Vandaag was ik in Leiden aanwezig bij een 'publiekssymposium', het vijfde alweer. De titel: Human potential: Optimaliseer jezelf, train je hersenen. Negen hoogleraren deden zo'n 800 aanwezigen kond van ontwikkelingen op hun vakgebied die te maken hebben met human potential, vertaald als vitaliteit. Een - vrij beperkte - reportage vind je bij VOLnieuws, de regionale nieuwswebsite.
Het is goed te zien dat eindelijk wordt erkend dat gezondheid, een belangrijke factor in het licht van vitaliteit, niet generiek te benoemen is. Gezondheid en ook vitaliteit zijn individueel bepaald. Voor de regelmatige lezers van dit blog is dat geen ontdekking. Het wordt hier al langer beweerd. Wat voor de een positief is, kan dat voor de buurman niet zo zijn. We zijn uniek, en slechts in beperkte mate vergelijkbaar. Ja, dat geldt voor meningen, gevoelens of voorkeuren, zul je zeggen. Welnu, de wetenschap weet nu dat het ook geldt voor gedrag dat (deels) wordt opgeroepen door chemische reacties. Het pilletje dat bij de een goed werkt, hoeft dat niet per definitie - in een vergelijkbare situatie - ook te doen bij een ander.
Het is wel iets om bij stil te staan.
In de huidige tijd horen wel overal om ons dat we te maken hebben met innovaties die ons leven ingrijpend zullen veranderen, zeker in het gezondheidsdomein. Dat zal wellicht ook gebeuren. Maar wie weer eens hoort hoe medische ontwikkelaars daarin staan, houdt de overdrachtelijke slag om de arm. Het gaat nog heel lang duren.
Wat techpredikers bijna altijd ontbreekt, is vakkennis van het betreffende domein. Zonder rekening te houden met de restricties die wellicht daaruit voortvloeien worden toekomstbeelden vrijblijvend. Dan gaan robots ons op vrij korte termijn helpen en op middellange termijn worden bestuurd door hersengolven. De eerste voorbeelden zijn er immers al.
Die eerste voorbeelden zijn echter in onze lekenogen indrukwekkend, maar vaak nog niet meer dan vingeroefeningen. Vooral de hersengolvenbesturing heeft iets verleidelijks en komt geregeld om de hoek. Vandaag bleek weer 's hoe ver die nog zijn.
We kunnen met hersenactiviteit machines bedienen. Dat is zo. We weten ook vrij goed welk gebied van de hersenen wat doet. Maar we weten ook dat hoe nauwkeuriger we kijken, hoe complexer en gedetailleerder die bediening werkt. En vooral: hoe persoonlijk. En dan hebben we het nog niet eens over het niet kunnen determineren uit hersengolven of we aan een hamburger of aan een pizza denken als we aan voedsel denken, zoals één van de hoogleraren, eufemistisch 'een internationaal vermaard deskundige', zei.
Dat het nog een tijd gaat duren heeft met het verkrijgen van die kennis te maken. En met de eisen die men stelt. Er moet ook bewijs zijn dat die aansturing klinisch werkt, dat ze generiek is, dat ze 99,9% betrouwbaar werkt. Het mag niet zijn, zoals nu nog gebeurt, dat de door een ALSpatiënt met hersenactiviteit bestuurde robotarm plots gaat zwenken en zwaaien, omdat de aandacht verschoof.
Die erkenning van de unieke mens is mogelijk een nog grotere verandering dan de technische snufjes en deeloplossingen. Het betekent dat de medicus (weer) vakman moet worden en minder technisch specialist of operator. De chirurg kan dat nog worden, maar de internisten en de oncologen niet. Sterker, die laatsten zijn al geconfronteerd met de per patiënt unieke medicatiemix.
Ooit weleens bij stilgestaan dat wij, westerse werelden, wel eens een fasewisseling kunnen doormaken die ons dan wel op een technisch hoger level laat leven, maar met dezelfde onbekendheden die de chirurgijn had aan het eind van de middeleeuwen? Vooruitgang én achteruitgang in een. Fascinerend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten