Een probleem is pas een probleem als het als probleem wordt ervaren. Dat lijkt de afdeling Open Deuren. Maar toch...
Een probaat middel om kleine irritaties te laten uitgroeien tot problemen is schaarste creëren. En schaarste krijg je al snel als we maar met velen op één plek zijn. Dan wordt huisvesting - en scheefwonen - een probleem. Dan wordt huisvuil een probleem. Dan worden buitenspelen voor kinderen een probleem.
Een beetje bevolkt gebied laat je zien hoe dat kan werken. Een stad is nog beter. Neem maar eens een lekker drukke dag en ga er eens rustig voor zitten.
Het begint al met de stromen mensenmassa's. Je zou zeggen dat die vrij soepel lopen, want we zijn toch allemaal gewend 'rechts te houden'? Als dat zo zou zijn, zouden op roltrappen geen bordjes nodig zijn dat stilstaan rechtsstaan is en doorlopen links. Overigens: de roltrap is alleen sneller dan de trap als je er ook op doorloopt. Dat is ook de ontwerpbasis. Maar die mensenmassa's lopen zelden gesmeerd. Er is altijd wel een obstakel. Ofwel een vernauwing in het pad, ofwel een aantal tegenliggers die hun eigen pad kiezen. Gewoon kennissen spreken die je ziet staan. Gewoon even oversteken. Gewoon gedrieën naast elkaar slenteren. Geen enkel probleem als er ruimte genoeg is. Maar een irritatie en probleem als die ruimte er niet (meer) is.
In het onderwijs is het verschijnsel ook bekend: de ouders. Ga maar eens na. Veel basisscholen kampen met het probleem van de ouders die kinderen met de auto brengen en halen. Naast degenen die te lui zijn om naar de school te fietsen, zijn er degenen met argumenten als "anders verlies ik teveel tijd op weg naar werk" of "fietsen?! Veel te gevaarlijk met die kinderen. In de auto is het veiliger". Bij school klagen de ouders en masse over de gevaarlijke verkeerssituaties. En omdat het blijkbaar bijzonder moeilijk is naar jezelf te kijken: veel van die verkeersonveiligheid veroorzaken de automobilisten zelf.
Vergis je niet. Het zijn zeker niet uitsluitend automobilisten die zulk gedrag vertonen. Sterker, ik denk dat automobilisten niet bestaan en dat dit een menselijk trekje is.
Een stad als Leiden heeft veel fietsers. Die zijn net zo. Laten we duidelijk zijn. Op een drukke markt met een fiets aan de hand rondlopen, is onzin. En je maakt het alleen maar erger als je ook nog eens met die fietsen voor de marktkramen gaat staan. Naar verluidt, regelt de Algemene Plaatselijke Verordening daarover iets. Maar het zit vooral in het denkraam van mensen.
Want de fiets lijkt blijkbaar op de auto. Je zet 'm dus dichtbij de plaats waar je moet zijn; ongeacht de gevolgen. Een landelijk warenhuis heeft daarom in een wanhoopspoging er iets aan te doen een bord neergezet dat fietsen recht voor de in- en uitgang neerzetten, verbiedt. Nu is er zowaar een doorgang van 2-3 meter. Zonder bord stonden de fietsen als een blikken versperring recht voor de deur.
En dat doen fietsers op heel veel plaatsen. De supermarkt die daardoor geen in- en uitgang voor kinderwagens en gehandicapten meer kan gebruiken. De supermarkt waar je met volle boodschappentassen niet meer naar buiten kan zonder een fiets te raken. De fiets die recht voor de ingang van de snoepwinkel wordt gezet 'want er is toch nog een deur?'. De drukke markt waar de fiets-aan-de-hand een hindernis is.
Formeel redenerend is het niet relevant of er wel of geen fatsoenlijke parkeervoorzieningen zijn. Toch merk ik bij mezelf dat dat wel een rol speelt. Als er bij een station een volle stalling is - door welke oorzaak dan ook - dan kan ik me goed voorstellen dat mensen hun fiets in de omgeving stallen. Je moet immers een trein halen; die wacht niet op jou.
Maar in het geval van boodschappen doen, is dat toch echt anders. Dan lijkt het er meer op dat het persoonlijke bezwaar van boodschappentassen moeten dragen zwaarder weegt dan het collectieve van overlast voor anderen.
Dat los je dus echt niet op met wetten en borden. Die worden massaal genegeerd zolang er geen gerede kans is op sancties. Wat dan vaak gebeurd, is dat er een plaag aan paaltjes en hekjes ontstaat. Overal waar je niet op of in mag, komt een paaltje of een hekje te staan. En die rijden we dan weer uit de grond.
De ellende is dat we ons eigen probleem zijn. Het is blijkbaar niet vanzelfsprekend meer rekening te houden met anderen. De grotere ellende is, dat als we zelf de oorzaak zijn, de oplossing ook daar ligt. En, tja, denk niet dat we zonder 'incentives' iets ten nadele van ons eigen gemak zullen doen.
zondag 7 oktober 2012
zaterdag 6 oktober 2012
De fabel van de fusieculturen
Het is een vreemd verschijnsel; alhoewel uit onderzoek blijkt dat fusies over het algemeen slecht aflopen voor een deel van het personeel, blijven fusies totstandkomen. De meestvoorkomende verklaring voor die effecten, die mislukkingen, is "de culturen kwamen niet overeen en waren niet tot één te smeden".
Daar valt het een en ander over op te merken.
Als je kijkt naar fusies, dan worden die door de managers gezien als rationele, zakelijke processen. Om te overleven, overweegt een bedrijf een fusie met een ander (of is in de positie gedwongen om zich te láten overnemen). De gedachte dat schaalvergroting doelmatigheidsvoordelen oplevert, is diepgeworteld. Het klinkt allemaal zo logisch: in plaats van twee reproductie-afdelingen nog maar één, wellicht iets grotere, is toch voordeliger? De mensen kunnen efficiënter worden ingezet, waardoor de beschikbare arbeidsuren maximaal worden benut. Al die overhead kan minder.
Het mislukken van fusies is ook zelden een fout van de ontwerpers. Zij hebben immers op basis van procesanalyses en van strategisch-financiële overwegingen de keuze gemaakt en de plannen gemaakt. Bedrijfseconomisch klopt alles.
Maar ja, een bedrijf is geen papieren construct. Een bedrijf wordt gemaakt door de werknemers. Iedereen in de Nieuwe Economie kent het fenomeen; dat uitlatingen van werknemers in steeds hogere mate bepalend zijn voor het imago van een bedrijf. 'Uw beste ambassadeurs zijn uw enthousiaste werknemers'. Gebeurde dat tijdens de familieverjaardagen - in een cirkel in de huiskamer zittend met taart en koffie - altijd al, nu is de reikwijdte, de impact stukken groter en vooral anoniemer. Wat dáár wordt gezegd, kan als rimpeling beginnen en uitgroeien tot een forse schokgolf.
Naast dat externe belang is er uiteraard een intern. De beide groepen mensen moeten vanaf moment X samenwerken en niet elkaar tegenwerken. En dáár schieten de managers veel te vaak mis door te denken dat dat is te leiden. In 2006 verschijnt bij Sage Surviving Post-merger ‘Culture Clash’: Can Cultural Leadership Lessen the Casualties?. De essentie van dit artikel is dat culturen liefst al in een vroegtijdig stadium samengebracht moeten worden op basis van wederzijdse erkenning. Cultuurleiders blijken belangrijk. En het vervelende is dat formele leiders daarin een bescheidener rol spelen dan zijzelf denken.
Het blijkt zaak te zijn de 'cultuurleiders' te identificeren en te laten leiden. Ook niet zo'n wereldschokkend nieuw inzicht, want de kracht van informele leiders in een organisatie is al lang onderzocht. In fusies speelt dat verschijnsel in drievoud: de twee oorspronkelijke organisaties kennen een informele structuur en in de nieuwe ontstaat er eentje. Voorwaar; het proces is complex.
Wie zich realiseert dat fusies vooral ook mensenwerk zijn, zal de spanning voelen tussen de bedrijfseconomische aanleiding en de groepsdynamische processen. Dat blijkt ook wel. Lees de perikelen over de ABN-Amrofusie maar. Of volg de komende maanden de totstandkoming van de nationale politie. Ga maar eens na hoe de school van je kinderen zo groot is geworden. Wellicht heb je het zelf aan den lijve ondervonden; de toestanden om 'de culturen bij elkaar te brengen':
de (kansloze) teambijeenkomsten, gesprekken, voornemens, beleidsnotities en -visies, de daarna volgende oekazes (want het geduld raakt op).
Vaak ontbreekt het allerbelangrijkste. De (empatische) cultuurleider die gevoel heeft voor de oude én de nieuwe organisatie, die met gevoel voor mensen kan vormen en die nieuwe lijnen kan uitzetten in de geest van collega's. Het betekent dat ook bij fusies 'gunnen' belangrijk is. Mensen moeten met elkaar kunnen opschieten. En eigenlijk zou íeders functie daarbij ter discussie moeten staan. Maar zoals het citaat al enigszins aangeeft; veel directeuren en managers menen dat anderen zich aan hén moeten aanpassen. En dat is volledig de plank misslaan.
Olie en water kun je mengen... tijdelijk. Als je het heel krachtig schudt, lijkt het alsof beide zich hebben verzoend met hun lot en zijn vermengd. Maar na korte tijd is de scheiding alweer een feit en ligt de olie bovenop het water. Mengen dwing je niet af door brute kracht.
Daarmee is wel een dilemma geschapen. Want de bedrijfseconomische overwegingen vereisen - is dat écht zo? - geheimhouding. Want, o wee, als de concurrent dit voortijdig te weten komt. Maar tegelijkertijd is duidelijk dat een succesvolle fusie alleen mogelijk is als al vanaf het prille begin de actoren worden betrokken: de werknemers. Dat botst: openheid en geslotenheid.
Wat dus vaak gebeurt, is een cocktail van ingrediënten voor mislukking: een plotse aankondiging, onzekerheid over poppetjes en toekomst, werknemers die móeten verkassen, werknemers die ineens bestaande werkprocessen moeten verdedigen of veranderd zien, kleine dagelijkse rituelen die niet meer worden getolereerd, nieuwe collega's met heel andere maatschappijopvattingen.
Nee, een fusie is een rationeel proces?!
Daar valt het een en ander over op te merken.
Als je kijkt naar fusies, dan worden die door de managers gezien als rationele, zakelijke processen. Om te overleven, overweegt een bedrijf een fusie met een ander (of is in de positie gedwongen om zich te láten overnemen). De gedachte dat schaalvergroting doelmatigheidsvoordelen oplevert, is diepgeworteld. Het klinkt allemaal zo logisch: in plaats van twee reproductie-afdelingen nog maar één, wellicht iets grotere, is toch voordeliger? De mensen kunnen efficiënter worden ingezet, waardoor de beschikbare arbeidsuren maximaal worden benut. Al die overhead kan minder.
Het mislukken van fusies is ook zelden een fout van de ontwerpers. Zij hebben immers op basis van procesanalyses en van strategisch-financiële overwegingen de keuze gemaakt en de plannen gemaakt. Bedrijfseconomisch klopt alles.
Maar ja, een bedrijf is geen papieren construct. Een bedrijf wordt gemaakt door de werknemers. Iedereen in de Nieuwe Economie kent het fenomeen; dat uitlatingen van werknemers in steeds hogere mate bepalend zijn voor het imago van een bedrijf. 'Uw beste ambassadeurs zijn uw enthousiaste werknemers'. Gebeurde dat tijdens de familieverjaardagen - in een cirkel in de huiskamer zittend met taart en koffie - altijd al, nu is de reikwijdte, de impact stukken groter en vooral anoniemer. Wat dáár wordt gezegd, kan als rimpeling beginnen en uitgroeien tot een forse schokgolf.
Naast dat externe belang is er uiteraard een intern. De beide groepen mensen moeten vanaf moment X samenwerken en niet elkaar tegenwerken. En dáár schieten de managers veel te vaak mis door te denken dat dat is te leiden. In 2006 verschijnt bij Sage Surviving Post-merger ‘Culture Clash’: Can Cultural Leadership Lessen the Casualties?. De essentie van dit artikel is dat culturen liefst al in een vroegtijdig stadium samengebracht moeten worden op basis van wederzijdse erkenning. Cultuurleiders blijken belangrijk. En het vervelende is dat formele leiders daarin een bescheidener rol spelen dan zijzelf denken.
In contrast, the leadership literature has for the most part over-emphasized the role of ‘top-down’ leadership in single-handedly creating, maintaining, and changing cultural values. The recent emphasis on charismatic and transformational leadership has contributed to the notion that cultural change emanates from the highest level of the organization, and is synonymous with truly amazing leaders with almost clairvoyant visions. In addition, treatments of cultural change often reflect a ‘romance of leadership’, in which cultural transformations may be mistakenly attributed solely to top-level leaders and their actions (Meindl et al., 1985), or fail to take into account the important role of followers’ sensitivity to the cultural/symbolic messages of leaders (Collinson, 2005a).
Het blijkt zaak te zijn de 'cultuurleiders' te identificeren en te laten leiden. Ook niet zo'n wereldschokkend nieuw inzicht, want de kracht van informele leiders in een organisatie is al lang onderzocht. In fusies speelt dat verschijnsel in drievoud: de twee oorspronkelijke organisaties kennen een informele structuur en in de nieuwe ontstaat er eentje. Voorwaar; het proces is complex.
Wie zich realiseert dat fusies vooral ook mensenwerk zijn, zal de spanning voelen tussen de bedrijfseconomische aanleiding en de groepsdynamische processen. Dat blijkt ook wel. Lees de perikelen over de ABN-Amrofusie maar. Of volg de komende maanden de totstandkoming van de nationale politie. Ga maar eens na hoe de school van je kinderen zo groot is geworden. Wellicht heb je het zelf aan den lijve ondervonden; de toestanden om 'de culturen bij elkaar te brengen':
de (kansloze) teambijeenkomsten, gesprekken, voornemens, beleidsnotities en -visies, de daarna volgende oekazes (want het geduld raakt op).
Vaak ontbreekt het allerbelangrijkste. De (empatische) cultuurleider die gevoel heeft voor de oude én de nieuwe organisatie, die met gevoel voor mensen kan vormen en die nieuwe lijnen kan uitzetten in de geest van collega's. Het betekent dat ook bij fusies 'gunnen' belangrijk is. Mensen moeten met elkaar kunnen opschieten. En eigenlijk zou íeders functie daarbij ter discussie moeten staan. Maar zoals het citaat al enigszins aangeeft; veel directeuren en managers menen dat anderen zich aan hén moeten aanpassen. En dat is volledig de plank misslaan.
Olie en water kun je mengen... tijdelijk. Als je het heel krachtig schudt, lijkt het alsof beide zich hebben verzoend met hun lot en zijn vermengd. Maar na korte tijd is de scheiding alweer een feit en ligt de olie bovenop het water. Mengen dwing je niet af door brute kracht.
Daarmee is wel een dilemma geschapen. Want de bedrijfseconomische overwegingen vereisen - is dat écht zo? - geheimhouding. Want, o wee, als de concurrent dit voortijdig te weten komt. Maar tegelijkertijd is duidelijk dat een succesvolle fusie alleen mogelijk is als al vanaf het prille begin de actoren worden betrokken: de werknemers. Dat botst: openheid en geslotenheid.
Wat dus vaak gebeurt, is een cocktail van ingrediënten voor mislukking: een plotse aankondiging, onzekerheid over poppetjes en toekomst, werknemers die móeten verkassen, werknemers die ineens bestaande werkprocessen moeten verdedigen of veranderd zien, kleine dagelijkse rituelen die niet meer worden getolereerd, nieuwe collega's met heel andere maatschappijopvattingen.
Nee, een fusie is een rationeel proces?!
vrijdag 5 oktober 2012
Vandaag niet
In verband met een uitgelopen bijeenkomst naar aanleiding van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van twee leden van de fitnessgroep, vandaag te laat om nog een blogpost te maken. Het idee is er wel. De tijd om dat uit te werken, is er niet. En de rode wijn verdronk de puf ook.
Niet dat ik van plan ben erover te gaan bloggen: het nieuws dat Jolanda Sap vertrekt, doet wel wenkbrauwen fronsen over de partij en zijn bestuur. Om daar nu één persoon voor te kapittelen, is toch ietwat bevreemdend. Maar goed... ik ben toch wel klaar met dit soort van besturen. En diezelfde mensen vind je dus in het dagelijks leven terug op andere sleutelposities. Zal me benieuwen wat het oplevert als eens naar hun functioneren onderzoek wordt gedaan.
Niet dat ik van plan ben erover te gaan bloggen: het nieuws dat Jolanda Sap vertrekt, doet wel wenkbrauwen fronsen over de partij en zijn bestuur. Om daar nu één persoon voor te kapittelen, is toch ietwat bevreemdend. Maar goed... ik ben toch wel klaar met dit soort van besturen. En diezelfde mensen vind je dus in het dagelijks leven terug op andere sleutelposities. Zal me benieuwen wat het oplevert als eens naar hun functioneren onderzoek wordt gedaan.
donderdag 4 oktober 2012
Significant niet-causaal
Zit er werkelijk iets in, of is het gewoon giswerk op basis van brute force rekenwerk? Als je wilt, kun je je namelijk helemaal kapót rekenen aan vanalles en nog wat. En ogenschijnlijk nog verbanden vinden ook. Je kent vast het voorbeeld dat vaak wordt gebruikt om de begrippen correlatie en causaliteit uit te leggen. In een dorp wordt een statistisch significant verband berekend tussen aantallen geboorten en de aanwezigheid van ooievaars. De relatie tussen beide fenomenen is echter nul en dus is de relatie onzin. Het een veroorzaakt of verklaart het ander niet; is nuet causaal.
Zoiets gebeurt heel vaak als we nog niet goed snappen wat we zien of meemaken. Dat is ook een logische en zinvolle stap. Het is zo'n beetje: wie niet waagt, die niet wint. En wie niet zoekt, zal ook niet vinden. En dus proberen we veel te kwantificeren om daarna de variabelen met elkaar te kruisen op zoek naar verbanden. In de jaren tachtig, negentig nam dat met het bestaan van data warehouses een enorm, maar vrij korte, vlucht in de publiciteit: datamining. Oneerbiedig: dankzij de ineens beschikbare rekenkracht kon er ineens snel en willekeurig - de brute force - worden gezocht naar onvoorspelde verbanden. Een el dorado voor marketeers moet dat zijn geweest.
Uiteraard heeft datamining significante verbanden opgeleverd, net zo goed als dat er voorbeelden zijn te vinden waarin eerder bevestigend dan exploratief is gezocht. Zowel het zoeken naar verbanden die je verwacht als het vinden van volslagen onverwachte, is een risico.
Eigenlijk is het vrij logisch. Een verband dat je vindt, moet je ook kunnen verklaren. Vast nog niet honderd procent, maar een heel eind moet toch lukken. Een verband vinden dat op geen enkele manier logisch is, is een risico omdat je dan ook een niet-causaal verband kan hebben gevonden. En ja, officieel dien je eerst een theorie te hebben en met onderzoek te proberen die te ontkrachten. Lukt dat 'falsificeren' niet, dan heb je een goede theorie. Maar je moet dus wel een vermoeden, een hypothese, hebben.
In de wereld van de social media is het al een poosje een soort van Wilde Westen, zo lijkt het; een prima omgeving voor dit soort van zaken.
Wellicht dat het vooral marketeers zijn die op zoek zijn naar greep op de social media. Dat zou kunnen verklaren waarom er zo fanatiek wordt gezocht naar 'de beïnvloeders'. Dat het belangrijk wordt gevonden te weten wat de beste tijd is om een tweet te versturen. Wie nu eigenlijk de gebruikers zijn van de onderscheiden social media. Dat kún je lachend afdoen als onzin. Maar al die snippers kennis gaan op den duur vast op in een solide verhaal. En sommige snippers zullen inderdaad overbodig blijken.
Af en toe kun je je wel verbazen over de snippers die we vinden. Vandaag was het weer raak. In Venture Beat staat een artikel over een onderzoek van Compendium. Er hoort een mooie infographic bij die je zelf even mag aanclicken via het oorspronkelijk verhaal. Ook hier weer prachtig snippermateriaal: wat is het effect van het gebruik van uitroeptekens in social media? Of van vraagtekens? En hashtags? Wat zijn de leestijden van onderscheiden social media? En wat de beste lengte voor een tweet of Facebookbericht?
Nu alleen nog snappen waaróm dat zo is.
Zoiets gebeurt heel vaak als we nog niet goed snappen wat we zien of meemaken. Dat is ook een logische en zinvolle stap. Het is zo'n beetje: wie niet waagt, die niet wint. En wie niet zoekt, zal ook niet vinden. En dus proberen we veel te kwantificeren om daarna de variabelen met elkaar te kruisen op zoek naar verbanden. In de jaren tachtig, negentig nam dat met het bestaan van data warehouses een enorm, maar vrij korte, vlucht in de publiciteit: datamining. Oneerbiedig: dankzij de ineens beschikbare rekenkracht kon er ineens snel en willekeurig - de brute force - worden gezocht naar onvoorspelde verbanden. Een el dorado voor marketeers moet dat zijn geweest.
Uiteraard heeft datamining significante verbanden opgeleverd, net zo goed als dat er voorbeelden zijn te vinden waarin eerder bevestigend dan exploratief is gezocht. Zowel het zoeken naar verbanden die je verwacht als het vinden van volslagen onverwachte, is een risico.
Eigenlijk is het vrij logisch. Een verband dat je vindt, moet je ook kunnen verklaren. Vast nog niet honderd procent, maar een heel eind moet toch lukken. Een verband vinden dat op geen enkele manier logisch is, is een risico omdat je dan ook een niet-causaal verband kan hebben gevonden. En ja, officieel dien je eerst een theorie te hebben en met onderzoek te proberen die te ontkrachten. Lukt dat 'falsificeren' niet, dan heb je een goede theorie. Maar je moet dus wel een vermoeden, een hypothese, hebben.
In de wereld van de social media is het al een poosje een soort van Wilde Westen, zo lijkt het; een prima omgeving voor dit soort van zaken.
Wellicht dat het vooral marketeers zijn die op zoek zijn naar greep op de social media. Dat zou kunnen verklaren waarom er zo fanatiek wordt gezocht naar 'de beïnvloeders'. Dat het belangrijk wordt gevonden te weten wat de beste tijd is om een tweet te versturen. Wie nu eigenlijk de gebruikers zijn van de onderscheiden social media. Dat kún je lachend afdoen als onzin. Maar al die snippers kennis gaan op den duur vast op in een solide verhaal. En sommige snippers zullen inderdaad overbodig blijken.
Af en toe kun je je wel verbazen over de snippers die we vinden. Vandaag was het weer raak. In Venture Beat staat een artikel over een onderzoek van Compendium. Er hoort een mooie infographic bij die je zelf even mag aanclicken via het oorspronkelijk verhaal. Ook hier weer prachtig snippermateriaal: wat is het effect van het gebruik van uitroeptekens in social media? Of van vraagtekens? En hashtags? Wat zijn de leestijden van onderscheiden social media? En wat de beste lengte voor een tweet of Facebookbericht?
Nu alleen nog snappen waaróm dat zo is.
woensdag 3 oktober 2012
Drie Oktoburrr
Leiden viert vandaag zijn ontzet van Spaanse belegering in 1574. Da's een poos geleden en de details zijn allang uit de herinnering verdwenen. Maar ja, om een feestje te geven is maar een beperkte aanleiding nodig. Dus de herinnering aan Leidens Ontzet is voldoende om een stad op z'n kop te zetten.
Leidens Ontzet is een feest zoals carnaval dat is: eigenlijk alleen lokaal te begrijpen. De grappen die in de carnavalsoptocht worden uitgebeeld, zijn vaak gebaseerd op gebeurtenissen in de lokale gemeenschap. Als je daar geen deel van uitmaakt, kun je niet anders dan een oppervlakkig toeschouwer zijn. Dan zie je in carnaval wellicht niet veel meer dan een zuipfestijn.
Leidens Ontzet heeft dat ook.
Wie 'van buiten' komt, zal een Taptoe kunnen zien op 2 oktober 's avonds. En dat is niet eens een klassieke taptoe, maar een optocht van Leidse sportverenigingen. De fanfares en trompetterkorpsen vullen aan.
Je kunt naar de kermis - één van de grootste in Nederland - of de Feestelijke Warenmarkt. Daar valt vanalles weg te snacken: van banaan met slagroom tot churos, en van in eigen vet zwemmende hamburgers tot gyros en bratwurst. Intercultureel smullen, dus.
Op 3 oktober volgt dan het hoogtepunt: de Grote Optocht. Alhoewel die ieder jaar enorm veel op die van voorgaande jaren lijkt, trekt De Optocht duizenden naar de binnenstad. En daar constateren we achteraf weer 'dat er toch wel veel gaten in de optocht vielen'. Maar we zíjn er wel!
Op allebei de dagen is muziek steeds belangrijker geworden. Waar vroeger de optocht veruit het belangrijkst was, is dat - na een korte periode waarin de kermis naar de kroon stak - nu De Muziek. Want de avond van 2 oktober en de hele 3 oktober spelen door de hele binnenstad bandjes. Een schatting is dat het er per dag 60 zijn. Niet dat ze allemaal even goed zijn. En wat ook opvalt; waar is het nieuw, aanstormend talent? De meeste café-eigenaren gaan voor coverbands.
Mocht je volgend jaar willen komen; veruit het leukst, zijn wij zelf. De mensen. Wat een kleurrijk stelletje vormen wij.
Wie zo'n dagje door de stad slentert, zal zóveel zien. Van aangeschoten, stoere binken van een jaar of 18 die nu ineens vanalles durven. En soms hun eigen grens overschrijden.
De langslopende dames die ineens een haakse bocht maken richting de kraam waar 'alles 1 euro' is. Echt waar!
De voedselcombinaties die we naar binnen werken.
De (flarden van) gesprekken en commentaren die je kunt opvangen. "Nee, echt, het is wél traditie dat je op drie oktober kamerplanten op de markt koopt."
De kleinste kinderen die op de kermis ingespannen bezig zijn met waterspuiten een doel te raken. Of de stoere zestienjarige die voor zijn vriendin een enorm pluche beest moet en zal winnen, ongeacht de kosten.
Als je dan zo over de kermis rondbanjert, valt ook op hoe we ons bewegen. Wat mij dan blijft verbazen, is dat een grote groep vrouwen het belangrijk vindt er leuk uit te zien op zo'n feestdag. Daarmee creëren zij wel een probleem; want na een paar uur is de binnenstad van Leiden toch echt bezaaid met plastic en ander afval. En dat loopt zo moeilijk.
Wat dan ontstaat, is iets wat nog het meest lijkt op nette dames op hoge hakken op een boerderij. Of de stevige tred van een boerin... op pumps. Het pást soms niet: de elegantie die is vereist, ontbreekt.
Maar goed, de meeste mannen die je ziet lopen, lijken niet eens te pogen er feestelijk uit te zien. Bergwandelschoenen waarmee hele fléssen kunnen worden versplinterd. Truien en jassen waardoor ze beschermd zijn tegen de verschrikkelijkste sneeuwstormen.
O. Als je komt. In Leiden hebben we het nooit over Leidens Ontzet, maar over drie oktober. En nog in de nacht van 3 op 4 oktober heeft de stadsreiniging die hele stad schoon. En ja, echt, we eten hier op 3 oktober 's ochtends haring met wittebrood en op 2 oktober hutspot met klapstuk. Tenzij je het niet blieft, natuurlijk.
Drie oktober, een bijzonder feest.
Leidens Ontzet is een feest zoals carnaval dat is: eigenlijk alleen lokaal te begrijpen. De grappen die in de carnavalsoptocht worden uitgebeeld, zijn vaak gebaseerd op gebeurtenissen in de lokale gemeenschap. Als je daar geen deel van uitmaakt, kun je niet anders dan een oppervlakkig toeschouwer zijn. Dan zie je in carnaval wellicht niet veel meer dan een zuipfestijn.
Leidens Ontzet heeft dat ook.
Wie 'van buiten' komt, zal een Taptoe kunnen zien op 2 oktober 's avonds. En dat is niet eens een klassieke taptoe, maar een optocht van Leidse sportverenigingen. De fanfares en trompetterkorpsen vullen aan.
Je kunt naar de kermis - één van de grootste in Nederland - of de Feestelijke Warenmarkt. Daar valt vanalles weg te snacken: van banaan met slagroom tot churos, en van in eigen vet zwemmende hamburgers tot gyros en bratwurst. Intercultureel smullen, dus.
Op 3 oktober volgt dan het hoogtepunt: de Grote Optocht. Alhoewel die ieder jaar enorm veel op die van voorgaande jaren lijkt, trekt De Optocht duizenden naar de binnenstad. En daar constateren we achteraf weer 'dat er toch wel veel gaten in de optocht vielen'. Maar we zíjn er wel!
Op allebei de dagen is muziek steeds belangrijker geworden. Waar vroeger de optocht veruit het belangrijkst was, is dat - na een korte periode waarin de kermis naar de kroon stak - nu De Muziek. Want de avond van 2 oktober en de hele 3 oktober spelen door de hele binnenstad bandjes. Een schatting is dat het er per dag 60 zijn. Niet dat ze allemaal even goed zijn. En wat ook opvalt; waar is het nieuw, aanstormend talent? De meeste café-eigenaren gaan voor coverbands.
Mocht je volgend jaar willen komen; veruit het leukst, zijn wij zelf. De mensen. Wat een kleurrijk stelletje vormen wij.
Wie zo'n dagje door de stad slentert, zal zóveel zien. Van aangeschoten, stoere binken van een jaar of 18 die nu ineens vanalles durven. En soms hun eigen grens overschrijden.
De langslopende dames die ineens een haakse bocht maken richting de kraam waar 'alles 1 euro' is. Echt waar!
De voedselcombinaties die we naar binnen werken.
De (flarden van) gesprekken en commentaren die je kunt opvangen. "Nee, echt, het is wél traditie dat je op drie oktober kamerplanten op de markt koopt."
De kleinste kinderen die op de kermis ingespannen bezig zijn met waterspuiten een doel te raken. Of de stoere zestienjarige die voor zijn vriendin een enorm pluche beest moet en zal winnen, ongeacht de kosten.
Als je dan zo over de kermis rondbanjert, valt ook op hoe we ons bewegen. Wat mij dan blijft verbazen, is dat een grote groep vrouwen het belangrijk vindt er leuk uit te zien op zo'n feestdag. Daarmee creëren zij wel een probleem; want na een paar uur is de binnenstad van Leiden toch echt bezaaid met plastic en ander afval. En dat loopt zo moeilijk.
Wat dan ontstaat, is iets wat nog het meest lijkt op nette dames op hoge hakken op een boerderij. Of de stevige tred van een boerin... op pumps. Het pást soms niet: de elegantie die is vereist, ontbreekt.
Maar goed, de meeste mannen die je ziet lopen, lijken niet eens te pogen er feestelijk uit te zien. Bergwandelschoenen waarmee hele fléssen kunnen worden versplinterd. Truien en jassen waardoor ze beschermd zijn tegen de verschrikkelijkste sneeuwstormen.
O. Als je komt. In Leiden hebben we het nooit over Leidens Ontzet, maar over drie oktober. En nog in de nacht van 3 op 4 oktober heeft de stadsreiniging die hele stad schoon. En ja, echt, we eten hier op 3 oktober 's ochtends haring met wittebrood en op 2 oktober hutspot met klapstuk. Tenzij je het niet blieft, natuurlijk.
Drie oktober, een bijzonder feest.
Labels:
3 oktober,
leidens ontzet,
mensen,
muziek,
snack,
Volksfeest
dinsdag 2 oktober 2012
Tegen triggerfinger helpt knoflook
Het lijkt zo eenvoudig en vanzelfsprekend. Als je een grote groep mensen een vraag stelt, is de kans groot dat je het juiste antwoord krijgt. Want de kans dat het juiste antwoord er tussen zit, is groter. Jammer genoeg kan het best zo zijn dat het grootste deel van de beantwoorders het foute antwoord geeft en een enkele het juiste. Zie dat dan maar eens op te merken. Crowd sourcing is niet gedachtenloos overal toepasbaar: zeker niet als er iets als een waarheid of mening wordt gezocht. Voor het vinden van gemiddelden werkt het echter stukken beter (en daar ligt ook de oorsprong van het begrip).
Nu kun je het kind met het badwater weggooien: crowd sourcen levert helemaal niet met zekerheid het beste of het juiste antwoord op en is 'dus' waardeloos. Mij komt dat nogal kortzichtig over. Het is eerder het geforceerde argument van een 'autoriteit' wiens status en hegemonie worden bedreigd of al aangetast. Dat er grenzen zijn, zal een denkend mens duidelijk zijn. Hoe specialistischer de kennis, hoe kleiner de groep die het antwoord weet en dus ook hoe kleiner de kans dat de massa dat antwoord kent. Enig idee wat de chemische formule is van cafeïne? Gebruik je toch vast geregeld. Ook niet bekend als 1,3,7-trimethylxanthine? Of C8H10N4O2? Of zoiets:
Nu was ik echt schandalig slecht in scheikunde en is dat voor mij al snel adacadabra, dus voor de slimmerik die nu zegt: "dat antwoord haal je wél uit de massa"; dat klopt. Maar je snapt de strekking vast wel. Als je de massa deze vraag stelt, is de kans op het juiste antwoord kleiner dan als je massa vraagt om het antwoord op 4:2.
En dan hebben we het nog over redelijk exacte wetenschap. Veel leuker wordt het als we de niet-exacte kennis aanboren. Of volkswijsheden en -kennis. In die gevallen speelt autoriteit zeker een rol. Met de toenemende kennis is veel volkskennis, vaak onverklaarde kennis, verloren gegaan. Soms terecht, soms onterecht. Dat het in november dichtsmeren van de vliegopeningen door bijen een strenge winter voorspelt, is inmiddels vervangen door complexe weermodellen. Die die winters overigens óók niet kunnen voorspellen zonder buitensporige foutmarges aan te houden.
Ons vertrouwen in de juistheid van wetenschappelijke kennis leidt er ook toe dat we onszelf met huid en haar hebben overgeleverd aan 'deskundigen'. Wetenschappelijke kennis is één, maar kennis zoals die door vermeende deskundigen en marketingmensen wordt gepresenteerd is toch echt iets anders. Die kennis is doelgericht opgedaan en zeker niet onverdacht.
De grap is dat die kennis soms die van de massa niet echt overstijgt, maar wel van een - vaak veel duurder - sausje voorziet. Om spiegels en ruiten schoon te maken, kun je dure schoonmaakmiddelen kopen. Maar je kunt het ook met een oude krant doen. Het grote nadeel - voor de multinationale onderneming die het schoonmaakmiddel promoot - is dat die er dan niets aan verdient. En dus is de aanpak met de krant onhandig en als minder goed werkend weggezet.
Volkskennis wordt té eenvoudig weggezet als onbetrouwbaar.
Oude schoenen vervang je door nieuwe als de oude zijn versleten. Dat was althans zo, totdat we te horen kregen dat het vervangen ook veel eerder kan. En dus kopen we ons suf als we niet opletten. Niet dat ik goed oplet, maar sommige dingen zijn toch goed om af en toe weer eens terug te halen. Zoiets geldt voor al die volkskennis die we als zand maar tussen onze vingers hebben laten doorlopen. In ruil kregen we dure oplossingen.
Maar dan is het internet en de massa ineens reusachtig interessant. Want dan kun je dit vinden: Earth Clinic, een omvangrijke bron van volkswijsheden. Sla nu niet meteen weer door naar deze kant. Maar zoek evenwicht tussen de verschillende bronnen, want een machine zijn wij mensen niet. Soms kan een bron als Earth Clinic je handige tips geven.... en geld besparen wellicht.
Het nadeel van volkswijsheden. Garantie? Nee, die geven we niet.
Nu kun je het kind met het badwater weggooien: crowd sourcen levert helemaal niet met zekerheid het beste of het juiste antwoord op en is 'dus' waardeloos. Mij komt dat nogal kortzichtig over. Het is eerder het geforceerde argument van een 'autoriteit' wiens status en hegemonie worden bedreigd of al aangetast. Dat er grenzen zijn, zal een denkend mens duidelijk zijn. Hoe specialistischer de kennis, hoe kleiner de groep die het antwoord weet en dus ook hoe kleiner de kans dat de massa dat antwoord kent. Enig idee wat de chemische formule is van cafeïne? Gebruik je toch vast geregeld. Ook niet bekend als 1,3,7-trimethylxanthine? Of C8H10N4O2? Of zoiets:
Nu was ik echt schandalig slecht in scheikunde en is dat voor mij al snel adacadabra, dus voor de slimmerik die nu zegt: "dat antwoord haal je wél uit de massa"; dat klopt. Maar je snapt de strekking vast wel. Als je de massa deze vraag stelt, is de kans op het juiste antwoord kleiner dan als je massa vraagt om het antwoord op 4:2.
En dan hebben we het nog over redelijk exacte wetenschap. Veel leuker wordt het als we de niet-exacte kennis aanboren. Of volkswijsheden en -kennis. In die gevallen speelt autoriteit zeker een rol. Met de toenemende kennis is veel volkskennis, vaak onverklaarde kennis, verloren gegaan. Soms terecht, soms onterecht. Dat het in november dichtsmeren van de vliegopeningen door bijen een strenge winter voorspelt, is inmiddels vervangen door complexe weermodellen. Die die winters overigens óók niet kunnen voorspellen zonder buitensporige foutmarges aan te houden.
Ons vertrouwen in de juistheid van wetenschappelijke kennis leidt er ook toe dat we onszelf met huid en haar hebben overgeleverd aan 'deskundigen'. Wetenschappelijke kennis is één, maar kennis zoals die door vermeende deskundigen en marketingmensen wordt gepresenteerd is toch echt iets anders. Die kennis is doelgericht opgedaan en zeker niet onverdacht.
De grap is dat die kennis soms die van de massa niet echt overstijgt, maar wel van een - vaak veel duurder - sausje voorziet. Om spiegels en ruiten schoon te maken, kun je dure schoonmaakmiddelen kopen. Maar je kunt het ook met een oude krant doen. Het grote nadeel - voor de multinationale onderneming die het schoonmaakmiddel promoot - is dat die er dan niets aan verdient. En dus is de aanpak met de krant onhandig en als minder goed werkend weggezet.
Volkskennis wordt té eenvoudig weggezet als onbetrouwbaar.
Oude schoenen vervang je door nieuwe als de oude zijn versleten. Dat was althans zo, totdat we te horen kregen dat het vervangen ook veel eerder kan. En dus kopen we ons suf als we niet opletten. Niet dat ik goed oplet, maar sommige dingen zijn toch goed om af en toe weer eens terug te halen. Zoiets geldt voor al die volkskennis die we als zand maar tussen onze vingers hebben laten doorlopen. In ruil kregen we dure oplossingen.
Maar dan is het internet en de massa ineens reusachtig interessant. Want dan kun je dit vinden: Earth Clinic, een omvangrijke bron van volkswijsheden. Sla nu niet meteen weer door naar deze kant. Maar zoek evenwicht tussen de verschillende bronnen, want een machine zijn wij mensen niet. Soms kan een bron als Earth Clinic je handige tips geven.... en geld besparen wellicht.
Het nadeel van volkswijsheden. Garantie? Nee, die geven we niet.
maandag 1 oktober 2012
Dodenbomen. En nee, da's geen schrijffout
Als kind heb je die gedachte vast weleens gehad - en anders zat-i wel in een sprookjesverhaal verstopt; de idee dat op het graf van een geliefde een prachtige plant groeit. Zo'n plant die je nog kunt zien en aanraken. Een plant ook die bestaat uit moleculen van je geliefde. Het beeld van beestjes en bacterieën die dat lichaam verwerken tot vruchtbare aarde, vermijden we liefst.
De dood is voor de meeste mensen toch iets ongelooflijk ingewikkelds. Er komt een einde aan een leven. Maar we zien nog wel een lichaam, een stoffelijk overschot. Wat is er dan verdwenen? Is het zoiets als een machine die onherstelbaar defect is geraakt? Wat is er dan weg: een ziel? Wat is dat dan?
Die onbewijsbaarheid van een bestaan na de dood - en de natuurlijke omgevingsmogelijkheden - leidt tot verschillende afscheidsrituelen. We verbranden lichamen. We hebben lichamen rivieren en zeeën laten af en op drijven. We plaatsten lichamen in afgesloten kisten in grotten. We hebben lichamen gebalsemd in siergraven gelegd. We hebben lichamen in kisten in de grond begraven. We hebben lichamen verbrand en het as in urnen bewaard. We gaan lichamen invriezen voor latere wederopstanding. We gaan klonend onsterfelijk worden, menen sommigen.
Maar in veruit de meeste gevallen is de dood een indrukwekkende gebeurtenis en is het achterblijvend lichaam niet iets om disrespectvol mee om te gaan. Zoals je achteloos met huisvuil omgaat waarin je verpakkingen weggooit. Dat doe je niet.
En nu is er een optie waarbij het lichaam van de overledene heel gericht voedsel wordt voor een plant, voor een boom om precies te zijn. PSFK meldt dat: Biodegradable urn turns people into trees after they die. Het komt er op neer, zo begrijp ik, dat op het overschot van de overledene een boom gaat groeien.
Persoonlijk vind ik het een mooi idee: een bos dat bestaat uit dodenbomen. Het brengt de overledene toch ook dichtbij. Het knuffelen van bomen krijgt dan toch een iets andere invulling, omdat je niet een willekeurige verzameling moleculen knuffelt maar die van een geliefde. Er kan worden gekampeerd en gepicknickt in dat bos.
Het enige nadeel dat me zo te binnen schiet, is dat het veel ruimte in beslag neemt. De boom zal groeien en daarmee moet wel rekening worden gehouden. Maar als we dan toch aan de slag met de herintroductie van bossen; waarom niet ook zo?
De dood is voor de meeste mensen toch iets ongelooflijk ingewikkelds. Er komt een einde aan een leven. Maar we zien nog wel een lichaam, een stoffelijk overschot. Wat is er dan verdwenen? Is het zoiets als een machine die onherstelbaar defect is geraakt? Wat is er dan weg: een ziel? Wat is dat dan?
Die onbewijsbaarheid van een bestaan na de dood - en de natuurlijke omgevingsmogelijkheden - leidt tot verschillende afscheidsrituelen. We verbranden lichamen. We hebben lichamen rivieren en zeeën laten af en op drijven. We plaatsten lichamen in afgesloten kisten in grotten. We hebben lichamen gebalsemd in siergraven gelegd. We hebben lichamen in kisten in de grond begraven. We hebben lichamen verbrand en het as in urnen bewaard. We gaan lichamen invriezen voor latere wederopstanding. We gaan klonend onsterfelijk worden, menen sommigen.
Maar in veruit de meeste gevallen is de dood een indrukwekkende gebeurtenis en is het achterblijvend lichaam niet iets om disrespectvol mee om te gaan. Zoals je achteloos met huisvuil omgaat waarin je verpakkingen weggooit. Dat doe je niet.
En nu is er een optie waarbij het lichaam van de overledene heel gericht voedsel wordt voor een plant, voor een boom om precies te zijn. PSFK meldt dat: Biodegradable urn turns people into trees after they die. Het komt er op neer, zo begrijp ik, dat op het overschot van de overledene een boom gaat groeien.
Persoonlijk vind ik het een mooi idee: een bos dat bestaat uit dodenbomen. Het brengt de overledene toch ook dichtbij. Het knuffelen van bomen krijgt dan toch een iets andere invulling, omdat je niet een willekeurige verzameling moleculen knuffelt maar die van een geliefde. Er kan worden gekampeerd en gepicknickt in dat bos.
Het enige nadeel dat me zo te binnen schiet, is dat het veel ruimte in beslag neemt. De boom zal groeien en daarmee moet wel rekening worden gehouden. Maar als we dan toch aan de slag met de herintroductie van bossen; waarom niet ook zo?
Abonneren op:
Posts (Atom)