Als kind was ik bang voor griezelige films. En omdat televisie nieuw was en me liet zíen wat ik daarvoor nog in m'n fantasie kon verzachten, was erg veel griezelig. Een typisch geval van nieuwe technologie-adaptie, denk ik nu. In elk geval heb ik heel wat keren achter de bank gezeten voor... tja, dát weet ik niet meer precies. Maar het kunnen best wel de Thunderbirds zijn geweest of het pratende paar Mr. Ed. Alhoewel die kans heel klein is; de verdrongen momenten zijn zo verdrongen dat ik geen idéé heb welke uitzendingen zo eng waren.
In die tijd lazen we veel, las ík veel. Tegenwoordig doe ik dat een stuk minder. Nee, stomweg veel te weinig. Het lukt me slecht om ín een boek, ín een verhaal te verdwijnen. Zo ver dat je je moeder niet hoorde roepen dat het eten klaar is. Oost-indisch doof (want je hoorde het wél). Daarvoor heb je dan wel een pakkend verhaal nodig. Een goed geschreven boek doet dat met je. Het zuigt je naar binnen.
Misschien is het wel daarom dat ik zo weinig heb met non-fictie als (auto)biografieën. Ze prikkelen niet. Wetenschappelijke werken kunnen dat soms wél, in tegenstelling tot wat je zou verwachten. Jammer genoeg is maar weinig wetenschappers gegeven meeslepend en overtuigend te schrijven. Al die controleerbare voetnoten: móe word je ervan. Ze halen het ritme uit het verhaal, het betoog. Maar ja, het schijnt te moeten. Wetenschappelijke mores. Wellicht zouden ze een keer een betoog moeten schrijven zónder notenapparaat en een tweede mét. Een soort Bijbel voor gewone mensen.
Voor die leeservaring ben ik misschien wel het dankbaarst van alle leer-ervaringen. Het blijkt helemaal niet zo vanzelfsprekend voor iedereen om in een boek te verdwijnen. Verhalen zonder beeld zijn zó belangrijk voor iets wat we als samenleving hard nodig hebben: voorstellingsvermogen (niet per sé 'fantasie'). Het leert je spelenderwijs 'out of the box' denken. Het leert je je te verplaatsen in een ander en in zijn bedoeling. Empathie. Het leert je beschouwer te zijn en niet noodzakelijkerwijs de hoofdpersoon. Maar het leert je ook feit van fictie te onderscheiden. Inmiddels duik ik niet meer weg achter de bank bij griezelige films (alhoewel ik horror een ongelooflijk stompzinnig filmgenre vind).
Feit van fictie onderscheiden; ik vraag me af of er niet een zurigheid in Nederland is geslopen van mensen die dat niet kunnen en mensen dat alles letterlijk en precies moet worden genomen. Die problemen hebben met 'moorkoppen' en 'zwartepiet'. Natuurlijk is het waar dat cultuur via (ondermeer) taal wordt overgedragen. Dat weten we (sociologen in elk geval) al lang. Maar dat is helemaal de vraag niet. De vraag is hoe de causaliteit werkt. Als verhalen niet meer in een cultuur(periode) passen, verdwijnen ze! Verhalen op zich zijn onvoldoende basis om een sterke invloed te hebben. Lees jij Shakespeare - waar mannen vrouwenrollen spelen - of Bosboom Toussaint en Couperus - die een verdwenen Haagse samenleving beschrijven net zo geboeid als jouw hedendaagse populaire schrijver?! Verhalen horen in hun tijd.
Ik vind het trieste mensen, sneue types. Sneu omdat ze niet in staat zijn feit en fictie te scheiden, maar vooral omdat ze geen voorstellingsvermogen hebben. Omdat ze zich niet in een ander kunnen verplaatsen. Omdat ze denken dat hun kijk de enig echte is. Omdat ze niet beseffen dat er talloze werkelijkheden en waarheden bestaan. Omdat ze de bijl aan de wortel van onze ontwikkeling legden door gecensureerd te denken. Omdat ik ze bijna zou betichten van zuiver egoïstisch en anti-sociaal gedrag.
Maar de grap is dat ze feitelijk in een (eigen) illusie leven. Of zouden ze echt geloven dat verboden en regels echt altijd handhaafbaar zijn en dat verhalen daardoor verdwijnen? Of gaan ze als mondeling doorgegeven verhalen naar een nog hechtere verankering? Zoals sprookjes er ook nog steeds zijn. Terwijl geen volwassene er nog in gelooft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten