Waarom blog jij eigenlijk, vroeg me een nieuwe kennis anderhalve week geleden.
Mijn eerste reactie was, dat ik geen idee heb. Het is een drang die ik voel. Het is een zelf-opgelegde uitdaging 'een moment te vatten', zoals een haiku-dichter dat kan. Het is de arrogantie van de gedachte 'Ja, dat beweer jíj nu wel, maar....'.
We hebben het er een tijd over gehad. Over de manier waarop ik in het leven sta en erover denk. Zíjn conclusie: "Je bent iemand die wordt gedreven door onrechtvaardigheid en door een absoluut geloof in continue verandering. Taoïsme is jouw natuurlijke oriëntatie." Ik denk dat-i gelijk heeft.
Niet dat ik ook maar één klap verstand heb van Taoïsme en evenmin van plan ben me er in te verdiepen. Wat het gesprek me wel opleverde, is weer een fragment van het beeld van mezelf. Van die rusteloze, ongeduldige geest, die maar niet wil capituleren voor orde-denkers of lijnen-naar-de-toekoms-trekkers.
Het verklaart wel een beetje de voor velen vreemde mengeling van blogposts, waarin een rode draad moeilijk te vinden is. Tenzij je van iets Tao-achtigs uitgaat.
Vandaag is het 31 december. Het is me (weer) niet gelukt onder woorden te brengen hoe die dag eruit ziet: met groepjes jonge jongetjes die rotjes in het water laten ontploffen; groepjes oudere jongetjes die enorme knallen veroorzaken en zich helemaal níet realiseren wat ze doen; de geur van kruit, en de geur van te lang gebruikt gebakkraamfrituurvet; de haast van de laatste boodschappen (terwijl er waarschijnlijk gewoon een mórgen is); kortom, de elementen die een dag en een fysieke omgeving even naar een heel ander niveau dragen. Dat ene beeld.
Dat vind ik ook in redeneringen terug. Die 'onrechtvaardigheid' moet je niet opvatten als een religieus of politiek ideaal. Het vindt zijn basis in de redenering. Een onbalans in afwegingen. Het verzwijgen van tegen-argumenten. Het in een lijn redeneren. Dat zijn de momenten waarop iets in mij wakker wordt en wil schrijven dat je ook ánders kunt kijken.
Misschien moet ik het ongerechtigheid noemen en niet onrechtvaardigheid. Een uitermate arrogante houding: want wie ben ik om dat te vinden? Ik ben ik en jij bent jij. Maar dit is wat ík vind en ervaar.
Als je dit blog doorbladert en terugleest, hoop ik dat je dat herkent. Dat zoeken naar dat ene karakteriserende moment, dat een seconde later alweer is achterhaald. Dat positieve zij het vragende bij veel (levens)vragen. De vele tussenzinnen die daarvan een gevolg zijn en de makkelijk té snel te trekken conclusie: negatief scepticus.
Het is een vrij lastige positie ten opzichte van jou, lezer. Hij lijkt uit op ongrijpbaarheid, uit op redeneringen die glad zijn als 'een aal in een emmer snot', uit op conclusies die maar niet komen. Da's niet zo; ik zal ze je vooral niet áánreiken.
Het blog is er ook omdat die houding een mooi tegenwicht biedt tegen wat wij aanduiden met 'innovatie'. Vaak - bijna altijd - is dat een lineaire denkwijze, waarin wordt geëxtrapoleerd. In de meeste 'innovatie-denkers' huist daarom een onmenselijk trekje. Totdat we over machines beschikken die menselijk op onvoorspelbaarheid reageren, is iedere innovatie onduidelijk in zijn gevolgen ('onmenselijk' stond er eerst). Dat kán ook niet anders. Het zal wel moeten worden erkend. Onze huidige stand van de techniek en innovatie bevat enorme bedreigingen voor ons bestaan als vrije mens. De rechtlijnige op doelmatigheid gerichte logica van onze machines is níet de onze.
Dát is waarom ik blog. Om af en toe een glimp te laten zien van een wereld die ook mogelijk is. Omdat sommigen proberen te (be)heersen, want niet te beheersen hoort.
dinsdag 31 december 2013
maandag 30 december 2013
De crypto-communisten van Rutte
Communisten, zo leerden we tussen de regels door op school, mogen dan wel het collectief volksbelang voorop stellen, maar in feite waren het gewoon platvloers dictators. Mao, Stalin, Rode Khmer, het hele letterlijk godvergeten oostblok: allemaal massamoordenaars en sombere, achterdochtige landen. Naar buiten mooie praatjes, maar van binnen zo rot als een mispel.
Tot schrik van ons, jonge kritisch betweters, klopte dat beeld. De facade bleek nep. De loop der geschiedenis onthulde steeds meer verschrikkingen. De onbeantwoorde vraag is echter in hoeverre dictaturen misbruik maken van theorieën om hun eigen handelen te verbergen. In Afrika en Zuid-amerika zijn nog steeds bewijzen te vinden.
En in Nederland.
Op precies dezelfde manier hun weergave van de werkelijkheid plooiend, wekt de regering-Rutte de indruk te opereren in 'het algemeen landsbelang'. Daarbij dien je landsbelang op te vatten als volksbelang, jóuw belang. Mocht je ze daar op aanspreken: maar dat we in jóuw, of het volksbelang werken, hebben we nooit beweerd.
Dat klopt. Het landsbelang is een typisch academisch fenomeen, zo'n macro-ding wat je nergens terugvindt. Stomweg omdat het een optelsom is van belangen.
Crypto-communisten zijn diegenen die de werkelijkheid plooien en beloften doen voor een betere, maar verre, toekomst. Nu mogen de regeringspartijen wel dénken dat zij hun eigen maatschappijvisie op deze manier uitdragen, maar feitelijk blijken de liberalen en sociaal-democraten een oncontroleerbare wissel op de toekomst te trekken. Crypto-communisme te bedrijven.
De lijn die zich steeds beter laat herkennen, is helemaal niet die van een liberale of een sociale maatschappij. het is een strak gedirigeerde maatschappij, waarin ondermeer technologie het excuus-vehikel is voor surveillance: de overheid bewaakt wat goed is voor ons. Op grote schaal wordt 'de economie hervormd' en worden 'nieuwe prioriteiten gesteld'. Met als gevolg een snel toenemend wantrouwen in de overheid - of: een snel toenemend besef alleen voor jezelf te moeten opkomen - en een afbraak van solidariteitsdenken.
Maar in de toekomst gaat het veel beter worden; op de nog rokende puinhopen van dat oude bestel komt iets nieuws, iets veel mooiers, en iets veel beters.
Nu is het nog nooit gelukt een groot project binnen tijd en kosten af te ronden. Dat gaat ongetwijfeld ook hier gelden: wat uiteindelijk te zien zal zijn, zal níet zijn wat ons nu wordt voorgespiegeld.
Eerlijk gezegd vind ik het interessantste iets heel anders. Economieën zoals de communistische experimenten tot nu, blijken allemaal gepaard te gaan met krachtige informele samenlevingen en economieën. Anders geformuleerd: het echte leven wordt voortgedreven door informele arrangementen. Zeker, deels is dat corruptie, maar grotendeels is het ook een een manier van wheelen en dealen met Het Systeem en met elkaar. Dé economie is de informele.
Dát is de weg van het crypto-communisme, die nepvariant, die revisionisten. Een administratieve werkelijkheid maken, een betere toekomst voorhouden, en ondertussen een nieuw proletariaat laten ontstaan. De effecten van hervormingen in de (thuis)zorg, de zorgverzekeringen, de hypotheekrente, de sociale zekerheid, de toegang tot onderwijs: ze raken niet willekeurig álle sociale groepen.
Nee, als 2013 iets duidelijk maakte, is het wel dat de sociaal-democratische PvdA en de liberale VVD een regering hebben gevormd die net zo weinig waarheid spreekt als de sovjet-communisten van Stalin.
Tot schrik van ons, jonge kritisch betweters, klopte dat beeld. De facade bleek nep. De loop der geschiedenis onthulde steeds meer verschrikkingen. De onbeantwoorde vraag is echter in hoeverre dictaturen misbruik maken van theorieën om hun eigen handelen te verbergen. In Afrika en Zuid-amerika zijn nog steeds bewijzen te vinden.
En in Nederland.
Op precies dezelfde manier hun weergave van de werkelijkheid plooiend, wekt de regering-Rutte de indruk te opereren in 'het algemeen landsbelang'. Daarbij dien je landsbelang op te vatten als volksbelang, jóuw belang. Mocht je ze daar op aanspreken: maar dat we in jóuw, of het volksbelang werken, hebben we nooit beweerd.
Dat klopt. Het landsbelang is een typisch academisch fenomeen, zo'n macro-ding wat je nergens terugvindt. Stomweg omdat het een optelsom is van belangen.
Crypto-communisten zijn diegenen die de werkelijkheid plooien en beloften doen voor een betere, maar verre, toekomst. Nu mogen de regeringspartijen wel dénken dat zij hun eigen maatschappijvisie op deze manier uitdragen, maar feitelijk blijken de liberalen en sociaal-democraten een oncontroleerbare wissel op de toekomst te trekken. Crypto-communisme te bedrijven.
De lijn die zich steeds beter laat herkennen, is helemaal niet die van een liberale of een sociale maatschappij. het is een strak gedirigeerde maatschappij, waarin ondermeer technologie het excuus-vehikel is voor surveillance: de overheid bewaakt wat goed is voor ons. Op grote schaal wordt 'de economie hervormd' en worden 'nieuwe prioriteiten gesteld'. Met als gevolg een snel toenemend wantrouwen in de overheid - of: een snel toenemend besef alleen voor jezelf te moeten opkomen - en een afbraak van solidariteitsdenken.
Maar in de toekomst gaat het veel beter worden; op de nog rokende puinhopen van dat oude bestel komt iets nieuws, iets veel mooiers, en iets veel beters.
Nu is het nog nooit gelukt een groot project binnen tijd en kosten af te ronden. Dat gaat ongetwijfeld ook hier gelden: wat uiteindelijk te zien zal zijn, zal níet zijn wat ons nu wordt voorgespiegeld.
Eerlijk gezegd vind ik het interessantste iets heel anders. Economieën zoals de communistische experimenten tot nu, blijken allemaal gepaard te gaan met krachtige informele samenlevingen en economieën. Anders geformuleerd: het echte leven wordt voortgedreven door informele arrangementen. Zeker, deels is dat corruptie, maar grotendeels is het ook een een manier van wheelen en dealen met Het Systeem en met elkaar. Dé economie is de informele.
Dát is de weg van het crypto-communisme, die nepvariant, die revisionisten. Een administratieve werkelijkheid maken, een betere toekomst voorhouden, en ondertussen een nieuw proletariaat laten ontstaan. De effecten van hervormingen in de (thuis)zorg, de zorgverzekeringen, de hypotheekrente, de sociale zekerheid, de toegang tot onderwijs: ze raken niet willekeurig álle sociale groepen.
Nee, als 2013 iets duidelijk maakte, is het wel dat de sociaal-democratische PvdA en de liberale VVD een regering hebben gevormd die net zo weinig waarheid spreekt als de sovjet-communisten van Stalin.
zondag 29 december 2013
Een belediging
"Ik maak bezwaar."
"O?!"
"Echt."
"Ennuh... wáár tegen?"
"Tegen lijstjes."
Een Freudiaan zal de oorsprong zoeken in afwijzing in de jeugd, in miskend gelijk. Zo'n beetje als 'te vaak horen dat je géén gelijk hebt dat we hier rechtsaf moeten voor de camping, waarna later blijkt dat het tóch rechtsaf was en niemand je daarvoor waardeert'. Dat, dus. Of, al een stuk waarschijnlijker, de in je jeugd groeiende frustratie van jezelf briljant vinden en tóch niet gezien en erkend worden.
Het zijn allemaal vormende ervaringen. Van mijn jeugd herinner ik me verschrikkelijk weinig (details) - ook dat zal wel iets betekenen volgens Freud. In elk geval zoek ik het allemaal niet zó ver weg in het verleden.
Nee. Het begint eigenlijk met een fietsende oplichter: Lance Armstrong. Niet eens zijn fietsen, of de lijstjes die dáár mee samenhangen, maar zijn kanker. Armstrong maakte ooit de verschrikkelijk foute opmerking dat hij kanker had overwonnen. Hoe, interesseerde me direct al geen klap meer. Dat 'overwonnen', die arrogantie, en vooral die dreun die hij uitdeelde aan al die kankerpatiënten die hun ziekte niet 'overwonnen'. Alsof ze niet genoeg hun best deden.
Als je maar je best doet, kun je álles bereiken (en dat denken inmiddels echt niet alleen de amerikanen, hoor). Als je geen werk hebt, is er vast iets op je aan te merken. Dat je chronisch ziek bent, komt doordat je niet op je eet- en leefpatroon lette.
Jij, jij, jij.
Jíj hebt het in de hand (gehad).
Het is er ingeslopen en heeft zich onverzettelijk vastgezet in onze denkwereld: het 'exclusief' denken. Zoals de afwijkende in de Middeleeuwen op een (narren)schip werd gezet en uit de samenleving verwijderd, zo laten we steeds vaker en meer mensen aan hun lot over. Dat was immers geen lot. Dat was gevolg van hun eigen gedrag en beslissingen.
En tegelijk wauwelen we over een participatiesamenleving.
Het is dus niet zozeer het lijstje op zich waartegen ik iets heb. Het is het effect ervan: uitsluiting. Hoe je het wendt of keert, degene die niet op het lijstje staan, zijn minder, doen niet mee, zijn buitengesloten. In iedere open omgeving is dat een pervers effect van lijstjes en rangordes. Pervers ook omdat de indruk wordt gewekt dat het jouw eigen gebrek aan inzet of talent is.
Zelfs in de sport - het énige domein waar rangordes wél iets zeggen - verwateren ze doordat stimulerende middelen de prestaties onvergelijkbaar maken. Daarbuiten zijn de beïnvloedbare factoren helemaal ondoorzichtig. Wat maakt je een betere schrijver dan je buurman? Verkoopcijfers? Wellicht zijn die gebaseerd op je uiterlijk, je levenswandel of uitgekiende marketing. Hoe haal je uit talloos veel miljoenen muzikanten en bloggers de beste? Dat kún je niet. Wat zo'n lijstje wél doet, is al die andere buiten sluiten, beledigen.
Natuurlijk moet je lijstjes niet afschaffen. Het kán niet eens. Lijstjes ordenen en reduceren de complexiteit van de wereld om ons heen. Neem ze echter wel voor wat ze zijn: máár een lijstje, in een wip vervangen door een ander. Dat geldt voor WHO-, UN- en andere overheidslijstjes, voor krantenlijstjes en voor jouw lijstjes.
En, lijstjessamenstellers, realiseer je heel nadrukkelijk dat er veel meer leuke, goede, inspirerende, moedige, hardwerkende, vrolijke, creatieve, intelligente en betere mensen níet op jouw lijstje staan dan wel.
En weet je wat lijstjes vaak nog veel mooier vertellen? Wie vriendjes is met wie.
"O?!"
"Echt."
"Ennuh... wáár tegen?"
"Tegen lijstjes."
Een Freudiaan zal de oorsprong zoeken in afwijzing in de jeugd, in miskend gelijk. Zo'n beetje als 'te vaak horen dat je géén gelijk hebt dat we hier rechtsaf moeten voor de camping, waarna later blijkt dat het tóch rechtsaf was en niemand je daarvoor waardeert'. Dat, dus. Of, al een stuk waarschijnlijker, de in je jeugd groeiende frustratie van jezelf briljant vinden en tóch niet gezien en erkend worden.
Het zijn allemaal vormende ervaringen. Van mijn jeugd herinner ik me verschrikkelijk weinig (details) - ook dat zal wel iets betekenen volgens Freud. In elk geval zoek ik het allemaal niet zó ver weg in het verleden.
Nee. Het begint eigenlijk met een fietsende oplichter: Lance Armstrong. Niet eens zijn fietsen, of de lijstjes die dáár mee samenhangen, maar zijn kanker. Armstrong maakte ooit de verschrikkelijk foute opmerking dat hij kanker had overwonnen. Hoe, interesseerde me direct al geen klap meer. Dat 'overwonnen', die arrogantie, en vooral die dreun die hij uitdeelde aan al die kankerpatiënten die hun ziekte niet 'overwonnen'. Alsof ze niet genoeg hun best deden.
Als je maar je best doet, kun je álles bereiken (en dat denken inmiddels echt niet alleen de amerikanen, hoor). Als je geen werk hebt, is er vast iets op je aan te merken. Dat je chronisch ziek bent, komt doordat je niet op je eet- en leefpatroon lette.
Jij, jij, jij.
Jíj hebt het in de hand (gehad).
Het is er ingeslopen en heeft zich onverzettelijk vastgezet in onze denkwereld: het 'exclusief' denken. Zoals de afwijkende in de Middeleeuwen op een (narren)schip werd gezet en uit de samenleving verwijderd, zo laten we steeds vaker en meer mensen aan hun lot over. Dat was immers geen lot. Dat was gevolg van hun eigen gedrag en beslissingen.
En tegelijk wauwelen we over een participatiesamenleving.
Het is dus niet zozeer het lijstje op zich waartegen ik iets heb. Het is het effect ervan: uitsluiting. Hoe je het wendt of keert, degene die niet op het lijstje staan, zijn minder, doen niet mee, zijn buitengesloten. In iedere open omgeving is dat een pervers effect van lijstjes en rangordes. Pervers ook omdat de indruk wordt gewekt dat het jouw eigen gebrek aan inzet of talent is.
Zelfs in de sport - het énige domein waar rangordes wél iets zeggen - verwateren ze doordat stimulerende middelen de prestaties onvergelijkbaar maken. Daarbuiten zijn de beïnvloedbare factoren helemaal ondoorzichtig. Wat maakt je een betere schrijver dan je buurman? Verkoopcijfers? Wellicht zijn die gebaseerd op je uiterlijk, je levenswandel of uitgekiende marketing. Hoe haal je uit talloos veel miljoenen muzikanten en bloggers de beste? Dat kún je niet. Wat zo'n lijstje wél doet, is al die andere buiten sluiten, beledigen.
Natuurlijk moet je lijstjes niet afschaffen. Het kán niet eens. Lijstjes ordenen en reduceren de complexiteit van de wereld om ons heen. Neem ze echter wel voor wat ze zijn: máár een lijstje, in een wip vervangen door een ander. Dat geldt voor WHO-, UN- en andere overheidslijstjes, voor krantenlijstjes en voor jouw lijstjes.
En, lijstjessamenstellers, realiseer je heel nadrukkelijk dat er veel meer leuke, goede, inspirerende, moedige, hardwerkende, vrolijke, creatieve, intelligente en betere mensen níet op jouw lijstje staan dan wel.
En weet je wat lijstjes vaak nog veel mooier vertellen? Wie vriendjes is met wie.
zaterdag 28 december 2013
" ... op moleculair niveau beschermd ... "
het blíjft wennen: zinsdelen als in de kop van deze blogpost. Je bijft proberen het je voor te stellen hoe dat er dan uitziet. Dat dat de verkeerde aanpak is, weet ik. Een voorstelling van zaken maken, doe je met de jou beschikbare kennis en beelden. Bij innovaties als deze heb je daar niet veel aan, omdat je vooruit moet kijken en denken. Je hebt stomweg niet het juiste gereedschap om je sommige vernieuwingen voor te stellen. Het blijft behelpen; met associaties en beeldspraak. De romantische versie is die waarin een diepzeeboot in de bloedsomloop duikt. Met het risico dat je onbewust de kenmerkende mogelijkheden van een duikboot projecteert op nanotechnologie.
Het blijft lastig.
Gisteren zag ik een artikel waarin dit produkt werd besproken: Liquipel. Dit is wat het doet
Het bewijs zal in de praktijk moeten worden geleverd, want leken als ik en jij zullen die claims van nanotechnologische werking niet kunnen nagaan. In dat opzicht zijn we er net zo aan toe als bij Blokker met wéér zo'n wonder-schoonmaakmiddel in je handen dat "zonder inspanning de stevigste vuilresten verwijderd". Het zál wel.
Eerlijk? Mijn wantrouwen wordt sterk gestimuleerd door een zinsdeel waarin wordt opgeëist dat het middel "op moleculair niveau" werkt. Dat het enorm dun is, prima. Maar tóch probeer ik me voor te stellen hoe dat dan gaat: een deklaag aanbrengen op moleculair niveau. Dat kan dan dus alleen maar aan de ongebonden kanten. Gebonden moleculen vormen immers een stof. Bij met dit goedje bewerkte moleculen stel ik me voor dat ze ook slechter binden, onbruikbaar worden. De 'buitenkant' krijgt dus een enorm dun beschermlaagje.
Kijk, nú wordt het voor mij wat inzichtelijker.
Het nanotechnologische zit 'm dus in de dikte van het laagje. Da's inderdaad enorm dun. En 'dus' nano, inderdaad. Zoals ook grafeen enorm dun is.
Het betekent dus, denk ik, dat mijn apparaat wordt ingepakt in een enorm dun laagje plastic. Omdat dat zo dun is, kan het direct op en tegen alle componenten aanliggen (vandaar ook dat anti-corrossie-argument, want er is ook geen zuurstof meer).
Voor zo'n $60 kan m'n iPhone zo'n behandeling ondergaan. Dan mag-i 'onopzettelijk nat worden'. Handig.
Terwijl ik dit zat te tikken, speelt wel de hele tijd de gedacht door m'n hoofd wat hieraan zo revolutionair is dat onder andere CEBIT er van op z'n kop stond. Goed, de dikte, dunte van die laag. Maar het verdere proces is niet bijzonder. Vacuüm trekken en opdampen kennen we al jaren.
Daarover moet je je natuurlijk helemaal niet druk maken. Ik hoop dat de techniek snel goedkoper wordt, waardoor ook horloges tegen redelijke prijzen bewerkt kunnen worden. Alhoewel 'waterdicht' en 'waterafstotend' nogal onduidelijke termen zijn. Liquipel beweert 30 minuten onderdompeling tot 1 meter diep aan te kunnen.
Mijn horloge is 'waterproof tot 1 atm.'. Maar het is niet waterdicht. Volgens de verkoper - een betrouwbare horlogier en idem horlogemerk - kan zo'n horloge al niet tegen een stevige regenbui. Of een in de zomer zwetende pols onder het horloge.
En dus heb ik al lang geen horloge meer. Want, tja, ik zweet in de zomer.
Het blijft lastig.
Gisteren zag ik een artikel waarin dit produkt werd besproken: Liquipel. Dit is wat het doet
Liquipel is a super-hydrophobic intelligent coating which bonds to all internal and external components of a device on the molecular level. Our technology was specially engineered to protect the vital components of electronics from accidental liquid damage and corrosion. Liquipel is 1000 times thinner than a human hair and does not affect the look, feel, or performance of your electronic device in any way.
Het bewijs zal in de praktijk moeten worden geleverd, want leken als ik en jij zullen die claims van nanotechnologische werking niet kunnen nagaan. In dat opzicht zijn we er net zo aan toe als bij Blokker met wéér zo'n wonder-schoonmaakmiddel in je handen dat "zonder inspanning de stevigste vuilresten verwijderd". Het zál wel.
Eerlijk? Mijn wantrouwen wordt sterk gestimuleerd door een zinsdeel waarin wordt opgeëist dat het middel "op moleculair niveau" werkt. Dat het enorm dun is, prima. Maar tóch probeer ik me voor te stellen hoe dat dan gaat: een deklaag aanbrengen op moleculair niveau. Dat kan dan dus alleen maar aan de ongebonden kanten. Gebonden moleculen vormen immers een stof. Bij met dit goedje bewerkte moleculen stel ik me voor dat ze ook slechter binden, onbruikbaar worden. De 'buitenkant' krijgt dus een enorm dun beschermlaagje.
Kijk, nú wordt het voor mij wat inzichtelijker.
Het nanotechnologische zit 'm dus in de dikte van het laagje. Da's inderdaad enorm dun. En 'dus' nano, inderdaad. Zoals ook grafeen enorm dun is.
Het betekent dus, denk ik, dat mijn apparaat wordt ingepakt in een enorm dun laagje plastic. Omdat dat zo dun is, kan het direct op en tegen alle componenten aanliggen (vandaar ook dat anti-corrossie-argument, want er is ook geen zuurstof meer).
Voor zo'n $60 kan m'n iPhone zo'n behandeling ondergaan. Dan mag-i 'onopzettelijk nat worden'. Handig.
Terwijl ik dit zat te tikken, speelt wel de hele tijd de gedacht door m'n hoofd wat hieraan zo revolutionair is dat onder andere CEBIT er van op z'n kop stond. Goed, de dikte, dunte van die laag. Maar het verdere proces is niet bijzonder. Vacuüm trekken en opdampen kennen we al jaren.
Daarover moet je je natuurlijk helemaal niet druk maken. Ik hoop dat de techniek snel goedkoper wordt, waardoor ook horloges tegen redelijke prijzen bewerkt kunnen worden. Alhoewel 'waterdicht' en 'waterafstotend' nogal onduidelijke termen zijn. Liquipel beweert 30 minuten onderdompeling tot 1 meter diep aan te kunnen.
Mijn horloge is 'waterproof tot 1 atm.'. Maar het is niet waterdicht. Volgens de verkoper - een betrouwbare horlogier en idem horlogemerk - kan zo'n horloge al niet tegen een stevige regenbui. Of een in de zomer zwetende pols onder het horloge.
En dus heb ik al lang geen horloge meer. Want, tja, ik zweet in de zomer.
vrijdag 27 december 2013
2013: een verloren jaar?!
Nee, die conclusie deel ik niet. Naar mijn mening bestáát er geen verloren tijd. Wel bestaat tijd die anders is ingevuld geraakt dan jij (be)dacht. Maar verloren? Nee. Ook slapen en nietsnutten hebben een functie. Verloren tijd is een begrip dat een doelmatige geest verraadt. Een beheersdenker, een control freak.
2013 was a lost year for tech schrijft Quartz. Om aan te geven dat innovatie vaak schokgewijs verloopt en dat 2013 weleens zo'n (relatief) rustige periode kan kenmerken. Er gebeurt wel van alles, maar Quartz noemt dat uncreative destruction.
Ik denk dat Quartz een punt heeft.
Als je naar het afgelopen jaar kijkt, is er veel gebeurd. Maar er gebeurt altijd veel in een jaar. De kunst is te bepalen wat de waarde is van die ontwikkelingen. Toen ik het artikel las, dacht ik eerst te maken te hebben met een verzameling cynici. Gaandeweg drong tot me door dat ook ik dat onbestemde gevoel had. Alsof iedereen maar alles tot Groot Nieuws bombardeerde. In de veronderstelling dat ook 2013 Het Grote Nieuws zou bevatten?! Het bleef echter een vaag jaar.
Voor mij zijn er twee grote ijkpunten voor. Het ook door Quartz aangehaald lanceren van Google's Glass, zonder duidelijk doel. Glass lijkt te zijn gebaseerd op de veronderstelling dat 'het voor de gebruiker handig is informatie direct op (voor) zijn netvlies te krijgen'. Da's hetzelfde probleem waarmee de personal computer dertig jaar terug kampte: enorme rekenkracht, maar wat dóe je er mee? Ik weet nog dat ik heel veel antwoorden kreeg in de categorie Recepten Opslaan. Glass is ook zoiets. Wat moet ik er mee? En: wil ik ermee voor paal lopen? Want esthetisch gezien, is het een wanstaltig gedrocht.
Het andere ijkpunt is bitcoin cum suis. Bedacht, ontwikkeld, gelanceerd en overgenomen door de klassieke wens géld te willen verdienen, wankelt het concept nu en neigt ten onder te gaan aan zuivere speculatie. Eerlijk gezegd, vind ik dat een veel groter probleem, een veel grotere tegenvaller dan dat hele Glass. Bitcoin heeft de potentie een ander ruilsysteem te zijn dan het klassieke geldsysteem.
Het belangrijkst is echter wat Quartz schrijft onder de kop The arrogance of technnology's ruling class increased:
Dat is een paragraaf die je heel goed tot je moet laten doordringen, als je mij een plezier wilt doen. Hij is, denk ik, cruciaal voor het duiden van dat relatief rustige jaar 2013, omdat er wordt duidelijk gemaakt wat de bedoeling is/kan zijn.
Die volgende golf, lieve lezer, wordt helemaal geen golf die ons voorspoed en geluk gaat brengen. Als 'wij' niet opletten, is de volgende golf die van de subtiele repressie en afhankelijkheid.
Het is 'ons' tot nu ook niet gelukt de multinationale ondernemingen, waaronder ook de banken, onder sociale controle te brengen. Er is geen enkele reden aan te nemen dat tech-ondernemingen zich aan die wetmatigheden van winst-maken onttrekken. Ook niet als zij met de mond de leuze hanteren 'don't be evil'.
2013 was a lost year for tech schrijft Quartz. Om aan te geven dat innovatie vaak schokgewijs verloopt en dat 2013 weleens zo'n (relatief) rustige periode kan kenmerken. Er gebeurt wel van alles, maar Quartz noemt dat uncreative destruction.
Ik denk dat Quartz een punt heeft.
Als je naar het afgelopen jaar kijkt, is er veel gebeurd. Maar er gebeurt altijd veel in een jaar. De kunst is te bepalen wat de waarde is van die ontwikkelingen. Toen ik het artikel las, dacht ik eerst te maken te hebben met een verzameling cynici. Gaandeweg drong tot me door dat ook ik dat onbestemde gevoel had. Alsof iedereen maar alles tot Groot Nieuws bombardeerde. In de veronderstelling dat ook 2013 Het Grote Nieuws zou bevatten?! Het bleef echter een vaag jaar.
Voor mij zijn er twee grote ijkpunten voor. Het ook door Quartz aangehaald lanceren van Google's Glass, zonder duidelijk doel. Glass lijkt te zijn gebaseerd op de veronderstelling dat 'het voor de gebruiker handig is informatie direct op (voor) zijn netvlies te krijgen'. Da's hetzelfde probleem waarmee de personal computer dertig jaar terug kampte: enorme rekenkracht, maar wat dóe je er mee? Ik weet nog dat ik heel veel antwoorden kreeg in de categorie Recepten Opslaan. Glass is ook zoiets. Wat moet ik er mee? En: wil ik ermee voor paal lopen? Want esthetisch gezien, is het een wanstaltig gedrocht.
Het andere ijkpunt is bitcoin cum suis. Bedacht, ontwikkeld, gelanceerd en overgenomen door de klassieke wens géld te willen verdienen, wankelt het concept nu en neigt ten onder te gaan aan zuivere speculatie. Eerlijk gezegd, vind ik dat een veel groter probleem, een veel grotere tegenvaller dan dat hele Glass. Bitcoin heeft de potentie een ander ruilsysteem te zijn dan het klassieke geldsysteem.
Het belangrijkst is echter wat Quartz schrijft onder de kop The arrogance of technnology's ruling class increased:
Even as one entrepreneur declared that Silicon Valley should be a separate US state, economists made the case that much of what the internet has accomplished in the past 20 years is the impoverishment of the majority of Americans. While there isn’t much manufacturing left in rich countries to automate, it appears that robot baristas could threaten jobs in the service sector as well. Some in Silicon Valley even made explicit their goal of eliminating workers and their labor protections. And Uber’s CEO alienated customers by insisting that exorbitant “surge pricing” was nothing more than a way to ensure supply at busy times.
Meanwhile, American tech firms flocked to Ireland in order to avoid regulation, while companies like Uber and AirBnB made it apparent that their business model is dependent on avoiding regulations in the states.
Dat is een paragraaf die je heel goed tot je moet laten doordringen, als je mij een plezier wilt doen. Hij is, denk ik, cruciaal voor het duiden van dat relatief rustige jaar 2013, omdat er wordt duidelijk gemaakt wat de bedoeling is/kan zijn.
Die volgende golf, lieve lezer, wordt helemaal geen golf die ons voorspoed en geluk gaat brengen. Als 'wij' niet opletten, is de volgende golf die van de subtiele repressie en afhankelijkheid.
Het is 'ons' tot nu ook niet gelukt de multinationale ondernemingen, waaronder ook de banken, onder sociale controle te brengen. Er is geen enkele reden aan te nemen dat tech-ondernemingen zich aan die wetmatigheden van winst-maken onttrekken. Ook niet als zij met de mond de leuze hanteren 'don't be evil'.
donderdag 26 december 2013
Een goede kerst
Dit was een goede kerst.
Op het moment dat ik me dat bedacht, bedacht ik me ook: 'maar waarom?'.
Kerstmagie. Onzin, en toch ook weer niet. Het is chémie - niet mágie - en het is zeker niet exclusief des kersts. Het is een situatie waarin alles in balans is: er is tijd, er is (dus?!) rust, er is een prettige atmosfeer, er is lekker eten.
Dat eten is helemaal niet zo belangrijk. De maaltijd is min of meer het vehikel. Het vehikel om sámen te zijn. Niet eens om diepgaande gesprekken te voeren, maar om er te zíjn. Natuurlijk wordt er gesproken. Vooral voor de (hobby-)kok is dat belangrijk: hoe waarderen de aanwezigen zijn geploeter?
Een goede kerstsfeer omschrijven is moeilijk, weet ik na al die jaren. Hij is haast ongrijpbaar. Een sleutelfactor is volgens mij hoe iedereen in zijn vel zit op dat moment. Dat ga je niet afdwingen; niet met extreem copieuze maaltijden, met dure ingrediënten, met 'verplicht gezellige spelletjes'. Da's allemaal té geforceerd als je niet oppast.
De enige manier is ongedwongenheid. Echt.
Op dit moment zit niet iedereen in dit gezin bij elkaar. Toch is de kerstsfeer er. Met ééntje op zolder, eentje voor de teevee, eentje dit blog aan het typen en eentje een vaatwasser leegruimend. Maar wel allemaal met dezelfde tevredenheid met wat is. Lekker vaag?! Toch ga ik er niet veel dichterbij komen dan dit.
Ongedwongen tevreden zijn. Niet opgeprikt in een restaurant gerechten eten die zó kostbaar zijn dat ze wel lekker móeten zijn; maar waarom?! Beter is thuis iets samen te stellen waarvoor anders onvoldoende tijd beschikbaar is, maar dat ook mag 'mislukken'. Het eten is niet belangrijk: de houding wél.
Dit was één van de betere kersten, voor ons. Geen vlokje sneeuw kwam naar beneden en de films op teevee had iedereen al minstens drie keer gezien. De oma die kwam, is zo doof als een kwartel en nadert het stadium van stekeblind zijn (die pakte dan ook de op kaarsvlamhitte draaiende kerstengeltjes in plaats van haar wijnglas).
Geen idee of jij dat ook zo hebt ontdekt; maar het gaat om huiselijkheid. Ongedwongen, tevreden, veilig.
Op het moment dat ik me dat bedacht, bedacht ik me ook: 'maar waarom?'.
Kerstmagie. Onzin, en toch ook weer niet. Het is chémie - niet mágie - en het is zeker niet exclusief des kersts. Het is een situatie waarin alles in balans is: er is tijd, er is (dus?!) rust, er is een prettige atmosfeer, er is lekker eten.
Dat eten is helemaal niet zo belangrijk. De maaltijd is min of meer het vehikel. Het vehikel om sámen te zijn. Niet eens om diepgaande gesprekken te voeren, maar om er te zíjn. Natuurlijk wordt er gesproken. Vooral voor de (hobby-)kok is dat belangrijk: hoe waarderen de aanwezigen zijn geploeter?
Een goede kerstsfeer omschrijven is moeilijk, weet ik na al die jaren. Hij is haast ongrijpbaar. Een sleutelfactor is volgens mij hoe iedereen in zijn vel zit op dat moment. Dat ga je niet afdwingen; niet met extreem copieuze maaltijden, met dure ingrediënten, met 'verplicht gezellige spelletjes'. Da's allemaal té geforceerd als je niet oppast.
De enige manier is ongedwongenheid. Echt.
Op dit moment zit niet iedereen in dit gezin bij elkaar. Toch is de kerstsfeer er. Met ééntje op zolder, eentje voor de teevee, eentje dit blog aan het typen en eentje een vaatwasser leegruimend. Maar wel allemaal met dezelfde tevredenheid met wat is. Lekker vaag?! Toch ga ik er niet veel dichterbij komen dan dit.
Ongedwongen tevreden zijn. Niet opgeprikt in een restaurant gerechten eten die zó kostbaar zijn dat ze wel lekker móeten zijn; maar waarom?! Beter is thuis iets samen te stellen waarvoor anders onvoldoende tijd beschikbaar is, maar dat ook mag 'mislukken'. Het eten is niet belangrijk: de houding wél.
Dit was één van de betere kersten, voor ons. Geen vlokje sneeuw kwam naar beneden en de films op teevee had iedereen al minstens drie keer gezien. De oma die kwam, is zo doof als een kwartel en nadert het stadium van stekeblind zijn (die pakte dan ook de op kaarsvlamhitte draaiende kerstengeltjes in plaats van haar wijnglas).
Geen idee of jij dat ook zo hebt ontdekt; maar het gaat om huiselijkheid. Ongedwongen, tevreden, veilig.
dinsdag 24 december 2013
Cultiveer je jongheid...
Hoe vaak overkomt jou dat nog? Dat je een gevoel hebt dat je terugbrengt naar je jeugd. Een herinnering, dus.
Vaak?! Jôh, wees heel blij dat je dat hebt. Blijkbaar lukt het je een aanzienlijk deel van je jeugd vast te houden. Hopelijk ook de (onbevangen) creativiteit die daarbij hoort.
Vaak... zullen we, met die overdrachtelijke natte vinger, zeggen: zo'n één keer per maand?!
Mijn gok is dat het overgrote deel van de lezers van deze blogpost dat 'jeugdgevoel' zelden terugvindt. Mij overkomt het zo'n een, twee keer per jaar. Denk ik. Als ik het zou gaan bijhouden, kan het best weleens minder vaak zijn. Maar, inderdaad, ook meer. Wat ik het belangrijkst vind, is dat ik me steeds meer bewust word van die momenten.
In deze reeks heb ik al eens geschreven over de rol van geuren en geluiden die herinneringen oproepen. Vaak zijn dat een soort van flitsen. De geur is er soms maar heel even. Die momenten bedoel ik niet. Wel op de momenten die eigenlijk veel meer dan een momént zijn.
Vandaag woei het weer 's in Nederland. Tegenwoordig is stormachtige wind een storm en een storm zo ongeveer de aankondiging van het eind van de wereld. Een echte storm, strak boven 10Bft; die kennen we eigenlijk niet. Een 7-8Bft hebben we vandaag aan de westkust in de steden gehaald, misschien zelfs een magere 6-7Bft. Wat we wél erbij kregen, was de haast onvermijdelijke regen.
Dát zijn de condities voor zo'n reminiscentie-moment.
Dat je door de stad fietst. Een warme, waterdichte jas aan; een regenbroek; en waterdichte schoenen. Jou kan niets gebeuren: die diepe niet te ontwijken plas niet, zelfs een voorbijspattende auto niet.
Zo fietsend sluit je je af van de situatie. Niet dat je niet op het verkeer let. Het is meer dat je je immuun probeert te maken voor de natheid van de regen. De beste toestand is die waarin het je niet meer raakt; vijftien minuten later ben je thuis.
Een ideale conditie om je ineens je jeugd te herinneren.
Dat 'moment' duurt al snel een minuut of tien. De keren dat je met storm en regen naar school fietste. Dat je vóór de wind zeilend als een speer ging en haast de storm vergat. Zoals een zweefvlieger stilte ervaart omdat-i de snelheid van de wind heeft. De storm stuwt je voort. Af en toe een trap op de pedalen en daar ging je weer. In de wetenschap dat je 'm ook tegen zou gaan krijgen.
Met een capuchon op - wel áf zetten als je opzij moet kijken - komt daar ook nog eens het getik en gekletter van de regen bij. Nu je weet dat de regen je niet kan deren, krijgt dat geluid iets huiselijks. Alsof ze tegen de ruiten slaat en niet binnen kan komen. Alsof je in een slaapzak in een tent ligt en luistert naar het tentdoek dat door de regen wordt bespeeld.
Zulke momenten, dus. Wanneer iets onaangenaams als buiten moeten zijn in storm en regen, iets optimistisch krijgt. Omdat je ook op een andere manier, die van een jeugdige, kunt ervaren.
Goud waard.
Vaak?! Jôh, wees heel blij dat je dat hebt. Blijkbaar lukt het je een aanzienlijk deel van je jeugd vast te houden. Hopelijk ook de (onbevangen) creativiteit die daarbij hoort.
Vaak... zullen we, met die overdrachtelijke natte vinger, zeggen: zo'n één keer per maand?!
Mijn gok is dat het overgrote deel van de lezers van deze blogpost dat 'jeugdgevoel' zelden terugvindt. Mij overkomt het zo'n een, twee keer per jaar. Denk ik. Als ik het zou gaan bijhouden, kan het best weleens minder vaak zijn. Maar, inderdaad, ook meer. Wat ik het belangrijkst vind, is dat ik me steeds meer bewust word van die momenten.
In deze reeks heb ik al eens geschreven over de rol van geuren en geluiden die herinneringen oproepen. Vaak zijn dat een soort van flitsen. De geur is er soms maar heel even. Die momenten bedoel ik niet. Wel op de momenten die eigenlijk veel meer dan een momént zijn.
Vandaag woei het weer 's in Nederland. Tegenwoordig is stormachtige wind een storm en een storm zo ongeveer de aankondiging van het eind van de wereld. Een echte storm, strak boven 10Bft; die kennen we eigenlijk niet. Een 7-8Bft hebben we vandaag aan de westkust in de steden gehaald, misschien zelfs een magere 6-7Bft. Wat we wél erbij kregen, was de haast onvermijdelijke regen.
Dát zijn de condities voor zo'n reminiscentie-moment.
Dat je door de stad fietst. Een warme, waterdichte jas aan; een regenbroek; en waterdichte schoenen. Jou kan niets gebeuren: die diepe niet te ontwijken plas niet, zelfs een voorbijspattende auto niet.
Zo fietsend sluit je je af van de situatie. Niet dat je niet op het verkeer let. Het is meer dat je je immuun probeert te maken voor de natheid van de regen. De beste toestand is die waarin het je niet meer raakt; vijftien minuten later ben je thuis.
Een ideale conditie om je ineens je jeugd te herinneren.
Dat 'moment' duurt al snel een minuut of tien. De keren dat je met storm en regen naar school fietste. Dat je vóór de wind zeilend als een speer ging en haast de storm vergat. Zoals een zweefvlieger stilte ervaart omdat-i de snelheid van de wind heeft. De storm stuwt je voort. Af en toe een trap op de pedalen en daar ging je weer. In de wetenschap dat je 'm ook tegen zou gaan krijgen.
Met een capuchon op - wel áf zetten als je opzij moet kijken - komt daar ook nog eens het getik en gekletter van de regen bij. Nu je weet dat de regen je niet kan deren, krijgt dat geluid iets huiselijks. Alsof ze tegen de ruiten slaat en niet binnen kan komen. Alsof je in een slaapzak in een tent ligt en luistert naar het tentdoek dat door de regen wordt bespeeld.
Zulke momenten, dus. Wanneer iets onaangenaams als buiten moeten zijn in storm en regen, iets optimistisch krijgt. Omdat je ook op een andere manier, die van een jeugdige, kunt ervaren.
Goud waard.
Labels:
creativiteit,
ervaring,
jeugd,
Regen,
storm,
tegenwind,
verbeelding
maandag 23 december 2013
Vuurwerk!!!!!
Morgen ga ik het bestellen: een portie vuurwerk, bij de plaatselijke biljartshop die nu plots is gemetamorfoseerd tot vuurwerkwinkel(tje). Het is zo'n winkeltje waarvan ik me al jaren achtereen afvraag waarvan ze in vredesnaam de rest van het jaar leven. Mijn vermoeden is dat ze over een verholen netwerk van kopers beschikken. Langs de gevels scharrelenden mannetjes in beduimelde trenchcoats. Zoiets als De Vieze Man van Van Kooten&De Bie.
Een week per jaar is die winkel niet meer. Dan is alles er uit verdwenen en vervangen door leegte. En een toonbank. Ieder weldenkend mens zal het interieur bezien als volledig mislukt. Zeker vóór kerst is het een desolaat geheel.
De winkelbel doet het nog als je binnen gaat. Achter de winkel is een soort woonkamer. Daar is het warmer, staan ook echte (oude) fauteuils en daar bivakkeren de verkopers dan ook. Wie nu precies wie van wie is, is me na al die jaren nog niet helemaal duidelijk. Laten we het houden op vader, moeder, zoon en aanhang.
Je bestelling vul je natuurlijk thuis al in en je rekent daar ook al uit wat je kwijt zult zijn. Desalniettemin wordt ter plekke alles nog 's dunnetjes over gedaan. In een lege winkel met de moeder. Een beetje ouwehoerend over het weer, de drukte die er aan komt, de jochies die gevaarlijke dingen proberen met vuurwerk, de dag waarop we het pakket zullen afhalen.
Een pin-apparaat is er niet. Contact afrekenen aub. "En de bon goed bewaren, hè. Dat is meteen je lot voor een grote kleuren-tv.' Ik heb de winnende cijfers nog nooit gezien. Het bonnetje garandeert wel een snelle afhandeling tijdens de officiële verkoopdagen. Gewoon binnenlopen met je bon omhoog en binnen een minuut heb je de bestelling te pakken.
Soms gaat het mis. Je bestelde iets wat er niet meer is. Eén van de inpakkers maakte een fout. Da's nog nooit een probleem geweest. Eén belletje en een fietstochtje verder is alles opgelost met een vervangend stuk.
Helemaal prachtig.
Het blijft me boeien, dat vuurwerk. Gaat het voldoen aan de verwachting? Wij geven niet zoveel geld eraan uit. Dan is de keuze nogal bepalend vanwege een gebrek aan alternatieve oplossingen als het tegenvalt. Maar om nu honderden euro's aan dat pleziertje te besteden. Zo'n €50/€60 is een mooi, risicoloos 'verliesbedrag'. Per slot van rekening is het vergelijkbaar met gokken in het casino: één keer inzetten en wég is het geld.
Moet je iets wat 'slecht is voor de mens' verbieden? De open deurwedervraag is uiteraard wie dat dan wel bepaalt voor mij. Afgezien daarvan is het leuk zélf vuurwerk af te steken. Natuurlijk is het effect belangrijk - daarop selecteerde je immers - maar dat gevoel van 'die vuurpijl daar, die stak ík af' is minstens zo belangrijk. Even mag je kind zijn en fikkie stoken.
Als jochie stak je kerstbomen in de fik (ik niet, hoor). Hier in Leiden is dat op een gegeven moment gereglementeerd. Opgehaalde kerstbomen leverden een lot op en een enorme brandstapel. Toen die brandstapel als milieubelastend werd betiteld, is het een kerstbomenversnipperaar geworden. En een lot. En een voorgoed verdwenen charme. Alleen de loterij bleef over. De zakelijkheid - het gaat om het winnen - wéér die verdoemde zakelijkheid.
Alhoewel ik me goed kan voorstellen dat er mensen zijn die vinden dat vuurwerk afsteken alleen mag gebeuren door deskundigen, ben ik er toch mordicus tegen. Juist omdat het de samenleving saai, doodsaai maakt. Het 'ik heb er last van' geeft geen ruimte voor 'ik gun iemand anders z'n lol, ook als dat niet mijn idee van lol is'. De norsen, de sombermensen en de bange mensen; je moet ze niet volledig negeren.
Maar om nu alles wat we doen te laten afhangen van hen. Soms moet je gewoon even niet zanikken.
Een week per jaar is die winkel niet meer. Dan is alles er uit verdwenen en vervangen door leegte. En een toonbank. Ieder weldenkend mens zal het interieur bezien als volledig mislukt. Zeker vóór kerst is het een desolaat geheel.
De winkelbel doet het nog als je binnen gaat. Achter de winkel is een soort woonkamer. Daar is het warmer, staan ook echte (oude) fauteuils en daar bivakkeren de verkopers dan ook. Wie nu precies wie van wie is, is me na al die jaren nog niet helemaal duidelijk. Laten we het houden op vader, moeder, zoon en aanhang.
Je bestelling vul je natuurlijk thuis al in en je rekent daar ook al uit wat je kwijt zult zijn. Desalniettemin wordt ter plekke alles nog 's dunnetjes over gedaan. In een lege winkel met de moeder. Een beetje ouwehoerend over het weer, de drukte die er aan komt, de jochies die gevaarlijke dingen proberen met vuurwerk, de dag waarop we het pakket zullen afhalen.
Een pin-apparaat is er niet. Contact afrekenen aub. "En de bon goed bewaren, hè. Dat is meteen je lot voor een grote kleuren-tv.' Ik heb de winnende cijfers nog nooit gezien. Het bonnetje garandeert wel een snelle afhandeling tijdens de officiële verkoopdagen. Gewoon binnenlopen met je bon omhoog en binnen een minuut heb je de bestelling te pakken.
Soms gaat het mis. Je bestelde iets wat er niet meer is. Eén van de inpakkers maakte een fout. Da's nog nooit een probleem geweest. Eén belletje en een fietstochtje verder is alles opgelost met een vervangend stuk.
Helemaal prachtig.
Het blijft me boeien, dat vuurwerk. Gaat het voldoen aan de verwachting? Wij geven niet zoveel geld eraan uit. Dan is de keuze nogal bepalend vanwege een gebrek aan alternatieve oplossingen als het tegenvalt. Maar om nu honderden euro's aan dat pleziertje te besteden. Zo'n €50/€60 is een mooi, risicoloos 'verliesbedrag'. Per slot van rekening is het vergelijkbaar met gokken in het casino: één keer inzetten en wég is het geld.
Moet je iets wat 'slecht is voor de mens' verbieden? De open deurwedervraag is uiteraard wie dat dan wel bepaalt voor mij. Afgezien daarvan is het leuk zélf vuurwerk af te steken. Natuurlijk is het effect belangrijk - daarop selecteerde je immers - maar dat gevoel van 'die vuurpijl daar, die stak ík af' is minstens zo belangrijk. Even mag je kind zijn en fikkie stoken.
Als jochie stak je kerstbomen in de fik (ik niet, hoor). Hier in Leiden is dat op een gegeven moment gereglementeerd. Opgehaalde kerstbomen leverden een lot op en een enorme brandstapel. Toen die brandstapel als milieubelastend werd betiteld, is het een kerstbomenversnipperaar geworden. En een lot. En een voorgoed verdwenen charme. Alleen de loterij bleef over. De zakelijkheid - het gaat om het winnen - wéér die verdoemde zakelijkheid.
Alhoewel ik me goed kan voorstellen dat er mensen zijn die vinden dat vuurwerk afsteken alleen mag gebeuren door deskundigen, ben ik er toch mordicus tegen. Juist omdat het de samenleving saai, doodsaai maakt. Het 'ik heb er last van' geeft geen ruimte voor 'ik gun iemand anders z'n lol, ook als dat niet mijn idee van lol is'. De norsen, de sombermensen en de bange mensen; je moet ze niet volledig negeren.
Maar om nu alles wat we doen te laten afhangen van hen. Soms moet je gewoon even niet zanikken.
zondag 22 december 2013
Ollekebolleke.... bekend?!
"Herinner je je nog dat J. hem naar het station in Voorschoten moest brengen met de auto? Dan haalde hij nog net de trein."
"Nou! En eng dat ik het vond. Eigenlijk een vreemde man, hoor. Ik vond het helemaal geen goed idee van jullie."
Drs. P.: daarover gaat het. Mijn geheugen laat nu forse gaten vallen. Ik weet dat hij optrad in het jongerencentrum. Op één van de theateravonden die we samen organiseerden. Waar overigens latere Grote Namen optraden; Grote Namen die toen nog onbekend van start gingen in het clubcircuit en later de kleine zalen. Drs.P. was toen al geen onbekende. Maar wel een bijzondere Grote Naam.
Van de voorstelling weet ik bar weinig meer; feitelijk niets.
Wat ik wel weet, is dat het een prachtig woordkunstenaar is. Vanochtend zat ik wat te bladeren in het boek dat eega kreeg - Jongste ontdekkingen, van drs.P. - en dat die herinneringen activeerde.
Het is een streng regime, dat van de ollekebolleke.
Ik waag me er niet aan. Dit is taalbeheersing van een hogere orde.
Ze slurpen je op. Die ollekebollekes. Het gebeurde mij weer meteen. Al bij de eerste. Deze.
"Nou! En eng dat ik het vond. Eigenlijk een vreemde man, hoor. Ik vond het helemaal geen goed idee van jullie."
Drs. P.: daarover gaat het. Mijn geheugen laat nu forse gaten vallen. Ik weet dat hij optrad in het jongerencentrum. Op één van de theateravonden die we samen organiseerden. Waar overigens latere Grote Namen optraden; Grote Namen die toen nog onbekend van start gingen in het clubcircuit en later de kleine zalen. Drs.P. was toen al geen onbekende. Maar wel een bijzondere Grote Naam.
Van de voorstelling weet ik bar weinig meer; feitelijk niets.
Wat ik wel weet, is dat het een prachtig woordkunstenaar is. Vanochtend zat ik wat te bladeren in het boek dat eega kreeg - Jongste ontdekkingen, van drs.P. - en dat die herinneringen activeerde.
Het is een streng regime, dat van de ollekebolleke.
een gaaf, rijmend, dubbeldactylisch, achtregelig versje (...) met het juiste aantal lettergrepen en een briljant regelzeswoord
Ik waag me er niet aan. Dit is taalbeheersing van een hogere orde.
Ze slurpen je op. Die ollekebollekes. Het gebeurde mij weer meteen. Al bij de eerste. Deze.
Kreet van een grotgenoot
Hapklar de holenmens:
'Hupkluur! Vroi, dibbe!'
Dit oogt wat banaal
Maar was in feite een
Felicitatiekreet
In een destijds
Nieuw verschijnsel: de taal
zaterdag 21 december 2013
Wat verwacht je van een school?
Vandaag zag ik een bericht voorbij komen wat er op neer kwam dat iemand met hoogbegaafdheid een MAVO-advies kreeg. Als gevolg van niet kunnen aarden, bleef-i daarna nog zítten ook.
Eerlijk gezegd, begin ik steeds meer de jeuk te krijgen van (sommige) ouders en hun strijd voor het beste voor hun kind. Of het beste úit hun kind.
Er verschuift de afgelopen jaren het een en ander.
School is naar mijn mening een instituut dat je voorbereidt op je maatschappelijk leven. Da's inderdaad enigszins vaag, want wat ís dat dan? Precies weet ik dat niet te definiëren. Wel weet ik dat wij altijd hebben gezocht naar scholen die zowel sociaal als belerend zijn.
Scholen waar je 'gewoon' de tafels moet leren. Waar je namen aan plaatsen moet kunnen koppelen. Waar je moet luisteren als luisteren noodzakelijk is.
Maar waar je ook als kind wordt behandeld en de ruimte hebt dat te zijn. Waar de leerstof centraal staat, maar jouw tempo en mogelijkheden ook.
Opgroeien naar volwassenheid is een proces met veel actoren. Je opleiding is een belangrijke; niet eens vanwege de hoeveelheid tijd die daar in gaat zitten, maar ook vanwege die vorming. Waren scholen alleen maar kennis-overdragende instituten dan waren er geen lessen maatschappij(leer), culturele vorming of sport nodig geweest.
Als ik dat mag zeggen - en dat doe ik bij deze - ik vind in dat praten en denken over 'scholen voor uitzonderlijke leerlingen' iets volstrekt pervers en verkeerds.
Scholen als sociale instituten horen je voor te bereiden op de werkelijkheid. Per definitie lukt dat nooit volkomen. Dé werkelijkheid is immers meerdimensionaal en het ligt er maar net aan hoe je ernaar kijkt. Onderwijs zal bijvoorbeeld altijd achterlopen op innovaties. Dat kán logischerwijs ook niet anders.
Een hoogbegaafde leerling is net als een autist of een kind met het syndroom van Down gehandicapt. Hij of zij wijkt té veel af van de modus, het meest voorkomende geval. Het is geen zaak van 'je op een gemiddelde richten'. Het is een zaak van 'hoe ver van de modus is de leerling verwijderd'? Anders gezegd? Hoe afwijkend is hij of zij.
Daarmee creëren we een verdraaid ingewikkeld probleem. Want qua kennisopname kan een leerling bijzonder goed zijn, maar sociaal kan-i tegelijkertijd volledig mislukken. De plus en de min, de ying en de yang, de hoogbegaafde en de zwakbegaafde: tegenpolen.
Spreek ik mezelf nu tegen? Voor zwakbegaafden zijn er toch aparte scholen? Logischerwijs moeten ze er dus ook zijn voor hoogebegaafden.
Inderdaad. En toch niet. Want het cruciale verschil is dat de zwakbegaafde op twee fronten is achtergesteld en de hoogbegaafde op slechts één. En dat ene, het sociale, is juist een aspect dat baat heeft bij ervaring met diversiteit, dat juist pleit voor zo lang mogelijk handhaven in het regulier onderwijs.
Juist door leerlingen om redenen van 'intelligentie' in speciale scholen onder te brengen, is een (impliciete ) bevestiging van de school als leerfabriek en de (impliciete) ontkenning van de school als sociaal speelterrein: mét z'n voor- en nadelen, z'n ongelukken, krasjes, beschadigingen en (zwaar)gewonden.
Momenteel leiden we daardoor kinderen op in omgevingen die hen speciaal maken, hetzij aan de ene, hetzij aan de andere kant. Dat levert een minderwaardigheids- of een superioriteitsgevoel op. En beide zijn maatschappelijk ongewenst.
En tóch doen we het. Tóch willen ouders het.
Eerlijk gezegd, begin ik steeds meer de jeuk te krijgen van (sommige) ouders en hun strijd voor het beste voor hun kind. Of het beste úit hun kind.
Er verschuift de afgelopen jaren het een en ander.
School is naar mijn mening een instituut dat je voorbereidt op je maatschappelijk leven. Da's inderdaad enigszins vaag, want wat ís dat dan? Precies weet ik dat niet te definiëren. Wel weet ik dat wij altijd hebben gezocht naar scholen die zowel sociaal als belerend zijn.
Scholen waar je 'gewoon' de tafels moet leren. Waar je namen aan plaatsen moet kunnen koppelen. Waar je moet luisteren als luisteren noodzakelijk is.
Maar waar je ook als kind wordt behandeld en de ruimte hebt dat te zijn. Waar de leerstof centraal staat, maar jouw tempo en mogelijkheden ook.
Opgroeien naar volwassenheid is een proces met veel actoren. Je opleiding is een belangrijke; niet eens vanwege de hoeveelheid tijd die daar in gaat zitten, maar ook vanwege die vorming. Waren scholen alleen maar kennis-overdragende instituten dan waren er geen lessen maatschappij(leer), culturele vorming of sport nodig geweest.
Als ik dat mag zeggen - en dat doe ik bij deze - ik vind in dat praten en denken over 'scholen voor uitzonderlijke leerlingen' iets volstrekt pervers en verkeerds.
Scholen als sociale instituten horen je voor te bereiden op de werkelijkheid. Per definitie lukt dat nooit volkomen. Dé werkelijkheid is immers meerdimensionaal en het ligt er maar net aan hoe je ernaar kijkt. Onderwijs zal bijvoorbeeld altijd achterlopen op innovaties. Dat kán logischerwijs ook niet anders.
Een hoogbegaafde leerling is net als een autist of een kind met het syndroom van Down gehandicapt. Hij of zij wijkt té veel af van de modus, het meest voorkomende geval. Het is geen zaak van 'je op een gemiddelde richten'. Het is een zaak van 'hoe ver van de modus is de leerling verwijderd'? Anders gezegd? Hoe afwijkend is hij of zij.
Daarmee creëren we een verdraaid ingewikkeld probleem. Want qua kennisopname kan een leerling bijzonder goed zijn, maar sociaal kan-i tegelijkertijd volledig mislukken. De plus en de min, de ying en de yang, de hoogbegaafde en de zwakbegaafde: tegenpolen.
Spreek ik mezelf nu tegen? Voor zwakbegaafden zijn er toch aparte scholen? Logischerwijs moeten ze er dus ook zijn voor hoogebegaafden.
Inderdaad. En toch niet. Want het cruciale verschil is dat de zwakbegaafde op twee fronten is achtergesteld en de hoogbegaafde op slechts één. En dat ene, het sociale, is juist een aspect dat baat heeft bij ervaring met diversiteit, dat juist pleit voor zo lang mogelijk handhaven in het regulier onderwijs.
Juist door leerlingen om redenen van 'intelligentie' in speciale scholen onder te brengen, is een (impliciete ) bevestiging van de school als leerfabriek en de (impliciete) ontkenning van de school als sociaal speelterrein: mét z'n voor- en nadelen, z'n ongelukken, krasjes, beschadigingen en (zwaar)gewonden.
Momenteel leiden we daardoor kinderen op in omgevingen die hen speciaal maken, hetzij aan de ene, hetzij aan de andere kant. Dat levert een minderwaardigheids- of een superioriteitsgevoel op. En beide zijn maatschappelijk ongewenst.
En tóch doen we het. Tóch willen ouders het.
Labels:
autist,
hoogbegaafd,
middenschool,
school,
sociaal,
Tweedeling
vrijdag 20 december 2013
Werkloosheid dáált?!
Weet je hoeveel definities van 'inkomen' we hebben? Niet één. Vele. Het is alweer jaren terug dat we met een onderzoeksgroep op dergelijke vervelende problemen stuitten. Vervelend, omdat ze vergelijking van cijfers lastig tot onmogelijk maakten en maken. 'Armoede' ook zo'n mooie; ook daarvan bestaan er verschillende. De grootste ellende en diepste triestigheid is dat alle definities alleen maar bestaan in het belang van de maker, niet van het subject, het onderwerp.
Mocht je me niet geloven. Zoek maar eens op "definities van inkomen". Je krijgt een waslijst te zien, met ondermeer een rapport van m'n ex-werkgever SCP over het begrip en een, veel beter leesbaar en recenter, van Regioplan. Dat laatste is tussen twee haakjes ook informatief over het begrip ZZP. Inderdaad; hebben we ook meerdere betekenissen voor.
Dan lees je van de week "werkloosheid daalt opnieuw".
Het is al lang een kafkaïaans gooi - en smijtwerk met cijfers geworden dat onderzoekers en (hun opdrachtgevende) beleidsambtenaren beoefenen. Het werkelijk diep- en dieptrieste is dat niemand door de bomen het bos meer ziet en snapt wat er gebeurt. Iedere band met de realiteit is, in beleid, verloren, doordat een 'realiteit' wordt gezocht die spoort met de beleidsvisie. Denk niet dat dat overdreven is. Vraag je af en toe maar eens af wát waarom werd gemeten en hoe het mogelijk is dat daarover controverse bestaat. Als het geen aperte meetfout was, is de waarschijnlijkste verklaring 'meerdere definities of interpretaties'.
De werkloosheid dáált helemaal niet.
Het is een zuiver administratief fenomeen. In de registratie van het CBS daalt het cijfer. In de werkelijkheid van alledag neemt de ellende gewoon toe, hoor. Het inactief zijn, werkéloos, zonder baan, zonder baas, somber en sober thuis; het is geen steek verbeterd.
Het CBS geeft terecht aan: "(...) het aantal werklozen (daalt) vooral omdat meer mensen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt."
De werkelijke werkloosheid is iets heel anders dan de geregistreerde. Niet voor niets rapporteert het UWV diezelfde dag een tóename van de WW-uitkeringen. Dat zijn helemaal geen tegensprekende cijfers. Het zijn bestandscijfers. Wie daarin niet is opgenomen, wordt niet meegeteld.
Het CBS legt, zoals vaak, de vinger op de juiste plek: de terugtrekking van de arbeidsmarkt. Tijdens de vorige crisis gebeurde dat ook. Ken je de termen nog? De informele economie, de zwartwerker, de overlevings-arrangementen (coping behaviour)?
Dat gebeurt nog steeds. Maar nu veel beter en krachtiger. Kon een informele economie nog worden weggezet als een half-criminele of als een waartoe je niet makkelijk toegang had als je er nog niemand kende; nu is dat anders. Eerlijk gezegd, hoor ik bij diegenen die er hoop uit put.
De huidige stand der techniek maakt die netwerkaanpak nu veel makkelijker. Nog oneindig veel belangrijker is dat ook de manier van denken en werken daarmee veranderd. Het gros van de werknemers sombert. De ZZPer, hoe moeilijk overeind blijvend ook, heeft in tegenstelling tot de freelancer van toen het imago van vrijbuiter, vrije geest, iemand die met plezíer werkt. Grote structuren vallen als zandkastelen uit elkaar. De enige grote zorg is dat dat niet te snel mag gebeuren.
Mijn interpretatie van de cijfers is dat steeds meer mensen zich áf keren van de klassieke arbeidsmarkt. Ik kén ze ook: mensen die geen uitkering meer willen en - hoog opgeleid - zichzelf wel redden. Vanaf dat moment zijn ze onzichtbaar voor de bestaande detectiesystemen. Als de overheid zelfredzaamheid propageert, dan krijgt ze dat ook; inclusief het verminderen van zicht op de samenleving.
De transitie nu gaande is, lijkt te zijn, zal voorlopig nog onduidelijk blijven. Beweren dat de werkloosheid daalt, is echter sovjetrussisch geloof in cijfers. De echte, informele wereld groeit. Ten goede? Ten kwade? In elk geval onbeheerst door anderen dan de mensen zélf.
Mocht je me niet geloven. Zoek maar eens op "definities van inkomen". Je krijgt een waslijst te zien, met ondermeer een rapport van m'n ex-werkgever SCP over het begrip en een, veel beter leesbaar en recenter, van Regioplan. Dat laatste is tussen twee haakjes ook informatief over het begrip ZZP. Inderdaad; hebben we ook meerdere betekenissen voor.
Dan lees je van de week "werkloosheid daalt opnieuw".
Het is al lang een kafkaïaans gooi - en smijtwerk met cijfers geworden dat onderzoekers en (hun opdrachtgevende) beleidsambtenaren beoefenen. Het werkelijk diep- en dieptrieste is dat niemand door de bomen het bos meer ziet en snapt wat er gebeurt. Iedere band met de realiteit is, in beleid, verloren, doordat een 'realiteit' wordt gezocht die spoort met de beleidsvisie. Denk niet dat dat overdreven is. Vraag je af en toe maar eens af wát waarom werd gemeten en hoe het mogelijk is dat daarover controverse bestaat. Als het geen aperte meetfout was, is de waarschijnlijkste verklaring 'meerdere definities of interpretaties'.
De werkloosheid dáált helemaal niet.
Het is een zuiver administratief fenomeen. In de registratie van het CBS daalt het cijfer. In de werkelijkheid van alledag neemt de ellende gewoon toe, hoor. Het inactief zijn, werkéloos, zonder baan, zonder baas, somber en sober thuis; het is geen steek verbeterd.
Het CBS geeft terecht aan: "(...) het aantal werklozen (daalt) vooral omdat meer mensen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt."
De werkelijke werkloosheid is iets heel anders dan de geregistreerde. Niet voor niets rapporteert het UWV diezelfde dag een tóename van de WW-uitkeringen. Dat zijn helemaal geen tegensprekende cijfers. Het zijn bestandscijfers. Wie daarin niet is opgenomen, wordt niet meegeteld.
Het CBS legt, zoals vaak, de vinger op de juiste plek: de terugtrekking van de arbeidsmarkt. Tijdens de vorige crisis gebeurde dat ook. Ken je de termen nog? De informele economie, de zwartwerker, de overlevings-arrangementen (coping behaviour)?
Dat gebeurt nog steeds. Maar nu veel beter en krachtiger. Kon een informele economie nog worden weggezet als een half-criminele of als een waartoe je niet makkelijk toegang had als je er nog niemand kende; nu is dat anders. Eerlijk gezegd, hoor ik bij diegenen die er hoop uit put.
De huidige stand der techniek maakt die netwerkaanpak nu veel makkelijker. Nog oneindig veel belangrijker is dat ook de manier van denken en werken daarmee veranderd. Het gros van de werknemers sombert. De ZZPer, hoe moeilijk overeind blijvend ook, heeft in tegenstelling tot de freelancer van toen het imago van vrijbuiter, vrije geest, iemand die met plezíer werkt. Grote structuren vallen als zandkastelen uit elkaar. De enige grote zorg is dat dat niet te snel mag gebeuren.
Mijn interpretatie van de cijfers is dat steeds meer mensen zich áf keren van de klassieke arbeidsmarkt. Ik kén ze ook: mensen die geen uitkering meer willen en - hoog opgeleid - zichzelf wel redden. Vanaf dat moment zijn ze onzichtbaar voor de bestaande detectiesystemen. Als de overheid zelfredzaamheid propageert, dan krijgt ze dat ook; inclusief het verminderen van zicht op de samenleving.
De transitie nu gaande is, lijkt te zijn, zal voorlopig nog onduidelijk blijven. Beweren dat de werkloosheid daalt, is echter sovjetrussisch geloof in cijfers. De echte, informele wereld groeit. Ten goede? Ten kwade? In elk geval onbeheerst door anderen dan de mensen zélf.
donderdag 19 december 2013
Ontregelende innovatie met een klap
Big bang disruption noemen ze het. Het is de titel van een boek dat Paul Nunes en Larry Downes schreven. Niet dat ik het las. Het is nog niet uitgebracht. Dat gebeurt op 7 januari volgend jaar, over tweeëneenhalve week dus. Om de verkoop te stimuleren, schrijven ze wel over hun bevindingen, zoals in Content Loop.
Voordat je me vraagt wat ik van dat voorproefje vind: het lijkt me een leuk en lezenswaardig boek, en tegelijk het zoveelste waarin casuïstiek wordt gebruikt als bewijs. Da's blijkbaar een steeds meer geaccepteerde manier van redeneren. Ik wil wel bekennen dat ik, alhoewel dol op beeldende betogen, inmiddels wel een schreeuwende behoefte heb aan een steviger plaatsing. Al die 'nieuwe wetenschap' lijkt meer op wetenschapsjournalistiek, een vak apart.
Het artikel is een voorbeeld daarvan: goed leesbaar, informatief, maar een belangrijke vraag niet beantwoordend. Denk ik.
Het Internet of Things (IoT) is een begrip wat je inmiddels moet kennen of minstens gehóórd. Het is de situatie waarin apparaten zonder tussenkomst van mensen met elkaar communiceren. Nunes en Downes betogen dat, na een langzame start, die ontwikkeling nu rap sneller gaat. Verklaring daarvoor is het goedkoper, kleiner, sneller en meer beschikbaar worden van componenten. Dat is de Big Bang Disruption. Hieronder de casus Verdigris.
Tot dan denk je vast: "Mooi toch? Dit gaat leiden tot veel betere woon- en werkomgevingen. En tot milieu-besparingseffecten. Wie kan daar tegen zijn?".
Laat dan even dít citaat bezinken:
Ik vermoed dat ook jij een gruwelijke hekel hebt aan een huisbaas die bepaalt hoe warm jouw huis- of slaapkamer zal zijn. Of dat de buurman dat bepaalt. Of een algoritme. Dat is wel de werkelijkheid die ontstaat: het genetwerkte huis wórdt beheerd, op basis van referentiepunten. Hoe, en door wie, worden die bepaald?
Precies dát is wat ik bij veel techno-missionarissen mis: de reflectie op de duistere kant. Feitelijk neemt de technologie autonomie weg. De kans is meer dan groot dat ons leefklimaat wordt gespiegeld aan 'gemiddelden'. De koukleum én de hittepetit zullen beide een probleem krijgen. Als uitbijters lopen ze kans het of te koud of te warm te hebben: het gemiddelde houdt met hen immers geen rekening.
Het lijkt zo anti-technologie. Het lijkt zo reactionair. Dat is niet de bedoeling. Wel is het de bedoeling alertheid te stimuleren. Je zal over enkele decennia tot de ontdekking komen dat het licht om 22.00 uur uit gaat. Het volstaat niet om, als weerwoord, te beweren dat dat draconische beelden zijn en dat dit juist níet de bedoeling is. 'We' zouden geen databestanden koppelen. 'We' zouden het SOFInummer niet anders gebruiken dan als sociaal-fiscaal nummer. 'We' zouden niet zonder aanleiding afluisteren en bespieden.
Voordat je me vraagt wat ik van dat voorproefje vind: het lijkt me een leuk en lezenswaardig boek, en tegelijk het zoveelste waarin casuïstiek wordt gebruikt als bewijs. Da's blijkbaar een steeds meer geaccepteerde manier van redeneren. Ik wil wel bekennen dat ik, alhoewel dol op beeldende betogen, inmiddels wel een schreeuwende behoefte heb aan een steviger plaatsing. Al die 'nieuwe wetenschap' lijkt meer op wetenschapsjournalistiek, een vak apart.
Het artikel is een voorbeeld daarvan: goed leesbaar, informatief, maar een belangrijke vraag niet beantwoordend. Denk ik.
Het Internet of Things (IoT) is een begrip wat je inmiddels moet kennen of minstens gehóórd. Het is de situatie waarin apparaten zonder tussenkomst van mensen met elkaar communiceren. Nunes en Downes betogen dat, na een langzame start, die ontwikkeling nu rap sneller gaat. Verklaring daarvoor is het goedkoper, kleiner, sneller en meer beschikbaar worden van componenten. Dat is de Big Bang Disruption. Hieronder de casus Verdigris.
While many IoT applications are still several generations of technology improvement away, the next major disruptor is already massing at the borders: making homes and offices intelligent and networked. We’re entering the age of the connected building.
Early market experiments have already begun, some of them with the potential of Big Bang Disruption. Appliances, sockets and switches are being upgraded with sensors and antenna, making it possible to collect vast information about the performance and energy usage of device that draws power.
Once collected, that information can be sliced and diced to improve energy efficiency, building maintenance, security, and future product design.
The connected building will obviously disrupt real estate developers and property managers, as well as manufacturers of appliances and lighting fixtures. But the impact of having near-perfect information on the performance of so many “dumb” (and often expensive) pieces of infrastructure could reach far beyond the obvious–and deeply into the energy sector.
Tot dan denk je vast: "Mooi toch? Dit gaat leiden tot veel betere woon- en werkomgevingen. En tot milieu-besparingseffecten. Wie kan daar tegen zijn?".
Laat dan even dít citaat bezinken:
Once the information has been collected, the company has developed analytics to make sense of the mountains of information generated by the building’s devices. Right now, the system can recommend changes to facility maintenance schedules, and to the operation of internal systems including lighting, HVAC, ice makers, electrical vehicle chargers and space heaters.
(...)
In the future, the company hopes to “push information back to automate simple things like thermostats, light timers, PCs and other ‘smart’ devices,” (...).
Ik vermoed dat ook jij een gruwelijke hekel hebt aan een huisbaas die bepaalt hoe warm jouw huis- of slaapkamer zal zijn. Of dat de buurman dat bepaalt. Of een algoritme. Dat is wel de werkelijkheid die ontstaat: het genetwerkte huis wórdt beheerd, op basis van referentiepunten. Hoe, en door wie, worden die bepaald?
Precies dát is wat ik bij veel techno-missionarissen mis: de reflectie op de duistere kant. Feitelijk neemt de technologie autonomie weg. De kans is meer dan groot dat ons leefklimaat wordt gespiegeld aan 'gemiddelden'. De koukleum én de hittepetit zullen beide een probleem krijgen. Als uitbijters lopen ze kans het of te koud of te warm te hebben: het gemiddelde houdt met hen immers geen rekening.
Het lijkt zo anti-technologie. Het lijkt zo reactionair. Dat is niet de bedoeling. Wel is het de bedoeling alertheid te stimuleren. Je zal over enkele decennia tot de ontdekking komen dat het licht om 22.00 uur uit gaat. Het volstaat niet om, als weerwoord, te beweren dat dat draconische beelden zijn en dat dit juist níet de bedoeling is. 'We' zouden geen databestanden koppelen. 'We' zouden het SOFInummer niet anders gebruiken dan als sociaal-fiscaal nummer. 'We' zouden niet zonder aanleiding afluisteren en bespieden.
Verdigris is just one of dozens, perhaps hundreds of companies working on real-world solutions for connected building products and services. Once the price and performance of the technology gets cheap enough for mass deployment, these early experiments will quickly turn into rapid and widespread adoption. From smart buildings to smart grids, the transformation of energy may come, to paraphrase Ernest Hemingway, gradually and then suddenly.
We call that adoption model “catastrophic success.” Whether you’re a building manager, an energy provider, or just a tenant, if you aren’t paying attention to these developments now, in other words, it is going to be too late when the disruptors get the formula right and go mainstream.
woensdag 18 december 2013
Beter mét social media?!
Eén plus één is drie; zo'n gezegde dat we allemaal wel kennen. Ik interpreteer 'm vanaf de lagere school als dat je iets moet dóen, meerwaarde toevoegen, informatie gebruiken en er kennis van maken. Als je over intelligentie denkt, is het ook een treffend gezegde. Intelligentie is niet een kwestie van IQ of feitenkennis, maar een zaak van nieuwe combinaties maken, van 1+1=3.
Even wat zaken combineren.
In de Harvard Business Review vond ik een mooi citaat. Het verwoordt de volledige onderschatting van zijn tegenspeler door de marktleider.
Nog twee citaten; het eerste wijst op de veranderde relatie met de consument. Feitelijk zijn het variaties op een thema: alles wat als nieuw ter beschikking komt, willen we vandaag nog kunnen gebruiken. Haast, haast, haast, en ongeduld. Maar het is niet de eerste die wint en overleeft. Dat is wat het tweede citaat, uit de reacties op het artikel, aangeeft.
Het is duidelijk. Houd je bestaansrecht in de gaten en laat je niet (teveel) meesleuren door nieuwe mogelijkheden. ?! Maar ik moet toch ook de nieuwe kansen benutten? Inderdaad, een spagaat.
Toch is er een lijn te bekennen, hoor. Rekening houden met je afnemers betekent heden ten dage ook geconfronteerd worden met (snel) wisselende wensen. Niet voor niets wordt voorspeld dat de levenscyclus van bedrijven dramatisch verkort gaat worden. Jouw dienst wordt op het moment dat jij de productie start al links en rechts voorbij gegaan door nieuwe spelers. Marktleider, overlever zijn, zal steeds korter mogelijk zijn.
Dat geldt niet voor allen.
In dat licht bezien, kijk ik naar ">dit bericht over het gebruik van social media door ziekenhuizen. Blijkbaar zijn hiërarchische ranglijstjes ook in een genetwerkte wereld van belang. We zijn en blijven mensen, zullen we maar denken.
Het is ongetwijfeld prettig om als eerste op een lijstje terecht te komen. Het is eveneens van groot belang je klant, in dit geval de patiënt, serieus te nemen en er goed en serieus naar te luisteren en mee te spreken. De vraag is wel of het gebruik van social media wel zo belangrijk is voor de kernactiviteit van een ziekenhuis. Ik moet bekennen dat ik het in dezelfde categorie zou onderbrengen als de kwaliteit van de kroketten in het patiëntenrestaurant: een additionele voorziening, die wel iets zegt over kwaliteit en dienstverlening, maar níet op zichzelf mag worden beschouwd.
En dat gebeurt nu wel.
Even wat zaken combineren.
In de Harvard Business Review vond ik een mooi citaat. Het verwoordt de volledige onderschatting van zijn tegenspeler door de marktleider.
Classic disruptive innovation says that a cheaper, but lower-quality, innovator can eventually overtake an incumbent by gradually siphoning off customers the incumbent doesn’t find it profitable to defend. As the disruptor improves its offering, though, the incumbent’s position becomes increasingly fragile. Big bang disruption differs in that the start-up offers an innovation that’s not only cheaper, but better — higher quality, more convenient, or both — almost right off the bat.
Nog twee citaten; het eerste wijst op de veranderde relatie met de consument. Feitelijk zijn het variaties op een thema: alles wat als nieuw ter beschikking komt, willen we vandaag nog kunnen gebruiken. Haast, haast, haast, en ongeduld. Maar het is niet de eerste die wint en overleeft. Dat is wat het tweede citaat, uit de reacties op het artikel, aangeeft.
In markets where customers can shop, buy and consume goods and services digitally, innovation is increasingly being driven not by the marketing plans of even dominant providers so much as the seemingly insatiable appetite of consumers for the newest technology. Companies no longer offer—consumers now demand.
Too much focus on the technology, on the business, on the financial indicators.... as opposed to the focus on "what is the job-to-be done" that customers hire an entertainment for (on-demand family entertainment, in this case). Enterprises forget empathy on the customer and confuse their business with the "what" (technology or a persistent business model), rather than the "why" (need, job-to-be done, problem) they are doing business (Simon Sinek).
Het is duidelijk. Houd je bestaansrecht in de gaten en laat je niet (teveel) meesleuren door nieuwe mogelijkheden. ?! Maar ik moet toch ook de nieuwe kansen benutten? Inderdaad, een spagaat.
Toch is er een lijn te bekennen, hoor. Rekening houden met je afnemers betekent heden ten dage ook geconfronteerd worden met (snel) wisselende wensen. Niet voor niets wordt voorspeld dat de levenscyclus van bedrijven dramatisch verkort gaat worden. Jouw dienst wordt op het moment dat jij de productie start al links en rechts voorbij gegaan door nieuwe spelers. Marktleider, overlever zijn, zal steeds korter mogelijk zijn.
Dat geldt niet voor allen.
In dat licht bezien, kijk ik naar ">dit bericht over het gebruik van social media door ziekenhuizen. Blijkbaar zijn hiërarchische ranglijstjes ook in een genetwerkte wereld van belang. We zijn en blijven mensen, zullen we maar denken.
Het is ongetwijfeld prettig om als eerste op een lijstje terecht te komen. Het is eveneens van groot belang je klant, in dit geval de patiënt, serieus te nemen en er goed en serieus naar te luisteren en mee te spreken. De vraag is wel of het gebruik van social media wel zo belangrijk is voor de kernactiviteit van een ziekenhuis. Ik moet bekennen dat ik het in dezelfde categorie zou onderbrengen als de kwaliteit van de kroketten in het patiëntenrestaurant: een additionele voorziening, die wel iets zegt over kwaliteit en dienstverlening, maar níet op zichzelf mag worden beschouwd.
En dat gebeurt nu wel.
Labels:
big bang,
disruptive,
innovatie,
ranglijst,
ziekenhuis,
zorg
dinsdag 17 december 2013
1.000.000 afbeeldingen
Afgelopen vrijdag zag ik de aankondiging voorbijkomen. Goed. Ik bén groot fan van 'oude plaatjes' en dus heb ik het bericht meteen de twitterwereld ingeslingerd. Zelf ben ik eigenlijk pas vandaag eens voor gaan zitten.
Man, man, man, moet je eens zien wat die British Library doet op Flickr: 1.019.991 foto's neerzetten (rechtsboven in afbeelding hieronder).
Het is dat m'n iPad Classic zoals een oud mannetje af en toe last heeft van geheugenproblemen, maar anders kun je úren ronddwalen tussen de prenten. Als je overigens vanaf het eind terug bladert: daar vind je veel friezen en lettertypes. Niet mijn ding.
Het bijzondere is dat alles publiek bezit en gebruik is. Dat betekent dus naar hartelust knippen en plakken. Mocht je hoge kwaliteit afdrukken wensen, dan kan dat ook. In dat geval gaat er wél een tellertje lopen.
De British Library, begrijp ik, is nog lang niet klaar. Zo is het zoeken op z'n zachtst gezegd beroerd: het is er niet. Dat is wel een forse makke. De foto's zijn dan wel ge-metadateerd door de bibliothecarissen, maar selecties zijn er nog niet veel. En ook de commentaarvelden zijn maagdelijk leeg.
Dat belooft nog wat (te worden) dus.
Er is wel het een en ander voor je er uit gepikt. Hieronder de de selectie op basis van de Mechanical Curator. Die pikt er at random ieder uur een andere set afbeeldingen uit. Het is geen serendipiteit, maar dat neemt niet weg dat ook a-selecte trekkingen tot onverwachte resultaten kunnen leiden.
Heb je die foto's linksboven gezien? De inmiddels veelgeciteerde foto's van een amerikaanse jongere met studentikoze trekjes. Welke dat zijn mag je zelf ontcijferen. Of die tijger, twee foto's naar rechts. Het beest ziet er zó dieptreurig uit.
Het zijn dergelijke plaatjes die mij boeien. Ze geven je een beeld van een tijd, van een wereldbeeld of van een mentaliteit. Ze kunnen je ook gewoon even wijzen op het alledaags leven. Zoals onderstaand reclame voor een veelgebruikt kantoormateriaal rond de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw: lijm of gom, maar dan wel van die witte die je ooit op de basisschool gebruikte.
Ergens in de verzameling - rond de zesde pagina - vind je ook nog iets over Amsterdam, blijkbaar beweerd door Erasmus: de stad waar de bewoners als roeken in de toppen van bomen wonen. Inderdaad, een grapje van de wijsgeer. Hij doelde op de talloze houten palen waarop de stad is gebouwd.
Dan gaat serendipiteit toch een rol spelen: wáár zei Erasmus dat?
Man, man, man, moet je eens zien wat die British Library doet op Flickr: 1.019.991 foto's neerzetten (rechtsboven in afbeelding hieronder).
Het is dat m'n iPad Classic zoals een oud mannetje af en toe last heeft van geheugenproblemen, maar anders kun je úren ronddwalen tussen de prenten. Als je overigens vanaf het eind terug bladert: daar vind je veel friezen en lettertypes. Niet mijn ding.
Het bijzondere is dat alles publiek bezit en gebruik is. Dat betekent dus naar hartelust knippen en plakken. Mocht je hoge kwaliteit afdrukken wensen, dan kan dat ook. In dat geval gaat er wél een tellertje lopen.
De British Library, begrijp ik, is nog lang niet klaar. Zo is het zoeken op z'n zachtst gezegd beroerd: het is er niet. Dat is wel een forse makke. De foto's zijn dan wel ge-metadateerd door de bibliothecarissen, maar selecties zijn er nog niet veel. En ook de commentaarvelden zijn maagdelijk leeg.
Dat belooft nog wat (te worden) dus.
Er is wel het een en ander voor je er uit gepikt. Hieronder de de selectie op basis van de Mechanical Curator. Die pikt er at random ieder uur een andere set afbeeldingen uit. Het is geen serendipiteit, maar dat neemt niet weg dat ook a-selecte trekkingen tot onverwachte resultaten kunnen leiden.
Heb je die foto's linksboven gezien? De inmiddels veelgeciteerde foto's van een amerikaanse jongere met studentikoze trekjes. Welke dat zijn mag je zelf ontcijferen. Of die tijger, twee foto's naar rechts. Het beest ziet er zó dieptreurig uit.
Het zijn dergelijke plaatjes die mij boeien. Ze geven je een beeld van een tijd, van een wereldbeeld of van een mentaliteit. Ze kunnen je ook gewoon even wijzen op het alledaags leven. Zoals onderstaand reclame voor een veelgebruikt kantoormateriaal rond de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw: lijm of gom, maar dan wel van die witte die je ooit op de basisschool gebruikte.
Ergens in de verzameling - rond de zesde pagina - vind je ook nog iets over Amsterdam, blijkbaar beweerd door Erasmus: de stad waar de bewoners als roeken in de toppen van bomen wonen. Inderdaad, een grapje van de wijsgeer. Hij doelde op de talloze houten palen waarop de stad is gebouwd.
Dan gaat serendipiteit toch een rol spelen: wáár zei Erasmus dat?
Labels:
geschiedenis,
ontsluiten,
prenten,
sociaal,
verzameling,
zoeken
maandag 16 december 2013
Kil licht
Najaar. Grijs weer. Wind. Guur. De tijd van de doeltreffend-warme in plaats van de verleidelijk-dunne kleding. De tijd van de háástige stap in plaats van het lome zitten. De tijd van korte dagen en een aanslag op je hoeveelheid vitamine B.
Je stemming wordt beïnvloed door je omgeving. Of je nu wilt of niet. Je moet wel een ongelooflijk groot zonhater zijn om niet het opwekkend effect te (her)kennen van een zonnige dag. Of het nu zomer of winter is: een zon-dag máákt verschil. Je mag het context noemen; je omgeving. Het weer is daarin de factor die je het minst (niet) kunt beïnvloeden. Een andere groep mensen om je heen? Kun je voor kiezen (alhoewel ontslag nemen omdat je collega's niet precies dat zijn wat je zoekt, gaat wel ver). Een andere fysieke ruimte? Idem dito. Het is een vrij keuze tussen twee kwaden.
Deze tijd van het jaar herinnert me aan een invloedsfactor die we licht over het hoofd zien: de invloed van licht. Niet dat zonlicht; dat is wel de vorm die we allemaal het nadrukkelijkst ervaren. Maar heb je weleens gekeken naar al ons kunstlicht? Dat kan (nog) niet tippen aan het licht van de zon. Maar we zien er ervaren het veel.
De ontwikkeling naar milieuvriendelijke lampen lijkt logisch. Daarbij doen zich van die kleine wreveligheden voor zoals het plots niet beschikbaar zijn van nou net dat ene gloeilampje dat in je armatuur paste. Een ander effect is de moeite waard echt bij stil te staan: de kleur.
In verleden tijden was licht warm. Eenieder die romans heeft gelezen - of tekenfilms zag - kent vast wel het beeld: door een openstaande deur of raam naar buiten vallend licht. Dat is warm licht (ook omdat de hoofdpersoon ondertussen staat te vernikkelen van de kou of ellende).
Met de komst van elektrisch licht is het suizen van de gaslamp al vervangen door stilte. Het gloeien bleef; aangestoken door vuur of elektrische weerstand. De gloeilamp bracht gelig, warm licht. Niet voor niets hebben gasontladingsbuizen het niet tot de huiskamers geschopt. Enorm geschikt als fel, kil licht in de keuken, boven de snelweg of als 'buigzaam licht' voor neonreclames (die zie je ook niet veel meer).
Maar ik zie het kille licht oprukken.
Als je over straat gaat, zie je het verschil goed. De kerstversieringen die zijn gemaakt met de aloude gloeilamjes en die met de ledlampjes. Die laatste zijn feller wit, en echt wit in plaats van gelig.
Natuurlijk onze kennis over de invloed van licht op ons leven is groter dan ooit. Maar ik zit me nu dus wel af te vragen in hoeverre dat killere licht ook onze geestesgesteldheid beïnvloeden gaat. Lekker sluipend, want wie maakt zich nu zorgen over licht? Licht is licht. Toch? Als er maar genoeg licht is om te doen wat je wilt doen.
Ga je je dan uitgebreid druk maken over de kleurtemperatuur van licht? Of draaien we de goedkoopste variant er in?
En als dan killer licht algemeen wordt; worden wij dan ook killer?!
Je stemming wordt beïnvloed door je omgeving. Of je nu wilt of niet. Je moet wel een ongelooflijk groot zonhater zijn om niet het opwekkend effect te (her)kennen van een zonnige dag. Of het nu zomer of winter is: een zon-dag máákt verschil. Je mag het context noemen; je omgeving. Het weer is daarin de factor die je het minst (niet) kunt beïnvloeden. Een andere groep mensen om je heen? Kun je voor kiezen (alhoewel ontslag nemen omdat je collega's niet precies dat zijn wat je zoekt, gaat wel ver). Een andere fysieke ruimte? Idem dito. Het is een vrij keuze tussen twee kwaden.
Deze tijd van het jaar herinnert me aan een invloedsfactor die we licht over het hoofd zien: de invloed van licht. Niet dat zonlicht; dat is wel de vorm die we allemaal het nadrukkelijkst ervaren. Maar heb je weleens gekeken naar al ons kunstlicht? Dat kan (nog) niet tippen aan het licht van de zon. Maar we zien er ervaren het veel.
De ontwikkeling naar milieuvriendelijke lampen lijkt logisch. Daarbij doen zich van die kleine wreveligheden voor zoals het plots niet beschikbaar zijn van nou net dat ene gloeilampje dat in je armatuur paste. Een ander effect is de moeite waard echt bij stil te staan: de kleur.
In verleden tijden was licht warm. Eenieder die romans heeft gelezen - of tekenfilms zag - kent vast wel het beeld: door een openstaande deur of raam naar buiten vallend licht. Dat is warm licht (ook omdat de hoofdpersoon ondertussen staat te vernikkelen van de kou of ellende).
Met de komst van elektrisch licht is het suizen van de gaslamp al vervangen door stilte. Het gloeien bleef; aangestoken door vuur of elektrische weerstand. De gloeilamp bracht gelig, warm licht. Niet voor niets hebben gasontladingsbuizen het niet tot de huiskamers geschopt. Enorm geschikt als fel, kil licht in de keuken, boven de snelweg of als 'buigzaam licht' voor neonreclames (die zie je ook niet veel meer).
Maar ik zie het kille licht oprukken.
Als je over straat gaat, zie je het verschil goed. De kerstversieringen die zijn gemaakt met de aloude gloeilamjes en die met de ledlampjes. Die laatste zijn feller wit, en echt wit in plaats van gelig.
Natuurlijk onze kennis over de invloed van licht op ons leven is groter dan ooit. Maar ik zit me nu dus wel af te vragen in hoeverre dat killere licht ook onze geestesgesteldheid beïnvloeden gaat. Lekker sluipend, want wie maakt zich nu zorgen over licht? Licht is licht. Toch? Als er maar genoeg licht is om te doen wat je wilt doen.
Ga je je dan uitgebreid druk maken over de kleurtemperatuur van licht? Of draaien we de goedkoopste variant er in?
En als dan killer licht algemeen wordt; worden wij dan ook killer?!
zondag 15 december 2013
Verzamelaars: bestaan ze nog wel?!
Hoe zit dat bij jou? Wat verzamel jij? Heb je verzamelaars in je omgeving? Wat verzamelen die?
Of komen verzamelaars steeds minder voor?
Van mijn - inmiddels allemaal overleden - ooms weet ik dat er een paar verzamelaars tussen zaten. Zo had ik een oom die prentbriefkaarten van kerken en steden verzamelde. Hij had er duizenden. Voor ons was het vanzelfsprekend uit buitenlanden hem dergelijke kaarten te sturen; de collectie bestond uit gebruikte kaarten. Misschien omdat-i lang alleenstaand bleef en pas op latere leeftijd trouwde; hij had ook een forse collectie postzegels.
Je geheugen verwringt en vervormt de werkelijkheid. Mijn beeld is dat van ooms - en tantes - die op zondagen langs komen en binnen de kortste keren de hele huiskamer blauw van de sigarenrook zetten en vullen met de geur van pijptabak en eau d'cologne. Waarover ze precies spraken, kan ik me niet herinneren. Naar ik maar aanneem over familiegedoe, politiek, het werk en ons, de kinderen. En over de verzamelingen, de hobby's.
Dat was toen.
Ik ken eigenlijk geen mensen die nog verzamelingen van het een of ander hebben. Platen- en boekenverzamelingen uitgesloten; die noemen we wel verzamelingen, maar het zijn geen verzamelingen in de zin dat alle exemplaren worden gezocht van een muzikant of schrijver. Voor verzamelaars staat de (volledigheid van de) collectie voorop. De waarde is van minder belang, maar speelt uiteraard wel een rol. Dat ene, zeldzame stuk kan weleens té duur zijn. In dat opzicht zijn kunstverzamelingen van een discutabel allooi: collectievorming of investering?
Verzamelingen als postzegelverzamelingen met alle postzegels die Ierland, Cambodja of de Kaayman Eilanden uitbrachten - om willekeurig iets te noemen - zie ik eigenlijk nooit meer in mijn omgeving. Op basis daarvan ben ik geneigd te concluderen dat verzamelen zijn langste tijd heeft gehad.
Da's dus een foute conclusie.
Omdat ik ze niet ken, kan ik niet beweren dat ze er niet zijn. Ik wéét dat er nog steeds verzamelaars zijn. Van de excotischste zaken: theezakjes zijn voor mij het summum. Uit m'n jeugd ken ik wel de suikerzakjes en lucifersdoosjes. Maar théézakjes...?! Trouwe kijkers van programma's als Man Bijt Hond weten het zeker: alles kan worden verzameld. Kamers, zolders, huizen vol met Sinterklaas-inpakpapier, of (pluche) minipaardjes, Barbiepoppen, Hummel-aardewerk, speldjes, en zelfs de snorharen van katten. Ruilbeurzen te over. Een heuse jaarlijkse Verzamelaarsbeurs in Utrecht als kern.
De vraag ie me (soms) bezighoudt, is hoe men ertoe komt te begínnen met verzamelen. Misschien verklaart dat dan waarom ik het zo weinig tegenkom.
Jammer genoeg denk ik dat de meest gehoorde verklaring is "Het is gewoon ontstaan. Ik had er een paar en ben toen maar gaan verzamelen". Of dat ook voor de 'investeringgerichte verzamelaar' op gaat, weet ik niet. Voor de 'echte verzamelaar' wel, denk ik.
Verzamelen is een doelgevende, een redengevende activiteit.
Zou 't te hoogdravend zijn? Ik denk het niet. Verzamelen geeft op een bepaalde manier zin aan het leven. De verzamelaar heeft de (zelf opgedragen) opdracht te verzamelen. Verzamelen, ordenen en opslaan; inderdaad, het heeft iets van werk. Maar dan zelfgekozen.
Maar waarom lijkt verzamelen te verdwijnen? Dat ruilen is toch enorm modern? Toeval? Of teken voor iets anders? En wat dan?
Of komen verzamelaars steeds minder voor?
Van mijn - inmiddels allemaal overleden - ooms weet ik dat er een paar verzamelaars tussen zaten. Zo had ik een oom die prentbriefkaarten van kerken en steden verzamelde. Hij had er duizenden. Voor ons was het vanzelfsprekend uit buitenlanden hem dergelijke kaarten te sturen; de collectie bestond uit gebruikte kaarten. Misschien omdat-i lang alleenstaand bleef en pas op latere leeftijd trouwde; hij had ook een forse collectie postzegels.
Je geheugen verwringt en vervormt de werkelijkheid. Mijn beeld is dat van ooms - en tantes - die op zondagen langs komen en binnen de kortste keren de hele huiskamer blauw van de sigarenrook zetten en vullen met de geur van pijptabak en eau d'cologne. Waarover ze precies spraken, kan ik me niet herinneren. Naar ik maar aanneem over familiegedoe, politiek, het werk en ons, de kinderen. En over de verzamelingen, de hobby's.
Dat was toen.
Ik ken eigenlijk geen mensen die nog verzamelingen van het een of ander hebben. Platen- en boekenverzamelingen uitgesloten; die noemen we wel verzamelingen, maar het zijn geen verzamelingen in de zin dat alle exemplaren worden gezocht van een muzikant of schrijver. Voor verzamelaars staat de (volledigheid van de) collectie voorop. De waarde is van minder belang, maar speelt uiteraard wel een rol. Dat ene, zeldzame stuk kan weleens té duur zijn. In dat opzicht zijn kunstverzamelingen van een discutabel allooi: collectievorming of investering?
Verzamelingen als postzegelverzamelingen met alle postzegels die Ierland, Cambodja of de Kaayman Eilanden uitbrachten - om willekeurig iets te noemen - zie ik eigenlijk nooit meer in mijn omgeving. Op basis daarvan ben ik geneigd te concluderen dat verzamelen zijn langste tijd heeft gehad.
Da's dus een foute conclusie.
Omdat ik ze niet ken, kan ik niet beweren dat ze er niet zijn. Ik wéét dat er nog steeds verzamelaars zijn. Van de excotischste zaken: theezakjes zijn voor mij het summum. Uit m'n jeugd ken ik wel de suikerzakjes en lucifersdoosjes. Maar théézakjes...?! Trouwe kijkers van programma's als Man Bijt Hond weten het zeker: alles kan worden verzameld. Kamers, zolders, huizen vol met Sinterklaas-inpakpapier, of (pluche) minipaardjes, Barbiepoppen, Hummel-aardewerk, speldjes, en zelfs de snorharen van katten. Ruilbeurzen te over. Een heuse jaarlijkse Verzamelaarsbeurs in Utrecht als kern.
De vraag ie me (soms) bezighoudt, is hoe men ertoe komt te begínnen met verzamelen. Misschien verklaart dat dan waarom ik het zo weinig tegenkom.
Jammer genoeg denk ik dat de meest gehoorde verklaring is "Het is gewoon ontstaan. Ik had er een paar en ben toen maar gaan verzamelen". Of dat ook voor de 'investeringgerichte verzamelaar' op gaat, weet ik niet. Voor de 'echte verzamelaar' wel, denk ik.
Verzamelen is een doelgevende, een redengevende activiteit.
Zou 't te hoogdravend zijn? Ik denk het niet. Verzamelen geeft op een bepaalde manier zin aan het leven. De verzamelaar heeft de (zelf opgedragen) opdracht te verzamelen. Verzamelen, ordenen en opslaan; inderdaad, het heeft iets van werk. Maar dan zelfgekozen.
Maar waarom lijkt verzamelen te verdwijnen? Dat ruilen is toch enorm modern? Toeval? Of teken voor iets anders? En wat dan?
Labels:
collectie,
geschiedenis,
reden,
verzamlen,
zingeving
zaterdag 14 december 2013
Aan hen die niets geloven van singulariteit
Iedere keer dat ik in workshops of in een gesprek op het onderwerp singulariteit kom, ontmoet ik ongeloof. Op zich is dat logisch, want het is niet niks wat je wordt voorgehouden. Dat de mens als soort aan belang inboet. Was dat ooit een beeld in de categorie Voorbeelden Van Filosofische Levensvragen, zou het nu werkelijkheid worden?! Dat is dan een ongemakkelijke waarheid. En die willen we niet (graag) horen.
Toch is er een beweging gaande die trekjes heeft van die ontwikkeling; een voorbode?!
Het zijn mensen die waarde geven aan technologie. Technologie heeft op zichzelf geen goede of kwade bedoelinge, toch?! Dat is ten dele waar. Voor eenvoudige technologie gaat dat op. De meeste werktuigen zijn ontworpen om één handeling te ondersteunen. De hamer geeft je de kracht iets ergens anders in te slaan. Ook de hersens van je buren. Het is de mens die via het gebruik die technologische oplossingen betekenis geeft.
Hoe complexer de technologie hoe minder de mens nog in beeld is als beslisser. In zeker opzicht zit er een cirkelredenering in: technologie maakt (het beslissen) makkelijker doordat aan technologie meer wordt overgelaten. Min of meer willens en wetens wordt de afhankelijkheid vergroot. Hoofdrekenen werd rekenlineaal-rekeken werd rekenmachine-rekenen werd computer-rekenen. Spelling- en grammaticaregels toepassen werd overgelaten aan de tekstverwerker. Theorieën toetsen aan gegevens uit de werkelijkheid werd theorieën vinden in die gegevens.
Het bijzondere is dat we steeds meer belangrijke besluiten overlaten aan systemen die we zelf niet eens begrijpen. Da's echt een stap richting de singulariteit, hoe ver weg die ook nog mag zijn.
Een mooie ondersteuning voor het sluipend karakter van die ontwikkeling is dit (schema en) artikel.
Samengevat?
Toch is er een beweging gaande die trekjes heeft van die ontwikkeling; een voorbode?!
Het zijn mensen die waarde geven aan technologie. Technologie heeft op zichzelf geen goede of kwade bedoelinge, toch?! Dat is ten dele waar. Voor eenvoudige technologie gaat dat op. De meeste werktuigen zijn ontworpen om één handeling te ondersteunen. De hamer geeft je de kracht iets ergens anders in te slaan. Ook de hersens van je buren. Het is de mens die via het gebruik die technologische oplossingen betekenis geeft.
Hoe complexer de technologie hoe minder de mens nog in beeld is als beslisser. In zeker opzicht zit er een cirkelredenering in: technologie maakt (het beslissen) makkelijker doordat aan technologie meer wordt overgelaten. Min of meer willens en wetens wordt de afhankelijkheid vergroot. Hoofdrekenen werd rekenlineaal-rekeken werd rekenmachine-rekenen werd computer-rekenen. Spelling- en grammaticaregels toepassen werd overgelaten aan de tekstverwerker. Theorieën toetsen aan gegevens uit de werkelijkheid werd theorieën vinden in die gegevens.
Het bijzondere is dat we steeds meer belangrijke besluiten overlaten aan systemen die we zelf niet eens begrijpen. Da's echt een stap richting de singulariteit, hoe ver weg die ook nog mag zijn.
Een mooie ondersteuning voor het sluipend karakter van die ontwikkeling is dit (schema en) artikel.
Samengevat?
Imagine if nearly two-thirds of the world's population were actually robots indistinguishable from humans, and a big chunk of them were trying to mess with you.
vrijdag 13 december 2013
Bitcoin?!
Ik had toch een aardig bedrag verdiend, als.... als.... als. Het beruchte 'als'. Het achteruit kijkend beredenerende. Het 'met de feiten van nu' versus 'met de feiten van toen'. Als je niet oppast word je nog een sikkeneurig mens, die treurt om gemiste kansen.
Een jaar of drie terug zag ik voor de eerste keer het woord: Bitcoin. Wat ik me ervan herinner, is dat ik onmiddellijk de kansen zag. Dít was het: een systeem dat los van het geldverkeer een eigen ruilwaarde vertegenwoordigt. In mijn optimisme zag ik de ruil- en deeleconomie al groeien en bloeien. Wat LETS cum suis nooit echt goed was gelukt, zou nu wel gebeuren.
Zijn kracht haalt Bitcoin uit die twee aspecten, anonimiteit en eigen ruilwaarde, gefaciliteerd door technologie. Eindelijk weer eens een toepassing van algoritmes ten goede van de mensheid. Onkraakbaar en bedoeld voor internationalisering van delen.
Serieus. Ik sprong dat spreekwoordelijk gat in de lucht. Grappig was dat ik toen in mijn interne nieuwsbrief collega's informeerde over deze kans. Maar de mensen die altijd en immer bezig waren met inkomsten genereren, zagen er niets in.
De fout die ik maakte, is toen geen bitcoins te kopen. Had ik dat wel gedaan, dan was m'n inleg nu vijftien tot twintig keer over de kop gegaan.
De reden om niet te kopen, is verklaarbaar. Ik zag bitcoin als een middel om ruil te faciliteren. En ik had niets te ruilen, want ik was in loondienst. In mijn geval was dat geen stimulans om buiten de doos te opereren. Het hele concept van delen en ruilen viel op rotsachtige, dorre grond.
Wat ik fout heb ingeschat, is een aspect van bitcoin wat nu, denk ik, voor problemen zorgt. Bitcoins zijn in een vaste hoeveelheid beschikbaar. Er worden er geen bijgemaakt. In een wereld van lieve mensen die onderling ruilen, is dat niet zo'n groot probleem. In de werkelijkheid wel, want dan is dit dé conditie om speculatie te stimuleren. Dat is dan ook gaan gebeuren. Op het moment dat bitcoin bekender werd, schoot de wisselkoers - de koppeling met het klassieke geldsysteem - omhoog. Het speculeren was begonnen.
Bitcoin is een waarde in zichzelf geworden. Niet langer is het een middel, een vehikel om iets anders te bereiken, maar een doel. Dat doel is: 'klassiek geld' verdienen. Heel plat. Heel voorspelbaar.
Het is de koppeling met dat andere geldsysteem wat voor problemen zorgt. Eigenlijk zou die ten spoedigste moeten worden doorgesneden.
Wat gebeurt er als bitcoins een vaste waarde vertegenwoordigen? Dan is speculeren zinloos geworden. Het vereist wel een aanpassing.
In elk geval zal de gesloten bitcoinhoeveelheid dan open moeten zijn. Het is immers de opzet dat zoveel mogelijk mensen bitcoins gaan gebruiken. Dat kan alleen betaalbaar als de bitcoinhoeveelheid kan fluctueren.
Belangrijker is dat er een instantie - een algoritme?! - moet zijn die de waarde van de bitcoin bewaakt. Dat de bitcoin echt los van het klassieke geldsysteem zal functioneren, geloof ik niet (meer). Het is té verleidelijk om te vergelijken en zien 'hoeveel ik nu aan waarde heb'. Dat is, denk ik, alleen te doorbreken als er niets te verdienen valt. Als bitcoins altijd eenzelfde wisselkoers hebben met de klassieke munten.
Het is een slechte tijd om te kopen. De bitcoin is volatiel door de aandacht, de hype. Pas als de massa het voordeel ziet van anonimiteit en een elektronisch betaalmiddel, kan bitcoin groeien en bloeien. Stap één is dan wel de speculatie te stoppen. Die is gebaseerd op een pyramide-systeem, waarin nieuwe instappers de bestaande bezitters van bitcoins financieren. Dat gaat klappen. Pas als de phoenix uit die as herrijst, kan bitcoin serieus doorstoten en z'n werk doen. Want dat ís het: een potentieel ontwrichtende innovatie.
Voor nu? Blijf er ver weg van.
Een jaar of drie terug zag ik voor de eerste keer het woord: Bitcoin. Wat ik me ervan herinner, is dat ik onmiddellijk de kansen zag. Dít was het: een systeem dat los van het geldverkeer een eigen ruilwaarde vertegenwoordigt. In mijn optimisme zag ik de ruil- en deeleconomie al groeien en bloeien. Wat LETS cum suis nooit echt goed was gelukt, zou nu wel gebeuren.
Zijn kracht haalt Bitcoin uit die twee aspecten, anonimiteit en eigen ruilwaarde, gefaciliteerd door technologie. Eindelijk weer eens een toepassing van algoritmes ten goede van de mensheid. Onkraakbaar en bedoeld voor internationalisering van delen.
Serieus. Ik sprong dat spreekwoordelijk gat in de lucht. Grappig was dat ik toen in mijn interne nieuwsbrief collega's informeerde over deze kans. Maar de mensen die altijd en immer bezig waren met inkomsten genereren, zagen er niets in.
De fout die ik maakte, is toen geen bitcoins te kopen. Had ik dat wel gedaan, dan was m'n inleg nu vijftien tot twintig keer over de kop gegaan.
De reden om niet te kopen, is verklaarbaar. Ik zag bitcoin als een middel om ruil te faciliteren. En ik had niets te ruilen, want ik was in loondienst. In mijn geval was dat geen stimulans om buiten de doos te opereren. Het hele concept van delen en ruilen viel op rotsachtige, dorre grond.
Wat ik fout heb ingeschat, is een aspect van bitcoin wat nu, denk ik, voor problemen zorgt. Bitcoins zijn in een vaste hoeveelheid beschikbaar. Er worden er geen bijgemaakt. In een wereld van lieve mensen die onderling ruilen, is dat niet zo'n groot probleem. In de werkelijkheid wel, want dan is dit dé conditie om speculatie te stimuleren. Dat is dan ook gaan gebeuren. Op het moment dat bitcoin bekender werd, schoot de wisselkoers - de koppeling met het klassieke geldsysteem - omhoog. Het speculeren was begonnen.
Bitcoin is een waarde in zichzelf geworden. Niet langer is het een middel, een vehikel om iets anders te bereiken, maar een doel. Dat doel is: 'klassiek geld' verdienen. Heel plat. Heel voorspelbaar.
Het is de koppeling met dat andere geldsysteem wat voor problemen zorgt. Eigenlijk zou die ten spoedigste moeten worden doorgesneden.
Wat gebeurt er als bitcoins een vaste waarde vertegenwoordigen? Dan is speculeren zinloos geworden. Het vereist wel een aanpassing.
In elk geval zal de gesloten bitcoinhoeveelheid dan open moeten zijn. Het is immers de opzet dat zoveel mogelijk mensen bitcoins gaan gebruiken. Dat kan alleen betaalbaar als de bitcoinhoeveelheid kan fluctueren.
Belangrijker is dat er een instantie - een algoritme?! - moet zijn die de waarde van de bitcoin bewaakt. Dat de bitcoin echt los van het klassieke geldsysteem zal functioneren, geloof ik niet (meer). Het is té verleidelijk om te vergelijken en zien 'hoeveel ik nu aan waarde heb'. Dat is, denk ik, alleen te doorbreken als er niets te verdienen valt. Als bitcoins altijd eenzelfde wisselkoers hebben met de klassieke munten.
Het is een slechte tijd om te kopen. De bitcoin is volatiel door de aandacht, de hype. Pas als de massa het voordeel ziet van anonimiteit en een elektronisch betaalmiddel, kan bitcoin groeien en bloeien. Stap één is dan wel de speculatie te stoppen. Die is gebaseerd op een pyramide-systeem, waarin nieuwe instappers de bestaande bezitters van bitcoins financieren. Dat gaat klappen. Pas als de phoenix uit die as herrijst, kan bitcoin serieus doorstoten en z'n werk doen. Want dat ís het: een potentieel ontwrichtende innovatie.
Voor nu? Blijf er ver weg van.
Labels:
geld,
hype,
innovatie,
ontwrichtend,
pyramidespel,
speculatie,
waarde
donderdag 12 december 2013
Verlichte tijden
Het voordeel van een stad als Leiden is dat culturen dicht bij elkaar te vinden zijn. Wie van de ene kant van de stad naar de andere fietst - een klusje van 20-30 minuten - doorkruist wijken die heel erg van elkaar verschillen.
Ook in deze tijd van het jaar is dat weer goed zichtbaar.
Mijn route voert me door 'nette wijken' waar orde en netheid heersen en door 'mindere wijken' waar warmte de straat op straalt. Dat laatste mag je zowel overdrachtelijk als letterlijk nemen.
In de volksbuurten, zoals ze vroeger werden genoemd, is een groot aantal voortuinen, gevels en ramen versierd en verlicht met kerstattributen. In tegenstelling tot wat zich wellicht nu voor je geestesoog ontrolt, is het niet extreem buitensporig.
Natuurlijk zijn er huizen te vinden die extreem zijn bewerkt. Van die huizen waarvan de buurtbewoners vertellen dat de bewoner "in oktober, november al is begonnen met het van zolder halen van de versiering en het weg sjouwen van een deel van de woonkamermeubels". Het gros van de versierde huizen is veel soberder: het raam is versierd, er staat een kerstboom, er hangt in de woonkamer her en der kerstversiering.
Maar het hangt er wel al vanaf eind november.
Het huis waarvan het huiskamerraam hierboven op de foto staat, is een klein huis. Voor het raam staat een hele verzameling kleine huisjes. Binnen een kerstboom. Als je op een koude, een natte, een stormachtige - of alle tegelijk - avond langs loopt en fietst, oogt dat warme en gemoedelijk.
Dat is wat gebeurt: in die wijken is het plezier - óók - naar buiten gekeerd. De toeschouwer is niet de bewoner. De toeschouwer is de voorbijganger.
Diametraal daar tegenover staat het overgrote deel van de Leidse wijken. Daar wordt met enig dedain neergekeken op die uitbundige feestverlichting. Daar zie je dat dan ook haast niet. De voorbijganger wordt nog wel een blik naar binnen gegund; op een ruime woonkamer, met boekenkast, en af en toe een (grote) kerstboom. De kerstversiering wordt hier niet al te ver voor de feestdagen zichtbaar aangebracht, ín huis. En esthetisch verantwoord.
Alle sociale groepen hebben zo hun normen en waarden. Maar waar de ene groep zich sterker richt op 'buiten´, op andere (anonieme) groepsleden, richt een ander zich juist op de gezelligheid ín huis. Of dat ook iets zegt over sociale betrokkenheid, over de kracht van de buurt, durf ik niet te beweren. Maar het is wel het overdenken waard...
Als studentenstad heeft Leiden uiteraard ook studenten. Die zijn wat moeilijker te plaatsen omdat de variatie in woonvormen zo enorm groot is. Van de 'echte studentenhuizen' kun je wel met een gerust hart stellen dat die zich met hun versiering profileren; liefst over the top of met een schunnige ondertoon. Eén ding staat wél vast: echt serieus is het allemaal niet bedoeld.
De foto is wat overbelicht op het moment suprême: boven de deur een schattig kersthertje van licht... met een denneboompje suggestief tussen de benen oprijzend.
Ook in deze tijd van het jaar is dat weer goed zichtbaar.
Mijn route voert me door 'nette wijken' waar orde en netheid heersen en door 'mindere wijken' waar warmte de straat op straalt. Dat laatste mag je zowel overdrachtelijk als letterlijk nemen.
In de volksbuurten, zoals ze vroeger werden genoemd, is een groot aantal voortuinen, gevels en ramen versierd en verlicht met kerstattributen. In tegenstelling tot wat zich wellicht nu voor je geestesoog ontrolt, is het niet extreem buitensporig.
Natuurlijk zijn er huizen te vinden die extreem zijn bewerkt. Van die huizen waarvan de buurtbewoners vertellen dat de bewoner "in oktober, november al is begonnen met het van zolder halen van de versiering en het weg sjouwen van een deel van de woonkamermeubels". Het gros van de versierde huizen is veel soberder: het raam is versierd, er staat een kerstboom, er hangt in de woonkamer her en der kerstversiering.
Maar het hangt er wel al vanaf eind november.
Het huis waarvan het huiskamerraam hierboven op de foto staat, is een klein huis. Voor het raam staat een hele verzameling kleine huisjes. Binnen een kerstboom. Als je op een koude, een natte, een stormachtige - of alle tegelijk - avond langs loopt en fietst, oogt dat warme en gemoedelijk.
Dat is wat gebeurt: in die wijken is het plezier - óók - naar buiten gekeerd. De toeschouwer is niet de bewoner. De toeschouwer is de voorbijganger.
Diametraal daar tegenover staat het overgrote deel van de Leidse wijken. Daar wordt met enig dedain neergekeken op die uitbundige feestverlichting. Daar zie je dat dan ook haast niet. De voorbijganger wordt nog wel een blik naar binnen gegund; op een ruime woonkamer, met boekenkast, en af en toe een (grote) kerstboom. De kerstversiering wordt hier niet al te ver voor de feestdagen zichtbaar aangebracht, ín huis. En esthetisch verantwoord.
Alle sociale groepen hebben zo hun normen en waarden. Maar waar de ene groep zich sterker richt op 'buiten´, op andere (anonieme) groepsleden, richt een ander zich juist op de gezelligheid ín huis. Of dat ook iets zegt over sociale betrokkenheid, over de kracht van de buurt, durf ik niet te beweren. Maar het is wel het overdenken waard...
Als studentenstad heeft Leiden uiteraard ook studenten. Die zijn wat moeilijker te plaatsen omdat de variatie in woonvormen zo enorm groot is. Van de 'echte studentenhuizen' kun je wel met een gerust hart stellen dat die zich met hun versiering profileren; liefst over the top of met een schunnige ondertoon. Eén ding staat wél vast: echt serieus is het allemaal niet bedoeld.
De foto is wat overbelicht op het moment suprême: boven de deur een schattig kersthertje van licht... met een denneboompje suggestief tussen de benen oprijzend.
woensdag 11 december 2013
Onder de indruk
De afgelopen weken ben ik vrij geregeld opgetrokken met mensen van het Leidse gezelschap Veenfabriek. Zij hebben een voorstelling die helemaal wordt gespeeld door wat we vroeger (hoog)bejaarden noemden: mensen met leeftijden vanaf 68 jaar.
Los van de kwaliteit van de voorstelling was er iets anders wat bewondering opriep: de productieleiding. Eigenlijk zat ik wat te broeden op de vraag óf en hoe ik er een blogpost aan zou wijden.
En toen arriveerden gisteravond laat de mensen van de volgende productie in het hotel: mannen. Voor de volledigheid: de Veenfabriek speelt een week lang voorstellingen in de stad Groningen. Na twee avonden die van 'ons' nu een aantal avonden een andere. Met een andere crew.
Dan zit je 's avonds laat zo'n beetje te luisteren naar het uitwisselen van ervaringen, de geintjes en gebbetjes, de roddels - die ik lekker voor mezelf houd, maar tjonge jonge wát een verhaal zit daarin. Om jou even lekker te maken met iets wat je niet te weten krijgt - en alles wat verder ter cafétafel komt, zo rond middernacht.
Laten we eerlijk zijn, en kortheidshalve generaliseren: mannen zijn slechter in zorgen en empathie dan vrouwen. Wat mij betreft, is dat door de productieleiders van de Veenfabriek bevestigd.
Het moet een enorme klus zijn geweest om twaalf bejaarden te begeleiden; naar een nieuwe omgeving, het theater, naar een nieuwe ervaring, op een podium staan voor een publiek, naar een leven dat heel anders is dan het dagelijks leven tot dan toe was. Dat is al een klus, en daar mag je dan ook nog eens bij optellen dat voor een aantal spelers ook nog geldt dat fysieke belemmeringen een grote rol in het leven spelen. Geheel of gedeeltelijke doofheid; goed ar-ti-cu-le-ren en luid praten, zijn noodzakelijk. Zelfs als je dat goed doet, gaat het nog geregeld mis en krijg je van komische dialogen zoals ikzelf nogal eens heb met m'n stokdove schoonmoeder: "Wilt u koffie?" "Nee, ik weet niet wie er heeft gebeld.". Vragen en antwoorden die volledig zijn losgeslagen. Daar wordt je móe van, heel moe.
Medicijnen zijn ook zoiets. Voor een verplegende of verzorgende is de geheime code die achter al die medicijnnamen schuilgaat, minder een probleem dan voor leken. Die zien Baxterrollen - van die gesealde plastic zakjes met tijden waarop de medicijnen moeten worden ingenomen - en daarmee houdt het min of meer op. Hoe koffie effect heeft, of sinaasappelsap of grapefruitsap; hoe in de gaten te houden óf de gift is ingenomen of niet: allemaal nieuw werk en nieuwe vaardigheid.
Het bijkans permanent alert zijn op omvallende of onwel wordende mensen vanwege hun gezondheid: vermoeiend moet dat zijn. Ook bijzonder lijkt me de ervaring plots heel langzaam te bewegen als je in een wereld zit waarin traagheid niet gewoon is. Maar voor oude mensen is het dat wél.
Generaliserend, hè.
De acteurs hadden drie jonge vrouwen als produktie(bege)leiding. En of de voorstelling nu wel of niet een succes was, die drie deden iets wat ik mannen nog niet zo snel zie doen.
Jonge mensen die zó waren verbonden geraakt aan 'hun' acteurs dat je haast gedachteloos over het feit heen stapt dat het voor hen helemaal nieuw werk moet zijn (geweest). Je denkt snel aan de bejaarden die acteur zijn en nieuwe ervaringen opdoen. Maar dat geldt twee kanten op. Petje af voor wat ik zag: een team - ook een man daarbij - dat heel erg soepel was geïntegreerd met het sociale leven van hun acteurs.
Middernacht zat ik zo te kijken naar de jonge mensen aan die tafel. Dat de dames dit moeilijke klusje kunnen klaren, was glashelder bewezen. Maar ik vraag me af of de mannen dat ook zouden kunnen. Die hadden natuurlijk een heel andere produktie onderhanden. Maar toch... dat gesprek ging eigenlijk niet over 'sociale' onderwerpen, maar over technische en zakelijke.
Het was in elk geval een ervaring die vertrouwen geeft in jonge mensen en hun empatisch vermogen. Tóch knaagt er wat twijfel: aan mijn eigen seksegenoten en hun vaardigheid op dat punt. Alsof een idee nog steeds bestaat dat iedereen dat wel kan. Dat daarom de pikorde de technici hoger plaatst dan de organisatoren, de mannen hoger dan vrouwen.
Niets schokkendnieuws, nee. Maar ik wil mannen-mannen dit nog weleens zien doen. Zal ze tegenvallen.
Los van de kwaliteit van de voorstelling was er iets anders wat bewondering opriep: de productieleiding. Eigenlijk zat ik wat te broeden op de vraag óf en hoe ik er een blogpost aan zou wijden.
En toen arriveerden gisteravond laat de mensen van de volgende productie in het hotel: mannen. Voor de volledigheid: de Veenfabriek speelt een week lang voorstellingen in de stad Groningen. Na twee avonden die van 'ons' nu een aantal avonden een andere. Met een andere crew.
Dan zit je 's avonds laat zo'n beetje te luisteren naar het uitwisselen van ervaringen, de geintjes en gebbetjes, de roddels - die ik lekker voor mezelf houd, maar tjonge jonge wát een verhaal zit daarin. Om jou even lekker te maken met iets wat je niet te weten krijgt - en alles wat verder ter cafétafel komt, zo rond middernacht.
Laten we eerlijk zijn, en kortheidshalve generaliseren: mannen zijn slechter in zorgen en empathie dan vrouwen. Wat mij betreft, is dat door de productieleiders van de Veenfabriek bevestigd.
Het moet een enorme klus zijn geweest om twaalf bejaarden te begeleiden; naar een nieuwe omgeving, het theater, naar een nieuwe ervaring, op een podium staan voor een publiek, naar een leven dat heel anders is dan het dagelijks leven tot dan toe was. Dat is al een klus, en daar mag je dan ook nog eens bij optellen dat voor een aantal spelers ook nog geldt dat fysieke belemmeringen een grote rol in het leven spelen. Geheel of gedeeltelijke doofheid; goed ar-ti-cu-le-ren en luid praten, zijn noodzakelijk. Zelfs als je dat goed doet, gaat het nog geregeld mis en krijg je van komische dialogen zoals ikzelf nogal eens heb met m'n stokdove schoonmoeder: "Wilt u koffie?" "Nee, ik weet niet wie er heeft gebeld.". Vragen en antwoorden die volledig zijn losgeslagen. Daar wordt je móe van, heel moe.
Medicijnen zijn ook zoiets. Voor een verplegende of verzorgende is de geheime code die achter al die medicijnnamen schuilgaat, minder een probleem dan voor leken. Die zien Baxterrollen - van die gesealde plastic zakjes met tijden waarop de medicijnen moeten worden ingenomen - en daarmee houdt het min of meer op. Hoe koffie effect heeft, of sinaasappelsap of grapefruitsap; hoe in de gaten te houden óf de gift is ingenomen of niet: allemaal nieuw werk en nieuwe vaardigheid.
Het bijkans permanent alert zijn op omvallende of onwel wordende mensen vanwege hun gezondheid: vermoeiend moet dat zijn. Ook bijzonder lijkt me de ervaring plots heel langzaam te bewegen als je in een wereld zit waarin traagheid niet gewoon is. Maar voor oude mensen is het dat wél.
Generaliserend, hè.
De acteurs hadden drie jonge vrouwen als produktie(bege)leiding. En of de voorstelling nu wel of niet een succes was, die drie deden iets wat ik mannen nog niet zo snel zie doen.
Jonge mensen die zó waren verbonden geraakt aan 'hun' acteurs dat je haast gedachteloos over het feit heen stapt dat het voor hen helemaal nieuw werk moet zijn (geweest). Je denkt snel aan de bejaarden die acteur zijn en nieuwe ervaringen opdoen. Maar dat geldt twee kanten op. Petje af voor wat ik zag: een team - ook een man daarbij - dat heel erg soepel was geïntegreerd met het sociale leven van hun acteurs.
Middernacht zat ik zo te kijken naar de jonge mensen aan die tafel. Dat de dames dit moeilijke klusje kunnen klaren, was glashelder bewezen. Maar ik vraag me af of de mannen dat ook zouden kunnen. Die hadden natuurlijk een heel andere produktie onderhanden. Maar toch... dat gesprek ging eigenlijk niet over 'sociale' onderwerpen, maar over technische en zakelijke.
Het was in elk geval een ervaring die vertrouwen geeft in jonge mensen en hun empatisch vermogen. Tóch knaagt er wat twijfel: aan mijn eigen seksegenoten en hun vaardigheid op dat punt. Alsof een idee nog steeds bestaat dat iedereen dat wel kan. Dat daarom de pikorde de technici hoger plaatst dan de organisatoren, de mannen hoger dan vrouwen.
Niets schokkendnieuws, nee. Maar ik wil mannen-mannen dit nog weleens zien doen. Zal ze tegenvallen.
Labels:
acteur,
emancipatie,
expressie,
glazen plafond,
handicap,
oud,
overwinning,
schroom,
toneel
dinsdag 10 december 2013
De jongere jezelf
Hoe ouder je wordt, hoe duidelijker het wordt: iedereen is gespleten.
Ook jij hebt het vast wel 's ervaren; in je eigen waarneming ben je zelf een en ondeelbaar jezelf. Alles wat je denkt en doet, is consistent. Al je ervaringen en ook niet-uitgesproken maar wel gedachte meningen; ze passen in je zelfbeeld.
Het enig vervelende daaraan is dat een zelfbeeld een beeld is dat jijzelf hebt. Of anderen datzelfde beeld hebben, is niet eens de vraag. Het kán niet eens. Niemand deelt jouw geschiedenis. Niemand ervoer wat jij ervoer.
Het is algemene kennis: het bestaan van je werkelijke leeftijd. Testjes en en testen zat die je de weg wijzen. Een leuk tijdverdrijf, maar nogal onzinnig. Alleen jij weet waar zo ongeveer jouw 'eigenlijke ik' leeft in de tijd. In je tienerjaren? Of de begin twintig? Eind twintig?!
Dat op zich is interessant: jouw eigen unieke zelfbeeld tegenover het beeld dat de collectieve rest heeft van je. Niet om de filosofische vraag op te werpen naar het unieke van een mens, maar juist om die spanning.
Momenteel trek ik op met een troupe acteurs van tussen de 70 en 90 jaar oud. Dan blijkt hoe belangrijk dat leeftijdsverschijnsel is. Dan blijkt ook hoe snel je oordeelt op zicht, op dat beruchte face value.
Zo van: oude mensen zijn gebrekkig en weten niets (meer). Het UWV, bijvoorbeeld, zet jónge 'stagiaires' in om oudere werklozen te leren hoe social media werken. Raar, want de beste deskundigen zijn ouderen, ook omdat zij veel meer in te brengen hebben dan alleen maar knoppenkennis.
Je kunt naar die groep acteurs kijken als een groep mensen die krakkemikkiger over het toneel beweegt dan een gemiddelde dertigjarige. Je kunt naar de acteurs kijken als mensen die geen lange monologen uit het hoofd leren. Je kunt naar het spel kijken als een film die in de jaren zestig werd opgenomen: langzaam.
Je kunt ook naar de voorstelling en de acteurs kijken als een groep mensen die iets doen wat een gemiddelde Nederlander nooit zál doen: zichzelf spreekwoordelijk bloot geven op een toneelvloer. Als een groep mensen die sámen een verhaal brengt over ouderdom, toekomst en hoop. Je kunt ook naar het totaal kijken als een verhaal dat nu eens wordt gemaakt met oudere, ingesleten en ingewerkte instrumenten dan de allernieuwste.
Wat mij zo opvalt, is het plezier dat bejaarde mensen in spel kunnen hebben. Dat stráált er van af. Ook de drang om het góed en mooi te spelen, is te zien. Ik realiseerde me dat mijn eerste gedachte indertijd was: "toneel met bejaarden: dat kán niet meer dan schooltoneel zijn". Hoe dom kon ik zijn.
Vandaag overleed ook Kees Brusse, de man die precies dat fenomeen van het eeuwige kind in jezelf beschreef als het waardevolst. Hij heeft gelijk.
Ook jij hebt het vast wel 's ervaren; in je eigen waarneming ben je zelf een en ondeelbaar jezelf. Alles wat je denkt en doet, is consistent. Al je ervaringen en ook niet-uitgesproken maar wel gedachte meningen; ze passen in je zelfbeeld.
Het enig vervelende daaraan is dat een zelfbeeld een beeld is dat jijzelf hebt. Of anderen datzelfde beeld hebben, is niet eens de vraag. Het kán niet eens. Niemand deelt jouw geschiedenis. Niemand ervoer wat jij ervoer.
Het is algemene kennis: het bestaan van je werkelijke leeftijd. Testjes en en testen zat die je de weg wijzen. Een leuk tijdverdrijf, maar nogal onzinnig. Alleen jij weet waar zo ongeveer jouw 'eigenlijke ik' leeft in de tijd. In je tienerjaren? Of de begin twintig? Eind twintig?!
Dat op zich is interessant: jouw eigen unieke zelfbeeld tegenover het beeld dat de collectieve rest heeft van je. Niet om de filosofische vraag op te werpen naar het unieke van een mens, maar juist om die spanning.
Momenteel trek ik op met een troupe acteurs van tussen de 70 en 90 jaar oud. Dan blijkt hoe belangrijk dat leeftijdsverschijnsel is. Dan blijkt ook hoe snel je oordeelt op zicht, op dat beruchte face value.
Zo van: oude mensen zijn gebrekkig en weten niets (meer). Het UWV, bijvoorbeeld, zet jónge 'stagiaires' in om oudere werklozen te leren hoe social media werken. Raar, want de beste deskundigen zijn ouderen, ook omdat zij veel meer in te brengen hebben dan alleen maar knoppenkennis.
Je kunt naar die groep acteurs kijken als een groep mensen die krakkemikkiger over het toneel beweegt dan een gemiddelde dertigjarige. Je kunt naar de acteurs kijken als mensen die geen lange monologen uit het hoofd leren. Je kunt naar het spel kijken als een film die in de jaren zestig werd opgenomen: langzaam.
Je kunt ook naar de voorstelling en de acteurs kijken als een groep mensen die iets doen wat een gemiddelde Nederlander nooit zál doen: zichzelf spreekwoordelijk bloot geven op een toneelvloer. Als een groep mensen die sámen een verhaal brengt over ouderdom, toekomst en hoop. Je kunt ook naar het totaal kijken als een verhaal dat nu eens wordt gemaakt met oudere, ingesleten en ingewerkte instrumenten dan de allernieuwste.
Wat mij zo opvalt, is het plezier dat bejaarde mensen in spel kunnen hebben. Dat stráált er van af. Ook de drang om het góed en mooi te spelen, is te zien. Ik realiseerde me dat mijn eerste gedachte indertijd was: "toneel met bejaarden: dat kán niet meer dan schooltoneel zijn". Hoe dom kon ik zijn.
Vandaag overleed ook Kees Brusse, de man die precies dat fenomeen van het eeuwige kind in jezelf beschreef als het waardevolst. Hij heeft gelijk.
maandag 9 december 2013
Tijd tekort
Oei, dat gebeurde pas één, twee keer eerder - met uitzondering van vakanties - in deze blogreeks; dat ik geen tijd vond een blogpost te schrijven.
Dit is zo'n dag.
Vanaf een foyertrapje de mededeling dat vandaag wel weer vanalles te overdenken was, maar de tijd ontbrak dat op te schrijven.
Dit is zo'n dag.
Vanaf een foyertrapje de mededeling dat vandaag wel weer vanalles te overdenken was, maar de tijd ontbrak dat op te schrijven.
zondag 8 december 2013
Wind
Een korte film die ik vandaag zag op Vimeo (getipt door, jawel, Zine). Hij is van Robert Loebel en won een plethora aan prijzen. Terecht! Maar ja, ik ben ook enorm fan van De Seizoenen van Maurice Pons.
http://vimeo.com/80883637
Voor de gein het lijstje prijzen:
AWARDS:
Audience Award - 56th DOK Leipzig 2013
Defa Foundation Award - Filmfest Dresden 2013
NW Animation Fest's "Best Student Film" 2013
Special Mention - National Competition - Filmfest Dresden 2013
Hamburg Animation Award 2013 + Harald Siepermann Character Design Price 2013
Special Mention - Young Animation - ITFS - Internationales Trickfilm-Festival 2013 Stuttgart
Special Distinction - SICAF 2013 - Seoul International Cartoon and Animation Festival
Special Mention - Supertoon 2013 - ŠIBENIK, Croatia
Jury + Audience Award - Kurzsuechtig Leipzig 2013
backup award - Animation Award - backup Festival Weimar 2013
Audience Award - Favourites Film Festival Berlin 2013
Special mention - Student Film category - 9th World Festival of Animated Film in Varna,
Best Animation + Audience Award - AHOI - International Student Shortfilmfest Hamburg
Audience Award - 56th DOK Leipzig
Special Distinction - PISAF 2013, Korea
Special Price - Animax Skopje, Macedonia
Special Mention - Expotoons 2013
"Veliki Brcko"Price PSSST! Silent film festival prize, Zagreb
SELECTIONS:
ITFS - Internationales Trickfilm-Festival 2013 Stuttgart
Pictoplasma Berlin
Filmfest Dresden
SEHSÜCHTE Potsdam
MIAF - Melbourne International Animation Festival
ANIFILM, Trebon, Czech Republic 2013
Annecy 2013
Northwest Animation Festival, Portland
Edinburgh International Film Festival
29. Internationales KurzFilmFestival Hamburg
SICAF 2013 - Seoul International Cartoon & Animation Festival
Anima Mundi 2013, International Animation Festival of Brazil
Supertoonfestival 2013, Šibenik, Croatia
9th World Festival of Animated Film, Varna
Ottawa International Animation Festival 2013
London International Animation Festival - LIAF 2013
4th Anibar International Animation Festival
ANIMATOU -Festival international du film d’animation - Genève
AHOI Festival Hamburg
56th DOK Leipzig
KLIK! Amsterdam Animation Festival 2013
Big Cartoon Festival Moscow
EXPOTOONS, Buenos Aires, Argentina
KLIK! Amsterdam Animation Festival 2013
Animateka, Ljubljana Slovenia
GIRAF Animation Festival
WIND is an animated short about the daily life of people living in a windy area who seem helplessly exposed to the weather. However, the inhabitants have learned to deal with their difficult living conditions. The wind creates a natural system for living.
director: Robert Löbel
sound design: David Kamp
particles: Jochen Weidner
graduation project at the HAW Hamburg Department Design
http://vimeo.com/80883637
Voor de gein het lijstje prijzen:
AWARDS:
Audience Award - 56th DOK Leipzig 2013
Defa Foundation Award - Filmfest Dresden 2013
NW Animation Fest's "Best Student Film" 2013
Special Mention - National Competition - Filmfest Dresden 2013
Hamburg Animation Award 2013 + Harald Siepermann Character Design Price 2013
Special Mention - Young Animation - ITFS - Internationales Trickfilm-Festival 2013 Stuttgart
Special Distinction - SICAF 2013 - Seoul International Cartoon and Animation Festival
Special Mention - Supertoon 2013 - ŠIBENIK, Croatia
Jury + Audience Award - Kurzsuechtig Leipzig 2013
backup award - Animation Award - backup Festival Weimar 2013
Audience Award - Favourites Film Festival Berlin 2013
Special mention - Student Film category - 9th World Festival of Animated Film in Varna,
Best Animation + Audience Award - AHOI - International Student Shortfilmfest Hamburg
Audience Award - 56th DOK Leipzig
Special Distinction - PISAF 2013, Korea
Special Price - Animax Skopje, Macedonia
Special Mention - Expotoons 2013
"Veliki Brcko"Price PSSST! Silent film festival prize, Zagreb
SELECTIONS:
ITFS - Internationales Trickfilm-Festival 2013 Stuttgart
Pictoplasma Berlin
Filmfest Dresden
SEHSÜCHTE Potsdam
MIAF - Melbourne International Animation Festival
ANIFILM, Trebon, Czech Republic 2013
Annecy 2013
Northwest Animation Festival, Portland
Edinburgh International Film Festival
29. Internationales KurzFilmFestival Hamburg
SICAF 2013 - Seoul International Cartoon & Animation Festival
Anima Mundi 2013, International Animation Festival of Brazil
Supertoonfestival 2013, Šibenik, Croatia
9th World Festival of Animated Film, Varna
Ottawa International Animation Festival 2013
London International Animation Festival - LIAF 2013
4th Anibar International Animation Festival
ANIMATOU -Festival international du film d’animation - Genève
AHOI Festival Hamburg
56th DOK Leipzig
KLIK! Amsterdam Animation Festival 2013
Big Cartoon Festival Moscow
EXPOTOONS, Buenos Aires, Argentina
KLIK! Amsterdam Animation Festival 2013
Animateka, Ljubljana Slovenia
GIRAF Animation Festival
zaterdag 7 december 2013
Bedrijfsboycot!
Correct Nederland stond zowat op z'n kop toen de afgelopen jaren bleek dat discounters 'hun personeel slecht behandelen'. Precies datzelfde wolvengehuil liet de meute horen toen Kwantum aan hun schandpaal werd genageld. "'Rotzooi' wordt er verkocht. Het personeel uitgebuit." Je hóórde, en hoort, het dedain, niet eens verholen. Ketens als Aldi en Liddl, Kwantum en Action, Primark, Zeeman en Wibra: ze zijn er voor "een ander soort mensen".
Het klopt.
Dat van die kwaliteit maar zeer ten dele. Inmiddels is toch echt wel duidelijk dat zeker de beide grootgrutters qua kwaliteit minstens op gelijke voet staan met de veel duurdere ketens. Maar dáár betaal je dan ook indirect voor de beschikbaarheid van koffie en andere koffietafelgezelligheid. Voor de boodschappende mens daardoor een hindernisbaan.
Dat van dat uitgebuite personeel klopt ook maar ten dele. De bewering klopt, maar de komma, en alles daarna, is weggelaten. De bekende politieke truc van selectief antwoorden en beweren. Wie denkt dat de 'correcte' supermarkten hun personeel niet tot het uiterste uitknijpen, leeft in een andere wereld. De bekende blauw-witten zijn bijvoorbeeld ijzersterk in hun leeftijdsbewust beleid: tot 16 jaar kunnen we je gebruiken, maar daarna zijn er echt jongere, goedkopere scholieren. En bij die keten krijg je in ruil niet eens goedkope aankopen!
Terecht dat consumenten kritisch zijn op dergelijke misstanden. CAO's zijn er niet voor niets en rechtsbescherming van werknemers evenmin. Deze bedrijfstak - geheel toevallig - laat zien wat ook jou te wachten staat als die vermaledijde 'flexibilisering en vermindering van regeldruk' doorzetten. Eenlingen, een makkelijke prooi. De sukkels die menen dat vakbonden iets uit de oude doos zijn, gaan van een ijskoude kermis thuiskomen als ze zonder machtsmiddelen voor hun eigen belang moeten opkomen.
Wat mij ook bevreemdt, is dat we ons wel druk maken over personeel in de consumentensector. Supermarktpersoneel, produktiemedewerkers in verre buitenlanden; die moeten beschermd (en ik geloof er werkelijk níets van dat de duurdere winkels géén misbruik maken).
Als we als individuele consument kiezen, maken we ons terecht druk over deze misstanden. Als diezelfde individuen als onderdeel van een organisatie beslissen, valt dat besef ineens weg.
Bedrijven die klussen - zoals adviestrajecten - aanbesteden, kijken nóóit naar dat aspect van het betrokken bedrijf. Waar we Nederland haast opriepen tot een consumentenboycot vanwege arbeidsomstandigheden in de supermarkt, worden opdrachten kritiekloos uitgezet.
Dames en heren, u heeft bóter op het hoofd.
Waarom beoordeelt u niet ook de arbeidsomstandigheden? Net als bij de supermarkt houdt u met uw opdracht een manier van werken in stand. U bént verantwoordelijk, nog meer dan de verfoeide koppelbaas!
Zeker overheden dienen dat meewegen standaard te doen. Gaat u er van uit dat alleen lichamelijk werk uitbuiting met zich meebrengt? Denkt u dat stress niet voortkomt uit werkdruk? Hoe zou het toch komen dat bijna de hélft - 43% -, van alle werknemers het níet naar de zin heeft op het werk? In een diensteneconomie als de Nederlandse zijn dat echt niet allemaal productiemedewerkers.
Met name in deze tijden is het heel eenvoudig beoordelen. Vraag bij een aanbesteding niet alleen naar de financiële bedrijfsresultaten, maar ook naar aantallen stagiaires, aantallen ontslagaanvragen, dreiging met rechtszaken door werknemers, aantallen afvloeiingsregelingen, ziektepercentage, ondernemingsraad-advies, werknemerstevredenheidsonderzoeken. Vooral die dreiging met rechtszaken is een prima indicator voor managementkwaliteit, weet ik.
Natuurlijk gaat het management tegenspartelen en liegen om de zaak schoon te poetsen en, net als de supermarkten, eerst wijzen op non-informatie als ISO- en andere certificaten. De aantoonbaarheid van liegen kan echter wél leiden tot contractbreuk en strafmaatregelen.
(Overheden,) waarom gebeurt het stellen van deze voorwaarden nog steeds niet bij aanbestedingen?
Het klopt.
Dat van die kwaliteit maar zeer ten dele. Inmiddels is toch echt wel duidelijk dat zeker de beide grootgrutters qua kwaliteit minstens op gelijke voet staan met de veel duurdere ketens. Maar dáár betaal je dan ook indirect voor de beschikbaarheid van koffie en andere koffietafelgezelligheid. Voor de boodschappende mens daardoor een hindernisbaan.
Dat van dat uitgebuite personeel klopt ook maar ten dele. De bewering klopt, maar de komma, en alles daarna, is weggelaten. De bekende politieke truc van selectief antwoorden en beweren. Wie denkt dat de 'correcte' supermarkten hun personeel niet tot het uiterste uitknijpen, leeft in een andere wereld. De bekende blauw-witten zijn bijvoorbeeld ijzersterk in hun leeftijdsbewust beleid: tot 16 jaar kunnen we je gebruiken, maar daarna zijn er echt jongere, goedkopere scholieren. En bij die keten krijg je in ruil niet eens goedkope aankopen!
Terecht dat consumenten kritisch zijn op dergelijke misstanden. CAO's zijn er niet voor niets en rechtsbescherming van werknemers evenmin. Deze bedrijfstak - geheel toevallig - laat zien wat ook jou te wachten staat als die vermaledijde 'flexibilisering en vermindering van regeldruk' doorzetten. Eenlingen, een makkelijke prooi. De sukkels die menen dat vakbonden iets uit de oude doos zijn, gaan van een ijskoude kermis thuiskomen als ze zonder machtsmiddelen voor hun eigen belang moeten opkomen.
Wat mij ook bevreemdt, is dat we ons wel druk maken over personeel in de consumentensector. Supermarktpersoneel, produktiemedewerkers in verre buitenlanden; die moeten beschermd (en ik geloof er werkelijk níets van dat de duurdere winkels géén misbruik maken).
Als we als individuele consument kiezen, maken we ons terecht druk over deze misstanden. Als diezelfde individuen als onderdeel van een organisatie beslissen, valt dat besef ineens weg.
Bedrijven die klussen - zoals adviestrajecten - aanbesteden, kijken nóóit naar dat aspect van het betrokken bedrijf. Waar we Nederland haast opriepen tot een consumentenboycot vanwege arbeidsomstandigheden in de supermarkt, worden opdrachten kritiekloos uitgezet.
Dames en heren, u heeft bóter op het hoofd.
Waarom beoordeelt u niet ook de arbeidsomstandigheden? Net als bij de supermarkt houdt u met uw opdracht een manier van werken in stand. U bént verantwoordelijk, nog meer dan de verfoeide koppelbaas!
Zeker overheden dienen dat meewegen standaard te doen. Gaat u er van uit dat alleen lichamelijk werk uitbuiting met zich meebrengt? Denkt u dat stress niet voortkomt uit werkdruk? Hoe zou het toch komen dat bijna de hélft - 43% -, van alle werknemers het níet naar de zin heeft op het werk? In een diensteneconomie als de Nederlandse zijn dat echt niet allemaal productiemedewerkers.
Met name in deze tijden is het heel eenvoudig beoordelen. Vraag bij een aanbesteding niet alleen naar de financiële bedrijfsresultaten, maar ook naar aantallen stagiaires, aantallen ontslagaanvragen, dreiging met rechtszaken door werknemers, aantallen afvloeiingsregelingen, ziektepercentage, ondernemingsraad-advies, werknemerstevredenheidsonderzoeken. Vooral die dreiging met rechtszaken is een prima indicator voor managementkwaliteit, weet ik.
Natuurlijk gaat het management tegenspartelen en liegen om de zaak schoon te poetsen en, net als de supermarkten, eerst wijzen op non-informatie als ISO- en andere certificaten. De aantoonbaarheid van liegen kan echter wél leiden tot contractbreuk en strafmaatregelen.
(Overheden,) waarom gebeurt het stellen van deze voorwaarden nog steeds niet bij aanbestedingen?
Labels:
beëindigingsovereenkomst,
derde wereld,
gouden handdruk,
machteloos,
marktdenken,
mondig,
ontslag,
overheid,
Tweedeling,
uitbuiting,
Vakbond,
vals beeld,
verantwoordelijkheid
vrijdag 6 december 2013
De idioterie van stages
In de jeugd van mijn moeder heetten ze volontairs. De Depressie heeft dan grote delen van het Westen in zijn greep, waardoor het vinden van werk een hele opgave is. Zoals nu nog steeds, wordt dan een heel scala aan methoden aangesproken. De advertenties in de couranten, met hun geheimtaal om ruimte te winnen, lijken als twee druppels water op de SMScodes die we nu kennen. 'b.b.h.h.'; enig idee wat dat betekent? Inschrijven bij de Arbeidsbeurs: bekend?! Rondlopen met een sandwichbord: goed, die zul je niet snel meer zien in die vorm. En dan waren er de werkervaringsplaatsen.
Volontairs waren onbetaalde werknemers. Denk niet dat 'wij' nu plots het netwerken hebben uitgevonden. Die wetenschap is al lang aanwezig en in gebruik. Dit was de periode waarin andere termen voor precies hetzelfde werden gebezigd. De 'kruiwagen' die je nodig hebt om ergens 'te worden geïntroduceerd'. In de kern is dat niets anders dan de aanbeveling, al dan niet via een social network.
Toch is er iets anders: de volontairs meldden zichzelf meestal aan.
Vandaag de dag menen werkgevers over min of meer ongebreidelde vrijheid te beschikken. Werknemers worden benaderd als sukkelige, rechtelozen, die zelf maar achter hun recht aan moeten (dé reden om vakbonden in ere te houden!). Gelukkig hoor ik nog vaak hoe werkgevers daarna een veelvoud aan kosten kwijt is dan ingeval men in normaal sociaal acceptabel overleg kwijt was geweest.
In dat 'marktdenken' past de gedachte dat arbeid zo goedkoop mogelijk moet zijn. Da's een intrigerende, want op dat punt wordt op twee gedachten gehinkt. Bij het ontslaan is de basis - naast de misbruikte 'bedrijfseconomische resultaten' - vaak een minder goed functioneren vanwege achterblijvende kwaliteit. Hoe huichelachtig dat is, wordt duidelijk als diezelfde werkgever daarna geen enkel probleem heeft met mindere kennis, ervaring en kwaliteit als men bijstandsgerechtigden 'een kans biedt' of stagiaires 'ervaring laat opdoen'.
Stagiaires zijn in meerdere opzichten een fenomeen. Een gezonde redenering zou zijn dat een stage een plek is om in de praktijk uit te vinden of je beroepskeuze inderdaad de juiste was. Of voor de opleiding om te bepalen of er voldoende kennis is opgedaan om in de beroepspraktijk te kunnen functioneren.
Als dat zo is, is het vanzelfsprekend dat de opleiding zorg draagt voor stageplaatsen. het is immers een noodzakelijk onderdeel van het curriculum en dat is waarvoor de opleiding verantwoordelijk is.
De realiteit is dat ook opleidingen steeds meer zijn geperverteerd in hun marktdenken. Feitelijk is het zót dat studenten zélf een stageplaats moeten zien te vinden. En als dat niet lukt, niet kunnen afstuderen. Waarvoor wordt dan nog betaald? De stapeltjes kopieën? De huisvesting? De gast(!)docent? Het is idioot iets te éisen en dat niet aan te bieden in het curriculum. Kom nu niet aan met 'goed voor de sollicitatie-ervaring'; solliciteren is geen opleiding.
De werkgevers hebben zichzelf ook helemaal klem gezet. De stageplaatsen díe er zijn, zijn maar minimaal beschikbaar voor afstudeerders. Toch worden er veel stagiaires ingezet.
Wat feitelijk gebeurt, weten we allemaal: stagiaires worden nu onverholen ingezet als uitgebuite werknemers. Het jarenlang door de vingers zien van de praktijk van de stagiaire als goedkoop hulpje, heeft nu de vormen aangenomen van systematische uitbuiting. Jonge mensen die werkervaring nodig hebben, kun je het best inzetten op een 'stageplaats'. Dan werken ze hard voor een bedrag dat vaker minder dan meer dan de helft van het minimumloon is!
Op korte termijn lijkt het, voor werkgevers, winstgevend. Op langere termijn krijgen ze de klap nog te verwerken. Al die nieuwe werknemers die nu opleidingsstages zoeken en niet meer vinden; als die de eindstreep niet kúnnen halen, ontstaat er een fors tekort.
Hier faalt een markt. Hier faalt een overheid.
Dan gaan we vast, net zoals de sociale werkplaatsen ooit 'beschermd' waren, stagebedrijven krijgen. Mij lijkt dat een prachtbeeld: dat die stagebedrijven gaan concurreren met bedrijven vol stagiaires.
Volontairs waren onbetaalde werknemers. Denk niet dat 'wij' nu plots het netwerken hebben uitgevonden. Die wetenschap is al lang aanwezig en in gebruik. Dit was de periode waarin andere termen voor precies hetzelfde werden gebezigd. De 'kruiwagen' die je nodig hebt om ergens 'te worden geïntroduceerd'. In de kern is dat niets anders dan de aanbeveling, al dan niet via een social network.
Toch is er iets anders: de volontairs meldden zichzelf meestal aan.
Vandaag de dag menen werkgevers over min of meer ongebreidelde vrijheid te beschikken. Werknemers worden benaderd als sukkelige, rechtelozen, die zelf maar achter hun recht aan moeten (dé reden om vakbonden in ere te houden!). Gelukkig hoor ik nog vaak hoe werkgevers daarna een veelvoud aan kosten kwijt is dan ingeval men in normaal sociaal acceptabel overleg kwijt was geweest.
In dat 'marktdenken' past de gedachte dat arbeid zo goedkoop mogelijk moet zijn. Da's een intrigerende, want op dat punt wordt op twee gedachten gehinkt. Bij het ontslaan is de basis - naast de misbruikte 'bedrijfseconomische resultaten' - vaak een minder goed functioneren vanwege achterblijvende kwaliteit. Hoe huichelachtig dat is, wordt duidelijk als diezelfde werkgever daarna geen enkel probleem heeft met mindere kennis, ervaring en kwaliteit als men bijstandsgerechtigden 'een kans biedt' of stagiaires 'ervaring laat opdoen'.
Stagiaires zijn in meerdere opzichten een fenomeen. Een gezonde redenering zou zijn dat een stage een plek is om in de praktijk uit te vinden of je beroepskeuze inderdaad de juiste was. Of voor de opleiding om te bepalen of er voldoende kennis is opgedaan om in de beroepspraktijk te kunnen functioneren.
Als dat zo is, is het vanzelfsprekend dat de opleiding zorg draagt voor stageplaatsen. het is immers een noodzakelijk onderdeel van het curriculum en dat is waarvoor de opleiding verantwoordelijk is.
De realiteit is dat ook opleidingen steeds meer zijn geperverteerd in hun marktdenken. Feitelijk is het zót dat studenten zélf een stageplaats moeten zien te vinden. En als dat niet lukt, niet kunnen afstuderen. Waarvoor wordt dan nog betaald? De stapeltjes kopieën? De huisvesting? De gast(!)docent? Het is idioot iets te éisen en dat niet aan te bieden in het curriculum. Kom nu niet aan met 'goed voor de sollicitatie-ervaring'; solliciteren is geen opleiding.
De werkgevers hebben zichzelf ook helemaal klem gezet. De stageplaatsen díe er zijn, zijn maar minimaal beschikbaar voor afstudeerders. Toch worden er veel stagiaires ingezet.
Wat feitelijk gebeurt, weten we allemaal: stagiaires worden nu onverholen ingezet als uitgebuite werknemers. Het jarenlang door de vingers zien van de praktijk van de stagiaire als goedkoop hulpje, heeft nu de vormen aangenomen van systematische uitbuiting. Jonge mensen die werkervaring nodig hebben, kun je het best inzetten op een 'stageplaats'. Dan werken ze hard voor een bedrag dat vaker minder dan meer dan de helft van het minimumloon is!
Op korte termijn lijkt het, voor werkgevers, winstgevend. Op langere termijn krijgen ze de klap nog te verwerken. Al die nieuwe werknemers die nu opleidingsstages zoeken en niet meer vinden; als die de eindstreep niet kúnnen halen, ontstaat er een fors tekort.
Hier faalt een markt. Hier faalt een overheid.
Dan gaan we vast, net zoals de sociale werkplaatsen ooit 'beschermd' waren, stagebedrijven krijgen. Mij lijkt dat een prachtbeeld: dat die stagebedrijven gaan concurreren met bedrijven vol stagiaires.
donderdag 5 december 2013
Iedere top is conservatief
Sociologen beschreven het fenomeen al járen geleden: organisaties opgetuigd om een bepaald probleem aan te pakken, zullen alles in het spel brengen om dat probleem in stand te houden casu quo hun bestaansrecht. Tijdelijke oplossingen bestaan in de wereld van organisaties eigenlijk niet. Eenmaal tot leven gebracht zijn ze lastig te stoppen.
Het zijn de mensen die lastig zijn te stoppen. Mensen die zich boegbeeld wanen, raken verslaafd aan dat zoeklicht op hen gericht. Bij sommigen kun je dat letterlijk opvatten, maar in de meeste gevallen is het een combinatie van letterlijk en figuurlijk. De aandacht is immers gericht op de organisatie, waaraan jij léiding geeft. Díe combinatie is nog verslavender: ook intern ben je dan de top dog.
Als je maar goed genoeg blijft kijken, zie je die patronen vast wel. De mensen die van de ene commissie, task force of tijdelijke adviesorganisatie naar de andere schuiven. Daarin figureert een redelijk beperkt aantal namen. Mochten er nieuwe namen in 'het circuit' komen, dan is dat niet per sé vanwege hun kennis. Belangrijker zijn de netwerken: wie kent wie.
Het mechanisme is in zijn bedoeling conservatief. Ik vind het dan ook nog steeds enorm komisch te merken dat ook in de wereld van (institutionele) innovatie precies hetzelfde mechanisme werkt. Ga maar eens na: het gros van de 'toonaangevende' innovatie-adviseurs heeft géén innovatie op zijn of haar naam staan. De innovatoren zie en hoor je zelden. Wel de mensen die óver hen spreken.
Hoe sterk dat conservatisme is, is ook terug te zien. Neem de televisie. Een succesvol format wordt bijna niet aangepast, zo lijkt. Jaar in, jaar uit komt het programma terug. Tot het je neus uit komt. Als dat genoeg mensen gebeurt, gaat het programma er tóch aan. Net als een bedrijf kan een programma failliet gaan. En vernieuwen doen we, gelijk de meeste bedrijven, evenmin (al te rigoureus). Dus zien we veel te lang hetzelfde.
Raar?!
Ga maar eens na welke topfunctionarissen - in de hiërarchische betekenis van het woord - in functie(niveau) bewegen. Degenen die pleiten voor innovatie, vernieuwing, flexibiliteit en demotie, zijn gegarandeerd zélf de slechtste voorbeelden van flexibiliteit. In veel gevallen zullen ze zelfs het idee hebben dat het (bedrijfs)succes aan hen persoonlijk kleeft. Bizar.
Dat wordt nog wat: die flexibele arbeidsmarkt. Zullen we over tien jaar nog eens terugkijken wat daarvan voor wie werkelijkheid is geworden en met welk gevolg? Mijn voorspelling? Lees dit blog maar...
Het zijn de mensen die lastig zijn te stoppen. Mensen die zich boegbeeld wanen, raken verslaafd aan dat zoeklicht op hen gericht. Bij sommigen kun je dat letterlijk opvatten, maar in de meeste gevallen is het een combinatie van letterlijk en figuurlijk. De aandacht is immers gericht op de organisatie, waaraan jij léiding geeft. Díe combinatie is nog verslavender: ook intern ben je dan de top dog.
Als je maar goed genoeg blijft kijken, zie je die patronen vast wel. De mensen die van de ene commissie, task force of tijdelijke adviesorganisatie naar de andere schuiven. Daarin figureert een redelijk beperkt aantal namen. Mochten er nieuwe namen in 'het circuit' komen, dan is dat niet per sé vanwege hun kennis. Belangrijker zijn de netwerken: wie kent wie.
Het mechanisme is in zijn bedoeling conservatief. Ik vind het dan ook nog steeds enorm komisch te merken dat ook in de wereld van (institutionele) innovatie precies hetzelfde mechanisme werkt. Ga maar eens na: het gros van de 'toonaangevende' innovatie-adviseurs heeft géén innovatie op zijn of haar naam staan. De innovatoren zie en hoor je zelden. Wel de mensen die óver hen spreken.
Hoe sterk dat conservatisme is, is ook terug te zien. Neem de televisie. Een succesvol format wordt bijna niet aangepast, zo lijkt. Jaar in, jaar uit komt het programma terug. Tot het je neus uit komt. Als dat genoeg mensen gebeurt, gaat het programma er tóch aan. Net als een bedrijf kan een programma failliet gaan. En vernieuwen doen we, gelijk de meeste bedrijven, evenmin (al te rigoureus). Dus zien we veel te lang hetzelfde.
Raar?!
Ga maar eens na welke topfunctionarissen - in de hiërarchische betekenis van het woord - in functie(niveau) bewegen. Degenen die pleiten voor innovatie, vernieuwing, flexibiliteit en demotie, zijn gegarandeerd zélf de slechtste voorbeelden van flexibiliteit. In veel gevallen zullen ze zelfs het idee hebben dat het (bedrijfs)succes aan hen persoonlijk kleeft. Bizar.
Dat wordt nog wat: die flexibele arbeidsmarkt. Zullen we over tien jaar nog eens terugkijken wat daarvan voor wie werkelijkheid is geworden en met welk gevolg? Mijn voorspelling? Lees dit blog maar...
woensdag 4 december 2013
Onwennig zwijgen
Mensen in een hen vreemde omgeving vertonen over het algemeen hetzelfde gedrag. De omgeving wordt in kaart gebracht door rond te kijken. Het is niet zozeer de fysieke omgeving die aandacht eist. Vooral de sociale omgeving wordt verkend. Ken je iemand van de aanwezigen? Hoe taxeer je al die onbekenden? De fysieke ruimte volgt direct daar op. Welke ruimtes en routes zijn er? En, eerlijk gezegd, ook dan speelt de sociale verkenning een belangrijke rol. Een lege ruimte trekt minder dan eentje waarin al mensen zijn, of snel worden verwacht.
In allerhande wachtruimtes zie je het gebeuren: dat spieden. Wachtruimtes waarin niets valt te beleven aan de ruimte zelf, maken dat we ons oncomfortabel voelen. Het enige wat te bekijken valt, zijn andere mensen. En die bekijk je niet nadrukkelijk. Dat doe je besmuikt, achteloos.
Wachtruimtes zijn om meer redenen bijzonder. Alhoewel bij de tandarts, huisarts of specialist vaak meerdere mensen zitten te wachten, kan het er doodstil zijn. De 'kunst aan de muur' moet het oog wegleiden en wellicht ook wel afleiding bieden. De nerveuze spanning is toch een wat andere dan de vrolijke voor een theater- of filmvoorstelling. Daar roezemoest het wat meer, ook omdat er gróepen mensen wachten. Niet dat dat iets garandeert, want sommige groepen lijken uitgekletst na jaren samen op trekken: het 'zwijgende stelletjes-fenomeen'.
En dan zijn er nog de verschillen in begroetingen en interactie. Wie staat voor wie op? Wie voert het hoogste woord? Wie trekt de meeste blikken? Wie zwijgt aan één stuk door? Wie wordt gebruikt als springplank voor een ander contact? Met wie willen mensen worden gezien?
Het is makkelijk te stellen dat vooral die componenten van sociaal gedrag niet goed zijn ondergebracht in het social media-landschap. Vooral de passieve vormen van communicatie verdienen een sloot aandacht. Ik weet hoeveel volgers ik heb op Twitter. Met slechts enkele van hen ervaar Ik iets wat een vriendschapsband mag heten, ook als de ontmoetingen in de fysieke werkelijkheid beperkt in aantal zijn. Maar in tegenstelling tot die fysieke werkelijkheid heb ik geen enkel idee van degene die niets zegt, niet reageert. En toch is er een netwerklijntje.
Ik zou het zo mooi vinden te weten wie 'aanwezig' zijn, wie posts en tweets zien maar niet reageren. Niet omdat ik vind dat dat zou móeten. Maar wel omdat ik denk dat zwijgen ook iets betekent.
In allerhande wachtruimtes zie je het gebeuren: dat spieden. Wachtruimtes waarin niets valt te beleven aan de ruimte zelf, maken dat we ons oncomfortabel voelen. Het enige wat te bekijken valt, zijn andere mensen. En die bekijk je niet nadrukkelijk. Dat doe je besmuikt, achteloos.
Wachtruimtes zijn om meer redenen bijzonder. Alhoewel bij de tandarts, huisarts of specialist vaak meerdere mensen zitten te wachten, kan het er doodstil zijn. De 'kunst aan de muur' moet het oog wegleiden en wellicht ook wel afleiding bieden. De nerveuze spanning is toch een wat andere dan de vrolijke voor een theater- of filmvoorstelling. Daar roezemoest het wat meer, ook omdat er gróepen mensen wachten. Niet dat dat iets garandeert, want sommige groepen lijken uitgekletst na jaren samen op trekken: het 'zwijgende stelletjes-fenomeen'.
En dan zijn er nog de verschillen in begroetingen en interactie. Wie staat voor wie op? Wie voert het hoogste woord? Wie trekt de meeste blikken? Wie zwijgt aan één stuk door? Wie wordt gebruikt als springplank voor een ander contact? Met wie willen mensen worden gezien?
Het is makkelijk te stellen dat vooral die componenten van sociaal gedrag niet goed zijn ondergebracht in het social media-landschap. Vooral de passieve vormen van communicatie verdienen een sloot aandacht. Ik weet hoeveel volgers ik heb op Twitter. Met slechts enkele van hen ervaar Ik iets wat een vriendschapsband mag heten, ook als de ontmoetingen in de fysieke werkelijkheid beperkt in aantal zijn. Maar in tegenstelling tot die fysieke werkelijkheid heb ik geen enkel idee van degene die niets zegt, niet reageert. En toch is er een netwerklijntje.
Ik zou het zo mooi vinden te weten wie 'aanwezig' zijn, wie posts en tweets zien maar niet reageren. Niet omdat ik vind dat dat zou móeten. Maar wel omdat ik denk dat zwijgen ook iets betekent.
dinsdag 3 december 2013
Waarin technologie integriteit doet verdwijnen
Moeilijk begrip, integriteit. Integer handelen betekent zoveel als conform regels handelen. Daaronder worden ook jouw eigen regels, je sociale normen en waarden verstaan. Da's meteen het lastige. Regels kunnen botsen. Bekendst is wellicht de gewetensnood van een militair in oorlogstijd. Dat lot treft echter ons allemaal; meer of minder (duidelijk).
Er bestaat een mooi boek over hen: Street Level Bureaucrats. Lipsky beschrijft daarin die mensen die de regels en verordeningen moeten uitvoeren. Politiemensen, sociale dienstmedewerkers en UWVers, (verzekerings)claimbeoordelaars, bouwinspecteurs: bedenk ze maar.
Het interessante aan Lipsky's boek is dat daarin de nodige aandacht wordt besteed aan 'discretionaire bevoegdheid'. Dat is de ruimte regels toe te passen, of niet. Die discretionaire bevoegdheid leidt tot ongelijke behandeling, zo is de publieke opinie. Als er iets is waaraan 'we' een hekel hebben, dan is dat willekeur. En dus zijn er regels, en nog meer regels, om die willekeur in te dammen.
Maar: meer regels leiden juist tot méér (discretionaire) vrijheid.
Die paradox is al oud, en bekend. Maar nooit doorbroken. Regels, en zeker véél regels, geven vrijheid doordat de regels kunnen worden gebruikt ter legitimatie van gedrag. Eén eenduidige regel is lastig te omzeilen. Op het moment dat het er meer worden - en zeker als die elkaar gaan beïnvloeden - vergroot je de mogelijkheid af te wijken. Je kunt dan min of meer gaan kiezen wat geldend is. Alleen een gesloten - een zichzelf nergens tegensprekend - systeem voorkomt dat. Onze wet- en regelgeving ís niet gesloten.
Dus hebben veel beslissers de ruimte regels wel of niet toe te passen. Da's maar goed ook, want alleen op die manier kunnen zij hun eigen integriteit en vakmanschap uiten; en maatwerk leveren. Maatwerk om een probleem op te lossen vereist af en toe de regels buigen.
Inderdaad, de scheidslijn met fraude is dichtbij. Fraude - het voor eigen gewin verbuigen van regels - is echter systematisch bevoordelen. Een cynicus zou ook dat maatwerk noemen.
Leidraad voor handelen zou 'het morele kompas' moeten zijn. Regels zijn in die context instrumenten. Integriteit is daarom gebaseerd op vertrouwen en verantwoording achteraf. Wellicht in bepaalde gevallen zelfs niet eens helemaal te verantwoorden.
Maar we slopen integriteit uit de samenleving.
Niet alleen regels, vooral ook technologie, is debet aan die ontmenselijking. Hoe oneerlijk soms: integriteit is een ménselijke eigenschap. Het afwegen van belangen, gevolgen, noodzaak: allemaal aspecten die een integer besluit omringen. Want de beroemde 'gelijke monniken, gelijke kappen' en 'in dezelfde situatie hetzelfde oordelen' zijn ideaaltypen. Ze bestaan niet. Condities, omstandigheden verschillen altijd van persoon tot persoon.
Toch wordt door beleidsmakers gedacht in generieke maatregelen. Toch worden computersystemen ontwikkeld die 'eerlijk' zijn. En verdwijnt integriteit uit ons handelen. Want steeds meer adviseren computers 'neutraal' hoe te beslissen. Waarom zou je je dan nog iets gelegen laten liggen aan je eigen mores?
Het proces is sluipend. Haal de beslissingsbevoegdheid weg, maak afrekenen op 'fouten' tot norm, en het gesjoemel neemt toe. De regels worden vijand in plaats van instrument. Het verantwoorden van gedrag - vaak achteraf - komt steeds meer voor in de vorm van het passen van de beslissing binnen de regels. Lees de (onleesbare) officiële rapportages van die street level bureaucrats maar na.
In plaats van het probleem te onderkennen, is de reactie er technologische oplossingen tegenaan te gooien. Oplossingen die niets oplossen gaan oplossen, maar verergeren. Geautomatiseerde protocollen, registratiesystemen, tijdwaarneming, electronische dossiers: allemaal disciplineren ze. Je legt verantwoording af aan een díng.
Allemaal verzwakken ze het integriteitsbesef.
Er bestaat een mooi boek over hen: Street Level Bureaucrats. Lipsky beschrijft daarin die mensen die de regels en verordeningen moeten uitvoeren. Politiemensen, sociale dienstmedewerkers en UWVers, (verzekerings)claimbeoordelaars, bouwinspecteurs: bedenk ze maar.
Het interessante aan Lipsky's boek is dat daarin de nodige aandacht wordt besteed aan 'discretionaire bevoegdheid'. Dat is de ruimte regels toe te passen, of niet. Die discretionaire bevoegdheid leidt tot ongelijke behandeling, zo is de publieke opinie. Als er iets is waaraan 'we' een hekel hebben, dan is dat willekeur. En dus zijn er regels, en nog meer regels, om die willekeur in te dammen.
Maar: meer regels leiden juist tot méér (discretionaire) vrijheid.
Die paradox is al oud, en bekend. Maar nooit doorbroken. Regels, en zeker véél regels, geven vrijheid doordat de regels kunnen worden gebruikt ter legitimatie van gedrag. Eén eenduidige regel is lastig te omzeilen. Op het moment dat het er meer worden - en zeker als die elkaar gaan beïnvloeden - vergroot je de mogelijkheid af te wijken. Je kunt dan min of meer gaan kiezen wat geldend is. Alleen een gesloten - een zichzelf nergens tegensprekend - systeem voorkomt dat. Onze wet- en regelgeving ís niet gesloten.
Dus hebben veel beslissers de ruimte regels wel of niet toe te passen. Da's maar goed ook, want alleen op die manier kunnen zij hun eigen integriteit en vakmanschap uiten; en maatwerk leveren. Maatwerk om een probleem op te lossen vereist af en toe de regels buigen.
Inderdaad, de scheidslijn met fraude is dichtbij. Fraude - het voor eigen gewin verbuigen van regels - is echter systematisch bevoordelen. Een cynicus zou ook dat maatwerk noemen.
Leidraad voor handelen zou 'het morele kompas' moeten zijn. Regels zijn in die context instrumenten. Integriteit is daarom gebaseerd op vertrouwen en verantwoording achteraf. Wellicht in bepaalde gevallen zelfs niet eens helemaal te verantwoorden.
Maar we slopen integriteit uit de samenleving.
Niet alleen regels, vooral ook technologie, is debet aan die ontmenselijking. Hoe oneerlijk soms: integriteit is een ménselijke eigenschap. Het afwegen van belangen, gevolgen, noodzaak: allemaal aspecten die een integer besluit omringen. Want de beroemde 'gelijke monniken, gelijke kappen' en 'in dezelfde situatie hetzelfde oordelen' zijn ideaaltypen. Ze bestaan niet. Condities, omstandigheden verschillen altijd van persoon tot persoon.
Toch wordt door beleidsmakers gedacht in generieke maatregelen. Toch worden computersystemen ontwikkeld die 'eerlijk' zijn. En verdwijnt integriteit uit ons handelen. Want steeds meer adviseren computers 'neutraal' hoe te beslissen. Waarom zou je je dan nog iets gelegen laten liggen aan je eigen mores?
Het proces is sluipend. Haal de beslissingsbevoegdheid weg, maak afrekenen op 'fouten' tot norm, en het gesjoemel neemt toe. De regels worden vijand in plaats van instrument. Het verantwoorden van gedrag - vaak achteraf - komt steeds meer voor in de vorm van het passen van de beslissing binnen de regels. Lees de (onleesbare) officiële rapportages van die street level bureaucrats maar na.
In plaats van het probleem te onderkennen, is de reactie er technologische oplossingen tegenaan te gooien. Oplossingen die niets oplossen gaan oplossen, maar verergeren. Geautomatiseerde protocollen, registratiesystemen, tijdwaarneming, electronische dossiers: allemaal disciplineren ze. Je legt verantwoording af aan een díng.
Allemaal verzwakken ze het integriteitsbesef.
maandag 2 december 2013
Eindelijk een grens
Jarenlang is het voor velen een oneindige oceaan: het Internet. Zoals de Middeleeuwers moeten hebben gekeken naar de einder en hebben gedacht dat er geen eind aan zou komen. Of dat je er af zou vallen. Alleen de ontdekkingsreizigers wisten beter; die voeren recht op die einder af. Pas na járen, decennia en eeuwen was het werk gedaan en de bol rond in kaart gebracht.
Onbekende gebieden roepen dat effect op. Waar je nog bent geweest, lijkt groter en verder weg dan je je op de terugweg herinnert. De terugweg lijkt veel sneller te gaan dan de heenweg. Dat heeft alles te maken met het nieuwe, het onbekende karakter waardoor je veel meer details opneemt dan in het geval het een routine reis is (en je dus veel níet meer ziet!). Het heeft ook alles te maken met het gegeven dat je nog helemaal niet weet hoe groot het gebied is wat vóoŕ je ligt.
Dat geldt voor het Internet ook.
We blijven het zien als een oneindige bron aan informatie. Een bron die ook maar blijft groeien, want iedere seconde komt er informatie bij. Sneller, groter, meer. Niet verwonderlijk dat je je verloren en kleintjes kunt voelen. Natuurlijk is er wél sprake van een information overload. Natuurlijk is er óók sprake van een filter failure. Het ís ongecontroleerd spuitende oliebron, zo lijkt het.
Toch is er wel degelijk een grens.
Informatie heeft een ingebakken zelfvernietigingsmechanisme: ze veroudert. Een belangrijk aspect van informatie is zijn relevantie. Dat wat niet relevant is, slaan we niet op. Ik durf te wedden dat het je - al is het een beetje - moeite kost je het weer voor de geest te halen van verleden week dinsdag. Dat van 11 mei 1989 weet je in elk geval niet. Het is ook irrelevant.
In je huis en op je werk zijn ook ongetwijfeld onnutte informatieverzamelingen te vinden. Die heeft iedereen; van die stapels papier, halfbijgehouden ordners, directories op harde schijven met informatie die je wellicht nog eens nodig hebt. Om je vakantieherinnering terug op te roepen, om de belastingdienst te bewijzen dat je die kosten écht maakte, omdat je de verzekeringspolissen nooit helemaal begreep en ze dus allemaal maar bewaarde. Weesverzamelingen, want ze dienen geen ander doel dan het geruststellen van jouw angst.
Bij een grote schoonmaak als een verhuizing of baanwissel blijk je zo'n driekwart weg te gooien.
In een digitale wereld is die bewaardrang nog makkelijker te bevredigen. Bits en bytes nemen geen extra fysieke ruimte in en zijn eindeloos kopieerbaar. En dus groeit de verzameling. En de backup ervan ook. Alsmede de backup van de backup, want 'je weet maar nooit'.
Naast de ingebouwde zelfvernietiger in de vorm van relevantie is er nog eentje: de leesbaarheid.
Vooruitgang is alleen mogelijk in combinatie met veroudering. Da's mooi, want daardoor is er ook van die kant een grens ingebouwd: sommige informatie is stomweg niet meer benaderbaar, omdat er inmiddels nieuwe software of hardwareversies zijn en het overzetten van de informatie uit de oude omgeving naar de nieuwe 'niet meer loont'. Als kopieën gemaakt met de eerste kopieermachines die vervagen...
Waarom dat niet eerder gebeurde? Het gebeurde altijd al, maar nu is het tempo niet meer bij te houden. Teveel zou moeten worden gemigreerd in te korte tijd. Keuzes maken is dan aan de orde. Precies dat is wat steeds duidelijker wordt en steeds meer zal gaan gebeuren.
Enorme privacy bedreigende dataverzamelingen; leuk, maar voor hoe lang?
Onbekende gebieden roepen dat effect op. Waar je nog bent geweest, lijkt groter en verder weg dan je je op de terugweg herinnert. De terugweg lijkt veel sneller te gaan dan de heenweg. Dat heeft alles te maken met het nieuwe, het onbekende karakter waardoor je veel meer details opneemt dan in het geval het een routine reis is (en je dus veel níet meer ziet!). Het heeft ook alles te maken met het gegeven dat je nog helemaal niet weet hoe groot het gebied is wat vóoŕ je ligt.
Dat geldt voor het Internet ook.
We blijven het zien als een oneindige bron aan informatie. Een bron die ook maar blijft groeien, want iedere seconde komt er informatie bij. Sneller, groter, meer. Niet verwonderlijk dat je je verloren en kleintjes kunt voelen. Natuurlijk is er wél sprake van een information overload. Natuurlijk is er óók sprake van een filter failure. Het ís ongecontroleerd spuitende oliebron, zo lijkt het.
Toch is er wel degelijk een grens.
Informatie heeft een ingebakken zelfvernietigingsmechanisme: ze veroudert. Een belangrijk aspect van informatie is zijn relevantie. Dat wat niet relevant is, slaan we niet op. Ik durf te wedden dat het je - al is het een beetje - moeite kost je het weer voor de geest te halen van verleden week dinsdag. Dat van 11 mei 1989 weet je in elk geval niet. Het is ook irrelevant.
In je huis en op je werk zijn ook ongetwijfeld onnutte informatieverzamelingen te vinden. Die heeft iedereen; van die stapels papier, halfbijgehouden ordners, directories op harde schijven met informatie die je wellicht nog eens nodig hebt. Om je vakantieherinnering terug op te roepen, om de belastingdienst te bewijzen dat je die kosten écht maakte, omdat je de verzekeringspolissen nooit helemaal begreep en ze dus allemaal maar bewaarde. Weesverzamelingen, want ze dienen geen ander doel dan het geruststellen van jouw angst.
Bij een grote schoonmaak als een verhuizing of baanwissel blijk je zo'n driekwart weg te gooien.
In een digitale wereld is die bewaardrang nog makkelijker te bevredigen. Bits en bytes nemen geen extra fysieke ruimte in en zijn eindeloos kopieerbaar. En dus groeit de verzameling. En de backup ervan ook. Alsmede de backup van de backup, want 'je weet maar nooit'.
Naast de ingebouwde zelfvernietiger in de vorm van relevantie is er nog eentje: de leesbaarheid.
Vooruitgang is alleen mogelijk in combinatie met veroudering. Da's mooi, want daardoor is er ook van die kant een grens ingebouwd: sommige informatie is stomweg niet meer benaderbaar, omdat er inmiddels nieuwe software of hardwareversies zijn en het overzetten van de informatie uit de oude omgeving naar de nieuwe 'niet meer loont'. Als kopieën gemaakt met de eerste kopieermachines die vervagen...
Waarom dat niet eerder gebeurde? Het gebeurde altijd al, maar nu is het tempo niet meer bij te houden. Teveel zou moeten worden gemigreerd in te korte tijd. Keuzes maken is dan aan de orde. Precies dat is wat steeds duidelijker wordt en steeds meer zal gaan gebeuren.
Enorme privacy bedreigende dataverzamelingen; leuk, maar voor hoe lang?
zondag 1 december 2013
Kwaliteit managen
Kwaliteitsmedewerkers en -managers: ik blijk er een paar te kennen. Pas geleden zat ik op de tribune van onze geliefde rugbyclub te kijken naar - een toen al niet meer te verliezen - wedstrijd met zo iemand. Ze was in die functie terechtgekomen na ziekte en reorganisatie. Gelukkig was het antwoord bevestigend op de belangrijkste vraag: 'Heb je er plezier in?". Je zal niet de eerste zijn die na een langdurige ziekte geen plek meer heeft en wordt weggepest met een non-functie en -werk.
Kwaliteit is een belangrijk aspect van je werk. Het is een waardering, door anderen geuit, over je werk op punten als esthetiek, vakkundigheid of robuustheid. Kwaliteit zie, hoor of voel je ergens aan af. De verf die strak op je kozijnen zit. De stof die zwaar en stevig aanvoelt. De muziek die de instrumenten uit dánst.
En dan zit ik dus te praten met een kwaliteitsmanager.
Eigenlijk zijn dat vreemde functies. Niet dat het niet goed is dat ze er zijn. Juist wel. De invulling bevreemdt me. Kwaliteitsmedewerkers gáán helemaal niet over kwaliteit, maar over regels en protocollen.
Sterker, mijn idee is dat kwaliteitswerk zich juist níet laat meten met regels en protocollen. Dat is gericht op een minimale basis en manier van werken. Een bedrijf zal zich helemaal níet richten op het overschrijden van die minimale eis, maar juist die minimale eis als richtsnoer gebruiken. Dat immers is winstgevend: het minimum doen waarvoor de klant nog betaalt.
Intern zijn die kwaliteitsmedewerkers nog van enige waarde. Maar al die bedrijven die ermee reclame maken of die benadrukken dat zíj zijn gecertificeerd, vertellen meteen ook dat zij zich minimalistisch opstellen. Zeker ISO-certificaten zijn holle vaten, omdat het grootste deel van het certificatieproces door de beoordeelde zélf wordt gedaan.
Kwaliteit lever je uit liefde voor je product of dienst. Kwaliteit lever je ongeacht de wegen die je ervoor moet bewandelen. Kwaliteit staat op gespannen voet met reglementering.
Kwaliteitsmedewerkers maken duidelijk dat jouw kwaliteit onder druk staat. Blijkbaar heb je beambten nodig die de kwaliteit bewaken. Dat zie ik bij de vakman niet snel gebeuren; bij massa-produktie wel.
Dát is wat kwaliteit dus is: "wij gaan voor het minimum.".
Kwaliteit is een belangrijk aspect van je werk. Het is een waardering, door anderen geuit, over je werk op punten als esthetiek, vakkundigheid of robuustheid. Kwaliteit zie, hoor of voel je ergens aan af. De verf die strak op je kozijnen zit. De stof die zwaar en stevig aanvoelt. De muziek die de instrumenten uit dánst.
En dan zit ik dus te praten met een kwaliteitsmanager.
Eigenlijk zijn dat vreemde functies. Niet dat het niet goed is dat ze er zijn. Juist wel. De invulling bevreemdt me. Kwaliteitsmedewerkers gáán helemaal niet over kwaliteit, maar over regels en protocollen.
Sterker, mijn idee is dat kwaliteitswerk zich juist níet laat meten met regels en protocollen. Dat is gericht op een minimale basis en manier van werken. Een bedrijf zal zich helemaal níet richten op het overschrijden van die minimale eis, maar juist die minimale eis als richtsnoer gebruiken. Dat immers is winstgevend: het minimum doen waarvoor de klant nog betaalt.
Intern zijn die kwaliteitsmedewerkers nog van enige waarde. Maar al die bedrijven die ermee reclame maken of die benadrukken dat zíj zijn gecertificeerd, vertellen meteen ook dat zij zich minimalistisch opstellen. Zeker ISO-certificaten zijn holle vaten, omdat het grootste deel van het certificatieproces door de beoordeelde zélf wordt gedaan.
Kwaliteit lever je uit liefde voor je product of dienst. Kwaliteit lever je ongeacht de wegen die je ervoor moet bewandelen. Kwaliteit staat op gespannen voet met reglementering.
Kwaliteitsmedewerkers maken duidelijk dat jouw kwaliteit onder druk staat. Blijkbaar heb je beambten nodig die de kwaliteit bewaken. Dat zie ik bij de vakman niet snel gebeuren; bij massa-produktie wel.
Dát is wat kwaliteit dus is: "wij gaan voor het minimum.".
Abonneren op:
Posts (Atom)