dinsdag 30 april 2013

sorry. Gehackt

Nee, niet Wordpress. Maar wel de site waar het artikel is te vinden waarover ik de blogpost aan het maken was. Dat krijg je op dit soort van dagen; dat je een blogpost half afmaakt - omdat Koninginnedag wel eens kan uitlopen - en dat je dan op het laatste moment de tekst wilt afronden. Dan slaat het noodlot toe. Dan blijkt het artikel onbereikbaar.

Excuses, dus.

Morgen een hernieuwde poging. En tot die tijd: tv kijken?! Naar de boottocht van ZKH en aanhang? Of Rieu in Amsterdam? Voetbal? Vroeg naar bed? Een echt papieren boek lezen?

maandag 29 april 2013

Hoe Google Glass 'het systeem' een naam gaf

'Ze' hebben mij ertoe gedwongen. 'Het systeem' is corrupt, fout en vijandig. 'De graaiers' zijn de oorzaak van alles. 'De politiek' liegt, draait en is niet te vertrouwen. 'Ze' zwemmen in het geld. 'Het kwaad' rukt op.

Ik verzin ze waar je bij staat. Bovenstaande zinnen zijn geen citaten. Het zijn wel zinnen die citaten hadden kúnnen zijn, want het soort van bewering hoor je veel. Kenmerkend is de onbepaaldheid van het onderwerp; het zijn generalisaties.

Eén van de bekendste generalisaties staat in die tweede zin: het systeem. Het gevoel onbegrepen te zijn, geen gehoor te vinden, onmacht: allemaal redenen om onbenoemde tegenstanders in te zetten. Het 'systeem' is daar een goed voorbeeld van.

Het 'systeem' heeft geen gezicht. Het stelsel van normen, waarden en regels: dat is 'het systeem'. Ongrijpbaar, maar wel bepalend. Wíe daarin sturend is, is nog maar helemaal de vraag. In de jaren zeventig achten groepen als de Rote Armee Fraction bankiers en politici sturend; en vallen heb dus aan in een poging 'het systeem' op de knieën te dwingen. In Italië doen de Brigate Rosse dat ook en vermoorden bankiers. Het enig resultaat, na een stadsguerilla, is een hoop doden en gevangenen. Geen echte verandering.

Dat beeld van een ondergrondse strijd tegen een manipulator is niet nieuw. Orwell beschrijft het, onder andere in 1984. Brave New World is minstens zo invloedrijk. En anders is er altijd nog het iconische Metropolis:

http://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=Ebejt0Pja8c

Een 'onzichtbare' tegenstander doet het altijd goed. Maar onzichtbaar hoef je niet echt letterlijk te nemen. Een onbenoembare is ook een onzichtbare. En dat is dat 'systeem'. Dat zijn we zelf ook. Het wordt dan lastig om er een tegenstander van te maken. Totdat er een identiteit aan kan worden gekoppeld. De genoemde stadsguerilla's deden het.

En Google doet het.

Eerder schreef ik over Google Glass en z'n mogelijke gevolgen. Deze staat daar nog niet bij: Google Glass geeft 'het systeem' een gezicht. Daarmee wordt Google - wat het allang is - een belangrijk strategisch doelwit; niet meer als Amerikaans bedrijf, of als wereldspeler, maar als de belichaming van 'het systeem'.

Google Glass heeft de potentie in zich om ons leven te beheersen. Niet eens doordat iedereen mogelijk met een bril gaat rondlopen - eindelijk is de brildrager dan geëmancipeerd! - maar vooral doordat we nog veel meer dan we nu al doen vertrouwen op de juistheid van wat Google tevoorschijn tovert. Do no evil mag Google's bezweringsformule zijn, maar die is flinterdun. Hoe goede intenties onvoldoende blijken te zijn, bewees de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog.

Stel - stél - dat Google Glass werkelijk aanslaat op de manier waarop de mobiele telefoon in ons leven kwam, dan wordt het interessant. Als het gebruik zó massaal is, kun je gerust stellen dat 'het systeem' dan ineens een gezicht krijgt, tastbaar is gemaakt. Nee, hier staat níet dat Google (Glass) dan 'het systeem' ís, maar het wordt dan wel het gezicht van zoiets ongrijpbaars.

Interessante tijden waarin we leven.

zondag 28 april 2013

Creatief winkelende vrouwen

Een kwartiertje bij de HEMA. Da's soms al genoeg. Niet om genoeg van de HEMA te krijgen - dat lukt niet - maar wel om te kijken. Naar mensen.

Warenhuizen hebben geregeld uitverkoop. De winkeldochters moeten er uit. Winkeldochters die sinds jaren worden ingekocht om winkeldochter te zijn. Over handel gesproken. Maar wij zijn dol op uitverkoop, op koopjes, op voordeeltjes. Sterker, we neigen ernaar behoorlijk verblind te zijn als we in de juiste uitverkoopstemming komen.

Drie Dwaze Dagen, Prijzencircussen, Opheffing, (Lichte) Rookschade; allemaal termen waarop we aanslaan. Daar is te halen. Dáár is het nu goedkoper. En goedkoop is het, hoor: spullen vanaf €5,00. Okay: één artikel en de rest wel íets goedkoper. Of een korting van 60%: ten opzichte van de fabrieks- of adviesprijs; een prijs die ik nog nooit berekend heb zien worden in de detailhandel. Hoe heten die dingen? Bij ING krijg je rentespaarpunten. Die rekenen ook zo grappig met die adviesprijs en komen daarna nog boven de prijs van een Goedkoopteparadijs uit. Ik heb dan ook duizenden punten. Onzin.

Zo'n uitverkoop stimuleert begeerte, hebberigheid. Als groepen mensen iets gaan doen, is de aanzuigende werking enorm. Het is erg, erg moeilijk je te onttrekken aan dat gevoel daar ook bij te moeten zijn. Gelukkig heb ik een nog grotere afkeer van massa's dringende mensen. Dat werkt in mijn nadeel als ik iets echt zou willen hebben (festivalkaartjes!) maar in m'n voordeel in dit soort van situaties.

Zaterdag stond ik een beetje suffig te zijn bij de HEMA. Daar stonden een paar uitverkoopbakken. En dus een aantal vrouwen die bezig waren die door te nemen.

Als je goed keek, was het echter anders dan - ik in elk geval - op het eerste gezicht dacht: graaiend op zoek naar koopjes. Dat zal vast een rol spelen. Maar zo toekijkend, viel me ineens in wat mogelijk een rol speelt bij de aantrekkelijkheid van winkelen: creativiteit.

Wij mannen vinden - of doen alsof - winkelen een crime. Slenteren door een stad, winkelcentrum of koopgoot; grote ellende en op den duur ook tot pijnlijke voeten leidend. Maar omwille van de lieve vrede en de liefde sjokt menig man achter vrouwlief aan. Terwijl dat winkelen toch ook iets anders betekent.

Winkelen is ook continue inschatten wat je met een gevonden artikel kunt. Mannen doen dat minder, vermoed ik. Die vliegen een winkel in, scannen 'm en nemen de waren op hun door de winkelier aangeboden betekenis. Feitelijk is dat enorm beperkt denken. Iemand anders, de winkelier, sorteert je gedachte dan voor. Bij een winkelend mens, vaak een vrouw, gaat dat moeilijker.

Mijn indruk is dat zij tijdens het winkelen veel meer bezig zijn met mogelijkheden inschatten. Wat kán ik hiermee? Dat eist een open geest. Het lijkt een detail. Maar ik zou toch maar eens beter opletten. Mij zou het absoluut niet verbazen als ook dit winkelengedrag past in een patroon dat veel meer creativiteit en flexibiliteit verraadt.

Daarover kunnen mannen dan wel denigrerend doen. Maar of dat terecht is of een achterhoedegevecht moet nog maar blijken. Ik neig naar dat laatste, heren.

zaterdag 27 april 2013

De kortetermijn van Leiden

Mijn buurman is een geleerd man. Sterker, hij is een erkénd geleerd man. Zijn werk is nadenken, onderzoeken, publiceren en lesgeven. En daarenboven draagt-i een titel die zijn geleerdheid aangeeft. Hij houdt zich bezig met de bestuurskundige kant van Nederland. En hij vliegt van hot naar haar over de wereld, in gesprek blijvend met vakgenoten.

We kunnen goed met elkaar opschieten. Wij zorgen tijdens vakanties voor hun konijn. We nemen pakjes aan van de pakjesbezorgers als er niemand thuis is. Kinderen weten waar een noodsleutel is te halen als zij de hunne zijn vergeten. Zo, dus. En we spreken elkaar af en toe verdergaand dan de standaardzinnen. Dat begint vaak over het weer, of zo'n konijnenafspraak, en kabbelt dan voort in de richting van heel andere onderwerpen.

Pas stonden we te praten over de staat van het land. Niet dat wij dat denken te gaan oplossen. Maar we hebben wel zo onze meningen en ideeën. Zo denken we allebei dat de groep die de grote klap gaat krijgen de zogenoemde middenklasse is. Zonder lullig te willen zijn: dat is het gros van Nederland en de kans is groot dat jij ertoe hoort. In de snel opkomende economieën zie je de middenklasse snel groeien, maar vooral ook snel aan macht winnen. Bij 'ons' - en da's inclusief de VS - dondert de middenklasse in elkaar. Inderdaad, de verhoudingen kantelen, draaien 180 graden.

De verwachting - die ik deel - is dat de makers de winnaars zullen zijn. Niet de beleidsmakers of de managers, die hebben afgedaan maar weten dat nog niet. Niet de zuivere denkers maar de doeners gaan de pijlers worden waarop we zullen moeten bouwen (voor een dubbel linkshandige als ik geen prettig idee). Nu moet je dat 'maken' niet onmiddellijk klassiek vertalen in: 'A ha! Arbeiders! Industrie!'. Fout! Dát wordt dus níet bedoeld.

De toekomst is er een waarin lijntjes weer kort zijn. Een waarin in kleine groepen wordt gewerkt. Een waarin wonen en werken weer geïntegreerd worden. Een waarin de samenleving meer autarkisch is dan nu. Dat klinkt allemaal enorm romantisch. Toch is het dat niet. Het is de tegenpool van de huidige situatie. En het is de situatie in wat wij nu nog derdewereldlanden noemen.

En de voorspelling is dat die mindermachtigen, die derde wereld, zich binnen enkele jaren híer bevindt.

Dat betekent niet per sé armoede. Het betekent wel andere verhoudingen. Kleinschaligheid zal belangrijker zijn dan ze de afgelopen decennia was. De wederopbouw van de economie zal afhankelijk zijn van makers.

Toen we zo stonden te praten, schoot me onze stad Leiden te binnen. Die gaat dus een zware periode tegemoet. We hebben hier haast geen makers meer. Wat we wel hebben, zijn denkers aan de universiteit en de hogeschool. We hebben veel dienstverlenende bedrijven. Dat zijn ook geen makers. Gelukkig hebben we wel een grote ROC en bijvoorbeeld een uniek instituut als de Leidse Instrumentmakersschool. Maar het is en blijft wat magertjes.

Leiden zal het zwaar krijgen. Maar de stad heeft ook kansen. De stad is historisch gezien al helemaal voorbereid op kleinschaligheid. Dat immers was eeuwen geleden de maat der dingen. De stad herbergde veel, zo niet alle, elementen uit een keten. Niet helemaal autarkisch, maar een stuk meer dan Leiden anno 2013 waarin van alles van buiten moet worden aangevoerd. Dat kan minder en zal ook anders gáán gebeuren. Stomweg omdat de recessie dat gaat afdwingen.

Als het over een poosje weer mooi weer is, ga ik toch 'ns verder praten met de buurman over deze situatie. Een stad als Leiden: met die soms vervloekt beperkte infrastructuur (middeleeuwers kenden bar weinig auto's), met jonge goed-opgeleide bewoners, strategisch gelegen. Dat moet toch kansen bieden? Dan moet je daar wél op inzetten, Leiden.

vrijdag 26 april 2013

Wie doet het met wie en waarom?

We hebben er minstens tien. En ze doen het met z'n tienen op een oppervlak van maximaal één vierkante meter. Dagenlang. En vrij luidruchtig.

Kikkers.

Het heeft niets met technologie of innovatie te maken. Maar wel alles met verwondering.

Tien kikkers. Eén vijvertje, met de nadruk op -tje. Waar komen ze ieder jaar weer vandaan? Kikkers overwinteren in de modder, dat weet ik. Maar zoveel modder is er helemaal niet. Dacht ik. Of liggen kikkers knus tegen elkaar? In de modder. Want in de verre omtrek - laten we zeggen een straal van drie tuinen - is verder geen vijvertje of iets vijverachtigs te vinden. Ze moeten dus haast wel met z'n allen hier overwinteren.

De afgelopen acht jaar ben ik iedere lente weer verbaasd van de Komst van de Kikkers. Zeker dit jaar. Vorig jaar was er een massaslachting aangericht door Koning Winter. Die lente waren er tientallen kikkerlijken uit het water te halen. Toevallig zag ik er eentje liggen. Het controleren en vooral het daarna weghalen van de lijken was een traumatische ervaring: dode kikkers zijn geen fraai gezicht. Ik vermoed dat zo'n drie kikkers dat voorjaar in de vijver zaten.

Dit voorjaar is rijkelijk laat begonnen. Maar ze zijn er dus wel: de kikkers. Een paar weken geleden begon het met een enkele werveling in het water. Onder de oppervlakte bewoog iets! Kikker! In de loop van de week ontdek je dan dat het er meer dan één is. Wellicht wel drie. Of vier. Om dan twee weken daarop te zien dat het er zo ongeveer tien zijn.

Hebben ze in het begin nog de neiging zich snel te verstoppen als je voorbijloopt; na een paar weken overheersen andere driften. Mannetje en vrouwtje koppelen en blijven aan elkaar gekleefd. Da's al een bijzonder gezicht: mannetjes die bovenop de vrouwtjes zitten en hen ook echt níet loslaten. De noodduiken worden dan sen stuk lastiger. Voor de vrouwtjes. Want de mannetjes doen niets: die zitten.

Dit is ook de periode dat de heren herrie maken. Dat vindt althans den buurvrouw. Maar die vindt ook dat kikkers enge beste zijn. Feitelijk maken de mannetjes niet eens zo enorm veel herrie. Het is geen kwaken dat ze doen. Eerder een soort van brommen. Bijna melodieus. Of nee: melodieus. Ze zingen ieder een eigen aria om vrouwtjes te lokken.

Nu lijkt mij dat in zo'n petieterig vijvertje geen grote opgave. Er van uitgaand dat iedereen in het vijvertje overwinterde. In elk geval is het dit jaar weer gelukt: vijf, zes paartjes. Die zich een slag in de rondte neuken. Zonder gêne. Sterker, de katten, voor wie het vijvertje de drinkwatervoorziening buiten is, laten hun ogen bijna uit de kassen rollen: 'er zitten béésten in m'n drinkwater!'. Zoiets.

En dan is het zover. Kikkerdril. Dit jaar drijven er minstens zes, zeven klonten dril rond. Da's altijd spannend. Want die dril moet kikkervis worden en de kikkervisjes kikker. Da's nog lastig. Want in het begin kan de dril als voedsel worden gebruikt en in de fase daarna algen en zo. Dan zijn het planteneters. En wordt het vijverwater ongelooflijk schoon. Maar dan komt de volgende fase: ze worden vleeseters en krijgen pootjes. Nu moeten de dames en heren aan land (want ze gebruiken water eigenlijk alleen voor de voortplanting). En dat land is gevaarlijk. Daar leven bijvoorbeeld de katten en daar kan het enorm droog en heet zijn. Niet voor niets laten we daarom veel planten woekeren: dat geeft iedereen een eerlijke kans (maak ik mezelf wijs).

Die fasen maak je niet vaak mee. In al die jaren is het pas één keer gebeurd dat we kikkertjes kregen. Tientallen, dat dan weer wel. Die overal naartoe hoppen en zich verstoppen. Maar de eerlijkheid gebiedt te bekennen dat in de meeste gevallen de kikkervisfase het struikelblok blijkt. De vijver loopt bij een zware regenbui over, de visjes denken een grotere vijver te hebben en vallen droog als de bui over is. Of ze vinden onvoldoende eten en beginnen dan aan elkaar. Vorig jaar was een bijzondere: voor mijn verjaardag kreeg ik drie goudvissen. Die smullen van kikkervisjes. En worden, terzijde, datzelfde jaar zelf op wonderbaarlijke wijze uit de vijver weggehaald door Iets. Mochten ze dan toch kikkertje worden, dan is het zaak roofdieren als katten en vogels te ontwijken. Het leven is geen krentenbol.

Ook dit jaar wordt het weer hopen op kikkertjes. Het is iedere jaar weer een periode om bij stil te staan: de hardnekkigheid waarmee kringlopen bestaan en doorgaan. Het zijn wel de processen die je even laten relativeren wat wij mensen kunnen. In elk geval nog niet deze zelfbevestigende kringlopen creëren. Vooralsnog leiden menselijke interventies uitsluitend tot beschadiging en onbalans. Dat is wat we wellicht van de kikkers kunnen leren.

donderdag 25 april 2013

Verscheurde steden

In Kerkrade heb je een straat die aan de ene kant Duits is en aan de andere Nederlands. En dat zie je.

Alhoewel landsgrenzen administratieve entiteiten zijn, hebben ze wel degelijk effect op het reële dagelijks leven.

Voor veel mensen begint dat al op straat. Straatnaambordjes zijn anders van voorkomen. Maar ook de bouwstijl, de sfeer op straat verandert rap. Rijtjeswoningen zijn er minder tot niet. De woningen zijn anders vormgegeven.

Da's niets nieuws. Wist je allemaal al lang.

Zo'n straat in Kerkrade - of iedere andere plek waar de grensovergang zo middenin een gemeenschap ligt - zet je wel aan het denken. Hoe gaan mensen op stedelijk niveau met elkaar om? Die zichtbare verschillen zijn er. Maar verder vloeit het leven in elkaar over. Zo lijkt het.

Ulster, Berlijn, Brussel. Verscheurde gebieden. Maar is dat eigenlijk wel zo? Ze hebben het eigenlijk geen van allen overleefd: de kunstmatig aangebrachte administratieve scheidingen.

Mensen zijn als water: moeilijk tot niet te dirigeren of in toom te houden, anders dan door mee te bewegen. Zo veel weten we nu wel.

Waarom denken we dan toch nog steeds dat op het Internet alles moet worden geregeld?

woensdag 24 april 2013

Stadsschermen in Limburg

Werkbezoek. Dat was het eigenlijk wel. Een bezoek aan Heerlen; om te zien hoe het gaat met de urban screens. De wát?

Oppervlakkig gezien, lijken ze op reclameborden. Maar ze zijn het niet.

Het is makkelijk kritiek te hebben op de borden: 'Het zijn er maar twee en ze hangen of te hoog of te afgelegen'. 'Er staat helemaal niemand naar te kijken.'

Op de schermen is stadsnieuws te zien. Maar niet alleen het nieuws dat je zou verwachten: korte teletekst-achtige berichten. De lol is dat er ook tweets langskomen. En, toen wij er waren, foto's uit de zwarte oorlogsperiode. Als het goed is, zijn er ook live beelden uit de stad te zien. Omdat het prachtig weer was, hadden wij echter andere plannen en hebben die beelden dus niet afgewacht.

De schermen moeten een weergave zijn van wat op die plek leeft. Da's hoog gegrepen. Ik denk zelf dat het voor nu té hoog gegrepen is. Dat neemt niet weg dat wél een venster op de gemeenschap, de stad kan worden geopend.

Eerlijk gezegd, had ik hooggespannen verwachtingen toen we de schermen zochten. Verwachtingen die niet zijn ingelost. Verwachtingen die ook té hooggespannen waren. Alsof je in één klap van nul op maximum kunt komen. Onzin. Dat eist groei.

Geruststellend vond ik de laatste minuten naar de schermen kijkend. Ineens realiseerde ik me daar dat er vanaf twee terrassen minstens vijf mensen bijna continue zaten te kijken. En er met elkaar over spraken.

Het wérkt dus!

Als ik het zo bekijk, is de grootste uitdaging de plék waar de schermen hangen. Dat eist medewerking van eigenaren van muren. Maar het eist vooral nadenken over de plaatsen mensen de tijd nemen om te kijken.

Waar zit, sta, hang of lig jij weleens je te vervelen? Van die plekken waar zo'n scherm een goede katalysator zou kunnen zijn. Een terras. Een lange bank op de Promenade. Een busstation.

En waarom groot? Mooi hoor. Ook in de zon goed leesbaar. Maar zou het niet ook uitmaken als er véél schermen zijn? Niet per sé grote? In het sociale weefsel van de stad: café's, snackgelegenheden en bushaltes.

Het komt er aan, hoor. Dat venster op jouw gemeenschap.

dinsdag 23 april 2013

Mensenportretten

Het zijn Belgen die het bedenken. Hun bedrijf heeft al een veelbelovende naam: Woestijnvis. Met zo'n naam bedenk je toch mooie dingen?

Man bijt hond, bijvoorbeeld.

Als je dat programma nog nooit hebt gezien, heb je het beste venster op de wereld gemist. Inderdaad: ik ben fervent kijker.

Mensenlevens kun je duiden door er ingewikkelde analyses van te maken. Mensenlevens kun je per ongeluk zien als alleen interessant als van beroemde mensen. Mensenlevens kun je zien als mensen levens. Dát is Man Bijt Hond.

Het is ongelooflijk knap, vind ik, hoe dat wordt gedaan. Zonder enige veroordeling in de woorden worden - moet je even uitspreken: woorden worden - mensen subtiel uitgedaagd hun leven te schetsen. Zoals je weet, ben ik ervan overtuigd dat iedereen een interessant verhaal heeft te vertellen. Het is alleen zó lastig jullie te overtuigen, laat staan je het verhaal te ontlokken. Man Bijt Hond bewijst dat het waar is.

Het mooist vind ik de binnenvallers tijdens etenstijd.

Heel gewone huizen. Heel gewone families. Heel gewone mensen. Enorme verhalen over liefde, verdriet, vrolijkheid en ellende. Laat niemand beweren dat-i nooit heeft geweten hoe het leven kan uithalen. Neem maar één van de geportretteerde bejaarde echtparen voor ogen.

Heb je ooit diepgeworteld verdriet gezien over iemand die je na een heel leven verliest? De wijsheid van geven en nemen, van jezelf wegcijferen, van opoffering. Alleen dát maakt het de moeite om te kijken,

en te leren. Zeker in tijden waarin het lijkt alsof de wereld om jou draait.

maandag 22 april 2013

Waar nemen

Het gegeven dat ik vanaf m'n tiende een bril draag, zegt natuurlijk wel íets. Meestal zie je dan slechter dan anderen. Meestal heb je dan een jeugd gehad waarin je hulpmiddel je hindert. Als voetballer koppen? Nou, nee. Geen goed idee.

Zo'n ding heeft nogal wat gevolgen. Zo dreunde er ooit bij het opbouwen van een podium een houten draagbalk in m'n nek. Van het optreden van die band - de Kjoe - heb ik dus nooit iets gezien. Barstende koppijn.

Of de keer dat je je verstapt. Terwijl je een lichttoren inklimt. Met een spot in je ene hand. Da's verdraaid slecht voor je zelfvertrouwen daarboven. Daarna ook met veel minder plezier gedaan.

Ook leuk is het steeds sterker wordend vervormingseffect. Laat mij geen haakse hoeken zagen of rechte lijnen uit zetten. Aangezien ik zowat geen enkele lijn nig als recht zie, maar als een kromme, moet ik vertrouwen op het uitmeten. Daarover zal ik maar niet verder uitweiden. Maar dat ik één jaar HTS Bouwkunde deed, heeft ermee te maken.

Toch vind ik waarnemen zó belangrijk. Kijken met een open blik.

Zit ik naar een mij volkomen vreemde tuin te kijken. Ideaal om onbevangen te kijken, toch? En voor lachwekkende situaties.

"Kijk, de mensen in dat huisje daar hebben een groot kunstwerk in hun tuin staan."
"?! Waar?"
"Daar. Aan de overkant."
"..... Da's een parasol onder een hoes!"

Dat soort van dingen, dus.