Een wereld die we niet kunnen zíen, verbeelden we. Hemel en hel zijn populair, ook voor degenen die niet eens in het bestáán ervan geloven. Kwaad en goed spelen overal en altijd wel een rol in de media. In het laatste decennium van de vorige eeuw dook er een nieuw onzichtbaar fenomeen op: het internet. De metaforen uit die tijd weerspiegelen het denken: The Electronic Highway, De Digitale Stad. Vijfentwintig jaar later is het internet gewoon het internet. Het internet, als wereldwijd web, is een vanzelfsprekendheid geworden zoals nutsvoorzieningen en water en lucht dat zijn.
In het denken over het internet hebben toegankelijkheid en gebruik een belangrijke rol gespeeld, spélen die rol rol nog steeds. Wellicht het bekendst is het dramatisch sterke beeld van de digitale kloof, de waterscheiding tussen have's en have not's. Maar waarvan eigenlijk?
Om maar met de deur verder in huis te vallen. Er bestaat geen digitale kloof. Er bestaan talloze digitale kloven en kloofjes. Ondermeer Jen Schradie schreef daarover:
Scholars began to move away from even calling it a divide, per se. In academic parlance, we like to talk about digital inequality, rather than a divide, because of a range of multiple divides. The Pew Internet Project uses the term digital differences or disparity. It’s more than access. It’s also about variation of skill or confidence in using digital technologies. It’s also about whether or not you have one desktop computer shared among multiple households or if everyone in your household has multiple digital devices. How many do you have? Smart phone? Laptop? Desktop? Tablet? More? In my research, I found that what is more important than broadband access is the number of gadgets one has.
It’s also not a simple divide between those with consistent, high speed Internet connectivity and those without regular access to wired devices. These are questions of the consumption of digital content. Inequality is also prevalent based on producing online content. Production is about the creation of blogs, YouTube videos, and Tweets, for instance. While some see the blurring between production and consumption, this division is not so blurry for the poor and working class, who are much less likely to ever have “participated” in social media.
Eszter Hargittai noemt dat The Digital Reproduction of Inequality. Het wordt gezien als een proces waarin meerdere factoren een rol spelen (vandaar het meervoud 'kloven'). Inmiddels lijkt de oriëntatie te zijn verschoven van 'toegankelijkheid' en 'vaardigheid' naar 'producent/consument'. De vraag: hóe gebruik je het internet, je digitale vaardigheden?
Wat frappeert, is dat in veruit de meeste gevallen de kloof die wordt gevonden, wordt geduid vanuit de bestaande verhoudingen en waardes. Alsof er niet een geheel nieuw en onbekend speelveld is ontstaan, waar mogelijk oude normen en waarden geen of een andere rol spelen.
Het nadeel van het beeld van een kloof is dat je je kunt voorstellen dat die dieper of breder wordt, en verder niets. Dus als de ene kant steeds meer gaat profiteren van digitale kansen 'moet' de kloof verbreden. Waarom? Waarom zou er niet een precies hetzelfde proces gaande zijn aan de andere kant waardoor de kloofranden in een zelfde tempo verschuiven. De kloof groeit dan niet.
Wat dan wel moet gebeuren, is het bepalen van wat het voordeel is dat beide kanten behalen. En dan wordt het pas echt interessant. Want die voordelen hoeven helemaal niet dezelfde te zijn. Dat zou veronderstellen dat er universele waarden zijn. Maar mogelijk hebben beide heel duidelijk onderscheiden ideeën. Van gaming werd lang gedacht dat dat alleen slecht zou zijn, totdat werd gevonden dat het bepaalde digitale(!) vaardigheden stimuleerde.
Het is precies dát element wat wordt gemist, ook in onderzoek als van Van Dijk en Van Deursen, en van het CBS: wat is de waarde van het internet voor 'de andere kant van de kloof'? Wat doen zij, met welke vaardigheden, en hoe passen die mogelijk (beter) in een digitale toekomst? En: waarom zouden 'illegale' activiteiten niet de basis vormen voor een nieuwe economie? Kortom, verander eens van perspectief.
Overigens is de digitale samenleving een uiterst kwetsbare doordat de infrastructuur kwetsbaar is voor externe gebeurtenissen als zonnestormen en electriciteitstekorten/-uitval; het is maar de vraag welke groepen op die situatie beter zijn voorbereid, het minst afhankelijk zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten