We hebben er minstens tien. En ze doen het met z'n tienen op een oppervlak van maximaal één vierkante meter. Dagenlang. En vrij luidruchtig.
Kikkers.
Het heeft niets met technologie of innovatie te maken. Maar wel alles met verwondering.
Tien kikkers. Eén vijvertje, met de nadruk op -tje. Waar komen ze ieder jaar weer vandaan? Kikkers overwinteren in de modder, dat weet ik. Maar zoveel modder is er helemaal niet. Dacht ik. Of liggen kikkers knus tegen elkaar? In de modder. Want in de verre omtrek - laten we zeggen een straal van drie tuinen - is verder geen vijvertje of iets vijverachtigs te vinden. Ze moeten dus haast wel met z'n allen hier overwinteren.
De afgelopen acht jaar ben ik iedere lente weer verbaasd van de Komst van de Kikkers. Zeker dit jaar. Vorig jaar was er een massaslachting aangericht door Koning Winter. Die lente waren er tientallen kikkerlijken uit het water te halen. Toevallig zag ik er eentje liggen. Het controleren en vooral het daarna weghalen van de lijken was een traumatische ervaring: dode kikkers zijn geen fraai gezicht. Ik vermoed dat zo'n drie kikkers dat voorjaar in de vijver zaten.
Dit voorjaar is rijkelijk laat begonnen. Maar ze zijn er dus wel: de kikkers. Een paar weken geleden begon het met een enkele werveling in het water. Onder de oppervlakte bewoog iets! Kikker! In de loop van de week ontdek je dan dat het er meer dan één is. Wellicht wel drie. Of vier. Om dan twee weken daarop te zien dat het er zo ongeveer tien zijn.
Hebben ze in het begin nog de neiging zich snel te verstoppen als je voorbijloopt; na een paar weken overheersen andere driften. Mannetje en vrouwtje koppelen en blijven aan elkaar gekleefd. Da's al een bijzonder gezicht: mannetjes die bovenop de vrouwtjes zitten en hen ook echt níet loslaten. De noodduiken worden dan sen stuk lastiger. Voor de vrouwtjes. Want de mannetjes doen niets: die zitten.
Dit is ook de periode dat de heren herrie maken. Dat vindt althans den buurvrouw. Maar die vindt ook dat kikkers enge beste zijn. Feitelijk maken de mannetjes niet eens zo enorm veel herrie. Het is geen kwaken dat ze doen. Eerder een soort van brommen. Bijna melodieus. Of nee: melodieus. Ze zingen ieder een eigen aria om vrouwtjes te lokken.
Nu lijkt mij dat in zo'n petieterig vijvertje geen grote opgave. Er van uitgaand dat iedereen in het vijvertje overwinterde. In elk geval is het dit jaar weer gelukt: vijf, zes paartjes. Die zich een slag in de rondte neuken. Zonder gêne. Sterker, de katten, voor wie het vijvertje de drinkwatervoorziening buiten is, laten hun ogen bijna uit de kassen rollen: 'er zitten béésten in m'n drinkwater!'. Zoiets.
En dan is het zover. Kikkerdril. Dit jaar drijven er minstens zes, zeven klonten dril rond. Da's altijd spannend. Want die dril moet kikkervis worden en de kikkervisjes kikker. Da's nog lastig. Want in het begin kan de dril als voedsel worden gebruikt en in de fase daarna algen en zo. Dan zijn het planteneters. En wordt het vijverwater ongelooflijk schoon. Maar dan komt de volgende fase: ze worden vleeseters en krijgen pootjes. Nu moeten de dames en heren aan land (want ze gebruiken water eigenlijk alleen voor de voortplanting). En dat land is gevaarlijk. Daar leven bijvoorbeeld de katten en daar kan het enorm droog en heet zijn. Niet voor niets laten we daarom veel planten woekeren: dat geeft iedereen een eerlijke kans (maak ik mezelf wijs).
Die fasen maak je niet vaak mee. In al die jaren is het pas één keer gebeurd dat we kikkertjes kregen. Tientallen, dat dan weer wel. Die overal naartoe hoppen en zich verstoppen. Maar de eerlijkheid gebiedt te bekennen dat in de meeste gevallen de kikkervisfase het struikelblok blijkt. De vijver loopt bij een zware regenbui over, de visjes denken een grotere vijver te hebben en vallen droog als de bui over is. Of ze vinden onvoldoende eten en beginnen dan aan elkaar. Vorig jaar was een bijzondere: voor mijn verjaardag kreeg ik drie goudvissen. Die smullen van kikkervisjes. En worden, terzijde, datzelfde jaar zelf op wonderbaarlijke wijze uit de vijver weggehaald door Iets. Mochten ze dan toch kikkertje worden, dan is het zaak roofdieren als katten en vogels te ontwijken. Het leven is geen krentenbol.
Ook dit jaar wordt het weer hopen op kikkertjes. Het is iedere jaar weer een periode om bij stil te staan: de hardnekkigheid waarmee kringlopen bestaan en doorgaan. Het zijn wel de processen die je even laten relativeren wat wij mensen kunnen. In elk geval nog niet deze zelfbevestigende kringlopen creëren. Vooralsnog leiden menselijke interventies uitsluitend tot beschadiging en onbalans. Dat is wat we wellicht van de kikkers kunnen leren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten