donderdag 4 september 2014

De straatlever

De stadsbiotoop: nog steeds voor mij een van de interessantste die ik ken; een mengelmoes van verschillende soorten processen en actoren. Het is niet alleen de biologische invulling van het woord. Die waarin allerlei soorten planten en dieren figureren. Het is ook de stad zelf, zo lijkt het. Ik heb het ooit beschreven aan de hand van het 'opeten' van een fiets door 'de stad'.

Zo'n biotoop kent verschillende ecosystemen, interdependente relaties. Dat is niets anders dan onderlinge afhankelijkheid. Zonder het één kan het ander niet bestaan. Binnen een ecosystemen hebben partijen elkaar nodig.

Straatlevers zijn een belangrijk element in een ecosysteem, zoals ook de regenworm en de bacterie dat zijn. We kijken té vaak over die kleine viezerikken heen. Want veel mensen gruwen van de onzichtbare beestjes en levensvormen die afval verwerken. Dat lot is straatlevers - dak- en thuislozen, sjofele armen, bedelaars - ook beschoren. Liever niet.

Hét probleem is dat het mensen zijn, mensen in mensonwaardige omstandigheden. Het zou niet mogelijk moeten zijn onvrijwillig straatlever te zijn, te moeten leven van de straat en soms ook óp de straat. Dat voorop gesteld.

In Nederland hebben we ze bijna onzichtbaar gemaakt door ze te 'fatsoeneren'. Fatsoen in de betekenis van 'in ieder geval íets doen voor de kost'. En dus zijn er straatkranten en spelen straatmuzikanten hun deuntjes. Je hand ophouden, is onvoldoende. Een 'tegen- of contraprestatie' wordt verwacht. Niet alleen door de overheid, ook door winkelend publiek. Geven geeft je blijkbaar het recht te eisen, te verwachten.

Je aan die 'goedertierenheid' onttrekken, is niet zo eenvoudig.

Gisteren blogde ik over in de openbare ruimte bierdrinkende Berlijners. In het NOSfilmpje wordt gesuggereerd dat dat gebeurt om de straatlevers te ondersteunen. Die verzamelen lege flesjes en innen het statiegeld; dubbeltje voor dubbeltje, kwartje voor kwartje. Ik geloof er niets van. De meeste Berlijners die wij zagen met bier, liepen met zowel volle als lege flesjes. Die lege gingen, zo te zien, netjes mee naar huis om ingewisseld te worden.

Nee, het ecosysteem is een ander: dat van de toerist. De bierdinkende Berlijner trekt de aandacht. Maar wie even langer rondkijkt, ontdekt ook de straatlever. Helemaal niet per sé armoedig gekleed of makkelijk herkenbaar. Sjofel soms wel. Maar verder slecht herkenbaar in de massa. Op twee aspecten na: kapotte schoenen en hun aandacht voor prullenbakken. Die kapotte schoenen zijn wellicht niet eens karakteristiek voor hen, maar voor de staat waarin (oostelijk) Berlijn verkeert. Nette armoede noemden wij dat, of stille of verborgen armoede. Nederland kent het ook.

Wat opvallender is, is het gedrag: heel doelgericht van vuilnisbak naar vuilnisbak. In de buurt van de Gedächtnis Kirche viel dat nog het meest op, doordat een straatlever dwars door de koopstroom heen doelgericht op vuilnisbakken af ging om daar een blik in te werpen. In het oostelijk deel van de stad was het moeilijker te zien. Maar na een rustmoment op een terras had je snel in de gaten welke straatlevers welke vuilnisbakken in de gaten hielden en volgens welke route. Systematisch, dus.

Het is het ecosysteem van De Toerist. De straatlevers bleken niet op zoek te zijn naar afval van hun stadgenoten, maar van vooral toeristen. Uiteraard, dat kunnen ook bierflesjes zijn, maar vooral plastic flessen waarin frisdrank of water had gezeten. De straatlevers vervulden op die manier een rol die met enige fantasie wel iets weg heeft van die van zwammen op (dood) hout. Ze ruimen op, halen de laatste snippers waarde nog tevoorschijn, zijn één van de laatste stappen in dit ecosysteem en een van de lagen in het stadsbiotoop.

Het is bizar om te zien en te realiseren dat die afhankelijkheid bestaat. Droogt de toeristenstroom op, dan verandert de biotoop én de ecosystemen. Dan kijk je als toerist toch anders. Ik althans, wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten