Mensen moeten iets te doen hebben. Dat is net anders dan dat je ze moet uitdagen. Er zijn mensen die het helemaal niet erg vinden om monotoon werk te doen. Net zo goed dat er mensen zijn die het wél leuk vinden in een torenflat zónder tuin te wonen. We zijn allemaal anders.
Maar waarover je je zorgen zou moeten maken, is de hiërarchie die we aanbrachten. Alsof een baan achter een bureau een hogere waardering mag krijgen dan de in weer en wind plantsoenen schoffelende gemeenteambtenaar. Alsof iemand in de sociale werkvoorziening minder waard is dan een zelfstandige. Waarom zou een gegeven gave als een goede zangstem meer waardering moeten oogsten dan een gemiddelde?
Hét antwoord is dat die mensen er hard voor hebben gewerkt, veel voor over hebben gehad en daardoor hoger zijn geëindigd.
Da's flauwekul.
Die bewering kun je alleen maar handhaven als relatieve positie. We zijn in de afgelopen eeuwen toch echt wel tot de slotsom gekomen dat we niet allemaal gelijke kansen hebben: in startpositie en in capaciteiten. Maar we doen als het gaat om waardering en beloning alsof het absoluut is.
En, nog dommer, we hebben blijkbaar het beeld dat unieke capaciteiten meer wáárd zijn. Dat de voetballer die van nature iets beter kan dan alle anderen daardoor meer waard is. Dat de bésten de uitschieters zijn, de top. Da's in een wedstrijd zo. Maar in een samenleving kun je voor hetzelfde geld kijken naar de bijdrage aan het collectief.
En, nog dommer, we hebben blijkbaar het beeld dat unieke capaciteiten meer wáárd zijn. Dat de voetballer die van nature iets beter kan dan alle anderen daardoor meer waard is. Dat de bésten de uitschieters zijn, de top. Da's in een wedstrijd zo. Maar in een samenleving kun je voor hetzelfde geld kijken naar de bijdrage aan het collectief.
De waardering zou moeten gaan om de inspanning die je leverde in relatie tot je capaciteiten. Een atleet een slootje zien overspringen vond ik een stuk minder indrukwekkend dan een omaatje van 76 dat zien doen (bij wijze van beeld, ja).
Veel woorden moet ik er vandaag maar niet meer aan vuil maken. Maar ik moest hieraan denken toen ik vandaag langs een vuilniswagen fietste en een automobilist hoorde roepen "had toch een vak geleerd" omdat hij achter de vuilniswagen moest blijven wachten. Hij zal haast hebben gehad en meer kwaad op zichzelf en de situatie zijn geweest.
'De duivel schijt op de grootste hoop' is een gezegde uit mijn jeugd. Ofwel: degene die het goed gaat, krijgt nog meer daarvan dan een ander zonder het direct nodig te hebben; bijna automatisch.
En dat automatisme is iets om af en toe eens bij stil te staan. Want waarom zou je ínspanning, in relatie tot aangeboren talenten, niet belonen? Dan zou dat wat de spreekwoordelijke schoffelaars of de medewerkers in een sociale werkplaats doen weleens een grotere prestatie kunnen zijn dan dat wat legio witteboorden dag in dag uit doen.
Of vind je dat je bezig bent met een wedstrijd? Een eerlijke?!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten