproken, maar die discussie is nog steeds niet beëindigd. Nog steeds wordt er veel verdiend aan welzijnsbeléid en -controle. Het werk zelf krimpt, krimpt en krimpt. Ook doordat de nieuwste na te jagen droom die van de vraaggerichtheid is.
Doen wat de klant vraagt. Dat is nu juist wat het welzijnswerk doet, maar binnen grenzen. De spagaat waarin werksoorten als buurtwerk werden gedwongen, was pijnlijk. Zowel zelf de broek ophouden - en dus commerciëler denken - als ondersteunend. Zowel veel mensen bereiken als (individuele) problemen aanpakken. De grootschalige activiteiten zijn overgenomen door volkomen commerciële uitbaters: "Waarom zou de gemeente een disco of een popconcert moeten subsidiëren?!". De café-eigenaar ziet zichzelf ook als maatschappelijk werker. De verwarring is compleet en het welzijnswerk de dupe.
Sinds een paar jaar is het welzijnswerk weer op de weg terug. Het werk wordt 'geherdefinieerd'. Zeker, ook nu verdienen externe partijen goed, beter zelfs dan werkers in het veld. Wat gebeurt, is nogal ontnuchterend. Al die wegbezuinigde werksoorten en methodieken komen onder een naam terug. Welzijn Nieuwe Stijl: oude wijn in nieuwe zakken.
Denk je nu echt dat het welzijnswerk oude stijl fundamenteel anders was?
Gelukkig vind de herwaardering plaats. Niet de inbreng van sluwe consultancy-bedrijven is daarin relevant. De erkenning door andere beroepsgroepen is dat, niet meer of minder. De politie ziet - opnieuw - een rol weggelegd voor het welzijnswerk bij maatschappelijke problemen. Mijn voorspelling is dat lokale overheden binnen een paar jaar zullen springen en schreeuwen om welzijnswerk dat problemen aanpakt. Straathoekwerk, outreachend werk: methoden die hun nut bewezen in het vinden en bereiken van groepen als zorgmijders, thuislozen, (ex-)psychiatrisch patiënten, moeilijk bereikbare jongeren. Reïntegratie is het nieuwe woord dat dezelfde lading dekt.
Vanavond zond de publieke omroep iets aardigs uit. Een hoogleraar Positieve Psychologie (sic) ontwikkelde een nieuw idee: in plaats van symptoombestrijdende medicijnen een recept voor ... deelname aan welzijnswerkactiviteiten. In groepsverband sociaal bezig zijn: waar hoorden we dat eerder?
Wil je het nog mooier hebben? De vraag wat dat oplevert, is wat hem betreft een irrelevante, buiten kijf staande. Tóch is er - uiteraard - wetenschappelijk onderzoek nodig om vast te stellen wat dit alles oplevert.
Nederland is best wel goed in het kapot maken en slopen; vooral van zaken die anderen bedachten of maakten, want dat kán niet goed zijn. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw is het welzijnswerk gedecimeerd. Een makkelijk doelwit, want het welzijnswerk leverde diensten ten behoeve van 'het welzijn'. Da's een heerlijk vaag begrip. De toenmalige crisis maakte dat alles en iedereen zijn bestaansrecht moest kunnen aantonen, met cijfers. Dat immers is het leidend beginsel in crises: wat kost het? Wat levert het op? En: kan het goedkoper? Op zich terechte vragen, maar enorm lastig als het gaat om 'welzijn' of 'geluk'.
Het welzijnswerk delft dan ook het onderspit. Hans Achterhuis' iconisch werk De markt van welzijn en geluk kan niet ongelukkiger komen. Hij stelt de juiste vragen, maar wordt ook misbruikt door (vaak rechtse) politici die het (vaak linkse) welzijnswerk een kopje kleiner willen hebben. De kritiek dat welzijnswerk zijn eigen vraag in stand houdt, is een verwijt dat op tal van sectoren toepasbaar is. Inmiddels is duidelijk dat geen enkele organisatie zich zonder slag of stoot laat opheffen.
In het geweld van de bestaansrecht-eisers gaat het welzijnwerk mee door akkoord te gaan met prestatie-contracten, ijkpunten (benchmarks in beleidsjargon) en openbare aanbestedingen. Zorg en welzijn stort zich er, min of meer verplicht, op en forse bedragen verdwijnen richting adviseurs die zich buigen over de vraag hoe je de opbrengst van dit werk meet en vaststelt. Het zal vast worden tegengesproken, maar die discussie is nog steeds niet beëindigd. Nog steeds wordt er veel verdiend aan welzijnsbeléid en -controle. Het werk zelf krimpt, krimpt en krimpt. Ook doordat de nieuwste na te jagen droom die van de vraaggerichtheid is.
Doen wat de klant vraagt. Dat is nu juist wat het welzijnswerk doet, maar binnen grenzen. De spagaat waarin werksoorten als buurtwerk werden gedwongen, was pijnlijk. Zowel zelf de broek ophouden - en dus commerciëler denken - als ondersteunend. Zowel veel mensen bereiken als (individuele) problemen aanpakken. De grootschalige activiteiten zijn overgenomen door volkomen commerciële uitbaters: "Waarom zou de gemeente een disco of een popconcert moeten subsidiëren?!". De café-eigenaar ziet zichzelf ook als maatschappelijk werker. De verwarring is compleet en het welzijnswerk de dupe.
Sinds een paar jaar is het welzijnswerk weer op de weg terug. Het werk wordt 'geherdefinieerd'. Zeker, ook nu verdienen externe partijen goed, beter zelfs dan werkers in het veld. Wat gebeurt, is nogal ontnuchterend. Al die wegbezuinigde werksoorten en methodieken komen onder een naam terug. Welzijn Nieuwe Stijl: oude wijn in nieuwe zakken.
Het programma ‘Welzijn nieuwe stijl’ van het ministerie van VWS stimuleert professionele vernieuwing. De welzijnswerker moet gaan werken aan de hand van de volgende acht bakens:
1. gericht op de vraag achter de vraag
2. gebaseerd op de eigen kracht van de burger
3. direct er op af
4. formele en informele zorg is in optimale verhouding
5. meer collectief dan individueel
6. samenwerken met organisaties
7. niet vrijblijvend, maar resultaatgericht
8. gebaseerd op ruimte voor de professional.
Denk je nu echt dat het welzijnswerk oude stijl fundamenteel anders was?
Gelukkig vind de herwaardering plaats. Niet de inbreng van sluwe consultancy-bedrijven is daarin relevant. De erkenning door andere beroepsgroepen is dat, niet meer of minder. De politie ziet - opnieuw - een rol weggelegd voor het welzijnswerk bij maatschappelijke problemen. Mijn voorspelling is dat lokale overheden binnen een paar jaar zullen springen en schreeuwen om welzijnswerk dat problemen aanpakt. Straathoekwerk, outreachend werk: methoden die hun nut bewezen in het vinden en bereiken van groepen als zorgmijders, thuislozen, (ex-)psychiatrisch patiënten, moeilijk bereikbare jongeren. Reïntegratie is het nieuwe woord dat dezelfde lading dekt.
Vanavond zond de publieke omroep iets aardigs uit. Een hoogleraar Positieve Psychologie (sic) ontwikkelde een nieuw idee: in plaats van symptoombestrijdende medicijnen een recept voor ... deelname aan welzijnswerkactiviteiten. In groepsverband sociaal bezig zijn: waar hoorden we dat eerder?
Wil je het nog mooier hebben? De vraag wat dat oplevert, is wat hem betreft een irrelevante, buiten kijf staande. Tóch is er - uiteraard - wetenschappelijk onderzoek nodig om vast te stellen wat dit alles oplevert.
maandag 13 januari 2014
Survival of the... ja, wie?!
In de categorie Misverstanden is dit een van de top-onderwerpen: dat Darwin met survival of the fittest bedoelde dat 'de sterkste' overwon. Hij bedoelde degene die het beste was aangepast aan de condities, de beste 'fit', de beste pasvorm had. Dat kún je zien als 'de beste', maar 'de beste' is een discutabel begrip.
De kracht van Darwins aanpak is dat hij de omgeving als een bepalend gegeven nam. Een organisme met pootjes en longen zal het moeilijker uithouden in een waterrijk milieu dan een met zwemvliezen en kieuwen. Verzuipen of overleven. Dat is natuurlijke selectie.
Totdat je de natuur naar je hand kunt zetten.
Entree homo sapiens, de alwetende-vernietiger.
Wij onttrekken ons aan die selectie. Het is nogal aanmatigend - mensen eigen - te beweren dat wij bovenin die hiërarchie staan. Dat wij het best zijn aangepast. Eerder is het zo dat de mens een éigen milieu heeft gecreëerd, waarin híj floreert (en andere soorten niet; nóg niet). De stedelijke omgeving is een helder voorbeeld daarvan. Ook het gébruiken van de omgeving is er zo een. Als je vierkant stokje in een rond gat wilt krijgen, kun je dat stokje rond maken. Maar ook het gat vierkant. 'Fit' is passend. Dan past het één in het ander. Het zegt niets over wie daarin leidend is.
Wij passen de omgeving aan opdat wíj er in passen. Met als gevolg dat we geen schijn van kans hebben in een onbewerkte natuur. De miljarden jaren evoluerende natuur zou minder stevig zijn dan de relatief snel in elkaar geflanste menselijke (infra)natuur? Die eerste is gebaseerd op de zon. De onze op aardse energie.
Mooi. Dat was de aanloop.
Marktdenkers hebben de neiging te menen dat er een autonoom proces bestaat dat lijkt op die survival of the fittest. Dat proces zou een impliciete 'natuurlijke' balans nastreven. Ongeschikte bedrijven en producten verdwijnen, als gevolg van marktwerking. Maar wat is 'ongeschikt'?
Is de menselijke omgeving wel te vergelijken met een natuurlijke? Of gelden er hele andere regels?
Er zijn geen dieren die meer produceren of doden dan ze zelf nodig hebben; ook de eekhoorn noch de honingbij niet. Wij wel. Boterbergen, melkplassen, doorgedraaide groenten: geen idee waar ik die in het planten- of dierenrijk vind. Wij vernietigen.
De reden is dat er helemaal geen natuurlijke balans ís in een door mensen gemaakte wereld. Er is geen symbiose. 'Parasitair gedrag op een gastheer' past nog het best.
De huidige crises schudden de mensenwereld door elkaar. De tegeltjeswijsheden vliegen je om de oren: dat de bedreigingen als kansen moeten worden gezien, dat iedere crisis voor 'lucht'zorgt, dat zo'n opschudbeurt de slechte bedrijven er uit laat vallen, dat dit o zo goed is voor innovatie, dat nu de creativiteit weer wordt geactiveerd, ...
Flauwekul, gebaseerd op een misplaatst organisch model waarin alles een functie, doel of betekenis heeft.
Ondertussen zie ik dat het systeem, de mogelijkheden en regels worden aangepast. Wéér. En niet aan degene die het meest bijdragen aan een 'sustainable society', de kleinschaligen, maar aan het consolideren van de macht op bestaande plaatsen.
De dominante soort past zijn omgeving aan om maar dominant te blijven.
De kracht van Darwins aanpak is dat hij de omgeving als een bepalend gegeven nam. Een organisme met pootjes en longen zal het moeilijker uithouden in een waterrijk milieu dan een met zwemvliezen en kieuwen. Verzuipen of overleven. Dat is natuurlijke selectie.
Totdat je de natuur naar je hand kunt zetten.
Entree homo sapiens, de alwetende-vernietiger.
Wij onttrekken ons aan die selectie. Het is nogal aanmatigend - mensen eigen - te beweren dat wij bovenin die hiërarchie staan. Dat wij het best zijn aangepast. Eerder is het zo dat de mens een éigen milieu heeft gecreëerd, waarin híj floreert (en andere soorten niet; nóg niet). De stedelijke omgeving is een helder voorbeeld daarvan. Ook het gébruiken van de omgeving is er zo een. Als je vierkant stokje in een rond gat wilt krijgen, kun je dat stokje rond maken. Maar ook het gat vierkant. 'Fit' is passend. Dan past het één in het ander. Het zegt niets over wie daarin leidend is.
Wij passen de omgeving aan opdat wíj er in passen. Met als gevolg dat we geen schijn van kans hebben in een onbewerkte natuur. De miljarden jaren evoluerende natuur zou minder stevig zijn dan de relatief snel in elkaar geflanste menselijke (infra)natuur? Die eerste is gebaseerd op de zon. De onze op aardse energie.
Mooi. Dat was de aanloop.
Marktdenkers hebben de neiging te menen dat er een autonoom proces bestaat dat lijkt op die survival of the fittest. Dat proces zou een impliciete 'natuurlijke' balans nastreven. Ongeschikte bedrijven en producten verdwijnen, als gevolg van marktwerking. Maar wat is 'ongeschikt'?
Is de menselijke omgeving wel te vergelijken met een natuurlijke? Of gelden er hele andere regels?
Er zijn geen dieren die meer produceren of doden dan ze zelf nodig hebben; ook de eekhoorn noch de honingbij niet. Wij wel. Boterbergen, melkplassen, doorgedraaide groenten: geen idee waar ik die in het planten- of dierenrijk vind. Wij vernietigen.
De reden is dat er helemaal geen natuurlijke balans ís in een door mensen gemaakte wereld. Er is geen symbiose. 'Parasitair gedrag op een gastheer' past nog het best.
De huidige crises schudden de mensenwereld door elkaar. De tegeltjeswijsheden vliegen je om de oren: dat de bedreigingen als kansen moeten worden gezien, dat iedere crisis voor 'lucht'zorgt, dat zo'n opschudbeurt de slechte bedrijven er uit laat vallen, dat dit o zo goed is voor innovatie, dat nu de creativiteit weer wordt geactiveerd, ...
Flauwekul, gebaseerd op een misplaatst organisch model waarin alles een functie, doel of betekenis heeft.
Ondertussen zie ik dat het systeem, de mogelijkheden en regels worden aangepast. Wéér. En niet aan degene die het meest bijdragen aan een 'sustainable society', de kleinschaligen, maar aan het consolideren van de macht op bestaande plaatsen.
De dominante soort past zijn omgeving aan om maar dominant te blijven.
zondag 12 januari 2014
Een Leids moment
Meer herfst dan winter. Het waait en het regent af en toe. En het is niet eens echt koud. Desalniettemin is het begin januari. Da's toch echt winter.
Ook in Leiden is het vrij beroerd weer. Een stevige wind briest door de stegen en straten. Hier horen zinnen bij als: de mensen spoeden zich naar huis; de kraag van de jas hoog opgetrokken, de blik op oneindig.
Het is de tijd van de korte dagen. De duisternis valt snel en haast plots in. Pechhebbenden zien dezer dagen het daglicht niet. Zij gaan in de duisternis weg en komen in de duisternis weer thuis.
De binnenstad van Leiden is in deze tijd van het jaar op z'n mooist. Niet omdat die binnenstad zo mooi is. Of omdat ze zo mooi is opgesierd met feestverlichting. Nee, op zichzelf ís de binnenstad niet eens mooi. Het is een verzameling monumentale - soms mooie - oude gebouwen. En die feestverlichting past in ieder koopcentrum rond de feestdagen.
Nee, dat allemaal is het niet waardoor de binnenstad zo mooi is.
Dat zit 'm in momenten, flitsen. Je zult het vast in meer gemeenten kunnen ervaren, maar een oude binnenstad geeft je (mij) meer kansen. Stomweg omdat er meer mogelijkheden zijn.
Hiervoor:
om een uur of half zes 's middags kom je de supermarkt uit. Die is eigenlijk al op de rand van de historische binnenstad gelegen, de begane grond van een voormalig fabriekspand gebruikend. Binnen was het nog druk. Buiten valt het mee. De meeste klanten zijn vanwege het weer snel op weg naar huis gegaan. Voor de deur staan de fietsen te wachten; rode batterij-achterlampjes vaak nog aan.
Naast de supermarkt is een steeg. Daarvan heeft Leiden er zat, evenals hofjes. Zijn stegen bij daglicht vaak gribussen, de donkerte geeft ze hun specifieke karakter. Soms worden ze griezelig, soms benauwend, soms bedreigend, soms ronduit mooi. Net als sneeuwdekken moffelt de donkerte de ongerechtigheden van de steeg weg.
Stap op de fiets, passeer de steeg, kijk naar rechts, en daar ís zo'n Leids momentje. Minder dan een seconde duurt, want dan ben je de steeg alweer voorbij en volop bezig met het verkeer en de laatste kilometer tot huis. Tegen de wind, uiteraard.
Dat korte moment is een soort foto. Het beeld van de steeg die uitzicht biedt op een donkere steenmassa: een oud herenhuis. In de gevel één verlicht raam. Dat straalt warm licht uit en geeft een inkijkje in het leven daar. Een jongeman kijkt naar buiten. Groene planten. Boeken en een bureau. Ramen, verdeeld in kleine vierkanten.
Even waan je je in een andere tijd. Dit zou zo het Londen van Dickens kunnen zijn. Het is Leiden. Het is 2014. En het bestaat alleen als flits.
Terug fietsen moet je niet willen en niet doen. In het verleden deed ik dat nog weleens. Dan is de magie van het beeld weg. Dan neem je de tijd en filter je alle projecties weg. Want in dat moment krijg je dan wel een beeld te zien; je vult het zelf ook in met gewenste elementen en 'herinneringen uit boeken', bijvoorbeeld.
Kijk, dát is Leiden. Dát is de kracht van zijn binnenstad. Dát is wat de bewoners meemaken. Omdat zij dagelijks de kans krijgen die flitsen te zien.
Als ze willen...
Ook in Leiden is het vrij beroerd weer. Een stevige wind briest door de stegen en straten. Hier horen zinnen bij als: de mensen spoeden zich naar huis; de kraag van de jas hoog opgetrokken, de blik op oneindig.
Het is de tijd van de korte dagen. De duisternis valt snel en haast plots in. Pechhebbenden zien dezer dagen het daglicht niet. Zij gaan in de duisternis weg en komen in de duisternis weer thuis.
De binnenstad van Leiden is in deze tijd van het jaar op z'n mooist. Niet omdat die binnenstad zo mooi is. Of omdat ze zo mooi is opgesierd met feestverlichting. Nee, op zichzelf ís de binnenstad niet eens mooi. Het is een verzameling monumentale - soms mooie - oude gebouwen. En die feestverlichting past in ieder koopcentrum rond de feestdagen.
Nee, dat allemaal is het niet waardoor de binnenstad zo mooi is.
Dat zit 'm in momenten, flitsen. Je zult het vast in meer gemeenten kunnen ervaren, maar een oude binnenstad geeft je (mij) meer kansen. Stomweg omdat er meer mogelijkheden zijn.
Hiervoor:
om een uur of half zes 's middags kom je de supermarkt uit. Die is eigenlijk al op de rand van de historische binnenstad gelegen, de begane grond van een voormalig fabriekspand gebruikend. Binnen was het nog druk. Buiten valt het mee. De meeste klanten zijn vanwege het weer snel op weg naar huis gegaan. Voor de deur staan de fietsen te wachten; rode batterij-achterlampjes vaak nog aan.
Naast de supermarkt is een steeg. Daarvan heeft Leiden er zat, evenals hofjes. Zijn stegen bij daglicht vaak gribussen, de donkerte geeft ze hun specifieke karakter. Soms worden ze griezelig, soms benauwend, soms bedreigend, soms ronduit mooi. Net als sneeuwdekken moffelt de donkerte de ongerechtigheden van de steeg weg.
Stap op de fiets, passeer de steeg, kijk naar rechts, en daar ís zo'n Leids momentje. Minder dan een seconde duurt, want dan ben je de steeg alweer voorbij en volop bezig met het verkeer en de laatste kilometer tot huis. Tegen de wind, uiteraard.
Dat korte moment is een soort foto. Het beeld van de steeg die uitzicht biedt op een donkere steenmassa: een oud herenhuis. In de gevel één verlicht raam. Dat straalt warm licht uit en geeft een inkijkje in het leven daar. Een jongeman kijkt naar buiten. Groene planten. Boeken en een bureau. Ramen, verdeeld in kleine vierkanten.
Even waan je je in een andere tijd. Dit zou zo het Londen van Dickens kunnen zijn. Het is Leiden. Het is 2014. En het bestaat alleen als flits.
Terug fietsen moet je niet willen en niet doen. In het verleden deed ik dat nog weleens. Dan is de magie van het beeld weg. Dan neem je de tijd en filter je alle projecties weg. Want in dat moment krijg je dan wel een beeld te zien; je vult het zelf ook in met gewenste elementen en 'herinneringen uit boeken', bijvoorbeeld.
Kijk, dát is Leiden. Dát is de kracht van zijn binnenstad. Dát is wat de bewoners meemaken. Omdat zij dagelijks de kans krijgen die flitsen te zien.
Als ze willen...
Labels:
fantasie,
Leiden,
marketing,
projectie,
stadsbeeld,
toerist,
verbeelding
zaterdag 11 januari 2014
Zou jij raadslid willen worden?
Of ik wel 's overwogen heb gemeenteraadslid te worden. Die vraag werd me een half jaar geleden gesteld. Ik moest er aan denken toen ik van de week hoorde dat er een tekort is aan raadsleden. En dat met naderende verkiezingen.
In de vraag ligt veel besloten.
De context waarin-i werd gesteld, was die van een gesprek over werk, passie en talenten. Inderdaad, zó'n gesprek. Mijn antwoord toen was hetzelfde als ik nu zou geven: "Is raadslidmaatschap een báán?! Wérk?!".
Dat heeft niets te maken met de hoeveelheid arbeid die je ervoor verzet. Ook vrijwilligers verzetten bergen arbeid, net als werknemers of zelfstandigen. Het gaat om de positionering. Kreeg een raadslid ooit een vergoeding voor de (grote) hoeveelheid tijd die in het serieus uitoefenen van die functie nam, tegenwoordig lijkt die relatie te zijn verwaterd. Er wordt een salaris betaald. Het ideologisch element is minder bepalend.
Nu niet beginnen over wetten, regels en andere formaliteiten. Dit is gewoon praktische realiteit. Blijkbaar is politiek gewoon werk geworden, een baan. Een baan waarop je solliciteert. Door bij een partij te gaan en te werken aan een verkiesbare plaats. Loopbaan? Carrière? Promotie? Hiërarchie? Termen die ook op dit werk passen.
Het is niet verwonderlijk dat in Rotterdam een deelgemeente is gevonden die deels wordt bestuurd door 'beroepspolitici', mensen die daar zitten omdát het wordt betaald. In het verleden werd de juiste term gehanteerd: baantjesjagers. Alle grote(re) partijen hebben er last van. Invloed, macht, corrumpeert.
Ik wil niet terecht komen in een wereld van huichel en leugen. Een wereld waarin woorden belangrijker zijn dan doelen. Ik wil niet in de búúrt zijn van types die rollebollend over straat gaan, die posities gebruiken voor eigen gewin. Dat ga ik nooit helemaal voor elkaar krijgen. Zeker ook in bedrijven speelt het verschijnsel. De ellende is wel dat ik politiek nog steeds beoordeel op hun invloed op het samenleven. Dat eist integriteit en idealisme.
Ook als dat wel het geval zou zijn, blijft het lastig. Er is geen enkele partij waarvan ik denk: 'Dát is 'm. Die denkt en doet als ik.". Die bestaat niet en dat verwacht ik ook niet. Ik wil wel vertróuwen hebben in personen, hun mening en hun standvastigheid.
Het zal je dus vast niet verbazen dat ik problemen heb met alle partijen. De rechtse passen me in elk geval niet; vooral vanwege hun mens- en maatschappijvisie. De centrum-linkse niet vanwege hun onbetrouwbaarheid op het punt van (verkiezings)beloften. Confessionele partijen acht ik nog steeds een soort van artefact: in een mens- en maatschappijvisie speelt geloof uiteraard een rol, maar niet andersom. Maar goed, als anderen daar wel een gidsrol in zien...
Mezelf aan een partij verbinden, zie ik niet snel gebeuren. De wereld is zo veranderd, dat ik me ook afvraag of het nog wel past. Als we in staat zijn bij de De Bijenkorf en Maison de Bonneterie - bestaat dat soort warenhuizen nog? - net zo makkelijk te kopen als bij Zeeman en Wibra; waarom zouden we er dan van uit gaan dat we nog één partij steunen? Individualiseren is leuk en aardig, maar leidt ook tot de behoefte aan 17.000.000 politieke partijtjes.
Nu heb ik wél een idee hoe een stad als Leiden er uit zou moeten zien - fysiek, maar vooral ook sociaal en economisch. Dat kan ik proberen te realiseren door te bloggen en zo. Ik kan natuurlijk ook - al doende leert men het beroep toch - mijn voorgaande woorden verloochenen en lid worden van een politieke partij, op weg naar een inkomen en invloed.
?! ... Nâh.
...tenzij ze me vrágen.
In de vraag ligt veel besloten.
De context waarin-i werd gesteld, was die van een gesprek over werk, passie en talenten. Inderdaad, zó'n gesprek. Mijn antwoord toen was hetzelfde als ik nu zou geven: "Is raadslidmaatschap een báán?! Wérk?!".
Dat heeft niets te maken met de hoeveelheid arbeid die je ervoor verzet. Ook vrijwilligers verzetten bergen arbeid, net als werknemers of zelfstandigen. Het gaat om de positionering. Kreeg een raadslid ooit een vergoeding voor de (grote) hoeveelheid tijd die in het serieus uitoefenen van die functie nam, tegenwoordig lijkt die relatie te zijn verwaterd. Er wordt een salaris betaald. Het ideologisch element is minder bepalend.
Nu niet beginnen over wetten, regels en andere formaliteiten. Dit is gewoon praktische realiteit. Blijkbaar is politiek gewoon werk geworden, een baan. Een baan waarop je solliciteert. Door bij een partij te gaan en te werken aan een verkiesbare plaats. Loopbaan? Carrière? Promotie? Hiërarchie? Termen die ook op dit werk passen.
Het is niet verwonderlijk dat in Rotterdam een deelgemeente is gevonden die deels wordt bestuurd door 'beroepspolitici', mensen die daar zitten omdát het wordt betaald. In het verleden werd de juiste term gehanteerd: baantjesjagers. Alle grote(re) partijen hebben er last van. Invloed, macht, corrumpeert.
Ik wil niet terecht komen in een wereld van huichel en leugen. Een wereld waarin woorden belangrijker zijn dan doelen. Ik wil niet in de búúrt zijn van types die rollebollend over straat gaan, die posities gebruiken voor eigen gewin. Dat ga ik nooit helemaal voor elkaar krijgen. Zeker ook in bedrijven speelt het verschijnsel. De ellende is wel dat ik politiek nog steeds beoordeel op hun invloed op het samenleven. Dat eist integriteit en idealisme.
Ook als dat wel het geval zou zijn, blijft het lastig. Er is geen enkele partij waarvan ik denk: 'Dát is 'm. Die denkt en doet als ik.". Die bestaat niet en dat verwacht ik ook niet. Ik wil wel vertróuwen hebben in personen, hun mening en hun standvastigheid.
Het zal je dus vast niet verbazen dat ik problemen heb met alle partijen. De rechtse passen me in elk geval niet; vooral vanwege hun mens- en maatschappijvisie. De centrum-linkse niet vanwege hun onbetrouwbaarheid op het punt van (verkiezings)beloften. Confessionele partijen acht ik nog steeds een soort van artefact: in een mens- en maatschappijvisie speelt geloof uiteraard een rol, maar niet andersom. Maar goed, als anderen daar wel een gidsrol in zien...
Mezelf aan een partij verbinden, zie ik niet snel gebeuren. De wereld is zo veranderd, dat ik me ook afvraag of het nog wel past. Als we in staat zijn bij de De Bijenkorf en Maison de Bonneterie - bestaat dat soort warenhuizen nog? - net zo makkelijk te kopen als bij Zeeman en Wibra; waarom zouden we er dan van uit gaan dat we nog één partij steunen? Individualiseren is leuk en aardig, maar leidt ook tot de behoefte aan 17.000.000 politieke partijtjes.
Nu heb ik wél een idee hoe een stad als Leiden er uit zou moeten zien - fysiek, maar vooral ook sociaal en economisch. Dat kan ik proberen te realiseren door te bloggen en zo. Ik kan natuurlijk ook - al doende leert men het beroep toch - mijn voorgaande woorden verloochenen en lid worden van een politieke partij, op weg naar een inkomen en invloed.
?! ... Nâh.
...tenzij ze me vrágen.
Labels:
devaluatie,
eed,
ethos,
gemeenteraad,
principes,
tekort,
werk
vrijdag 10 januari 2014
We kunnen heel goed gewoon 'zijn'
Achter me ligt een spitskool te wachten om verwerkt te worden tot een avondmaal. Dat ga ik overlaten aan een ander gezindslid, want ik heb een idee voor deze blogpost dat ik nú moet opschrijven.
Deze kop en lead deden 't 'm.
Als ik het opschrijf, of jij wellicht al de hyperlink hierboven hebt gevolgd, zul je vast zeggen: wist ik al, dacht ik al. Da's mooi.
The Guardian schrijft over een fenomeen wat nog het best een paradox kan worden genoemd. Met de beschikbaarheid van steeds meer data, meer transparantie, keert een forse groep mensen zich tegelijkertijd áf van controleerbaarheid.
Dat ik het toch maar opschrijf, heeft alles te maken met mijn veronderstelling dat we geneigd zijn sommige groepen te veronachtzamen, of, erger, weg te zetten als domme onbenullen. Wilders-stemmers zijn een berucht voorbeeld. Het is hún mening, hún stem en er is geen enkele regel die een ander het recht geven daarover te oordelen. Daarmee tast je een democratisch beginsel aan. Terwijl veel van die critici zich 'verdedigers van de democratische waarden' achten. Kul.
Het is enorm interessant dat PEW, geciteerd door The Guardian, vaststelt dat een fors deel van de amerikanen niets gelooft van evolutie. Enig idee hoeveel? Zoveel:
(...) 33% of Americans believe that evolution is a vicious rumor, opining that "humans and other living things have existed in their present form since the beginning of time". Genesis is their story and they're sticking to it.
Not insignificantly, rejection of science over religious mythology is distinctly partisan: 48% of Republicans, versus 27% of Democrats, "just say no" to Darwin.
Dat kan reusachtig interessant worden. Ik ben, als je dit blog volgt, niet zo'n feitenmens. Natuurlijk spelen ze een rol. Maar wat veel discussies ontbeert, is emotie, visie en wereldbeeld. Dat kan best leiden tot discussies waarin feiten geen bepalende rol spelen.
Argumenten zijn veel belangrijker. En nog meer: de erkenning dat er niet zoiets bestaat als één waarheid. Als je al zoiets als Waarheid wenst te erkennen, kan die alleen maar bestaan uit de opgetelde, samengestelde waarheden van allen. Een belangrijke reden daarvoor is dat je anders onmondige mensen bestempelt tot minderwaardige. dat je mensen die slecht uit hun woorden komen, afserveert.
Het is duidelijk waarop The Guardian hier doelt:
De maatschappelijk-correcte reactie, een echte Pavlov-, is om dan te pleiten voor meer en beter onderwijs. De vraag zou echter moeten zijn wat voor samenleving we hebben gecreëerd. Als de krant gelijk heeft, keren mensen zich er van af omdat ze het overzicht van, de band met of de kennis erover kwijt zijn. Dan wordt de omgeving bedreigend.
Dat is alarmerend.
Waarheid en realiteit zijn niet absoluut noch waardevrij. Om een zo breed mogelijk beeld te hebben van die twee is het handig ook die onwelgevallige ideeën en opvattingen serieus proberen te snappen.
O. Mijn mening over evolutie of schepping? Ik snap niet waarom er meer zou moeten zijn dan een leven tussen geboorte en dood; waarom er iets vóór de conceptie zou moeten zijn, of iets na de dood. En al helemaal niet waarom we hier met 'een bedoeling' zouden moeten zijn.
We kunnen heel goed gewoon 'zijn'.
Deze kop en lead deden 't 'm.
Who needs facts? We appear to be in the Post-Information Age now
Evidence? Ha. That's for humanists, scientists and who knows what other dangerous–ists. It's all about how we feel now
Als ik het opschrijf, of jij wellicht al de hyperlink hierboven hebt gevolgd, zul je vast zeggen: wist ik al, dacht ik al. Da's mooi.
The Guardian schrijft over een fenomeen wat nog het best een paradox kan worden genoemd. Met de beschikbaarheid van steeds meer data, meer transparantie, keert een forse groep mensen zich tegelijkertijd áf van controleerbaarheid.
Dat ik het toch maar opschrijf, heeft alles te maken met mijn veronderstelling dat we geneigd zijn sommige groepen te veronachtzamen, of, erger, weg te zetten als domme onbenullen. Wilders-stemmers zijn een berucht voorbeeld. Het is hún mening, hún stem en er is geen enkele regel die een ander het recht geven daarover te oordelen. Daarmee tast je een democratisch beginsel aan. Terwijl veel van die critici zich 'verdedigers van de democratische waarden' achten. Kul.
Het is enorm interessant dat PEW, geciteerd door The Guardian, vaststelt dat een fors deel van de amerikanen niets gelooft van evolutie. Enig idee hoeveel? Zoveel:
(...) 33% of Americans believe that evolution is a vicious rumor, opining that "humans and other living things have existed in their present form since the beginning of time". Genesis is their story and they're sticking to it.
Not insignificantly, rejection of science over religious mythology is distinctly partisan: 48% of Republicans, versus 27% of Democrats, "just say no" to Darwin.
Dat kan reusachtig interessant worden. Ik ben, als je dit blog volgt, niet zo'n feitenmens. Natuurlijk spelen ze een rol. Maar wat veel discussies ontbeert, is emotie, visie en wereldbeeld. Dat kan best leiden tot discussies waarin feiten geen bepalende rol spelen.
Argumenten zijn veel belangrijker. En nog meer: de erkenning dat er niet zoiets bestaat als één waarheid. Als je al zoiets als Waarheid wenst te erkennen, kan die alleen maar bestaan uit de opgetelde, samengestelde waarheden van allen. Een belangrijke reden daarvoor is dat je anders onmondige mensen bestempelt tot minderwaardige. dat je mensen die slecht uit hun woorden komen, afserveert.
Het is duidelijk waarop The Guardian hier doelt:
(...) it is comforting to construct a personal reality when actual reality will not do. That is where astrology came from, and voodoo. Also Area 51 and supply-side economics. That's why we've slid into the Post-Information Age. It's going to be a rough patch for Darwin.
De maatschappelijk-correcte reactie, een echte Pavlov-, is om dan te pleiten voor meer en beter onderwijs. De vraag zou echter moeten zijn wat voor samenleving we hebben gecreëerd. Als de krant gelijk heeft, keren mensen zich er van af omdat ze het overzicht van, de band met of de kennis erover kwijt zijn. Dan wordt de omgeving bedreigend.
Dat is alarmerend.
Waarheid en realiteit zijn niet absoluut noch waardevrij. Om een zo breed mogelijk beeld te hebben van die twee is het handig ook die onwelgevallige ideeën en opvattingen serieus proberen te snappen.
O. Mijn mening over evolutie of schepping? Ik snap niet waarom er meer zou moeten zijn dan een leven tussen geboorte en dood; waarom er iets vóór de conceptie zou moeten zijn, of iets na de dood. En al helemaal niet waarom we hier met 'een bedoeling' zouden moeten zijn.
We kunnen heel goed gewoon 'zijn'.
Labels:
big data,
evolutie,
feiten,
Garfield,
guardian,
macht,
mening,
onderdrukking,
opstand,
Verelendung,
Visie,
weerstand
donderdag 9 januari 2014
StuBru
Muziek is belangrijk voor mij. Niet dat ik het kan máken. Niet dat ik onthoud wie wie is of wie met wie wat speelde. Af en toe twijfel ik er zelfs aan of ik wel goed hoor, of iets wel of niet vals klinkt. Muziek is voor mij iets heel primairs: ik moet het mooi vinden en de rest zal me een worst of een biet zijn en de spreekwoordelijke reet roesten.
Mijn 'muzieksmaak' weergeven, vind ik dan ook een onzinnige bezigheid. Die is nogal omnivorisch. Ik eet alles, zij het van sommige muzikale gerechten meer dan van andere. Je zult me niet betrappen op het mee blèren met André Hazes, maar zijn muziek op zijn tijd is wel degelijk een genot: Nederlandse blues. Van Wagner, van Madame Butterfly, van Le Sacre Du Printemps, of van Orffs Carmina Burana kan ik net zo goed genieten. Eerlijk gezegd wel iets minder lang. Een opera haal ik nooit helemaal tot het eind. Maar symfonische rock en minimal music ook. Vooral live-registraties kunnen bekoren. Ik zal het mezelf wel wijsmaken, maar ik heb de indruk dat daarin meer sfeer huist.
Omdat ik zo'n onuitgesproken smaak heb, is voor mij een dienst als Spotify ideaal. "Alle muziek binnen handbereik"; ietwat overdreven want King Crimson vind ik er al niet, maar toch: heel veel wel. Mijn lot is echter dat ik heel slecht ben in het onthouden. Hoe vaak ik wel niet meemaak dat ik muziek hoor 'die ik ken' en die, zo blijkt dan later, ook héb. Ik troost me met de gedachte dat ik, net als iemand die aan vergeetachtigheid leidt, verrast kan worden met iets wat ik al kende.
Om Spotify in huis te gebruiken, heb ik een paar jaar geleden zo'n Sonos-ding aangeschaft. Puik, maar duur, apparaatje. Niet dat we het gebruiken om in alle kamers eigen muziek te laten schallen. Dan zou het geheel nog veel duurder worden. Maar wel om Spotify-afspeellijsten te kunnen gebruiken alsof ze in de platen-/CDkast staan. Dat het niet alleen maar voordelen oplevert, heb ik al 's beschreven.
Sonos biedt je meer. De makkelijkste optie is internetradio. Duizenden kanalen geluid, van de inlanden van Borneo of de dorre woestenij van Midden Australië, van de tientallen New Yorkse kanalen tot en met... 'ach, bedenk het maar'. Een radio-dominee? Beschikbaar. Jazz, jazz en nog 's jazz? Beschikbaar. Nieuwszenders? Roep maar vanuit welk gat op deze aardkloot. En dan nog alle 'officiële' zenders.
Internetradio biedt je ook alle publieke omroep- en commerciële omroepzenders. Niet alleen de Nederlandse, ook de buitenlandse. Keuze te over, ook hier.
Dan ga je vergelijken. Ik ben toch uitgekomen op Studio Brussel, StuBru. De reden is vrij eenvoudig. StuBru is muzikaal stukken gevarieerder dan enig Nederlandse zender. Radio3 cum suis, inclusief het commerciële smaldeel, zijn veel te eentonig en eenvormig. Nog afgezien van het geouwehoer van Nederlandse platenbazelaars.
De Nederlandse aanpak leidt vooral tot een wangedrocht, waarin niet muziek en de luisteraar een centrale rol spelen. Die rol is toebedeeld aan de platenmaatschappijen en discjockey's. Programma's draaien om hen en hun muziekkeuze. En hang nu niet het verhaal op dat verkoop- en downloadcijfers dat bepalen. Het muziekspectrum is echt een heel stuk groter.
Het gevolg is wel dat ik nu al meer dan een jaar geen Nederlandse zender meer hoor. Dus ook geen Nederlands nieuws of file-informatie. Niet dat ik daardoor Belg word, maar het roept wel de vraag op wat een Nederlandse zender nog is. Of een Belgische, een Britse, een Franse.
En daarmee ook de vraag wie jij, de luisteraar, dan bent. Een Nederlander?! Steeds minder...
Mijn 'muzieksmaak' weergeven, vind ik dan ook een onzinnige bezigheid. Die is nogal omnivorisch. Ik eet alles, zij het van sommige muzikale gerechten meer dan van andere. Je zult me niet betrappen op het mee blèren met André Hazes, maar zijn muziek op zijn tijd is wel degelijk een genot: Nederlandse blues. Van Wagner, van Madame Butterfly, van Le Sacre Du Printemps, of van Orffs Carmina Burana kan ik net zo goed genieten. Eerlijk gezegd wel iets minder lang. Een opera haal ik nooit helemaal tot het eind. Maar symfonische rock en minimal music ook. Vooral live-registraties kunnen bekoren. Ik zal het mezelf wel wijsmaken, maar ik heb de indruk dat daarin meer sfeer huist.
Omdat ik zo'n onuitgesproken smaak heb, is voor mij een dienst als Spotify ideaal. "Alle muziek binnen handbereik"; ietwat overdreven want King Crimson vind ik er al niet, maar toch: heel veel wel. Mijn lot is echter dat ik heel slecht ben in het onthouden. Hoe vaak ik wel niet meemaak dat ik muziek hoor 'die ik ken' en die, zo blijkt dan later, ook héb. Ik troost me met de gedachte dat ik, net als iemand die aan vergeetachtigheid leidt, verrast kan worden met iets wat ik al kende.
Om Spotify in huis te gebruiken, heb ik een paar jaar geleden zo'n Sonos-ding aangeschaft. Puik, maar duur, apparaatje. Niet dat we het gebruiken om in alle kamers eigen muziek te laten schallen. Dan zou het geheel nog veel duurder worden. Maar wel om Spotify-afspeellijsten te kunnen gebruiken alsof ze in de platen-/CDkast staan. Dat het niet alleen maar voordelen oplevert, heb ik al 's beschreven.
Sonos biedt je meer. De makkelijkste optie is internetradio. Duizenden kanalen geluid, van de inlanden van Borneo of de dorre woestenij van Midden Australië, van de tientallen New Yorkse kanalen tot en met... 'ach, bedenk het maar'. Een radio-dominee? Beschikbaar. Jazz, jazz en nog 's jazz? Beschikbaar. Nieuwszenders? Roep maar vanuit welk gat op deze aardkloot. En dan nog alle 'officiële' zenders.
Internetradio biedt je ook alle publieke omroep- en commerciële omroepzenders. Niet alleen de Nederlandse, ook de buitenlandse. Keuze te over, ook hier.
Dan ga je vergelijken. Ik ben toch uitgekomen op Studio Brussel, StuBru. De reden is vrij eenvoudig. StuBru is muzikaal stukken gevarieerder dan enig Nederlandse zender. Radio3 cum suis, inclusief het commerciële smaldeel, zijn veel te eentonig en eenvormig. Nog afgezien van het geouwehoer van Nederlandse platenbazelaars.
De Nederlandse aanpak leidt vooral tot een wangedrocht, waarin niet muziek en de luisteraar een centrale rol spelen. Die rol is toebedeeld aan de platenmaatschappijen en discjockey's. Programma's draaien om hen en hun muziekkeuze. En hang nu niet het verhaal op dat verkoop- en downloadcijfers dat bepalen. Het muziekspectrum is echt een heel stuk groter.
Het gevolg is wel dat ik nu al meer dan een jaar geen Nederlandse zender meer hoor. Dus ook geen Nederlands nieuws of file-informatie. Niet dat ik daardoor Belg word, maar het roept wel de vraag op wat een Nederlandse zender nog is. Of een Belgische, een Britse, een Franse.
En daarmee ook de vraag wie jij, de luisteraar, dan bent. Een Nederlander?! Steeds minder...
woensdag 8 januari 2014
Kinderen maken! Nu!!
Zeg, hoe heb jij je toekomst voor ogen?
Ik bedoel, wat heb je voor verwachtingen bij je oude dag. Ikzelf ben van één van de laatste generaties, weten we nu, die nog uit ging van een zelfgespaarde oudedagsvoorziening: het pensioen. Het was immers zo mooi wat we in Nederland hadden; een systeem van een minimumbestaansniveau voor alle oude mensen, de AOW, aangevuld met een pensioen, als je gewerkt had. Het systeem nivelleerde niet, maar gaf vaste grond.
Dat is voorbij.
Niet alleen gaan we allemaal nog langer, en dus harder, werken. We zullen ook meer voor onszelf moeten gaan zorgen. De ellende is dat de regering daar nogal vreemd mee omgaat; een regering van VVD en PvdA, de oorsprong van de AOW! (sic).
Je zou verwachten dat iemand die weet dat-i in de toekomst voor zichzelf moet gaan zorgen, een buffer aanlegt. Sparen, dus! Maar da's helemaal niet vanzelfsprekend in de huidige situatie. Op spaargeld krijg je minder rente dan je aan belasting betaalt. Nog ernstiger, onze minister-president heeft zo veel behoefte aan geld dat hij al maanden terug pleitte voor meer uitgeven. 'Koop een auto" is inmiddels een iconisch beeld van mensen buiten de werkelijkheid. Ik sprak vandaag een glaszetter: "Ik ríjd niet eens meer met de auto, en vakantie doen we ook niet!".
Minder opvallend is een effect van dit regeringsbeleid wat ik nog nergens terug zag.
Niet alleen gaan we langer en harder werken; we worden ook verplichte mantelzorgers. Da's wat raar, want een mantelzorger is een vrijwillig verzorgende. Maar goed. Deze regering heeft ontdekt dat je overheidsgecinancierde taken heel goed kunt terug trekken en overlaten aan de mensen zelf. En dus verdwijnt de zorg voor ouderen en wordt de omgeving daarvan aangesproken de handen, nóg meer, uit de handen te steken. Alsof je niets anders te doen hebt.
Een voor de hand liggende vraag is waar dit stopt. Thuiszorg overnemen; kun je dan ook veiligheid zelf organiseren? In de middeleeuwen hadden we zowel de schout met z'n rakkers, als particuliere gewapende eenheden. Kunnen we vast nieuw leven inblazen, met vrijwilligers uiteraard. En meteen leger en politie inkrimpen danwel afschaffen. Je snapt 't: het ontbreekt weer 's aan visie bij de overheid. Het kasboekje regeert en daardoor is het onduidelijk waarom het één wel en het ander níet voor bezuiniging in aanmerking komt.
Die mantelzorg gaat nog onverwachte effecten hebben. Ook ongewenste. Zoals geld een voorziening voor de oude dag is, zo is vanaf nu ook mantelzorg dat. Je zult dus een mantel, een netwerk moeten organiseren voor je oude dag. Dat kun je doen door een netwerk te onderhouden van kennissen en buren. Maar die zijn vrijblijvend. Nee, een veel betere is investeren in kinderen. Die hebben geen echte keuze. Ook niet naar de mening van de overheid, die hen vandaag de dag al dringend aanspreekt op die rol.
Stop met dat één, of twee kinderen. Minstens vier of vijf, liefst zes of zeven. Dát is toekomstdenken. Goed, het levert wel een forse extra belasting op voor de planeet. Maar daarvoor bestaat geen regering en geen wet, dus waarom zou de nederlandse overheid zich daar dan iets aan gelegen laten? Ik bedoel maar.
Die vele kinderen zijn ook noodzakelijk vanwege onze hoge mate van individualisering, lees scheidingen. De inboedel delen, het banksaldo splitsen, en ook de mantelzorg eerlijk delen. Dan is het handig als je veel kinderen hebt en beide partijen genoeg mantelzorg kunnen krijgen. Idioot? Nee, zo werd het ooit geregeld en dat is de weg die we nu bewandelen.
Aan die weg kleeft wel een groot voordeel. Het is ook de weg van de kleinschaligheid. In een dag zit per definitie 24 uur. Die zijn maar één keer te gebruiken. Dan kun je niet én werken én mantelzorgen én maatschappelijk actief zijn én kinderen opvoeden én... Dat wordt kiezen. Mijn gok is dat we dan terugvallen op het makkelijkste principe, dat van functiescheiding: één werkende en één zorgende. En of die werkende dan een kleine zelfstandige is?!
Wel heel middeleeuws, nietwaar?
Ik bedoel, wat heb je voor verwachtingen bij je oude dag. Ikzelf ben van één van de laatste generaties, weten we nu, die nog uit ging van een zelfgespaarde oudedagsvoorziening: het pensioen. Het was immers zo mooi wat we in Nederland hadden; een systeem van een minimumbestaansniveau voor alle oude mensen, de AOW, aangevuld met een pensioen, als je gewerkt had. Het systeem nivelleerde niet, maar gaf vaste grond.
Dat is voorbij.
Niet alleen gaan we allemaal nog langer, en dus harder, werken. We zullen ook meer voor onszelf moeten gaan zorgen. De ellende is dat de regering daar nogal vreemd mee omgaat; een regering van VVD en PvdA, de oorsprong van de AOW! (sic).
Je zou verwachten dat iemand die weet dat-i in de toekomst voor zichzelf moet gaan zorgen, een buffer aanlegt. Sparen, dus! Maar da's helemaal niet vanzelfsprekend in de huidige situatie. Op spaargeld krijg je minder rente dan je aan belasting betaalt. Nog ernstiger, onze minister-president heeft zo veel behoefte aan geld dat hij al maanden terug pleitte voor meer uitgeven. 'Koop een auto" is inmiddels een iconisch beeld van mensen buiten de werkelijkheid. Ik sprak vandaag een glaszetter: "Ik ríjd niet eens meer met de auto, en vakantie doen we ook niet!".
Minder opvallend is een effect van dit regeringsbeleid wat ik nog nergens terug zag.
Niet alleen gaan we langer en harder werken; we worden ook verplichte mantelzorgers. Da's wat raar, want een mantelzorger is een vrijwillig verzorgende. Maar goed. Deze regering heeft ontdekt dat je overheidsgecinancierde taken heel goed kunt terug trekken en overlaten aan de mensen zelf. En dus verdwijnt de zorg voor ouderen en wordt de omgeving daarvan aangesproken de handen, nóg meer, uit de handen te steken. Alsof je niets anders te doen hebt.
Een voor de hand liggende vraag is waar dit stopt. Thuiszorg overnemen; kun je dan ook veiligheid zelf organiseren? In de middeleeuwen hadden we zowel de schout met z'n rakkers, als particuliere gewapende eenheden. Kunnen we vast nieuw leven inblazen, met vrijwilligers uiteraard. En meteen leger en politie inkrimpen danwel afschaffen. Je snapt 't: het ontbreekt weer 's aan visie bij de overheid. Het kasboekje regeert en daardoor is het onduidelijk waarom het één wel en het ander níet voor bezuiniging in aanmerking komt.
Die mantelzorg gaat nog onverwachte effecten hebben. Ook ongewenste. Zoals geld een voorziening voor de oude dag is, zo is vanaf nu ook mantelzorg dat. Je zult dus een mantel, een netwerk moeten organiseren voor je oude dag. Dat kun je doen door een netwerk te onderhouden van kennissen en buren. Maar die zijn vrijblijvend. Nee, een veel betere is investeren in kinderen. Die hebben geen echte keuze. Ook niet naar de mening van de overheid, die hen vandaag de dag al dringend aanspreekt op die rol.
Stop met dat één, of twee kinderen. Minstens vier of vijf, liefst zes of zeven. Dát is toekomstdenken. Goed, het levert wel een forse extra belasting op voor de planeet. Maar daarvoor bestaat geen regering en geen wet, dus waarom zou de nederlandse overheid zich daar dan iets aan gelegen laten? Ik bedoel maar.
Die vele kinderen zijn ook noodzakelijk vanwege onze hoge mate van individualisering, lees scheidingen. De inboedel delen, het banksaldo splitsen, en ook de mantelzorg eerlijk delen. Dan is het handig als je veel kinderen hebt en beide partijen genoeg mantelzorg kunnen krijgen. Idioot? Nee, zo werd het ooit geregeld en dat is de weg die we nu bewandelen.
Aan die weg kleeft wel een groot voordeel. Het is ook de weg van de kleinschaligheid. In een dag zit per definitie 24 uur. Die zijn maar één keer te gebruiken. Dan kun je niet én werken én mantelzorgen én maatschappelijk actief zijn én kinderen opvoeden én... Dat wordt kiezen. Mijn gok is dat we dan terugvallen op het makkelijkste principe, dat van functiescheiding: één werkende en één zorgende. En of die werkende dan een kleine zelfstandige is?!
Wel heel middeleeuws, nietwaar?
maandag 6 januari 2014
Maar waar zit het wormgat?!
Verschillende werelden. Voor mij een gegeven. Ik schreef er al vaker over: de traagheid van de wereld van oudere mensen (en de tragere samenleving die er dús aankomt). Of dat rare verschijnsel dat je op straat fysiek dwars door het leven en netwerk van volstrekt vreemden loopt (en die binnentreedt door hen aan te spreken). Het moment waarop je je realiseert dat iedereen hetzelfde anders waarneemt (ook deze tekst kan anders aankomen bij jou dan ik bedoelde).
Social media zijn een mooi platform om dat te bekijken. Niet dat het echt goed dekkend is. Het is een weergave van onze netwerken en ons gedrag. Ondanks z'n beperkingen heb ik de indruk dat het wel één van de beste weergaves is. De belangrijkste reden daarvoor is wellicht het ongefilterde, ongecensureerde ervan. Daarmee zijn plots de uitbijters óók in beeld, zowel de negatieve als de positieve. In principe zie je nu echter alles.
Eén van de bekendste waarnemingen met betrekking tot bijvoorbeeld Twitter is dat er niet altijd even goed wordt nagedacht. Het blijft fascinerend te zien hoe een massa omspringt met informatie. De een zal het massa-hysterie noemen, de ander een hype; ikzelf zou er geen waarde-oordeel over willen vellen. Dit is de manier waarop informatie in een massa leeft; on- én offline.
De gevaren zijn ook bekend: vooral dat we elkaar nakakelen en slecht nadenken over wat er precies wordt gezegd. Zeker als de fout wordt gemaakt dat een bekende bron hetzelfde als een betrouwbare. Voorbeeld? De Bekende Nederlander die iets zegt, wat daarna gezien wordt als waarheid. Voor alle duidelijkheid: Bekende Nederlander is zeker niet alleen de media-bekende. Het zijn ook en vooral de mensen die die status binnen de social media hebben gekregen.
Maar wie geeft hen dat?
Da's dus een leuke vraag. Want als ik door m'n wimpers naar de social media kijk, dan zie ik iets opvallends. De toonaangevende mensen zijn andere mensen dan toonaangevende mensen in het 'echte leven'. Da's best opvallend. De grote denkers in het social media-landschap hebben die status te danken aan datzelfde landschap. Het is hun biotoop. Op die biotoop laten ze kennis los die anderen elders vergaarden en benoemden. Zij zijn het ook die de wetten en regelmatigheden benoemen in dat nieuwe biotoop.
In de aanloopfase is dat allemaal nog leuk. Zonder empirie kan iedereen van alles beweren. Degene met de meeste bravoure en overtuigingskracht zal ook toonaangevend kunnen worden. Dat is, denk ik, ook precies wat gebeurde: de duiders waren geen denkers (niet beledigend bedoeld). Dat gaat op grenzen stuiten, zeker als het laaghangend fruit aan inzichten is geplukt.
Mensen zijn een en ondeelbaar. Tegelijk zijn we ongelooflijk flexibel en meerdimensionaal. Niemand kent mij. Zelfs ikzelf kan mezelf nog weleens verbazen. Niemand kent jou zoals jij jezelf kent. Alle middelen waarmee we communiceren, ondersteunen een specifiek beeld van onszelf. In de wereld van social media is het land Twitter echt volslagen anders dan Google+; ook als daar één mens zichtbaar is. Ze vullen aan, nuanceren, sluiten uit, beïnvloeden.
De wormgaten die ik zoek, zijn de openingen tussen die verschillende dimensies. Mijn belangrijkste zoektocht is naar het antwoord op de vraag hoe al die nieuwe mogelijkheden een mens als individu beïnvloeden. Geen geneuzel over de nieuwste techniek. Wel veel geneuzel over de vraag wat het met míj doet als ik die mogelijkheden aan m'n repertoire toevoeg. Krijgt m'n zelfbeeld dan een oppepper? Verandert mijn idee van 'sociaal'?
Waar een vals bericht over een kat en vuurwerk in z'n kont ( het is dus níet waar) toe kan leiden...
Social media zijn een mooi platform om dat te bekijken. Niet dat het echt goed dekkend is. Het is een weergave van onze netwerken en ons gedrag. Ondanks z'n beperkingen heb ik de indruk dat het wel één van de beste weergaves is. De belangrijkste reden daarvoor is wellicht het ongefilterde, ongecensureerde ervan. Daarmee zijn plots de uitbijters óók in beeld, zowel de negatieve als de positieve. In principe zie je nu echter alles.
Eén van de bekendste waarnemingen met betrekking tot bijvoorbeeld Twitter is dat er niet altijd even goed wordt nagedacht. Het blijft fascinerend te zien hoe een massa omspringt met informatie. De een zal het massa-hysterie noemen, de ander een hype; ikzelf zou er geen waarde-oordeel over willen vellen. Dit is de manier waarop informatie in een massa leeft; on- én offline.
De gevaren zijn ook bekend: vooral dat we elkaar nakakelen en slecht nadenken over wat er precies wordt gezegd. Zeker als de fout wordt gemaakt dat een bekende bron hetzelfde als een betrouwbare. Voorbeeld? De Bekende Nederlander die iets zegt, wat daarna gezien wordt als waarheid. Voor alle duidelijkheid: Bekende Nederlander is zeker niet alleen de media-bekende. Het zijn ook en vooral de mensen die die status binnen de social media hebben gekregen.
Maar wie geeft hen dat?
Da's dus een leuke vraag. Want als ik door m'n wimpers naar de social media kijk, dan zie ik iets opvallends. De toonaangevende mensen zijn andere mensen dan toonaangevende mensen in het 'echte leven'. Da's best opvallend. De grote denkers in het social media-landschap hebben die status te danken aan datzelfde landschap. Het is hun biotoop. Op die biotoop laten ze kennis los die anderen elders vergaarden en benoemden. Zij zijn het ook die de wetten en regelmatigheden benoemen in dat nieuwe biotoop.
In de aanloopfase is dat allemaal nog leuk. Zonder empirie kan iedereen van alles beweren. Degene met de meeste bravoure en overtuigingskracht zal ook toonaangevend kunnen worden. Dat is, denk ik, ook precies wat gebeurde: de duiders waren geen denkers (niet beledigend bedoeld). Dat gaat op grenzen stuiten, zeker als het laaghangend fruit aan inzichten is geplukt.
Mensen zijn een en ondeelbaar. Tegelijk zijn we ongelooflijk flexibel en meerdimensionaal. Niemand kent mij. Zelfs ikzelf kan mezelf nog weleens verbazen. Niemand kent jou zoals jij jezelf kent. Alle middelen waarmee we communiceren, ondersteunen een specifiek beeld van onszelf. In de wereld van social media is het land Twitter echt volslagen anders dan Google+; ook als daar één mens zichtbaar is. Ze vullen aan, nuanceren, sluiten uit, beïnvloeden.
De wormgaten die ik zoek, zijn de openingen tussen die verschillende dimensies. Mijn belangrijkste zoektocht is naar het antwoord op de vraag hoe al die nieuwe mogelijkheden een mens als individu beïnvloeden. Geen geneuzel over de nieuwste techniek. Wel veel geneuzel over de vraag wat het met míj doet als ik die mogelijkheden aan m'n repertoire toevoeg. Krijgt m'n zelfbeeld dan een oppepper? Verandert mijn idee van 'sociaal'?
Waar een vals bericht over een kat en vuurwerk in z'n kont ( het is dus níet waar) toe kan leiden...
Labels:
hype,
innovatie,
interactie,
lagen,
massahysterie,
onwaar,
sociologie,
Vuurwerk
zondag 5 januari 2014
De leugen: ontslag vanwege bedrijfseconomische omstandigheden
Zelfs voor een onderneming is het iets menselijks: het leugentje om bestwil. Verklaarbaar ook, want de directeur is een mens. Het management bestaat uit mensen. Voor velen is het eigenbelang het belangrijkst, het bedrijfsbelang dat op zijn beurt wordt vertaald in kosten en baten. Goede bedrijfsvoering leidt tot hogere baten dan de ermee gepaard gaande kosten.
Maar wat te doen als de baten niet omhoog gaan? De consument, de klant kun je niet dwíngen jouw produkt of dienst af te nemen. Dus richt je je op de kosten. Dat is een idee wat ook mooi past in het beeld dat je alleen dat moet aanpakken wat jij zelf kunt beïnvloeden. En dat zijn de kosten, nietwaar?
Nu wordt het interessant.
Op een galei kun je het ritme van de beïnvloeden door de paukenist een sneller of langzamer ritme te laten aangeven. De assemblageband kun je ook sneller of langzamer laten lopen. Door de doelstellingen te verhogen krijg je, als het lukt, meer product voor hetzelfde geld. Grappige redenering, want de kosten dalen feitelijk niet. Het bedrijf krijgt méér produkt(en). Als het probleem is dat klanten die niet willen... dan los je op deze manier niets óp, maar maak je je eigen probleem groter.
Die klanten zijn bijzonder interessant.
De lolligste redenering vind ik nog steeds dat je iets moet maken waarnaar vraag is. Dat is maar zeer ten dele waar. Als dat waar zou zijn, is er haast geen innovatie mogelijk. De klant vráágt niet om nieuwe producten of diensten. Die worden hem aangeboden.
Transparantie, openheid, mondige klanten en eigen verwantwoordelijkheid: zomaar een paar trefwoorden die de regering in de rondte strooit. Het bedrijfsleven reageert daarop met holle termen als 'maatschappelijk verantwoord ondernemen'. Het imago van 'de sociale onderneming met hart voor klant, medewerker en samenleving' is belangrijk geworden.
Maar dat spoort vaak niet met de eerste vier alinea's.
De voorbeelden liggen op straat. De ministers zouden eens moeten gaan nadenken. De (overheids)opdrachtgevers zouden eens moeten nadenken. Als er een aanbesteding wordt open gesteld, is daar haast altijd een enorme lijst minimumvereisten aan bedrijven aan toegevoegd. Minimum jaaromzetten, inzicht in jaarcijfers, overzichten van andere projecten, toestemming tot boekencontrôle (en nog steeds wordt er gesjoemeld).
Maar wat onbreekt, is de vraag naar informatie over personeelsbewegingen.
Steeds vaker hanteren bedrijven een leugen om bestwil. Wat te denken van een bedrijf dat bij het UWV een ontslagaanvraag indient 'omwille van bedrijfseconomische overwegingen'? Blijkbaar gaat het met het bedrijf dus niet zo goed. Sterker, het gaat zó slecht dat er werknemers uit moeten.
Het is blijkbaar een relatief ongevaarlijke weg, want ik hoorde 'm pas geleden wéér. Wat me opvalt, is dat het een uitermate vreemde situatie is. Immers, indien 'de overheid' wéét dat een partij een zwakke broeder is, zou dat bekend moeten kunnen zijn. Het UWV ís overheid en hééft die informatie.
Nu kunnen ondernemers zonder al te veel risico kletspraatjes ophangen om hun personeel te lozen. Het zal mij benieuwen wat er gebeurt als ze weten dat ontslagaanvragen openbaar zijn. Wat de gevolgen zijn als opdrachten gepaard zouden moeten gaan van een verklaring van bijvoorbeeld het UWV. Een verklaring, vergelijkbaar aan die voor goed gedrag, dat het betrokken bedrijf géén aanvragen vanwege bedrijfseconomisch ontwikkelingen heeft gedaan in de voorgaande drie jaar.
Zo'n eis en zo'n register/verklaring is eigenlijk zó vanzelfsprekend. De klant, de opdrachtgever moet toch kunnen nagaan hoe betrouwbaar zijn opdrachtnemer eigenlijk is?
Moet je eens zien hoe snel het aantal aanvragen voor ontslag om deze reden gaat afnemen. Want dát leugentje is dan achterhaald door de waarheid.
Maar wat te doen als de baten niet omhoog gaan? De consument, de klant kun je niet dwíngen jouw produkt of dienst af te nemen. Dus richt je je op de kosten. Dat is een idee wat ook mooi past in het beeld dat je alleen dat moet aanpakken wat jij zelf kunt beïnvloeden. En dat zijn de kosten, nietwaar?
Nu wordt het interessant.
Op een galei kun je het ritme van de beïnvloeden door de paukenist een sneller of langzamer ritme te laten aangeven. De assemblageband kun je ook sneller of langzamer laten lopen. Door de doelstellingen te verhogen krijg je, als het lukt, meer product voor hetzelfde geld. Grappige redenering, want de kosten dalen feitelijk niet. Het bedrijf krijgt méér produkt(en). Als het probleem is dat klanten die niet willen... dan los je op deze manier niets óp, maar maak je je eigen probleem groter.
Die klanten zijn bijzonder interessant.
De lolligste redenering vind ik nog steeds dat je iets moet maken waarnaar vraag is. Dat is maar zeer ten dele waar. Als dat waar zou zijn, is er haast geen innovatie mogelijk. De klant vráágt niet om nieuwe producten of diensten. Die worden hem aangeboden.
Transparantie, openheid, mondige klanten en eigen verwantwoordelijkheid: zomaar een paar trefwoorden die de regering in de rondte strooit. Het bedrijfsleven reageert daarop met holle termen als 'maatschappelijk verantwoord ondernemen'. Het imago van 'de sociale onderneming met hart voor klant, medewerker en samenleving' is belangrijk geworden.
Maar dat spoort vaak niet met de eerste vier alinea's.
De voorbeelden liggen op straat. De ministers zouden eens moeten gaan nadenken. De (overheids)opdrachtgevers zouden eens moeten nadenken. Als er een aanbesteding wordt open gesteld, is daar haast altijd een enorme lijst minimumvereisten aan bedrijven aan toegevoegd. Minimum jaaromzetten, inzicht in jaarcijfers, overzichten van andere projecten, toestemming tot boekencontrôle (en nog steeds wordt er gesjoemeld).
Maar wat onbreekt, is de vraag naar informatie over personeelsbewegingen.
Steeds vaker hanteren bedrijven een leugen om bestwil. Wat te denken van een bedrijf dat bij het UWV een ontslagaanvraag indient 'omwille van bedrijfseconomische overwegingen'? Blijkbaar gaat het met het bedrijf dus niet zo goed. Sterker, het gaat zó slecht dat er werknemers uit moeten.
Het is blijkbaar een relatief ongevaarlijke weg, want ik hoorde 'm pas geleden wéér. Wat me opvalt, is dat het een uitermate vreemde situatie is. Immers, indien 'de overheid' wéét dat een partij een zwakke broeder is, zou dat bekend moeten kunnen zijn. Het UWV ís overheid en hééft die informatie.
Nu kunnen ondernemers zonder al te veel risico kletspraatjes ophangen om hun personeel te lozen. Het zal mij benieuwen wat er gebeurt als ze weten dat ontslagaanvragen openbaar zijn. Wat de gevolgen zijn als opdrachten gepaard zouden moeten gaan van een verklaring van bijvoorbeeld het UWV. Een verklaring, vergelijkbaar aan die voor goed gedrag, dat het betrokken bedrijf géén aanvragen vanwege bedrijfseconomisch ontwikkelingen heeft gedaan in de voorgaande drie jaar.
Zo'n eis en zo'n register/verklaring is eigenlijk zó vanzelfsprekend. De klant, de opdrachtgever moet toch kunnen nagaan hoe betrouwbaar zijn opdrachtnemer eigenlijk is?
Moet je eens zien hoe snel het aantal aanvragen voor ontslag om deze reden gaat afnemen. Want dát leugentje is dan achterhaald door de waarheid.
Labels:
controle,
fraude,
gemeente,
liegen,
misbruik,
ondernemen,
onmacht,
openheid,
PvdA,
sociale zaken,
uwv,
VVD
zaterdag 4 januari 2014
Push&Pull
We hebben de papieren krant opgezegd. Niet dat we nu helemaal geen krant meer hebben: per 1 april gaan we over op de digitale versie van dezelfde krant. Op zaterdag krijgen we nog wel het weekeinde-exemplaar.
Vandaag viel die dus weer in de bus. Zoals hij al meer dan dertig jaar trouw dag in dag uit wordt bezorgd. Veel meer dan zeven exemplaren zullen we niet zijn misgelopen. Terzijde daarom: enorme waardering, ook in kerstfooi, voor onze ochtendbezorger!
Die zaterdagkrant doorbladerend bedacht ik me plots wat het effect zou gaan zijn van onze stap. Goed, het ís goedkoper. En we lezen eigenlijk zelden de héle krant. Ook zal de krant op meer apparaten beschikbaar zijn. Maar op een of andere manier knaagt er onbehagen bij ons eigen besluit.
Ik denk nu wat dat veroorzaakt: de papieren krant brengt nieuws.
Met opzet heb ik het klemtoonteken weggelaten: bréngt. Dat is de clou. Hoe ik het ook zou proberen; de krant wordt iedere ochtend bezorgd. Het is niet de beschikbaarheid van nieuws dat onderscheid maakt. Het is z'n bréngfactor, het aanbieden, de push.
Het klinkt zo logisch. We zijn geïnteresseerd in nieuws, en dan nog eens in het bijzonder het nieuws wat ons echt interesseert of raakt. Het medium is daaraan ondergeschikt en dus is de rationele veronderstelling dat papieren kranten dood zijn en digitale de toekomst hebben.
Ik denk dat dat te absoluut is.
Mijn vermoeden is dat ook jij dit beeld kent: dat je slechts één, twee keer per jaar allerlei abonnementen en financiële stukken doorneemt en ordent. Het ene moment is de jaarwisseling, het andere de dag(en) voor de belastingaangifte. Dat zijn momenten waarop je je realiseert hoeveel (overbodige) verzekeringen je hebt, hoeveel abonnementen waar je eigenlijk weinig mee hebt en hoeveel goede doelen je steunt. En zeer waarschijnlijk bedenk je zelf op dit moment nog meer voorbeelden.
Dat is precies waarnaar ik benieuwd ben. We zijn niet zo bezig met onze gewoontes. En abonnementen en meerjarige verplichtingen kun je met gerust hart gewoontes noemen.
Mijn verwachting is dat digitaal nieuws een verschraling gaat opleveren. Niet omdat er minder nieuws is, of omdat de kwaliteit slechter is, maar omdat het stomweg geen push meer is maar pull. Je moet zélf áctie ondernemen om bij het nieuws te komen. Daar waar de krant nadrukkelijk op de deurmat lag, valt de nieuwsattendering niet op tussen de andere berichten. Daar waar de krant zich aan je oog (en hersens) ópdringt, doet de digitale versie dat niet. Die kun je zelfs helemaal over het hoofd zien.
Mijn gok is dat we momenteel veel verwachten van digitaal nieuws omdat we (allemaal) nog steeds een papieren bron als uitvalsbasis hebben. Het digitale nieuws is een aanvulling daar op. Vrienden die je attenderen op goede artikelen in hún krant. Het snelle (112-achtige) nieuws dat via social media, ongecontroleerd en vaak nét bezijden de waarheid, ronddwarrelt.
Het wordt nog een spannende ontwikkeling. In tegenstelling tot een jaar of twee terug geef ik nu toch meer geld voor kranten dan 'geen rooie cent'. Niet dat ze het makkelijker zullen krijgen, niet dat ze overleven in deze vorm. Maar dat vraag-aanbod, push-pull, brengen-halen...
mijn gok is nu dat de digitale vorm net zo drammend aanwezig moet zijn als de doffe klap waarmee de papieren krant op de deurmat valt.
Vandaag viel die dus weer in de bus. Zoals hij al meer dan dertig jaar trouw dag in dag uit wordt bezorgd. Veel meer dan zeven exemplaren zullen we niet zijn misgelopen. Terzijde daarom: enorme waardering, ook in kerstfooi, voor onze ochtendbezorger!
Die zaterdagkrant doorbladerend bedacht ik me plots wat het effect zou gaan zijn van onze stap. Goed, het ís goedkoper. En we lezen eigenlijk zelden de héle krant. Ook zal de krant op meer apparaten beschikbaar zijn. Maar op een of andere manier knaagt er onbehagen bij ons eigen besluit.
Ik denk nu wat dat veroorzaakt: de papieren krant brengt nieuws.
Met opzet heb ik het klemtoonteken weggelaten: bréngt. Dat is de clou. Hoe ik het ook zou proberen; de krant wordt iedere ochtend bezorgd. Het is niet de beschikbaarheid van nieuws dat onderscheid maakt. Het is z'n bréngfactor, het aanbieden, de push.
Het klinkt zo logisch. We zijn geïnteresseerd in nieuws, en dan nog eens in het bijzonder het nieuws wat ons echt interesseert of raakt. Het medium is daaraan ondergeschikt en dus is de rationele veronderstelling dat papieren kranten dood zijn en digitale de toekomst hebben.
Ik denk dat dat te absoluut is.
Mijn vermoeden is dat ook jij dit beeld kent: dat je slechts één, twee keer per jaar allerlei abonnementen en financiële stukken doorneemt en ordent. Het ene moment is de jaarwisseling, het andere de dag(en) voor de belastingaangifte. Dat zijn momenten waarop je je realiseert hoeveel (overbodige) verzekeringen je hebt, hoeveel abonnementen waar je eigenlijk weinig mee hebt en hoeveel goede doelen je steunt. En zeer waarschijnlijk bedenk je zelf op dit moment nog meer voorbeelden.
Dat is precies waarnaar ik benieuwd ben. We zijn niet zo bezig met onze gewoontes. En abonnementen en meerjarige verplichtingen kun je met gerust hart gewoontes noemen.
Mijn verwachting is dat digitaal nieuws een verschraling gaat opleveren. Niet omdat er minder nieuws is, of omdat de kwaliteit slechter is, maar omdat het stomweg geen push meer is maar pull. Je moet zélf áctie ondernemen om bij het nieuws te komen. Daar waar de krant nadrukkelijk op de deurmat lag, valt de nieuwsattendering niet op tussen de andere berichten. Daar waar de krant zich aan je oog (en hersens) ópdringt, doet de digitale versie dat niet. Die kun je zelfs helemaal over het hoofd zien.
Mijn gok is dat we momenteel veel verwachten van digitaal nieuws omdat we (allemaal) nog steeds een papieren bron als uitvalsbasis hebben. Het digitale nieuws is een aanvulling daar op. Vrienden die je attenderen op goede artikelen in hún krant. Het snelle (112-achtige) nieuws dat via social media, ongecontroleerd en vaak nét bezijden de waarheid, ronddwarrelt.
Het wordt nog een spannende ontwikkeling. In tegenstelling tot een jaar of twee terug geef ik nu toch meer geld voor kranten dan 'geen rooie cent'. Niet dat ze het makkelijker zullen krijgen, niet dat ze overleven in deze vorm. Maar dat vraag-aanbod, push-pull, brengen-halen...
mijn gok is nu dat de digitale vorm net zo drammend aanwezig moet zijn als de doffe klap waarmee de papieren krant op de deurmat valt.
Labels:
business model,
innovatie,
krant,
lui,
media,
papieren krant,
toekomst
vrijdag 3 januari 2014
Honden poepen noord-zuid
In de loop van de dag slaat sloomheid toe. Dat zal vast een suikerdip zijn als gevolg van het middagmaal. In elk geval is het wel het moment dat ik wegsukkel. Omdat siësta's hier (nog) niet tot het standaardrepertoire horen, zakt mijn intellectuele interesse tot een soms banaal niveau. Dan scharrel ik wat rond in de varkensstal van GeenStijl of 'blader' wat in digitale 'tijdschriften'.
GeenStijl levert al maanden niet echt leuk nieuws op. De tijd dat het de Pietje Bells waren, samen met ReteCool bijvoorbeeld, is al lang historie. Grosso modo is het trucje nu wel duidelijk (en uitgewerkt): hard schreeuwen tegen alles en iedereen. Hagenaars waren daar ook zo goed in; een enorme grote muil vol met verbaal indrukwekkend geweld. Maar eem klein hartje. Meer van het soort 'blaffende honden bijten niet'. Het lijkt ook alsof GeenStijl minder vanzelfsprekend z'n reaguurders meekrijgt. De reactiekolom bevat ook serieuze kritiek op de scribenten.
De digitale tijdschriften - zot dat ik dat woord gebruik. Er had al een nieuwe, eigen vorm moeten bestaan - zijn voor die suffe dagperiode vaak weer té serieus.
Lichtvoetig nieuws, dat is wat ik dan even zoek. Dit soort, dus: Dogs might poop in line with the Earth's magnetic field.
Als ik eerlijk antwoord moet geven, twijfel ik ten zeerste aan het gehalte van deze conclusie. Wij hadden thuis honden, reuen. Inderdaad kunnen die jongens nogal lang bezig zijn met rondjes draaien om de juiste poeppositie te vinden. Ik heb dat zelf altijd gezien als of met de zeer reukgevoelige neus bóven de wind zien te komen of doordraaien totdat de keutel er uit komt. Nooit of te nimmer heb ik stilgestaan bij het aardmagnetisch veld, of de sterren om iets geheel anders te noemen. Poepen, zo dacht ik, is een basale activiteit.
Sinds ik het huis uit ben, hebben we katten. Die blijken ook rondjes te draaien. En, net als de honden, ook als ze hun ideale slaappositie zoeken. Van dat aardmagnetisch afstemmen geloof ik kortom bar weinig.
Dat neemt niet weg dat je in het artikel een hyperlink aantreft naar een ander, goed, artikel. TIME schreef in 2011 Can Humans Actually Sense the Earth’s Magnetic Field?
Het gaat over cryptochrome, een proteïne in onze ogen. Een stof ook, die door fruitvliegjes wordt gebruikt om zich te oriënteren. Alhoewel het maar zeer de vraag is of wij mensen dat oriëntatietrucje ook kunnen of ooit hebben gekund, is het wel een interessante vraag:
wat kúnnen we eigenlijk en vooral ook: wat hebben we ooit gekund en zijn we kwijtgeraakt?
Het zijn stapjes en niet bedoeld om uit te zoeken of de goden kosmonauten waren en wij wellicht experimenten van hen. Evenmin gaat het ons ooit lukken 'de mens' volledig te begrijpen. Al die duizenden jaren evolutie hebben wijzigingen opgeleverd; ongedocumenteerde wijzigingen. In het kader daarvan is zo'n onderzoek naar de aardmagnetische oriëntatie van poepende honden zowaar nog zinvol ook.
Voor mij is het weer een argumentje om te menen dat we nog maar een fractie weten van onszelf en van onze drijfveren. Dat we ons eigenlijk zouden moeten baseren op onkunde en op onvoorspelbaarheid die daartuit voortvloeit.
GeenStijl levert al maanden niet echt leuk nieuws op. De tijd dat het de Pietje Bells waren, samen met ReteCool bijvoorbeeld, is al lang historie. Grosso modo is het trucje nu wel duidelijk (en uitgewerkt): hard schreeuwen tegen alles en iedereen. Hagenaars waren daar ook zo goed in; een enorme grote muil vol met verbaal indrukwekkend geweld. Maar eem klein hartje. Meer van het soort 'blaffende honden bijten niet'. Het lijkt ook alsof GeenStijl minder vanzelfsprekend z'n reaguurders meekrijgt. De reactiekolom bevat ook serieuze kritiek op de scribenten.
De digitale tijdschriften - zot dat ik dat woord gebruik. Er had al een nieuwe, eigen vorm moeten bestaan - zijn voor die suffe dagperiode vaak weer té serieus.
Lichtvoetig nieuws, dat is wat ik dan even zoek. Dit soort, dus: Dogs might poop in line with the Earth's magnetic field.
Als ik eerlijk antwoord moet geven, twijfel ik ten zeerste aan het gehalte van deze conclusie. Wij hadden thuis honden, reuen. Inderdaad kunnen die jongens nogal lang bezig zijn met rondjes draaien om de juiste poeppositie te vinden. Ik heb dat zelf altijd gezien als of met de zeer reukgevoelige neus bóven de wind zien te komen of doordraaien totdat de keutel er uit komt. Nooit of te nimmer heb ik stilgestaan bij het aardmagnetisch veld, of de sterren om iets geheel anders te noemen. Poepen, zo dacht ik, is een basale activiteit.
Sinds ik het huis uit ben, hebben we katten. Die blijken ook rondjes te draaien. En, net als de honden, ook als ze hun ideale slaappositie zoeken. Van dat aardmagnetisch afstemmen geloof ik kortom bar weinig.
Dat neemt niet weg dat je in het artikel een hyperlink aantreft naar een ander, goed, artikel. TIME schreef in 2011 Can Humans Actually Sense the Earth’s Magnetic Field?
Het gaat over cryptochrome, een proteïne in onze ogen. Een stof ook, die door fruitvliegjes wordt gebruikt om zich te oriënteren. Alhoewel het maar zeer de vraag is of wij mensen dat oriëntatietrucje ook kunnen of ooit hebben gekund, is het wel een interessante vraag:
wat kúnnen we eigenlijk en vooral ook: wat hebben we ooit gekund en zijn we kwijtgeraakt?
Het zijn stapjes en niet bedoeld om uit te zoeken of de goden kosmonauten waren en wij wellicht experimenten van hen. Evenmin gaat het ons ooit lukken 'de mens' volledig te begrijpen. Al die duizenden jaren evolutie hebben wijzigingen opgeleverd; ongedocumenteerde wijzigingen. In het kader daarvan is zo'n onderzoek naar de aardmagnetische oriëntatie van poepende honden zowaar nog zinvol ook.
Voor mij is het weer een argumentje om te menen dat we nog maar een fractie weten van onszelf en van onze drijfveren. Dat we ons eigenlijk zouden moeten baseren op onkunde en op onvoorspelbaarheid die daartuit voortvloeit.
donderdag 2 januari 2014
Wel én niet doen
Niet voor niets zijn er spelletjes als Pictionary, waarin je moet raden wat een ander in gedachten heeft. Niet eenvoudig, als je niet kunt tekenen. Niet eenvoudig, als je niet in staat blijkt te zijn de kern van je onderwerp te verbeelden. De paar keer dat ik het speelde, was ik er slecht in omdat het me niet vaak lukt de krabbels te doorgronden.
Het is ook allemaal zo moeilijk.
In je hoofd heb jij een duidelijk beeld van wat je wilt. Maar hoe moeilijk kan het wel niet zijn om dat beeld aan een ander duidelijk te maken. Bij de fietsenmaker zeggen dat je "een fiets zoekt" is wat mager. Hij heeft er tientallen staan. Hoe ziet degene die jij zoekt er precies uit? En da's dan nog een in Nederland veel voorkomend gebruiksprodukt. Ga nu maar eens 'concepten' benoemen. Of een schilderij dat je bevalt. Een muziekstuk. Een prettige woonomgeving. Nee, het kan erg ingewikkeld zijn.
Een werkelijk prachtig boekje over visuele communicatie is dat van Mijksenaar uit 1996. Alleen de titel al: De vorm zal u toegeworpen worden. Ik kocht het ooit bij De Slegte, voor een habbekrats. Mocht je het vinden: kopen! Als je het een keer hebt doorgebladerd dan kijk je vanaf dat moment heel anders naar bewegwijzering, naar handleiding, naar icoontjes of naar verpakkingen.
