Vorige week heb ik weer meegemaakt: een teleurgesteld mens. Stomweg omdat de realiteit anders bleek.
In de jaren dat ik bezig was met innovatie(strategie) heb ik vaak meegemaakt hoe mensen naar mijn werken keken met een idee dat 'dát toch leuk werk moet zijn'. Een van mijn collega's vond het zelfs 'de hele dag spelen'. Natuurlijk, het wás en ís ook leuk in contact te zijn met creatieve mensen, met energie die van hen afspat, met mensen die idealen hebben en die najagen, en bezig te zijn hoe al die ontwikkelingen gaan uitpakken in de toekomst. Gáán?!
Gaan uitpakken. Dát is de valkuil.
Toekomstvoorspellingen zijn nog steeds net zo stevig als in de tijd van de kermiswaarzegster en haar kristallen bol, kaarten of kippebotjes. Grosso modo mag je er van uit dat er geen voorspelling juist is; hoe indrukwekkend (dwaalsporig) de redenering of de rekenmethode die als bewijs moet dienen ook is. Hoe specifieker, hoe minder waarschijnlijk juist. De voorspelling dat Internet ooit groot zou worden, is een stuk eenvoudiger geweest dan de precieze aanduiding hóe dan wel (en er zijn ook heel veel voorspellingen geweest dat het nooit iets worden).
Daar hoef je je helemaal niet druk over te maken. Er bestaat een oplossing voor: scenariodenken. In essentie is het een slimme manier van voorspellingen als je niet weet wat de randvoorwaarden gaan zijn. Dan bepaal je zelf welke randvoorwaarde wat doet. Een 'wat als...'-redenering. Of eigenlijk: meerdere 'wat als...'en. Waarschijnlijk doe jij dat in heel andere omgevingen ook al: wat als ik een trein eerder of later neem, of gebruikmakend van een via-station?
Scenario's zijn levensgevaarlijk. Als je het meervoud over het hoofd ziet en het bestaan van meerdere oplossingsrichtingen.
Precies dát is wat ik vaak meemaakte en -maak. Mensen die zichzelf flexibel en innovatief vinden, maar denken in één scenario. Voor mij is het nog steeds een indicatie of iemand wel of niet innovatief wíl denken. Het gros der leidinggevenden is dat op die grond, niet. Zij zoeken zekerheid. Ik heb eens een poging gedaan met scenariodenken aan de slag te gaan door in ons bedrijf een bijzonder goed gezelschap geleerde mensen bij elkaar te krijgen. Tot mijn stomme verbazing kon een aantal van hen de flexibiliteit om van eigen denklijnen af te stappen, niet opbrengen, de directeur voorop. Daar heb je dus helemaal niets aan.
Het levensgevaarlijke van namaak-scenariodenken is desillusie en teleurstelling. Het vaakst maak je mee dat we - ik kan mezelf niet uitsluiten - een goed idee hebben en dan een weg daarnaartoe zien. Een weg. Mij kost het moeite om dan heel kritisch op mezelf te blijven. "Sceptisch, Jan. Cynisch. Negatief." Dat hoor je dan vaak. En toch is dat essentieel. Schop je eigen idee onderuit. Luister naar anderen en neem over.
Tot nu ken ik één uitzondering op die regel: als je idee uitgaat van volledig andere uitgangspunten (paradigma's). Ook dan moet je schoppen, maar net iets beter opletten of je niet de basis verwijdert of dat je wetmatigheden uit een 'oude' situatie overzet. Díe discussies zijn dan ook de lastigste. De kans dat je te maken krijgt met mensen die níet kunnen meedenken is tientallen keren groter dan dat je die ene scenariodenker treft. Dát is dus de mindere kant geweest van mijn werk: onbegrip, onwil en angst voor de toekomst.
De valkuil van één scenario is diep en frustrerend. Je hebt een geniaal idee, maar al die anderen, de klungels, willen dat maar niet snappen. Ze liggen niet eens dwars. Ze negeren het. Ze zíen het niet. Klopt. En jíj bent vergeten dat jouw scenario verschillende vrijheidsgraden kent en zich gaandeweg ontwikkelt. Maar vooral dat verandering tijd kost en - ook voor jou - pijnlijk is. Een innovator is zelden de man op het podium, maar wel degene met de langste adem. Geduldig en hardnekkig.
"Me dunkt ... "
Commentaar op het dagelijks leven zoals dat voorbij trekt
zaterdag 8 november 2014
donderdag 6 november 2014
?!
Is het nu echt zo?
Al jaren ben ik ervan overtuigd dat zorgverzekeraars de betiteling verzekeraar niet waard zijn. Ze verzekeren niets, maar regelen.
Zorgregelaars zijn het, maar ze bevinden zich in een ontkennende fase en menen zelf dat ze verzekereren. Dat maakt het moeilijk: een patiënt die geen ziekte-inzicht heeft.
Vandaag schoot ik halverwege in een zoveelste uitzending over misstanden in de zorgverzekering. De voorbeelden tuimelden haast over het scherm. Niks bijzonders. Heel veel terecht geklaag over misstanden en heel veel schemerige verhalen van de verantwoordelijken (uitschieter in positieve zin was overigens DSW, wéér).
Opvallend is dat het gekrakeel een dimensie kent die niet vaak wordt belicht. De zorgverzekeraars hébben te maken met een groep mensen die ze niet willen verzekeren. Verzekeren, immers, gebaseerd op de káns dat je iets ellendigs overkomt, niet op het reeds in ellende zitten. Mij lukt het vast niet een zwaar beschadigde auto all risks te verzekeren en dan herstel te claimen. Een brandverzekering op een brandend huis? Een annuleringsverzekering op de dag dat je hoort dat het overlijden van een familielid annuleren noodzakelijk maakt.
Een reisverzekering? Kom, laten we die spreekwoordelijke zonnebril of net nieuwe camera maar claimen. Al is het maar om de kosten wer uit te halen.
Datzelfde geldt voor ziektekosten; áls het een echte verzekering zou zijn. Maar het ís geen verzekering. De 'verzekeraar' doet niet aan risico-inschatting, maar aan risico-uitsluiting. Waarom je je dan zou verzekeren, is een belangrijke vraag. Ik vermoed dat ik niet extreem redeneer, als ik beweer dat ik een verzekering afsluit op zaken die ik hoop nooit mee te maken. Hóóp. Maar als ik zeker weet dat me iets wél of juist níet gaat overkomen, heb ik geen verzekering meer nodig. Dan heb ik meer aan een goede regeling.
Mij verbaast het dan ook helemaal niet dat zorgverzekeraars enorm selecteren. Ze proberen dat subtiel te doen, maar daarin zijn ze niet zo goed. Chronisch zieken willen ze meestal niet. En als je verzekeraar bent, is dat logisch. Veel verzekeraars - bijvoorbeeld rechtsbijstand - kennen een clausule dat het eerste jaar beperkt aanspraak kan worden gedaan op de verzekering. Juist om te voorkomen dat men als een verkapte free rider alleen dan verzekert als het nodig is gebleken. Da's valsspelen.
Wat blijft, is de vraag wat we doen met chronische ziekten. Immers, vooropgesteld dat we werkelijk menen dat iedereen de zorg krijgt die nodig is, dan is díe vraag leidend.
Conclusie één lijkt mij dan, dat een verzekering een ongeschikte optie is. Dat is een onlogische.
Wat rest, is dat we als samenleving een oplossing moeten hebben voor chronische aandoeningen. Een oplossing die niet een verzekering is, maar bijvoorbeeld een fonds. Ik denk dat het vrij logisch is dat mensen die een chronische aandoening - in de breedste betekenis van het woord - zonder voorbehoud gebruik moeten kunnen maken van noodzakelijke zorg. Zó ingewikkeld is het niet: laat de verzekeraars eindelijk eens gaan verzekeren en verzórg, als gemeenschap, de mensen die allang het stadium van 'kans op een aandoening' voorbij zijn.
Hoe je dat financiert? Doordat de verzekeraars betalen voor hun cliënten die in de loop van de tijd een groot risico bleken en uit hun verzekering zouden moeten. Een verzekering voor zorgverzekeraars.
Al jaren ben ik ervan overtuigd dat zorgverzekeraars de betiteling verzekeraar niet waard zijn. Ze verzekeren niets, maar regelen.
Zorgregelaars zijn het, maar ze bevinden zich in een ontkennende fase en menen zelf dat ze verzekereren. Dat maakt het moeilijk: een patiënt die geen ziekte-inzicht heeft.
Vandaag schoot ik halverwege in een zoveelste uitzending over misstanden in de zorgverzekering. De voorbeelden tuimelden haast over het scherm. Niks bijzonders. Heel veel terecht geklaag over misstanden en heel veel schemerige verhalen van de verantwoordelijken (uitschieter in positieve zin was overigens DSW, wéér).
Opvallend is dat het gekrakeel een dimensie kent die niet vaak wordt belicht. De zorgverzekeraars hébben te maken met een groep mensen die ze niet willen verzekeren. Verzekeren, immers, gebaseerd op de káns dat je iets ellendigs overkomt, niet op het reeds in ellende zitten. Mij lukt het vast niet een zwaar beschadigde auto all risks te verzekeren en dan herstel te claimen. Een brandverzekering op een brandend huis? Een annuleringsverzekering op de dag dat je hoort dat het overlijden van een familielid annuleren noodzakelijk maakt.
Een reisverzekering? Kom, laten we die spreekwoordelijke zonnebril of net nieuwe camera maar claimen. Al is het maar om de kosten wer uit te halen.
Datzelfde geldt voor ziektekosten; áls het een echte verzekering zou zijn. Maar het ís geen verzekering. De 'verzekeraar' doet niet aan risico-inschatting, maar aan risico-uitsluiting. Waarom je je dan zou verzekeren, is een belangrijke vraag. Ik vermoed dat ik niet extreem redeneer, als ik beweer dat ik een verzekering afsluit op zaken die ik hoop nooit mee te maken. Hóóp. Maar als ik zeker weet dat me iets wél of juist níet gaat overkomen, heb ik geen verzekering meer nodig. Dan heb ik meer aan een goede regeling.
Mij verbaast het dan ook helemaal niet dat zorgverzekeraars enorm selecteren. Ze proberen dat subtiel te doen, maar daarin zijn ze niet zo goed. Chronisch zieken willen ze meestal niet. En als je verzekeraar bent, is dat logisch. Veel verzekeraars - bijvoorbeeld rechtsbijstand - kennen een clausule dat het eerste jaar beperkt aanspraak kan worden gedaan op de verzekering. Juist om te voorkomen dat men als een verkapte free rider alleen dan verzekert als het nodig is gebleken. Da's valsspelen.
Wat blijft, is de vraag wat we doen met chronische ziekten. Immers, vooropgesteld dat we werkelijk menen dat iedereen de zorg krijgt die nodig is, dan is díe vraag leidend.
Conclusie één lijkt mij dan, dat een verzekering een ongeschikte optie is. Dat is een onlogische.
Wat rest, is dat we als samenleving een oplossing moeten hebben voor chronische aandoeningen. Een oplossing die niet een verzekering is, maar bijvoorbeeld een fonds. Ik denk dat het vrij logisch is dat mensen die een chronische aandoening - in de breedste betekenis van het woord - zonder voorbehoud gebruik moeten kunnen maken van noodzakelijke zorg. Zó ingewikkeld is het niet: laat de verzekeraars eindelijk eens gaan verzekeren en verzórg, als gemeenschap, de mensen die allang het stadium van 'kans op een aandoening' voorbij zijn.
Hoe je dat financiert? Doordat de verzekeraars betalen voor hun cliënten die in de loop van de tijd een groot risico bleken en uit hun verzekering zouden moeten. Een verzekering voor zorgverzekeraars.
woensdag 5 november 2014
Taylor Swift?!
Volgens haar fans moet ik me nu schamen. Maar ik weet niet wie Taylor Swift is. Geen idee. Het is pas sinds een paar dagen dat ik weet dat ze blijkbaar zingt. Als je me nu vraagt wát ze zingt en waarvan ik haar zou moeten kennen: geen idee. Werkelijk. Het is dat ze haar muziek heeft terug getrokken van Spotify dat ik van haar hoorde.
Het is uiteraard ieders goed recht eigen werk wel of niet te publiceren, en ook zich te bedenken en gepubliceerd werk weer in te trekken. Een beetje moeilijk als dat al een eigen leven in het openbare leven leidde. Dan haal je het niet zo eenvoudig meer terug. In Den Haag vergeleken ze het weer intrekken van een mening niet voor niets met het intrekken van een keutel. Ook lastig.
Het is een lastige situatie, dat vinden van nieuwe verdienmodellen in een situatie die blijkbaar meer dan voorheen is gebaseerd op 'delen'. Dat wordt nog eens gecompliceerd door overvloed. Overvloed aan aanbieders. Overvloed aan makers. Overvloed aan realisatie. Het was een gedachte van Herman Pley, die zei dat het ook een situatie van teleurstelling is. 'Ik maakte iets en niemand wil het hebben'. Die teleurstelling wordt gevoed door de wel succesvollen wier verhalen breed worden uitgemeten. Dat roept inderdaad het typisch kapitalistisch idee op dat iedereen alles kan bereiken wat-i wil, als je maar je best doet.
Dat 'delen' en 'overvloed' blijft intrigeren. Al voordat dit werkelijkheid werd, was al bekend dat we leven in een situatie van geforceerde schaarste. Het idee is immers dat vraag en aanbod de (markt)prijs bepalen en dus zal het aanbod niet té groot moeten worden. In de jaren zestig en zeventig kende de Nederlandse landbouw de boterberg, melkplas en andere overschotten. In de uitzendingen van het Journaal uit mijn jeugd was het doordraaien (van tomaten) veelgehoord. Als kind snap je dat niet: als er veel is, wordt het toch goedkoper? En anders geef je het toch weg aan de arme kindertjes in Biafra?
Het is blijkbaar een vastgezette gedachte, dat er vaste prijzen mogelijk zijn. Marktdenken lijkt selectief te worden gebruikt: als het kan meer winst, maar wel een bodemprijs. Er is geen markt, nergens.
Die Taylor Swift is daarvan een voorbeeld. De Volkskrant haalde een citaat uit de Wall Street Journal aan:
Uiteindelijk gaat het weer om geld. Wat ik echter veel belangrijker vind, is de gedachte dat 'muziek kunst is, en daarmee belangrijk en schaars', dat háár muziek kunst is en dus geld waard.
Hoezo?
Muziek ís helemaal niet "belangrijk en schaars en daarom waardevol". Er is kunst in overvloed. De wereld is inmiddels vergeven van de schrijvers en musici, die allemaal hun lol beleven aan hun vaardigheid. Er is een overschot (met als uitzondering, nog, de beeldend kunstenaar).
Stel dat de huidige superbands en grootverdieners in die sector er niet zouden zijn; zouden er dan niet anderen zijn opgestaan? Het is nog steeds een jammerlijke fout te denken dat je récht hebt op die inkomsten. Met het beschikbaar maken van véél meer muziek zal de overvloed het steeds moeilijker maken uitbijter te worden. Dat lijkt eerder een probleem voor de kapitaaldenkende artiest: de concurrentie.
Mij doet het meer aan een dealer denken: eerst pushen en dan de afhankelijkheid uitbuiten. Een strategie die alleen werkt bij werkelijke schaarste. En tja................
Het is uiteraard ieders goed recht eigen werk wel of niet te publiceren, en ook zich te bedenken en gepubliceerd werk weer in te trekken. Een beetje moeilijk als dat al een eigen leven in het openbare leven leidde. Dan haal je het niet zo eenvoudig meer terug. In Den Haag vergeleken ze het weer intrekken van een mening niet voor niets met het intrekken van een keutel. Ook lastig.
Het is een lastige situatie, dat vinden van nieuwe verdienmodellen in een situatie die blijkbaar meer dan voorheen is gebaseerd op 'delen'. Dat wordt nog eens gecompliceerd door overvloed. Overvloed aan aanbieders. Overvloed aan makers. Overvloed aan realisatie. Het was een gedachte van Herman Pley, die zei dat het ook een situatie van teleurstelling is. 'Ik maakte iets en niemand wil het hebben'. Die teleurstelling wordt gevoed door de wel succesvollen wier verhalen breed worden uitgemeten. Dat roept inderdaad het typisch kapitalistisch idee op dat iedereen alles kan bereiken wat-i wil, als je maar je best doet.
Dat 'delen' en 'overvloed' blijft intrigeren. Al voordat dit werkelijkheid werd, was al bekend dat we leven in een situatie van geforceerde schaarste. Het idee is immers dat vraag en aanbod de (markt)prijs bepalen en dus zal het aanbod niet té groot moeten worden. In de jaren zestig en zeventig kende de Nederlandse landbouw de boterberg, melkplas en andere overschotten. In de uitzendingen van het Journaal uit mijn jeugd was het doordraaien (van tomaten) veelgehoord. Als kind snap je dat niet: als er veel is, wordt het toch goedkoper? En anders geef je het toch weg aan de arme kindertjes in Biafra?
Het is blijkbaar een vastgezette gedachte, dat er vaste prijzen mogelijk zijn. Marktdenken lijkt selectief te worden gebruikt: als het kan meer winst, maar wel een bodemprijs. Er is geen markt, nergens.
Die Taylor Swift is daarvan een voorbeeld. De Volkskrant haalde een citaat uit de Wall Street Journal aan:
De zangeres en haar platenmaatschappij Big Machine keerden zich eerder tegen het gratis weggeven van muziek. 'Muziek is kunst, en daarmee belangrijk en schaars. Voor zulke waardevolle dingen moet je betalen. Daarom zou muziek niet gratis verkrijgbaar moeten zijn', schreef ze deze zomer in een opiniestuk in de Wall Street Journal.
Uiteindelijk gaat het weer om geld. Wat ik echter veel belangrijker vind, is de gedachte dat 'muziek kunst is, en daarmee belangrijk en schaars', dat háár muziek kunst is en dus geld waard.
Hoezo?
Muziek ís helemaal niet "belangrijk en schaars en daarom waardevol". Er is kunst in overvloed. De wereld is inmiddels vergeven van de schrijvers en musici, die allemaal hun lol beleven aan hun vaardigheid. Er is een overschot (met als uitzondering, nog, de beeldend kunstenaar).
Stel dat de huidige superbands en grootverdieners in die sector er niet zouden zijn; zouden er dan niet anderen zijn opgestaan? Het is nog steeds een jammerlijke fout te denken dat je récht hebt op die inkomsten. Met het beschikbaar maken van véél meer muziek zal de overvloed het steeds moeilijker maken uitbijter te worden. Dat lijkt eerder een probleem voor de kapitaaldenkende artiest: de concurrentie.
Mij doet het meer aan een dealer denken: eerst pushen en dan de afhankelijkheid uitbuiten. Een strategie die alleen werkt bij werkelijke schaarste. En tja................
Labels:
kunst,
markt,
overvloed,
pushen,
schaarste,
taylor swift,
verdienmodel
maandag 3 november 2014
het rare aan sex
Soms kom ik geheel onbedoeld en geheel onverwacht op websites terecht met allemaal naakte vrouwen, van hele dikke tot en met de mooiere uitvoeringen. En allemaal kronkelen en doen ze hun best er verleidelijk uit te zien. Uiteraard kijk ik nóóit verder als ik ermee wordt geconfronteerd.
Waar de leugen zit, mag je zelf uitknobbelen. Maar het is waar dat ik de dames geregeld zie. Het is een soort van plaag. Ik bén helemaal niet op zoek naar hen. Als keurige saaiige middenklasse huisvader zoek ik soms legale bestanden met boeken of muziek. Die bestaan echt. Als je afgaat op het beschikbare zou je zelfs kunnen denken dat er heel veel is. Ga je echter af op je eigen smaak, dan blijkt het enorm magertjes. Een beetje zinnig mens is veel sneller klaar door te kópen. Dat doe ik dus óók.
Maar goed. Het is een nieuwe, een andere wereld. Eentje waar je dingen vindt, waarvoor je elders (nog) betaalt. Dat kan dus nooit goed zijn. Voor het gemak wordt vergeten dat er niets menselijkers is dan delen. Het is alleen stukken eenvoudiger geworden. Maar de langspeelplaat die, van een vriendje geleend, op een tape werd gekopieerd, werd óók gekopieerd. Boeken - kóstbare - die op universiteiten werden gekopieerd, werden gekopieerd; omdat je je anders blauw betaalde voor soms maar één of twee hoofdstukken.
Allemaal illegaal.
Da's best grappig, want daar hoort een reactie bij die neerkomt op vervolging. Maar nee, de oplossing is dat iedereen op voorhand wordt gecriminaliseerd doordat er een 'heffing' komt. Moet je je verder niet over opwinden, maar raar is het wel. Het effect, denk ik, is dat veel mensen van de weeromstuit steeds dwarser worden. Ik stel me voor dat je dan zo redeneert: "als jij, overheid, dan alles juridiseert, dan mag ik dus doen wat ik wil tenzij expliciet verboden". Inderdaad, een wat bizarre figuur, maar desalniettemin dichtbij de realiteit, denk ik. Geheel voorspelbaar ontstaat een schemerwereld.
En juist dat is aantrekkelijk; iets met verboden vruchten. Het in die schemerwereld verkéren, is wellicht nog een grotere drijfveer dan het vaak verkondigde idee dat het om financeel-criminele overwegingen gaat. Niet wíllen betalen? Of omdat het spannend is, iets samenzweerderigs.
Enfin. Dergelijke schemerwerelden zijn ook prima voedingsbodems voor schemerondernemers. In de fysieke wereld is dat niet anders. Bootleg-albums gingen in eerste instantie ónder de toonbank over. De vieze boekjes ook.
Een schemerwereld. Wat mij opvalt aan het deel dat over sex gaat - de films, boekjes, muziek en foto's - is dat er zo'n enorm aanbod is. Het is werkelijk een plaag (en grotendeels nog steeds heel conservatief een handel in vrouwenvlees). Natuurlijk zijn er veranderingen. Uiteraard het bewegend beeld. Maar vooral de diversificatie. Inmiddels moet het aanbod de meest exotische voorkeuren bevredigen, ook walgelijke. Met slogans als 'de geile buurvrouw in jouw postcodegebied' wordt de eerzame huisvader verleidt. Tot mijn verbazing moet het nog iets opleveren ook, want die sites zijn er nog steeds. Het blíjft frappant, dat 'sex sells'. Want als ik op mijn eigen smaak af ga, zie ik maar heel zelden iets moois. Maar misschien moet ik beter zoeken.
Opvallend is wel dat je in de schemerwereld wel verzoekjes kunt plaatsen, voor muziek, boeken, films, software en 'erotiek'. Je hebt gelijk, die zijn niet allemaal legaal. Maar het gaat me om iets anders. Want er doet zich in de categorie 'erotiek' iets opvallends voor: daarin is de vraag heel klein tot afwezig. Maar het aanbod is veruit het grootst! Echt, de afstand vraag-aanbod is daar belachelijk groot.
Het roept wel de vraag op hoe dat mechanisme werkt: is het de vraag die aanbod genereert, of creëert het aanbod een vraag?
Waar de leugen zit, mag je zelf uitknobbelen. Maar het is waar dat ik de dames geregeld zie. Het is een soort van plaag. Ik bén helemaal niet op zoek naar hen. Als keurige saaiige middenklasse huisvader zoek ik soms legale bestanden met boeken of muziek. Die bestaan echt. Als je afgaat op het beschikbare zou je zelfs kunnen denken dat er heel veel is. Ga je echter af op je eigen smaak, dan blijkt het enorm magertjes. Een beetje zinnig mens is veel sneller klaar door te kópen. Dat doe ik dus óók.
Maar goed. Het is een nieuwe, een andere wereld. Eentje waar je dingen vindt, waarvoor je elders (nog) betaalt. Dat kan dus nooit goed zijn. Voor het gemak wordt vergeten dat er niets menselijkers is dan delen. Het is alleen stukken eenvoudiger geworden. Maar de langspeelplaat die, van een vriendje geleend, op een tape werd gekopieerd, werd óók gekopieerd. Boeken - kóstbare - die op universiteiten werden gekopieerd, werden gekopieerd; omdat je je anders blauw betaalde voor soms maar één of twee hoofdstukken.
Allemaal illegaal.
Da's best grappig, want daar hoort een reactie bij die neerkomt op vervolging. Maar nee, de oplossing is dat iedereen op voorhand wordt gecriminaliseerd doordat er een 'heffing' komt. Moet je je verder niet over opwinden, maar raar is het wel. Het effect, denk ik, is dat veel mensen van de weeromstuit steeds dwarser worden. Ik stel me voor dat je dan zo redeneert: "als jij, overheid, dan alles juridiseert, dan mag ik dus doen wat ik wil tenzij expliciet verboden". Inderdaad, een wat bizarre figuur, maar desalniettemin dichtbij de realiteit, denk ik. Geheel voorspelbaar ontstaat een schemerwereld.
En juist dat is aantrekkelijk; iets met verboden vruchten. Het in die schemerwereld verkéren, is wellicht nog een grotere drijfveer dan het vaak verkondigde idee dat het om financeel-criminele overwegingen gaat. Niet wíllen betalen? Of omdat het spannend is, iets samenzweerderigs.
Enfin. Dergelijke schemerwerelden zijn ook prima voedingsbodems voor schemerondernemers. In de fysieke wereld is dat niet anders. Bootleg-albums gingen in eerste instantie ónder de toonbank over. De vieze boekjes ook.
Een schemerwereld. Wat mij opvalt aan het deel dat over sex gaat - de films, boekjes, muziek en foto's - is dat er zo'n enorm aanbod is. Het is werkelijk een plaag (en grotendeels nog steeds heel conservatief een handel in vrouwenvlees). Natuurlijk zijn er veranderingen. Uiteraard het bewegend beeld. Maar vooral de diversificatie. Inmiddels moet het aanbod de meest exotische voorkeuren bevredigen, ook walgelijke. Met slogans als 'de geile buurvrouw in jouw postcodegebied' wordt de eerzame huisvader verleidt. Tot mijn verbazing moet het nog iets opleveren ook, want die sites zijn er nog steeds. Het blíjft frappant, dat 'sex sells'. Want als ik op mijn eigen smaak af ga, zie ik maar heel zelden iets moois. Maar misschien moet ik beter zoeken.
Opvallend is wel dat je in de schemerwereld wel verzoekjes kunt plaatsen, voor muziek, boeken, films, software en 'erotiek'. Je hebt gelijk, die zijn niet allemaal legaal. Maar het gaat me om iets anders. Want er doet zich in de categorie 'erotiek' iets opvallends voor: daarin is de vraag heel klein tot afwezig. Maar het aanbod is veruit het grootst! Echt, de afstand vraag-aanbod is daar belachelijk groot.
Het roept wel de vraag op hoe dat mechanisme werkt: is het de vraag die aanbod genereert, of creëert het aanbod een vraag?
zondag 2 november 2014
Mood swings
Prachtige woordcombinatie. Mooier zelfs dan z'n Nederlandse equivalent 'stemmingswisselingen'. Het voordeel is ook dat de engelstaligen meteen twee betekenissen erbij krijgen.
Het lijkt me geen gekke aanname dat ook jij dit kent. Je stapt je bed uit. Met een ontzettend rothumeur. Er is nog niets gebeurd, nog niets gedaan, maar jij bent al helemaal gevuld met chagrijn. Overweldigend chagrijnig. Met het verkeerde been uit bed gestapt, heet het.
Maar ik heb het ook op andere momenten ervaren. Een vreemde ervaring; je zit in een trein, een bus, op een fiets en plots begin je je anders te voelen. Dat je vrolijk wordt van de zon en de lentegeur, is voorstelbaar. Maar wat nu de reden is dat je chagrijnig of somber wordt terwijl je fietst?! De psycholoog zet daar dan vaak een cognitieve gedragstherapie tegenover, als het te gek wordt. In essentie: je praatte het jezelf aan.
Zoals met alles is het een kwestie van en/en. De meesten van ons zijn voorzien van een wisselend humeur, een gemoed dat kan veranderen. Het zijn de uitbijters die voor problemen zorgen: de mensen die van extreem vrolijk in één vloeiende beweging doorgaan naar extreem somber. Manisch én depressief moeten niet te ver uit elkaar liggen. Er is een soort gezonde bandbreedte en een ongezonde.
Dat heet 'leven'. Een mix voor voor- en tegenspoed. Dynamiek is het sleutelwoord.
Voor mij is het nog steeds één van de fascinerendste aspecten van digitale communicatie. Als je een poos social media volgt, bekruipt je een gevoel van onechtheid, van toneelspel. Alsof iedereen altijd succesvol en vrolijk is. Dat kán helemaal niet. Maar blijkbaar is het ook voor de open-geestmensen die veel social mediagebruikers in principe moeten zijn, te veel gevraagd hun chagrijn te laten zien.
Overigens denk ik dat het niet direct aan social media is te koppelen. Eerder is het zo dat we in een tijd leven waarin cynisme, scepsis, kritiek en weerwoord niet echt op waarde worden beoordeeld. De cynicus wordt gedoogd als-t-i ook maar leuk-cynisch is.
Het leidt er allemaal wel toe dat we ons in een tunnel(visie) wurmen waarin bijna dwingend wordt genormeerd. Hoe vaak lees of hoor jij anderen zeggen: 'Benader het nu eens pósitief!'. Alsof humeurig zijn geen echte emotie is.
Alsof humeurig zijn niet de uiting kan zijn van een gevóel van onjuistheid, onvrede of geminacht te worden.
Het lijkt me geen gekke aanname dat ook jij dit kent. Je stapt je bed uit. Met een ontzettend rothumeur. Er is nog niets gebeurd, nog niets gedaan, maar jij bent al helemaal gevuld met chagrijn. Overweldigend chagrijnig. Met het verkeerde been uit bed gestapt, heet het.
Maar ik heb het ook op andere momenten ervaren. Een vreemde ervaring; je zit in een trein, een bus, op een fiets en plots begin je je anders te voelen. Dat je vrolijk wordt van de zon en de lentegeur, is voorstelbaar. Maar wat nu de reden is dat je chagrijnig of somber wordt terwijl je fietst?! De psycholoog zet daar dan vaak een cognitieve gedragstherapie tegenover, als het te gek wordt. In essentie: je praatte het jezelf aan.
Zoals met alles is het een kwestie van en/en. De meesten van ons zijn voorzien van een wisselend humeur, een gemoed dat kan veranderen. Het zijn de uitbijters die voor problemen zorgen: de mensen die van extreem vrolijk in één vloeiende beweging doorgaan naar extreem somber. Manisch én depressief moeten niet te ver uit elkaar liggen. Er is een soort gezonde bandbreedte en een ongezonde.
Dat heet 'leven'. Een mix voor voor- en tegenspoed. Dynamiek is het sleutelwoord.
Voor mij is het nog steeds één van de fascinerendste aspecten van digitale communicatie. Als je een poos social media volgt, bekruipt je een gevoel van onechtheid, van toneelspel. Alsof iedereen altijd succesvol en vrolijk is. Dat kán helemaal niet. Maar blijkbaar is het ook voor de open-geestmensen die veel social mediagebruikers in principe moeten zijn, te veel gevraagd hun chagrijn te laten zien.
Overigens denk ik dat het niet direct aan social media is te koppelen. Eerder is het zo dat we in een tijd leven waarin cynisme, scepsis, kritiek en weerwoord niet echt op waarde worden beoordeeld. De cynicus wordt gedoogd als-t-i ook maar leuk-cynisch is.
Het leidt er allemaal wel toe dat we ons in een tunnel(visie) wurmen waarin bijna dwingend wordt genormeerd. Hoe vaak lees of hoor jij anderen zeggen: 'Benader het nu eens pósitief!'. Alsof humeurig zijn geen echte emotie is.
Alsof humeurig zijn niet de uiting kan zijn van een gevóel van onjuistheid, onvrede of geminacht te worden.
zaterdag 1 november 2014
De machtige is oud
Geloof jij in parallelle werelden? Echt niet? Ook niet in een heel klein hoekje van je hersenpan waar de hoop is gehuisvest?
Niet dat ik er nú in geloof, maar ik zou het wel enorm leuk vinden als ze wél bestonden. Ikzelf zal er dus niet naar gaan zoeken. De opportunist in mij houdt wel de deur open. Vanwege de opwindende gevolgen van zo'n ontdekking.
Waar ik wél in geloof, zijn onzichtbare grenzen. Soms keihard, haast ondoordringbaar. Die suffe dingen zijn net zo onvoorstelbaar als parallelle werelden. Het zijn de sociale groepen. Wie hoort bij wie. Wie kent wie. Wie doet het met wie; zakelijk dan.
Sociologen zijn niet zo van de starre structuren. Sociale groepen zijn dan ook in hun ogen flexibel doordat mobiliteit bestaat. Je kunt jezelf op werken. Dan ga je van een lage sociaal-economische laag naar een hogere. Dat is echter een criterium dat eerder economisch is als sociaal. Of je echt wordt geaccepteerd in die nieuwe laag, is de vraag. Past dat 'nieuwe geld' wel bij de mores van het 'oude'? In Wassenaar kwam ooit de familie Van Breukhoven wonen. Die voldeed wel aan de financiële randvoorwaarde van 'rijk en ondernemend'. Maar Conny reed rond in een rose Bentley. Een rose! Kijk, dát is dus verkeerd. Da's vermomd plebs, da's 'die met die enorme borsten', Vanessa. Dat toenmalig minister Smit-Kroes 'nogal luidruchtig' een plek vooraan opeiste in de lokale Albert Heyn - en in mijn ogen dan minstens net zo 'plebs' is - bleek volgens ongeschreven regels van een andere orde.
Je snapt 'm vast. De glazen plafonds. De in- en out groups. De wij- en zij-cultuur. Old boys. Vrienden voor het leven.
'Voor het leven'.
Da's een interessante. We dénken dat we weten wie invloed heeft op de weg die het rollend balletje heeft. Dat zijn wijzelf, als kiezers. Dat zijn anderen, de groot-kapitalisten als het gaat om de economie. Dat zijn rechters, als het gaat om de rechtsregels. Dat zijn de 'mensen in functie', de zichtbaren.
De onzichtbaren zijn echter wellicht van grotere betekenis. Ik heb me weleens voorgesteld hoe dat gaat met de captains of industry, de politici, de maatschappelijke bovenlaag. Ik beweer dat mensen die werkloos worden niet van de ene op de andere dag nutteloos zijn geworden of niet meer over kennis beschikken. De werkloos geworden fotograaf kan een dag later nog steeds net zo goed fotograferen. Die gedachte bracht me na een paar jaar tot deze blogpost, en alles wat daaruit volgde.
Precies datzelfde gebeurt met de machthebbenden. Als zij 'pensioneren' veranderen ze niet plots in machtelozen. Het is niet zo dat ze er van de ene op de andere dag niet meer toe doen. Het verschijnsel zie je in de politiek soms terug als oud-politici zich gaan bemoeien met 'hun' partij. In het publieke deel wordt dat advies beleefd aangehoord, of soms bruut weggezet als 'commentaar van een dinosauriër'. Dat is echter helemaal niet relevant. Voor de bühne gebeurt wel zoveel dat dat overduidelijk toneelspel is. Dé vraag is hoe de hazen búiten beeld lopen.
Het is lastig, zo niet onmogelijk, in beeld te krijgen. De essentie van informele netwerken is immers dat ze informeel, ongrijpbaar, zijn. Wát wordt besproken tussen vrienden blijft tussen vrienden als zij dat willen.
Die onzichtbare wereld van afspraken en relaties is echter wel de wereld die bepaalt hoe de zichtbare er uiteindelijk uitziet.
Innovatie wordt vaak voortgestuwd door jonge, ambitieuze mensen; mensen met idealen en visie. Maar ook mensen met het niet-relevante netwerk. Dat is dan ook precies wat vaak gebeurt: de gevestigde orde wacht af, want de vernieuwers lopen zich dood op die onzichtbare obstakels. Alleen als vernieuwing past, zal ze kans maken. Het is dan wel de vraag waarín of waarbíj ze past. En het zijn meer dan we wellicht denken óude mensen die daarin bepalend zijn.
Niet dat ik er nú in geloof, maar ik zou het wel enorm leuk vinden als ze wél bestonden. Ikzelf zal er dus niet naar gaan zoeken. De opportunist in mij houdt wel de deur open. Vanwege de opwindende gevolgen van zo'n ontdekking.
Waar ik wél in geloof, zijn onzichtbare grenzen. Soms keihard, haast ondoordringbaar. Die suffe dingen zijn net zo onvoorstelbaar als parallelle werelden. Het zijn de sociale groepen. Wie hoort bij wie. Wie kent wie. Wie doet het met wie; zakelijk dan.
Sociologen zijn niet zo van de starre structuren. Sociale groepen zijn dan ook in hun ogen flexibel doordat mobiliteit bestaat. Je kunt jezelf op werken. Dan ga je van een lage sociaal-economische laag naar een hogere. Dat is echter een criterium dat eerder economisch is als sociaal. Of je echt wordt geaccepteerd in die nieuwe laag, is de vraag. Past dat 'nieuwe geld' wel bij de mores van het 'oude'? In Wassenaar kwam ooit de familie Van Breukhoven wonen. Die voldeed wel aan de financiële randvoorwaarde van 'rijk en ondernemend'. Maar Conny reed rond in een rose Bentley. Een rose! Kijk, dát is dus verkeerd. Da's vermomd plebs, da's 'die met die enorme borsten', Vanessa. Dat toenmalig minister Smit-Kroes 'nogal luidruchtig' een plek vooraan opeiste in de lokale Albert Heyn - en in mijn ogen dan minstens net zo 'plebs' is - bleek volgens ongeschreven regels van een andere orde.
Je snapt 'm vast. De glazen plafonds. De in- en out groups. De wij- en zij-cultuur. Old boys. Vrienden voor het leven.
'Voor het leven'.
Da's een interessante. We dénken dat we weten wie invloed heeft op de weg die het rollend balletje heeft. Dat zijn wijzelf, als kiezers. Dat zijn anderen, de groot-kapitalisten als het gaat om de economie. Dat zijn rechters, als het gaat om de rechtsregels. Dat zijn de 'mensen in functie', de zichtbaren.
De onzichtbaren zijn echter wellicht van grotere betekenis. Ik heb me weleens voorgesteld hoe dat gaat met de captains of industry, de politici, de maatschappelijke bovenlaag. Ik beweer dat mensen die werkloos worden niet van de ene op de andere dag nutteloos zijn geworden of niet meer over kennis beschikken. De werkloos geworden fotograaf kan een dag later nog steeds net zo goed fotograferen. Die gedachte bracht me na een paar jaar tot deze blogpost, en alles wat daaruit volgde.
Precies datzelfde gebeurt met de machthebbenden. Als zij 'pensioneren' veranderen ze niet plots in machtelozen. Het is niet zo dat ze er van de ene op de andere dag niet meer toe doen. Het verschijnsel zie je in de politiek soms terug als oud-politici zich gaan bemoeien met 'hun' partij. In het publieke deel wordt dat advies beleefd aangehoord, of soms bruut weggezet als 'commentaar van een dinosauriër'. Dat is echter helemaal niet relevant. Voor de bühne gebeurt wel zoveel dat dat overduidelijk toneelspel is. Dé vraag is hoe de hazen búiten beeld lopen.
Het is lastig, zo niet onmogelijk, in beeld te krijgen. De essentie van informele netwerken is immers dat ze informeel, ongrijpbaar, zijn. Wát wordt besproken tussen vrienden blijft tussen vrienden als zij dat willen.
Die onzichtbare wereld van afspraken en relaties is echter wel de wereld die bepaalt hoe de zichtbare er uiteindelijk uitziet.
Innovatie wordt vaak voortgestuwd door jonge, ambitieuze mensen; mensen met idealen en visie. Maar ook mensen met het niet-relevante netwerk. Dat is dan ook precies wat vaak gebeurt: de gevestigde orde wacht af, want de vernieuwers lopen zich dood op die onzichtbare obstakels. Alleen als vernieuwing past, zal ze kans maken. Het is dan wel de vraag waarín of waarbíj ze past. En het zijn meer dan we wellicht denken óude mensen die daarin bepalend zijn.
vrijdag 31 oktober 2014
Halloweenwanen
Vanavond hebben we in onze buurt weer Halloween gevierd; een echt import-feest uit de door mij niet bepaald geïdealiseerde Verenigde Staten. Toch is iedere keer weer enorm leuk.
Mij doet het denken aan de Zwarte Pietdiscussie.
Ik kan me goed herinneren dat Halloween hier voor het eerst is gevierd. En dat ik twijfelde of het wel zo'n goede ontwikkeling was: 'zo'n Amerikaans feest. We worden een aftreksel als we niet opletten, alsof alles wat daar gebeurt per sé goed is". Een goed voorbeeld vin dik het niet. Een land met waanzinnige aantallen gedetineerden én de hoogste criminaliteitscijfers. Een land met de makkelijkste toegang tot krediet en de hoogste particuliere schuldenlasten. Een land met de technisch beste zorg en de meeste inwoners die géén toegang hebben tot fatsoenlijke zorg. Geen ideaal voorbeeld, rolmodel, dat icoon van het vrije marktdenken.
Ik beken. Ook ik dacht dat álles daar wordt gedomineerd door de kapitalistische Mammon: winst. Je ontwikkelt dan, min of meer onbewust, een beeld, een vooroordeel dat in die situatie niemand iets belangeloos doet. Rationeel wéét je dat dat nooit zo absoluut kan bestaan. Maar toch.
Halloween kón dus niets zijn, niets anders dan een poging om ons weer meer geld af te troggelen. Net als Moederdag, Vaderdag, Secretaressedag of al die andere ...dagen is Halloween alleen maar geïntroduceerd om aan te verdienen. In de Verenigde Staten zíjn het ook grote feesten, met de allure van carnaval. Groot en uitbundig.
Bij ons is het een kinderfeest. Dat is ook het allermooiste eraan: die kinderen die in het donker door de buurt lopen op zoek naar griezels, die zichzelf zo griezelig mogelijk verkleden. Dat het rond 19.00 is, zal ze bommen: het is donker en eng. En je krijgt snoep. Dat snoep is wel belangrijk. Het gebeurt vaker dan je verwacht dat er jochies (ook 14/15-jarigen) voor je deur staan die het spel niet snappen omdat ze het blijkbaar nooit meekregen in hun culturele traditie. Die staan dan voor je deur met niet meer dan de zin: "Geef me snoep". Maar de kleintjes overheersen nog steeds.
Wat ik van Halloween meemaak, is evenmin een feest dat wordt opgedrongen door 'de commercie'. Eerder is het zo dat de grootgrutters en snoephandels aansluiten bij een kans die zij zien ontwikkelen. Vreemd is het ook niet. Vaderdag is iets wat je in gezinsverband kunt vieren. Dát kun je als marketeer makkelijker beïnvloeden. Maar de essentie van Halloween is het straatgebeuren. Dat maakt het moeilijker. Want je kunt wel snoepjes in huis halen voor Halloween, maar als er geen kinderen langskomen is dat toch ietwat ridicuul. Andersom: langsgaan en nergens iets krijgen gaat evenmin stimulerend werken om het volgend jaar nog eens te proberen.
Halloween - en het Noordhollandse Sint Maarten - gedijen alleen als de groep, de buurt meedoet. De kinderen moeten door de buurt kunnen gaan en een reële kans hebben op snoep (of een vuile onderbroek, want dat alternatief bestaat). Daar ligt de basis.
Natuurlijk ontwikkelt Halloween zich. Winkeliers zíen kansen en proberen die te pakken. Feest-organisaties zien kansen en proberen die te pakkken. In dat opzicht komen de Verenigde Staten weer een stap verder ons land binnen. Ongetwijfeld gaan zich actiegroepen daartegenaan bemoeien. Want alles uit de VS is verfoeilijk.
Maar als ik eerlijk probeer te zijn dan is Halloween een anderhalf uur durend kindermoment. Niets meer, niets minder. Ik blijf sceptisch over die "grote broer" en zijn invloeden. Maar of dat reden mag zijn om kínderen iets leuks te ontzeggen? Nee. Dan moet ik even over mijn volwassenen-zienswijze heen stappen en me verplaatsen in 'het kind'.
Mij doet het denken aan de Zwarte Pietdiscussie.
Ik kan me goed herinneren dat Halloween hier voor het eerst is gevierd. En dat ik twijfelde of het wel zo'n goede ontwikkeling was: 'zo'n Amerikaans feest. We worden een aftreksel als we niet opletten, alsof alles wat daar gebeurt per sé goed is". Een goed voorbeeld vin dik het niet. Een land met waanzinnige aantallen gedetineerden én de hoogste criminaliteitscijfers. Een land met de makkelijkste toegang tot krediet en de hoogste particuliere schuldenlasten. Een land met de technisch beste zorg en de meeste inwoners die géén toegang hebben tot fatsoenlijke zorg. Geen ideaal voorbeeld, rolmodel, dat icoon van het vrije marktdenken.
Ik beken. Ook ik dacht dat álles daar wordt gedomineerd door de kapitalistische Mammon: winst. Je ontwikkelt dan, min of meer onbewust, een beeld, een vooroordeel dat in die situatie niemand iets belangeloos doet. Rationeel wéét je dat dat nooit zo absoluut kan bestaan. Maar toch.
Halloween kón dus niets zijn, niets anders dan een poging om ons weer meer geld af te troggelen. Net als Moederdag, Vaderdag, Secretaressedag of al die andere ...dagen is Halloween alleen maar geïntroduceerd om aan te verdienen. In de Verenigde Staten zíjn het ook grote feesten, met de allure van carnaval. Groot en uitbundig.
Bij ons is het een kinderfeest. Dat is ook het allermooiste eraan: die kinderen die in het donker door de buurt lopen op zoek naar griezels, die zichzelf zo griezelig mogelijk verkleden. Dat het rond 19.00 is, zal ze bommen: het is donker en eng. En je krijgt snoep. Dat snoep is wel belangrijk. Het gebeurt vaker dan je verwacht dat er jochies (ook 14/15-jarigen) voor je deur staan die het spel niet snappen omdat ze het blijkbaar nooit meekregen in hun culturele traditie. Die staan dan voor je deur met niet meer dan de zin: "Geef me snoep". Maar de kleintjes overheersen nog steeds.
Wat ik van Halloween meemaak, is evenmin een feest dat wordt opgedrongen door 'de commercie'. Eerder is het zo dat de grootgrutters en snoephandels aansluiten bij een kans die zij zien ontwikkelen. Vreemd is het ook niet. Vaderdag is iets wat je in gezinsverband kunt vieren. Dát kun je als marketeer makkelijker beïnvloeden. Maar de essentie van Halloween is het straatgebeuren. Dat maakt het moeilijker. Want je kunt wel snoepjes in huis halen voor Halloween, maar als er geen kinderen langskomen is dat toch ietwat ridicuul. Andersom: langsgaan en nergens iets krijgen gaat evenmin stimulerend werken om het volgend jaar nog eens te proberen.
Halloween - en het Noordhollandse Sint Maarten - gedijen alleen als de groep, de buurt meedoet. De kinderen moeten door de buurt kunnen gaan en een reële kans hebben op snoep (of een vuile onderbroek, want dat alternatief bestaat). Daar ligt de basis.
Natuurlijk ontwikkelt Halloween zich. Winkeliers zíen kansen en proberen die te pakken. Feest-organisaties zien kansen en proberen die te pakkken. In dat opzicht komen de Verenigde Staten weer een stap verder ons land binnen. Ongetwijfeld gaan zich actiegroepen daartegenaan bemoeien. Want alles uit de VS is verfoeilijk.
Maar als ik eerlijk probeer te zijn dan is Halloween een anderhalf uur durend kindermoment. Niets meer, niets minder. Ik blijf sceptisch over die "grote broer" en zijn invloeden. Maar of dat reden mag zijn om kínderen iets leuks te ontzeggen? Nee. Dan moet ik even over mijn volwassenen-zienswijze heen stappen en me verplaatsen in 'het kind'.
Abonneren op:
Posts (Atom)