En je ziet heel veel 'fouten'.
Die apostrofs staan daar niet nutteloos te lummelen. Fout betekent dat er een absolute waarheid is die niet wordt gehaald. En da's niet altijd zo. Het is vooral psychologie. Van ontruimingsroutes, bijvoorbeeld, weten we inmiddels dat die slecht werken. Brand? Kans is bijna 100% dat je de route neemt die je kent; die waarlangs je binnen kwam.
Een grote stap voorwaarts is duidelijk zeggen wat je wilt. Ja, dat is inderdaad óók een pleidooi voor goed nederlands, want slordigheden kunnen voor problemen zorgen. Daarvan kun je in een lachbui schieten, van die slordigheid, maar het kan ook frustrerend zijn. "Mijn vader die..." en "mijn vader, die..." zijn echt in betekenis héél verschillend. Als je niet weet wat een beperkende bijzin is, ben je de klos (de eerste, komma-loze, impliceert dat je méérdere vaders hebt).
En, nee, dit alles leidt helemaal niet tot juristenjargon of tot de beruchte 'kleine lettertjes'. Dat líjkt te leiden tot duidelijkheid door middel van nauwkeurigheid, maar leidt de facto tot méér onduidelijkheid. Nog veel erger, die juridiseringstendens leidde vooral ook tot een toename van het wantrouwens-startpunt: heel beperkt letterlijk nemen van tekst (en als er iets níet staat, je afvragen waarom niet). Niet alles is een contract, ook het ongelooflijk misbruikte begrip 'sociaal contract' niet.
Iets willen overdragen, vereist duidelijkheid. Dat is iets wezenlijk anders dan volledigheid of diens neefje gedetailleerdheid. Dat leidt alleen maar áf van de geest van je bericht. De géést van een wet is belangrijk; nooit of te nimmer de letter.
Hoe moeilijk dat ook bij eenvoudige zaken kan zijn, bewijst deze foto die ik de afgelopen maand maakte:
Het is ook allemaal zo moeilijk.
In je hoofd heb jij een duidelijk beeld van wat je wilt. Maar hoe moeilijk kan het wel niet zijn om dat beeld aan een ander duidelijk te maken. Bij de fietsenmaker zeggen dat je "een fiets zoekt" is wat mager. Hij heeft er tientallen staan. Hoe ziet degene die jij zoekt er precies uit? En da's dan nog een in Nederland veel voorkomend gebruiksprodukt. Ga nu maar eens 'concepten' benoemen. Of een schilderij dat je bevalt. Een muziekstuk. Een prettige woonomgeving. Nee, het kan erg ingewikkeld zijn.
Een werkelijk prachtig boekje over visuele communicatie is dat van Mijksenaar uit 1996. Alleen de titel al: De vorm zal u toegeworpen worden. Ik kocht het ooit bij De Slegte, voor een habbekrats. Mocht je het vinden: kopen! Als je het een keer hebt doorgebladerd dan kijk je vanaf dat moment heel anders naar bewegwijzering, naar handleiding, naar icoontjes of naar verpakkingen.
En je ziet heel veel 'fouten'.
Die apostrofs staan daar niet nutteloos te lummelen. Fout betekent dat er een absolute waarheid is die niet wordt gehaald. En da's niet altijd zo. Het is vooral psychologie. Van ontruimingsroutes, bijvoorbeeld, weten we inmiddels dat die slecht werken. Brand? Kans is bijna 100% dat je de route neemt die je kent; die waarlangs je binnen kwam.
Een grote stap voorwaarts is duidelijk zeggen wat je wilt. Ja, dat is inderdaad óók een pleidooi voor goed nederlands, want slordigheden kunnen voor problemen zorgen. Daarvan kun je in een lachbui schieten, van die slordigheid, maar het kan ook frustrerend zijn. "Mijn vader die..." en "mijn vader, die..." zijn echt in betekenis héél verschillend. Als je niet weet wat een beperkende bijzin is, ben je de klos (de eerste, komma-loze, impliceert dat je méérdere vaders hebt).
En, nee, dit alles leidt helemaal niet tot juristenjargon of tot de beruchte 'kleine lettertjes'. Dat líjkt te leiden tot duidelijkheid door middel van nauwkeurigheid, maar leidt de facto tot méér onduidelijkheid. Nog veel erger, die juridiseringstendens leidde vooral ook tot een toename van het wantrouwens-startpunt: heel beperkt letterlijk nemen van tekst (en als er iets níet staat, je afvragen waarom niet). Niet alles is een contract, ook het ongelooflijk misbruikte begrip 'sociaal contract' niet.
Iets willen overdragen, vereist duidelijkheid. Dat is iets wezenlijk anders dan volledigheid of diens neefje gedetailleerdheid. Dat leidt alleen maar áf van de geest van je bericht. De géést van een wet is belangrijk; nooit of te nimmer de letter.
Hoe moeilijk dat ook bij eenvoudige zaken kan zijn, bewijst deze foto die ik de afgelopen maand maakte:
Labels:
communicatie,
jargon,
ruis,
visualiseren,
wet,
wetgeving
woensdag 1 januari 2014
Leeghalen
Een verrassing kan en wil ik het niet noemen. Na een zoveelste TIA is een paar weken terug besloten dat mijn moeder in het verzorgingshuis blijft. De tijdelijke opvang wordt permanent.
Dat het leven een aaneenschakeling is van eerste ervaringen, zal je hopelijk niet verbazen. In elke levensfase zijn er ingrijpende gebeurtenissen, die één keer een ingrijpende ervaring zijn. Je eerste verliefdheid. Je eerste lichaamsbeharing. De eerste sex (die zelden iets met liefhebben van doen heeft). De stap het ouderlijk huis uit. De eerste frauduleuze daad (deed ook jij; al was het maar spieken of een rol drop pikken). Het eerste kind. Het eerste huis. Je eerste rit, alleen in een auto.
Een reeks van eerste ervaringen en allemaal samen jóu vormend, tot en met die eerste keer dat je haggis eet. Er is geen tweede serie eerste ervaringen die identiek is aan de jouwe.
In het kader van dat vormen, is er wel verschil. Veel eerste ervaringen zijn een direct gevolg van je eigen handelen. Dat kind is echt ontstaan na een stevige partij conceptie en eenmaal geboren, kun je het nergens ruilen of terug geven. Sommige eerste ervaringen zijn onafwendbaar.
De dood is er zo een.
Statistisch is er in een mensenleven één gebeurtenis met een kans van 1. Een honderd procent zekerheid. Je gáát dood. Alles wat leeft, gaat dood. Hoog of laag springen, meer bidden of gezonder leven; het helpt niet.
Die wetenschap doe je niet op als je je jeugd achter je laat. Je weet het altijd al. De dood heeft echter hoogstens een onbeduidend bijrolletje in je leven; totdat plots je omgeving begint te sterven. In de krant valt je ineens op dat geboortejaren van overledenen in jouw geboortedecennium liggen. Ooms, tantes, de generatie vóór je overlijdt. Plots hebben sommige gebeurtenissen voor bepaalde mensen een extra dimensie.
Dat verzorgingshuis gaat er zo een worden.
Het is noodzakelijk. Haar korte termijngeheugen gaat nu snel achteruit. De mobiliteit verzwakt ook. En over gezichtsvermogen en gehoor zullen we maar zwijgen (alhoewel dat laatste ook wel eens tot lach-opwekkende situaties, ook bij haar, leidt). Niet dat alles nu somberder is. Er is gezelschap; meer dan als je alleen in een eengezinswoning zit. Er is aanspraak en toezicht. Hoe gebrekkig ook: het dwingt je tot enige sociale activiteit.
Het betekent voor het voormalig gezin weer een unieke ervaring extra. Niet die kamer in dat verzorgingshuis. Een overlijden ook niet (mijn vader overleed een paar jaar geleden). Nee, de ervaring van het afscheid van het ouderlijk huis. Nu definitief.
Alles zal er uit moeten. De huur opgezegd. Gas, water en licht - en meer - afgerekend. Onomkeerbaar.
Vooralsnog is er nog geen datum voor vastgesteld. Maar het wordt wat. Al die herinneringen die door je handen gaan. De mogelijke controverses over van wie wat of vóór wie wat is. Dan heb je het nog niet eens over de banaliteit van hoe kosten en opbrengsten worden verdeeld.
Me er op verheugen doe ik vanzelfsprekend niet. Het zijn van die momenten waarop mensen die je denkt te kennen, heel anders reageren. Het nooit uitgesprokene wordt dat dán wel.
Het is onomkoombaar.
Dat het leven een aaneenschakeling is van eerste ervaringen, zal je hopelijk niet verbazen. In elke levensfase zijn er ingrijpende gebeurtenissen, die één keer een ingrijpende ervaring zijn. Je eerste verliefdheid. Je eerste lichaamsbeharing. De eerste sex (die zelden iets met liefhebben van doen heeft). De stap het ouderlijk huis uit. De eerste frauduleuze daad (deed ook jij; al was het maar spieken of een rol drop pikken). Het eerste kind. Het eerste huis. Je eerste rit, alleen in een auto.
Een reeks van eerste ervaringen en allemaal samen jóu vormend, tot en met die eerste keer dat je haggis eet. Er is geen tweede serie eerste ervaringen die identiek is aan de jouwe.
In het kader van dat vormen, is er wel verschil. Veel eerste ervaringen zijn een direct gevolg van je eigen handelen. Dat kind is echt ontstaan na een stevige partij conceptie en eenmaal geboren, kun je het nergens ruilen of terug geven. Sommige eerste ervaringen zijn onafwendbaar.
De dood is er zo een.
Statistisch is er in een mensenleven één gebeurtenis met een kans van 1. Een honderd procent zekerheid. Je gáát dood. Alles wat leeft, gaat dood. Hoog of laag springen, meer bidden of gezonder leven; het helpt niet.
Die wetenschap doe je niet op als je je jeugd achter je laat. Je weet het altijd al. De dood heeft echter hoogstens een onbeduidend bijrolletje in je leven; totdat plots je omgeving begint te sterven. In de krant valt je ineens op dat geboortejaren van overledenen in jouw geboortedecennium liggen. Ooms, tantes, de generatie vóór je overlijdt. Plots hebben sommige gebeurtenissen voor bepaalde mensen een extra dimensie.
Dat verzorgingshuis gaat er zo een worden.
Het is noodzakelijk. Haar korte termijngeheugen gaat nu snel achteruit. De mobiliteit verzwakt ook. En over gezichtsvermogen en gehoor zullen we maar zwijgen (alhoewel dat laatste ook wel eens tot lach-opwekkende situaties, ook bij haar, leidt). Niet dat alles nu somberder is. Er is gezelschap; meer dan als je alleen in een eengezinswoning zit. Er is aanspraak en toezicht. Hoe gebrekkig ook: het dwingt je tot enige sociale activiteit.
Het betekent voor het voormalig gezin weer een unieke ervaring extra. Niet die kamer in dat verzorgingshuis. Een overlijden ook niet (mijn vader overleed een paar jaar geleden). Nee, de ervaring van het afscheid van het ouderlijk huis. Nu definitief.
Alles zal er uit moeten. De huur opgezegd. Gas, water en licht - en meer - afgerekend. Onomkeerbaar.
Vooralsnog is er nog geen datum voor vastgesteld. Maar het wordt wat. Al die herinneringen die door je handen gaan. De mogelijke controverses over van wie wat of vóór wie wat is. Dan heb je het nog niet eens over de banaliteit van hoe kosten en opbrengsten worden verdeeld.
Me er op verheugen doe ik vanzelfsprekend niet. Het zijn van die momenten waarop mensen die je denkt te kennen, heel anders reageren. Het nooit uitgesprokene wordt dat dán wel.
Het is onomkoombaar.
Labels:
beslissing,
dementie,
Life event,
mantelzorg,
tia,
Verhuizen,
verzorgingshuis
Abonneren op:
Posts (Atom)